·68·
Sean zat in elkaar gedoken achter een lage heg. Door datgene waar hij nu getuige van was, werd de weinige hoop die hij had gehad om deze nacht te overleven de bodem ingeslagen. Met MP-5’s bewapende mannen die zwarte kogelvrije vesten droegen – duidelijk militairen van de overkant – stonden met de twee bewakers te praten die in Babbage Town waren achtergebleven.
Het groepje verspreidde zich en kwam Seans kant uit. Hij liep onmiddellijk het bos in, op een punt een heel eind rechts van het groepje. Een paar minuten later kwam hij op een open plek die wrang genoeg recht achter het huis van wijlen Len Rivest lag. Aan de andere kant van de weg zag hij de achterzijde van Barak Drie. In de ene helft daarvan zaten de beveiligingsmensen en de onderzoekers, en de andere helft was in gebruik als opslagruimte en wasserij. Hij sloop verder, en zorgde ervoor dat hij dicht bij de grond bleef en zich niet ver van de bosrand verwijderde. Terwijl hij daarmee bezig was, hoorde hij geschreeuw en snelle voetstappen, maar hij probeerde er niet op te letten en zijn aandacht gericht te houden op het onwaarschijnlijke plan dat hij had bedacht.
Met behulp van een stuk steen sloeg hij het slot op de achterdeur van de wasserij kapot en sloop naar binnen. De lucht van was- en bleekmiddelen sloeg hem tegemoet en overal zag hij grote, professionele wasmachines staan. Het duurde niet lang voordat hij had gevonden wat hij zocht. Hij rukte de kleren van de haak en sloop snel weer naar buiten.
Toen hij voor zich keek, zag hij waar hij heen wilde: het huis van Alicia Chadwick. Het was donker daarbinnen, en het huis was ongetwijfeld leeg, want Alicia was samen met de anderen weggegaan. Hij wist de achterdeur te bereiken zonder gezien te worden en voelde aan de deurkruk. De deur zat niet op slot en nadat hij naar binnen was gestapt, bleef hij even staan luisteren. De kust leek veilig. Plotseling dook hij in elkaar toen er een paar schaduwen door de straat schoten en de kant van Barak Twee op gingen. Dat was de barak met de watertoren, het domein van Champ Pollion.
Hij kroop op zijn knieën de trap op, vond de deur van zijn slaapkamer en kroop naar binnen. Hij wilde zijn mobieltje halen, maar het drong vrijwel onmiddellijk tot hem door dat zijn kamer was doorzocht en dat alles was weggehaald. Hij ging de kamer uit en sloop naar de deur van Alicia’s slaapkamer, duwde die open en stapte naar binnen met de bedoeling om te kijken of daar ergens een telefoon lag.
Hij kreeg een harde klap op zijn schouder.
‘Ga weg! Ga weg!’ gilde iemand.
Hij greep haar bij de hand voordat ze hem opnieuw kon slaan. ‘Alicia, ik ben het. Sean.’
Ze had naast de deur gestaan en naar hem uitgehaald met haar kunstbeen... van alle dingen die ze had kunnen gebruiken, uitgerekend dat.
‘Sean!’ zei ze verbaasd en toen barstte ze in tranen uit.
Hij trok haar dicht tegen zich aan en probeerde haar niet te laten vallen terwijl ze maar op één been stond.
‘Wat doe jij hier? Ik dacht dat je was weggegaan?’ zei hij.
‘Dat dacht ik ook van jou. Ik ben teruggekomen voor het geval Viggie weer zou komen opdagen. Ik ben kennelijk even in slaap gevallen en toen hoorde ik hier iemand rondsluipen.’
‘Alicia, we moeten hier weg.’
‘Waarom, wat is er gebeurd? Heb je Viggie gevonden?’
‘Nee. Ik heb nu geen tijd om het uit te leggen, maar het heeft te maken met de cia , en misschien wel met drugssmokkel en moord. Er lopen hier overal cia -mensen rond, maar ik heb een plan.’
Snel maakte ze haar kunstbeen vast.
‘Waar is Michelle?’ vroeg ze.
‘Wist ik het maar. Ze is achter de drugs aangegaan. Ik... ik hoop maar dat het goed met haar gaat. Heb je een mobieltje? Ik moet de politie bellen.’
‘Ik heb het in mijn auto laten liggen.’
‘Een gewone telefoon dan?’
‘Nee, alleen het mobieltje.’
‘Verdomme!’ Hij keek zoekend om zich heen. ‘Oké, we doen het zo. Jij loopt naar de auto. Ik neem aan dat die op het parkeerterrein bij de hoofdingang staat?’
‘Ja.’
Hij haalde de kleren uit zijn rugzak die hij uit de wasserij had meegenomen. Het was een bewakersuniform. Snel trok hij het aan. Toen ze de wond in zijn been zag, riep Alicia: ‘O mijn god, Sean! Je bent gewond.’
‘Dat is nu niet belangrijk. Ik zal er nog heel wat slechter aan toe zijn als we hier niet weg weten te komen. Als iemand je aanhoudt, zeg je gewoon dat je bang bent, dat je hier niet langer wilt blijven en dat je naar dezelfde plek gaat waar de anderen heen zijn gegaan. Ik schaduw je.’
‘Je hebt een uniform aan, dus waarom doe je niet gewoon of je me begeleidt?’
‘De bewakers herkennen me zodra ze mijn gezicht zien. Maar op een afstand zien ze alleen maar het uniform. Op het parkeerterrein kom ik weer bij je, en dan gaan we samen naar de politie.’
Er verscheen een paniekerige uitdrukking op haar gezicht. ‘Sean, wat als ze me niet laten gaan? Ze denken misschien dat ik iets weet. En ik weet niets. Ik weet helemaal niets!’
‘Alicia, doe maar gewoon alsof je bang bent.’
‘Dat zal wel lukken,’ zei ze met een flauwe glimlach. ‘Ik ben doodsbang.’ De tranen liepen over haar wangen. ‘Denk je dat dit dezelfde mensen zijn die Viggie hebben ontvoerd?’
Hij gaf niet direct antwoord. ‘Ik weet wat je wilt horen, maar ik ga niet tegen je liegen. Ja, ik denk dat dit de mensen zijn die Viggie hebben ontvoerd.’
Hij keek de kamer rond en gaf haar een zwaar presse-papier die ze op haar nachtkastje had liggen. ‘Als wapen stelt het niet veel voor, maar meer heb ik op dit moment niet voor je.’
Er klonken buiten nog meer geluiden. ‘Alicia,’ zei hij, ‘loop over het hoofdpad langs Barak Drie en het zwembad naar het parkeerterrein.’ Hij pakte haar bij de schouders. ‘Je kunt het. Je kunt het!’
Ze keek hem strak aan en knikte toen, en nadat ze diep adem had gehaald om zichzelf weer tot rust te brengen liep ze achter hem aan de trap af. Een minuut lang ging het allemaal prima. Er kwamen twee bewakers langs, maar die keurden haar geen blik waardig. Ze had net het zwembad bereikt toen het noodlot toesloeg. Een groepje mannen met kogelvrije vesten aan kwam naar haar toe gerend. De aanvoerder hield zijn hand op om aan te geven dat ze moest blijven staan.
‘Shit!’ mompelde Sean vanaf de plek waar hij zich schuilhield. Hij keek zoekend om zich heen naar iets wat hij zou kunnen gebruiken om hen uit deze netelige situatie te bevrijden. En toen vond hij dat ook. Hij rende achter een paar huizen langs naar de achterzijde van Barak Twee. Recht tegenover zich zag hij de metalen wand van de watertoren. Hij zocht in zijn rugzak, haalde een van de handgranaten die hij van de bewaker in Camp Peary had afgepakt tevoorschijn, trok de veiligheidspin eruit en smeet het ding over het hek. De handgranaat sloeg met een dreun tegen de metalen wand en viel op de grond. Sean was al weggerend en ging nu achter een boom staan.
Vijf seconden later sloeg de ontploffing een groot gat in de onderzijde van het reservoir, zodat er tonnen water naar buiten stroomden.
Het water stroomde alle kanten op, als een rivier die buiten zijn oevers treedt. Sean hoorde geschreeuw en keek nog net op tijd om zijn boom heen om te zien hoe Alicia en de drie mannen door het aanstormende water omver werden gesmeten.
Alicia werd meegesleurd over het terras en botste tegen een paar stoelen aan het andere einde van het zwembad. De drie mannen met kogelvrije vesten raakten bewusteloos toen ze tegen de stenen barbecueplaats sloegen.
Zodra de watertoren leeg was, waadde Sean door het water, dat nu tot aan zijn knieën stond, naar Alicia toe. ‘Sorry voor de tsunami!’ riep hij. ‘Maar het was het enige wat ik kon bedenken.’ Maar toen hij dichterbij kwam, drong het tot hem door dat er iets mis was.
Alicia zat met haar handen om haar kunstbeen geklemd en kronkelde van de pijn.
Sean rende naar voren en liet zich naast haar op zijn knieën zakken. ‘Alicia, wat is er?’
‘Mijn been,’ kreunde ze. ‘Toen we het water raakten. Het voelt net alsof er een stuk staal in mijn dij is geslagen. Ik kan niet lopen.’
‘O, verdomme!’ Sean boog zich over haar been, en tuimelde toen met zijn hoofd voorover in het water. Het leek wel of er een gat in zijn hoofd was geslagen. Hij liet zich naar de bodem van het zwembad zakken en schoot toen naar de oppervlakte. Zodra hij boven water kwam, voelde hij dat er iets om zijn nek werd geklemd. Zonder erbij na te denken, greep hij ernaar, maar het zat al zo strak om zijn nek dat hij zijn vingers er niet onder kon krijgen. Hij keek achterom. Alicia had een touw om zijn nek getrokken en probeerde hem te wurgen.
Hij kon geen woord meer uitbrengen; zijn ogen puilden uit. Hij probeerde haar van zich af te duwen, maar ze sloeg haar goede been om zijn middel en bleef uit alle macht aan het dunne touw trekken. In paniek sloeg hij met zijn vuisten naar achteren, maar het lukte niet om haar te raken. Hij probeerde het been om zijn middel los te trekken, maar met haar kunstbeen gaf ze hem een stoot in zijn rug, zodat hij voorover in het water viel en haar met zich meesleurde. Maar anders dan hij, zag Alicia nog kans om diep adem te halen, terwijl hij langzaam stikte. Hij moest lucht zien te krijgen. Dat móést. Zijn hersenen stonden op springen en dat verdomde touw kwam alleen maar strakker te staan. Hij moest zien te ademen. Hij merkte dat hij het bewustzijn verloor. Zijn lijf liet hem in de steek.
Help me, Michelle. Help me, ik ga dood. Maar Michelle was er niet. Er was niemand.
En toen, als bij toverslag, was de druk op zijn hals verdwenen. En dat gold ook voor het gewicht van Alicia op zijn rug. Een seconde later schoot hij omhoog, en hij hapte verwoed naar adem.
‘Schiet op!’
Zijn halfdode hersenen konden de woorden maar nauwelijks verstaan. Ja, het was Michelle. Ze was hem komen redden. Ze was veilig. Veilig!
‘Nú!’ De hand greep hem ruw vast.
Hij keek in het gezicht van Ian Whitfield, die hem aanstaarde. Alicia lag bewusteloos op de rand van het zwembad.
‘We moeten hier weg,’ zei het hoofd van Camp Peary terwijl hij Sean uit het water trok.
‘Wat doe jij hier, verdomme?’ wist Sean nog uit te brengen terwijl hij water ophoestte en over de schaafwonden in zijn hals wreef.
‘We hebben geen tijd te verliezen. Het krioelt hier van de mensen.’
‘Dat zijn jouw mensen, klootzak.’
‘Nee, vanavond niet. Het zijn twee pelotons paramilitairen uit het kamp en ze zijn alleen maar verantwoording schuldig aan Valerie. Kom mee!’
Whitfield hinkte snel naar de opening tussen Barak Drie en de garage.
Sean stond even te aarzelen. Hij keek naar Alicia. De presse-papier waarmee ze hem een klap had gegeven, lag naast haar. Ze had geprobeerd hem te vermoorden. Maar waarom? Een seconde later hoorde hij geschreeuw achter zich. Hij rende naar Whitfield toe die naast een boom gehurkt zat. ‘Ga je me nog vertellen wat er aan de hand is?’ vroeg Sean met hese stem.
‘Niet nu,’ snauwde Whitfield. Hij trok een pistool uit zijn riem en nadat hij dat aan Sean had gegeven, pakte hij een MP-5 die hij daar kennelijk verborgen had. ‘Als je hem moet gebruiken, mik dan op het hoofd. Met dat pistool kom je niet door hun kogelvrije vest heen.’
‘Waar proberen we heen te gaan?’
‘Tweehonderd meter van de steiger heb ik een boot liggen.’
‘Wordt er niet gesurveilleerd op het water?’
‘Ja, maar als we de boot eenmaal bereikt hebben, verstop ik je wel onder een dekzeil. Als ze mij zien, vallen ze ons verder niet lastig.’
‘Waarom kunnen we niet door de hoofdingang?’
‘De weg is afgesloten.’
‘Ze zijn snel in actie gekomen.’
‘Er is iemand binnengedrongen in Camp Peary en daar raken ze overstuur van.’ Hij keek Sean argwanend aan. ‘Weet jij daar soms meer van?’
‘Dit is niet het juiste moment om het daarover te hebben. Kom op.’
Whitfield hield zijn hand op. ‘Niet zo snel.’
‘Blijven we hier dan gewoon wachten tot ze ons vinden?’
‘Dat heb ik in de Vietnamese jungle niet gedaan en dat ben ik ook hier niet van plan. Ik heb het zoekraster gezien dat ze gebruiken. Zodra ze een blokje van dat raster hebben schoongeveegd, gaan wij daar naar binnen, en op die manier lopen we langzaam naar de rivier toe.’
‘Waar is Michelle?’
‘Geen idee.’
‘Ze hing onder de vrachtwagen toen die Camp Peary uitreed.’
Heel even was Whitfield volkomen verbijsterd, en toen verscheen er een grimmige uitdrukking op zijn gezicht. ‘Shit.’
‘Zat er heroïne in dat toestel? En die Arabieren? Wie waren dat?’
Whitfield zwaaide dreigend met zijn wapen. ‘Hoor eens, King. Ik ben jou geen enkele verklaring verschuldigd over wat dan ook. Ik ben hier om je hachje te redden en misschien een paar misstappen te corrigeren. Zorg nou maar dat ik me niet bedenk.’