Belangrijk bewijsmateriaal
De Hardy’s legden Narvey Webster uit welke rol hij zou moeten spelen. Ze konden niet met zekerheid zeggen waar Moe Gordon afgesproken had de jongen te ontmoeten, maar ze kozen het stille afgelegen tuinhuisje als de meest waarschijnlijke plek.
’Ik heb daar verse voetafdrukken gevonden en er was een gat in de heg er vlak achter,’ legde Frank uit. ’Ik heb zo’n idee dat het de weg is waarlangs Gordon komt en gaat.’ Aangaande het uur van de ontmoeting raadpleegde Joe de butler. Deze wist te vertellen, dat als Narvey uitging, dit gewoonlijk om een uur of vier was. De jongens besloten op die tijd binnen te blijven en om geen argwaan te wekken, stuurde meneer Hardy de taxi, die nog steeds voor de deur stond, weg.
Alle plannen waren tenslotte tot in de puntjes uitgestippeld en het wachten was nu op de daden.
De uren van spanning die ze voor de boeg hadden, begonnen de jongens zwaar te vallen. Er gebeurde echter iets dat een prettige onderbreking vormde. De dokter, die al die tijd boven bij meneer Webster was geweest, kwam naar beneden met een glimlach op zijn gelaat. ’Het doet me genoegen te kunnen vertellen dat het levensgevaar bij meneer Webster volledig is geweken,’ deelde hij mee.
’Hebt u nog een slangenbeet bij hem gevonden?’ vroeg Frank snel.
’Inderdaad,’ bevestigde de arts. ’Ik heb hem een behoorlijke dosis tegengif gegeven, maar hij reageerde daar niet zo snel op als zijn zoon. Zijn leeftijd en het feit dat het serum hem niet onmiddellijk kon worden toegediend, waren daar de oorzaak van.’
’Kan ik hem nu even zien?’ vroeg Narvey opgewonden, ’Ik heb hem zoveel te vertellen.’
’Ja,’ antwoordde de medicus, ’hij is zojuist weer bijgekomen. Natuurlijk is hij nog zwak en moet in bed blijven, maar verder is alles in orde.’
Narvey haastte zich de kamer uit naar boven. De Hardy’s bleven beneden. Ze vonden dat bij deze hereniging van de vader en zijn hervonden zoon geen vreemden nodig waren. Pas veel later gingen de twee jongens ook naar boven. Zij vonden meneer Webster rechtop in bed zittend, met een gelukkige en tevreden uitdrukking op zijn gezicht.
’Ik ben zo blij,’ straalde de oudere man. ’Ik heb ’t gevoel dat ik op kan staan en een nummertje rock and roll weggeven. Te bedenken dat ik mijn zoon, mijn èchte zoon, weer terugheb...,’ voegde hij er met glinsterende ogen aan toe.
Toen vertelde hij hoe hij die morgen was opgestaan om het raam te sluiten en daarbij door de slang was gebeten. ’O, ik kan jullie nooit genoeg bedanken voor alles wat je voor ons gedaan hebt,’ prees hij de Hardy’s.
’We hebben er niets voor hoeven doen, dat Narvey zijn geheugen terugkreeg,’ zei Frank bescheiden.
’Als je ’t goed bekijkt, was het eigenlijk die schurk, onder wiens invloed Narvey enige tijd heeft gestaan, die uw zoon zijn geheugen heeft terugbezorgd.’
’Je bedoelt door de schok die de slangenbeet bij hem veroorzaakt heeft?’ vroeg meneer Webster. ’Ja, ik begrijp het. Mijn zoon heeft me verteld dat jullie taak nog niet beëindigd is en dat hij ook nog een rol moet spelen bij het vangen van de dief. Wel, het is al over drieën - ik veronderstel dat jullie aan de slag moeten.' Angstig greep hij de hand van zijn zoon. ’Narvey, zul je voorzichtig zijn!’ zei hij smekend.
Zoals afgesproken ging de jonge Webster op weg naar het tuinhuisje. Een tijdje later volgden de Hardy’s, ervoor zorgend dat ze niet gezien konden worden. Toen zij het prieeltje naderden, schrokken ze plotseling van twee woedende stemmen.
’Geen van beide is die van Narvey,’ fluisterde Joe.
’Wat denk je dat er gebeurd is, Frank?’
Angstig slopen de jongens dichterbij. Plotseling werd met een luide klap een deur dichtgeslagen en hield de conversatie in het tuingebouwtje op. Daar ze aan de andere kant stonden dan waar de deur zich bevond, konden de jongens niet zien of een of twee personen het huisje verlaten hadden.
’Laten we eens naar binnen kijken,’ waagde Frank toen ze op een paar meter afstand van het open raam waren.
’Hou jij de wacht.’
Hij rekte zijn hals zo ver hij kon en gluurde naar binnen. Even later keerde hij terug naar Joe.
’Er is maar één man binnen. Hij zit kaas te eten,’ mompelde Frank.
’Kaas...? Gordon!’ fluisterde zijn broer opgewonden.
’Narvey vertelde ons dat Gordon zo dol op...’
’Sst!’ waarschuwde Frank, ’Ik ben er niet zeker van dat hij het is. Hij zat met z’n rug naar me toe.’
’Degene met wie hij sprak, is dus weggegaan,’ zei Joe.
’Eén man kunnen we met z’n tweeën wel aan. Wat vind jij ervan?’
’O.K.! Ik vraag me alleen af waar Narvey is.’
Behoedzaam slopen de Hardy’s naar de voorzijde van het gebouwtje. Op een teken stormden ze beiden tegelijk naar binnen.
’Wat!’ barstte een woedende stem uit. ’Kijk uit, of ik zal...’
Op hetzelfde ogenblik klonk een luide gil vanuit een hoek van het vertrek. Verbijsterd keken de jongens naar een deur die opensprong en van waaruit Narvey naar voren stormde.
’Ik zal jullie een handje helpen,’ schreeuwde hij en sprong bovenop Gordon, die wanhopig worstelde om los te komen.
’Geef ’em z’n vet,’ riep de jongen uit en beukte de man, die Frank en Joe nu stevig beet hadden.
Plotseling viel er een schaduw in de deuropening.
’Halt,’ bulkte een zware stem. ’Handen omhoog!’
Daar stond Charlie Hinchman!
Joe die half achter Narvey stond, maakte een snel gebaar en even later klonk de schrille toon van een politiefluitje. Op hetzelfde ogenblik liet Frank Gordon los en deed een uitval naar Hinchman, die door het signaal even was afgeleid.
’Achter hem aan,’ riep Joe toen de boef zich omdraaide en de benen nam.
Op dat moment klonken buiten kreten en naderden voetstappen.
De politie!
’Ze hebben ’em,’ zei een stem en meneer Hardy stapte het tuinhuis binnen. ’En jullie hebben Gordon ook, zie ik. Mooi gedaan, jongens!’ Ondertussen had Joe het wapen opgeraapt dat de kerel gebruikt had. Het was een gedeelte van een lemmet. Snel zocht hij naar een naam erop. ’Vader! Frank! Er staat ’EDOUARD’ op!’ riep hij uit. ’Nu hebben we alle stukken van de kruisriddersdegen.’
’En ieder stuk van die degen, was een spoor dat naar jou leidde, Moe Gordon!’ voegde Frank eraan toe en keek de dief strak aan.
De gevangene begon hoe langer hoe norser te kijken toen hem tal van beschuldigingen voor de voeten werden geworpen: de overval in meneer Barker’s kantoor, de diefstal van de estoque en het feit dat hij deze aan Castillo verkocht had, en dat hij een jongen, die zich in verwarde geestestoestand bevond, had misleid. Hij ontkende niets, gaf zelfs onder de druk van meneer Hardy’s meedogenloze vragen en toen hij bemerkte dat Narvey zijn geheugen had herkregen, enkele dingen toe.
’Ik ontmoette Marko op een keer bij toeval, nadat hij had geprobeerd van me af te komen,’ grauwde hij. ’Hij vertelde me toen dat meneer Hardy gezegd had dat hij de zoon van een miljonair was. Nou, we waren tenslotte altijd kameraden geweest, dus ik vond dat ik best wat geld van hem aan kon nemen.’
’Maar jullie waren het toch niet met elkaar eens toen jij besloot een eind aan meneer Webster’s leven te maken, zodat jij van Narvey’s erfenis zou kunnen profiteren.’
’Hij wist ervan,’ gromde Gordon. ’Ik had ’t hem verteld en gezegd dat ik niet van plan was er alleen voor op te draaien,’ schreeuwde hij plotseling wild.
Meneer Hardy keek de schurk strak aan. ’Narvey Webster is niet langer in je macht. Niets van alles waartoe je hem gedwongen hebt toen hij aan geheugenverlies leed, kan hem ten laste worden gelegd.’
Nadat de politie de man had weggeleid, liepen de anderen naar het huis terug. Narvey vertelde dat net toen hij het tuinhuisje bereikt had, de twee mannen naderden. Het had hem toen het beste toegeschenen, zich in het kleine zijvertrekje te verstoppen.
’Zelfs toen een van beiden weggegaan was, durfde ik nog niet goed naar buiten te komen,’ zei hij. ’Ik was een ogenblik bang dat ons plan niet zou werken. Zeg, jullie vinden het toch niet erg als ik vast vooruitloop. Ik wil m’n vader zo graag het goede nieuws vertellen.’
De Hardy’s glimlachten begrijpend. Ook zij, vader en zoons, hadden elkaar het een en ander te vertellen. De detective had met behulp van zijn zoons op succesvolle wijze het mysterie van de vrachtautodieven opgelost.
Toen ze in Bayport aangekomen waren, belden ze onmiddellijk Chet op. ’We zijn gelukkig nog op tijd voor het toneelstuk, hè!’ lachte Frank.
’Voordat we gaan repeteren, willen we je eerst nog bedanken voor de waardevolle tip, die je ons over Castillo hebt gegeven. Werkelijk Chet, je moest detective worden.’
’Geen dank,’ grinnikte de dikzak. ’Zullen we dan maar naar de repetitie gaan? Dan kunnen jullie me daarna alles van je dieven vertellen.’
Nauwelijks waren de broers begonnen hun wapens te scherpen, toen tante Gertrude binnenstevende. ’Wat is hier aan de hand?’ vroeg ze op strenge toon. ’Zijn jullie nu alweer bezig met die afschuwelijke messen?’
’We zijn aan ’t oefenen,’ legde Joe uit. ’Komt u ook op de uitvoering?’
De oude dame bloosde van verontwaardiging. ’Jullie weten best dat ik te oud ben voor dergelijke wilde tonelen. Trouwens, ik geloof nooit dat ’t een succes zal worden. Weet je, ik ken jullie tamelijk goed. Net als ik m’n hoed heb opgezet om naar de voorstelling te gaan - hup, daar duikt een nieuw mysterie op en - ftt, weg zijn jullie weer.’
De jongens lachten en hoopten dat hun tante gelijk had. En dat had ze ook, want weldra zouden de Hardy’s in het ’Fakkelmysterie’ verzeild raken.
Chet uitte een wanhoopskreet. ’Grote goedheid, jongens! Jullie blijven toch wel tot het stuk is afgelopen, hè?’
’Je kunt nooit weten,’ zei Joe met een knipoogje naar zijn broer. ’Zo nu en dan blijkt tante Gertrude het wel eens bij het rechte eind te hebben!’