9

Tom liep wankelend terug naar zijn coupé, waar hij zich op het uitgeklapte bed liet vallen. Dat Eleanor in deze trein zat. Dat was toch niet mogelijk! Hij had nooit kunnen denken dat zijn reis, die bedoeld was om zichzelf te ontdekken, bevolkt zou worden door de enige persoon op aarde wier verdwijning uit zijn leven heel goed de aanleiding voor hem kon zijn geweest om die verdomde reis te maken ! En toch, wiens schuld was haar verdwijning? Hij had haar nooit gevraagd om te blijven, of wel soms?

Terwijl hij rechtop ging zitten en uit het raam naar de duisternis staarde, bevond hij zich opeens niet in een trein op weg naar Chicago; hij was in Tel Aviv. Ze hadden die kustplaats gekozen omdat die dicht bij vliegveld Ben Goerion lag; je was er nooit meer dan twee uur vliegen verwijderd van het soort reportages die Eleanor en Tom daar wilden maken. Het Midden-Oosten was volslagen onvoorspelbaar geweest in zijn voorspelbaarheid. Je wist dat er iets zou gebeuren, je wist alleen niet precies waar, of in welke vorm. Mark Twain had het Heilige Land bezocht en er uitgebreid over geschreven in The Innocents Abroad. Het boek was uitgegeven in 1869; een jaar nadat de joden zich er weer hadden gevestigd en bijna negentig jaar voor Israël tot soevereine staat was uitgeroepen. Twain had Palestina erg klein gevonden, hij had geschreven dat hij 'niet kon bevatten dat een klein land zo'n grote geschiedenis had'. Tom begreep precies wat hij bedoelde. Het land, dat zo'n grote betekenis had voor mensen van over de hele wereld, kon van de ene kant naar de andere in enkele uren worden doorkruist. De ommuurde stad Jeruzalem leek, toen Tom die voor het eerst zag, niet meer dan een fraai miniatuur. Toch maakte de intensiteit van de stad en de mensen die haar hun thuis noemden, de reputatie als een van de meest magnetische plaatsen op aarde waar. Ze hadden door het land gereisd, op zoek naar verhalen, hoewel Eleanor ook meer persoonlijke belevenissen had gezocht. Zo was ze zelfs een keer de smalle Jordaan in gelopen om gedoopt te worden in het heilige water. Twain had ook in die rivier gezwommen, na een lange, stoffige rit vanuit Damaskus, hoewel eerder met hygiënische dan met spirituele bedoelingen. Tom en Eleanor hadden Jordaanwater gekocht in doorzichtige flesjes in de vorm van Jezus en die naar huis gestuurd, evenals heilige lucht in blik, verzameld in oeroude kerken in Israël. Tom had gehoord dat beide souvenirs enorm populair waren bij Amerikaanse toeristen, die zich naar huis spoedden met de lucht en het water, om die in hun eigen kerk neer te zetten. Ze veronderstelden dat de Amerikanen het deden in de hoop dat ze in de ogen van God een paar treden op de ladder zouden stijgen, dat ze om zo te zeggen hun kans vergrootten, wat elke zichzelf respecterende congregatie van tijd tot tijd moet doen om uitroeiing te voorkomen. Hij had altijd het idee gehad dat je nooit te voorzichtig kon omspringen met gevoelige onderwerpen die betrekking hadden op de eeuwigheid, omdat, wanneer de afspraak eenmaal was gemaakt, het bijna onmogelijk was om er weer onderuit te komen. Het tweetal was ook een keer met Kerstmis naar Bethlehem gereisd met een groep toeristen, omdat Eleanor de plaats wilde zien waar Gods zoon geboren was in een zondige wereld. Hoewel Tom niet bijzonder religieus was, was het toch een ervaring die hem nederig maakte, om zo dicht bij de plek te zijn waar een gebeurtenis van een dergelijke omvang volgens de overlevering had plaatsgevonden en die de reden was waarom Kerstmis werd gevierd. Over zijn reis naar Bethlehem had Mark Twain opgemerkt dat alle christelijke groeperingen, met uitzondering van de protestanten, een kapel hadden onder het dak van de Heilige Geboortekerk. Het was hem echter ook opgevallen dat de ene groep zich niet in het territorium van de andere waagde, wat volgens hem ongetwijfeld bewees dat zelfs het graf van de Verlosser niet tot een vreedzame verstandhouding tussen de verschillende geloofsgroeperingen kon inspireren. Sommige dingen waren beslist niet veranderd sinds Mark Twain al die jaren geleden zijn pelgrimstocht naar het Heilige Land had ondernomen.

De twee Amerikaanse journalisten hadden duidelijk tot de zeer weinigen behoord die in Israël de heiligste van de christelijke feestdagen vierden. Tom en Eleanor zetten een kerstboompje in hun flat, maakten een kerstmaaltijd klaar en pakten cadeautjes uit. Daarna keken ze uit over de duisternis boven de Middellandse Zee, om de aanblik en de geuren van het woestijnklimaat in zich op te nemen, terwijl ze een feest vierden dat voor de meeste Amerikanen sneeuw, een dikke, goedlachse man en een knappend vuur betekende. Daarna vielen Tom en Eleanor in eikaars armen in slaap. Deze kerstfeesten in Tel Aviv waren de mooiste van Toms leven. Behalve het laatste.

Eleanor was uit de flat weggegaan om nog een paar boodschappen te doen. Ongeveer veertig minuten later kwam ze terug en zei dat ze naar huis wilde, dat ze er genoeg van had reportages te maken over de gevaren van deze vreemde wereld, dat de tijd gekomen was om terug te gaan. Aanvankelijk dacht Tom dat ze een grapje maakte. Het werd hem echter al snel duidelijk dat ze het meende. Terwijl hij nog stond te argumenteren, begon ze te pakken. Daarna belde ze El Al om een vlucht naar huis te boeken. Ze probeerde ook een plaats voor Tom te reserveren, maar hij had gezegd dat hij niet wegging. Een uur daarvoor had alles nog zo geweldig geleken. Nu stond Tom midden in hun kleine flat, totaal ontredderd. Zijn hele leven was zojuist ingestort.

Tom had haar gevraagd wat er die afgelopen veertig minuten gebeurd was om haar tot deze ingrijpende beslissing die het leven van hun beiden drastisch zou veranderen, te laten komen, zonder dat ze hem eerst had geraadpleegd. Het enige antwoord dat ze gaf, was dat het tijd was om naar huis te gaan. Ze praatten, en het praten ging over in ruzie, en vanaf dat moment ging het bergafwaarts. Tegen de tijd dat ze haar koffers had gepakt stonden ze tegen elkaar te schreeuwen en was Tom zo verward en radeloos geworden dat hij tot de dag van vandaag zich nog maar weinig herinnerde van wat hij had gezegd.

Ze nam een taxi naar het vliegveld en Tom volgde haar. Na aankomst hadden ze hun ruzie daar voortgezet. Ten slotte was het tijd de roltrap op te gaan om bij de shuttlebus te komen. Op dat moment vroeg Eleanor, nu weer met kalme stem, Tom nog één keer om met haar mee te gaan. Als hij echt van haar hield zou hij dat doen. Tom herinnerde zich hoe hij daar had gestaan, met tranen in zijn ogen, maar een sterke koppigheid, aangewakkerd door woede, beheerste zijn gedachten en hij had tegen haar gezegd, nee, ik ga niet mee.

Hij had haar met de roltrap naar boven zien gaan. Ze draaide zich nog één keer om. Haar gezicht stond zo bedroefd, zo ellendig, dat hij bijna tegen haar had geroepen dat ze moest wachten, dat hij met haar mee zou gaan, maar de woorden waren niet gekomen, evenmin als tijdens die avond in de trein uit Keulen, toen hij de vrouw van wie hij hield ten huwelijk had willen vragen, maar het niet had gedaan. Hij draaide zich om en liep weg, haar verlatend zoals zij hem verliet. Dat was de laatste keer dat hij Eleanor had gezien. Tot vijf minuten geleden, in een slingerende trein, op weg naar Chicago via Toledo en Pittsburgh. Hij had er nog steeds geen idee van waarom ze destijds was weggegaan. En hij had er evenmin een redelijke verklaring voor waarom hij niet met haar was meegegaan. Met een schok belandde Tom weer in West Virginia, op de stalen Amtrak-rails. Hij ging op het bed liggen, en door de combinatie van de warmte in de coupé, het gehum-siss-boem-bam van de wielen, zijn overspannen gedachten en de duisternis buiten, zakte hij weg in een onrustige dommel.

Wat het ook geweest mocht zijn, het had Toms slaaprijtuig vol getroffen. Het geluid was erg hard, alsof er een kanonskogel op de buitenwand afketste. Tom viel bijna van de bank. Hij keek op zijn horloge. Halfzeven. Ze begonnen snel vaart te minderen en vervolgens kwam de machtige Capitol Limited tot stilstand; voorzover hij uit zijn grote raam kon zien in de verste verte niet in de buurt van de beschaafde wereld. Tom rook een brandlucht, en hoewel hij geen ervaren treinreiziger was, leek dat niet iets wat je in je trein zou moeten ruiken.

In het donker buiten zag hij hier en daar lichtjes; waarschijnlijk werd bekeken vanwaar er was geschoten en hoeveel schade er was aangericht. Hij liep de gang in en zag pater Kelly. 'Hoorde je dat?' zei de priester. 'Het klonk als een schot.' 'Ik denk dat we iets geraakt hebben,' antwoordde Tom. 'Misschien lag er iets op de rails en zijn we eroverheen gereden.' 'Het klonk alsof het onze wagon raakte, en we bevinden ons midden in de trein.'

Ja, dat was zo, dacht Tom. 'Ik weet het niet. Ik hoop alleen dat we snel weer kunnen doorrijden.'

Regina kwam met een bezorgd gezicht langslopen. Ze had een grote stapel kranten bij zich, die allemaal verfrommeld waren. Tom zei: 'Hé, Regina, wat is er aan de hand? We staan stil. Is de creditcard van Amtrak geblokkeerd of zo?' vervolgde hij, in een poging tot een grapje.

'We hebben iets geraakt, dat staat vast. Ze zijn het nu aan het controleren. Het zal niet lang duren voor we weer rijden.' Tom keek naar wat ze bij zich had. 'Ik zie dat je een zwak hebt voor kranten.'

'Iemand heeft ze in de afvalbak gestopt. Ik weet niet eens waar ze vandaan komen. De enige krant die we op deze trein meenemen is de Toledo Blade, en die krijgen we pas morgenochtend vroeg.' Ze liep door. Tom begon het heel slim van zichzelf te vinden dat hij extra tijd in zijn reisplan had opgenomen. Het zag ernaar uit dat hij die nodig zou hebben. In Twains tijd was de reis van St. Joseph,

Missouri, naar Californië 2800 kilometer en vergde die per diligence ongeveer twintig dagen. Terwijl Tom meer dan 1600 kilometer verder moest reizen dan Mark Twain had gedaan, werd hij voortgetrokken door iets wat een beetje sterker was dan paardenkracht. En toch begon het erop te lijken dat Toms reistijd het niet echt van die van Twain zou winnen. Tom begon te denken aan eilandjes waar hij zich voor Lelia zou kunnen verbergen als hij niet op tijd was voor Kerstmis. De lijst was kort en niet veelbelovend. Agnes Joe kwam bij hem staan. Ze droeg nog steeds een nachtjapon, maar had er een ochtendjas overheen aangetrokken. 'We hebben iets geraakt,' zei ze.

'Het lijkt er wel op,' antwoordde Tom terwijl hij probeerde langs haar heen te schuiven. Hij kwam echter tot de ontdekking dat wanneer Agnes Joe recht voor hem stond, haar lichaam de hele breedte van de corridor in beslag nam. Amtrak moest toch echt grotere treinen bouwen om de steeds dikker wordende Amerikanen de ruimte te geven.

Ze haalde een appel uit haar zak, wreef die op aan haar ochtendjas en begon te kauwen. 'Ik herinner me een keer, drie, nee, vier jaar geleden, dat we ongeveer hier waren toen we, bam, stil bleven staan.' 'O, ja? Wat was er gebeurd?' vroeg Tom.

'Waarom ga je niet mee naar mijn coupé en maak je het je gemakkelijk? Dan zal ik het je vertellen.'

Pater Kelly en Tom keken elkaar even aan en vervolgens schoot de priester zijn veilige konijnenhol in en liet hij de journalist aan zijn lot over. En dat is dan de steun van de kerk in een crisissituatie, dacht Tom.

'Dat zou ik graag doen, maar ik moet me verkleden voor het diner. Ik heb voor zeven uur gereserveerd.' 'Ik ook.'

Uit de blik die ze hem toewierp meende Tom op te maken dat ze werkelijk iets in hem zag. Hij glimlachte maar zwakjes tegen haar terwijl hij er eindelijk in slaagde zich langs haar te wringen en in de bescherming van zijn coupé te schieten. Hij sloot de deur, trok het gordijn dicht en zou het bed tegen de deur geschoven hebben als dat niet aan de vloer vastgeschroefd had gezeten. Tom kleedde zich voor het diner, wat betekende dat hij water over zijn gezicht plensde, een kam door zijn haar haalde en een schoon overhemd aantrok. Hij gluurde om de hoek van de deur, op de uitkijk naar Agnes Joe, zag dat de kust veilig was en holde naar de veilige geborgenheid van het restauratierijtuig. Helaas bewoog Tom, hoewel hij geen sprinter van wereldklasse was, zich nog altijd sneller voort dan de Cap.