·66·
Sean bereikte het terrein van Porto Bello zonder dat er iets bijzonders gebeurde. Hij kroop het half weggerotte trapje naar de veranda op en had geen tijd om te reageren toen het hout het onder zijn gewicht begaf. Hij viel naar beneden en toen zijn been iets scherps raakte, schreeuwde hij het onwillekeurig uit van de pijn. Hij verstarde toen zijn kreet in de lucht leek te hangen en toen, net als een zomerregen, klaterend overal neerkwam.
Hoorde hij daar een sirene? Hollende voetstappen? Het schelle geblaf van een speurhond? Nee, dat waren alleen maar producten van zijn angstige verbeelding. Verwoed probeerde hij zich te bevrijden uit het puin van de veranda, en vervloekte intussen zwijgend de gouverneur des konings omdat die onbetrouwbaar hout had gekozen in plaats van duurzame baksteen. Hoewel hij er uiteindelijk in slaagde om het gat uit te kruipen, was zijn been er niet al te best aan toe. Hij bracht zijn hand naar zijn kuit en voelde het bloed uit een diepe snee stromen.
Hij hinkte het huis binnen en liep zo snel als hij maar kon naar de kelder. Daar struikelde hij over wat puin en smakte zo hard tegen de muur dat er een baksteen losschoot. Vloekend krabbelde hij overeind en toen hij weer op zijn knieën zat, bleef hij even zitten om over zijn geschaafde handen te wrijven. Zijn ogen bevonden zich nu precies op dezelfde hoogte als het kleine gat in de muur waar die baksteen er zojuist uit was gevallen. De mortel zou wel wat los zijn komen te zitten, en dat was geen wonder, want het spul was eeuwenoud.
Uit nieuwsgierigheid scheen hij even met zijn zaklantaarn door de opening. De muur was hier heel dik, zag hij, en er zat iets achter...
‘Verdomme!’
Sean keek om zich heen, pakte een stuk hout van de vloer, duwde het in de opening en begon er steeds harder en harder mee te wrikken totdat de mortel het begaf en er een paar bakstenen uit de muur vielen. Hij stak zijn hand door de nauwe opening en zonder op de schaafwonden op zijn hand te letten, trok hij het voorwerp eruit.
Een gouden munt. Hij stak zijn hand opnieuw in het gat en na even zoeken vond hij een steentje. Hij veegde het vuil eraf en in het licht van de zaklantaarn zag hij dat het materiaal een smaragdgroene glans had. Na nog even graven vond hij iets wat wel een goudstaaf leek, en daarna nog wat gouden munten. Het was de schat van lord Dunmore. Hij had hem gevonden, en te oordelen naar al die losse bakstenen hier, was Monk Turing hem voor geweest. Plotseling drong het tot hem door dat dit wel datgene moest zijn wat Henreich Fuchs Monk had verteld in ruil voor diens hulp bij zijn terugkeer naar Duitsland. Terwijl hij naar de bakstenen muur stond te kijken, drong het tot Sean door dat het hier om een enorm bedrag zou kunnen gaan. South Freeman had het mis gehad. Dunmore was wel degelijk zo snugger geweest om ervoor te zorgen dat zijn schat al die jaren verborgen was gebleven. Totdat er een ondernemende Duitse krijgsgevangene langskwam.
Toen Sean naar zijn handen keek, werd er een ander raadsel opgehelderd. En dat had te maken met Monk Turing. Er verscheen een triomfantelijk lachje op zijn gezicht, dat echter ogenblikkelijk weer verdwenen was toen hij een geluid hoorde.
Hollende voetstappen die naar het huis toe kwamen, en deze keer had hij zich dat niet verbeeld; deze keer was het echt.
Hij griste een paar bakstenen van de vloer en duwde die in het gat in de muur om het weer te verbergen, liet de gouden munt en de smaragd in zijn zak glijden, rende snel naar de tunnel toe en trok het luik weg. Terwijl hij die geluiden hoorde, had hij makkelijk in paniek kunnen raken, maar nu nam zijn Secret Service-training het over en dacht hij alleen nog maar aan actie. Hij smeet een paar bakstenen op het houten luik, schoof het half over het gat, liet zich de tunnel in zakken, bracht zijn armen omhoog en trok het zware luik over de opening.
Zodra hij daarmee klaar was, zette hij het op een lopen, ondanks de diepe snee in zijn kuit. Hij hoopte vurig dat Michelle inmiddels heelhuids Camp Peary uit had weten te komen.
Toen hij het andere einde van de tunnel had bereikt, drong het tot hem door dat hij enorm in de nesten zat. Hij tuurde naar de uitgang van de tunnel, die zich een meter boven zijn hoofd bevond. Zelfs als hij met dat gewonde been van hem zo hoog zou kunnen springen, zou hij nergens ook maar enig houvast kunnen vinden. Michelle had op zijn schouders moeten staan om het luik weer open te krijgen en hun exitplan was erop gebaseerd geweest dat zij op zijn schouders zou gaan staan en dan een knopentouw zou ophangen waarlangs hij de tunnel uit zou kunnen klimmen, net zoals Monk Turing dat waarschijnlijk had gedaan.
Wacht eens even. Als hij gelijk had en Henreich Fuchs had in zijn eentje weten te ontsnappen, hoe was die daar dan in geslaagd? Hij liet zich op zijn knieën zakken naast een van de op de grond liggende stukken hout, schoof die een eind opzij en begon koortsachtig met zijn handen over de harde grond te schrapen totdat hij op een ruwe houten ladder stuitte.
Die moest daar hebben gelegen sinds Fuchs al die jaren geleden ontsnapt was, en op een dag had de schoor het begeven, zodat er een deel van het tunneldak naar beneden was gekomen en de ladder bedolven was geraakt.
Hij tilde de ladder op en zette die tegen de ingang van de tunnel. Net als Monk Turing was Henreich Fuchs een nauwgezet werkend mens geweest en de ladder paste precies tegen een balk vlak onder het luik. Hij pakte zijn rugzak, greep de ladder vast en klom zo snel als hij maar kon omhoog. Daarna duwde hij het luik weg en klom de tunnel uit, trok de ladder achter zich omhoog en smeet hem het bos in. Terwijl hij daarmee bezig was, hoorde hij een onheilspellend geluid. Er waren andere mensen in de tunnel. Het had meer dan zestig jaar geduurd maar nu was Henreich Fuchs’ ontsnappingsroute eindelijk ontdekt.
‘Sorry, Henreich,’ mompelde Sean terwijl hij het luik weer over de ingang schoof. Hij draaide zich om en telde het aantal passen af dat hem nog van de open plek scheidde. Het begon zachtjes te regenen en overal hoorde hij nu uiterst onrustbarende geluiden: sirenes, motoren, zelfs een helikopter. Een lichtbundel sneed als een mes door een keel door de duistere hemel. O, shit! Hij liet zich plat op de grond vallen en zocht haastig in zijn rugzak.
Een paar seconden later ging de man bijna op hem staan. Sean zag de MP-5, het zwartgeverfde gezicht, de ogen die zijn kant op draaiden, en haalde de trekker over. De man verstarde en sloeg tegen de grond.
Sean liet het verdovingspistool in zijn tas glijden, maakte de koppelriem van de bewusteloze man los en keek wat er allemaal aanhing. Een pistool, een paar handboeien en iets waar Sean ook werkelijk iets aan zou kunnen hebben: een paar handgranaten. Hij stopte de koppelriem in zijn tas, maar hield een van de granaten apart en bleef aandachtig luisterend op zijn hurken in het struikgewas zitten.
Hij zou naar rechts moeten lopen om bij zijn uitrusting te komen. Jammer genoeg kwamen de geluiden ook uit die richting. Hij had werkelijk geen keuze. Hij trok de veiligheidspin uit de granaat, bracht zijn arm naar achteren en smeet het ding zo ver als hij maar kon naar links. Daarna liet hij zich plat op de grond vallen en sloeg zijn handen over zijn oren. Vijf seconden later schrok heel Camp Peary op van de harde knal.
Sean hoorde geschreeuw en snelle voetstappen. Maar toch bleef hij wachten. Tien seconden, twintig seconden, een minuut... en al die tijd vormde hij zich een beeld van de manoeuvres die nu overal om hem heen werden uitgevoerd. Toen sprong hij op en rende zo snel als hij maar kon weg, zonder op de pijn in zijn been te letten.
Twee minuten later klom hij het hek over, waarbij hij zichzelf sneed aan een scheermesdraad. Hij vond de aquascooters en smeet die van Michelle in het water. Hij wilde niet dat Whitfield en consorten die naderhand zouden vinden en hij betwijfelde ten zeerste dat Michelle door het water terug zou keren.
Hij hoorde een boot die met brullende motor vanuit het zuiden zijn kant op kwam varen, en bleef niet wachten om te zien wie dat was. Hij duwde het kleine zuurstofflesje in zijn mond, dook onder water en nadat hij diep genoeg was gedoken om niet door de schroeven geraakt te worden, zette hij zijn aquascooter aan en stak zo snel mogelijk recht de rivier over, zodat hij ongeveer tweehonderd meter van het boothuis boven water kwam. Het was een uitputtende tocht geweest, maar hij had geen tijd om uit te rusten. Hij rende het bos in, pakte een tas die ze daar hadden verborgen en nadat hij snel zijn wetsuit had uitgetrokken, trok hij zijn gewone kleren aan. Het grootste deel van zijn spullen stopte hij in de rugzak, die hij vervolgens onder een struik schoof. Zijn videocamera beschikte over een kopieerfunctie en hij nam even de tijd om de opnamen die hij had gemaakt op een andere memory-stick te zetten voordat hij door het bos naar Babbage Town rende. Hij moest sheriff Hayes bellen, de staatspolitie en zelfs special agent Ventris. En op de een of andere manier, al wist hij dan niet hoe, moest hij Michelle zien te vinden voordat het te laat was.