•31•
Charlie stond bij de achterdeur op hen te wachten. LuAnn kon zien dat hij opgewonden was, al hield hij zich in. En de blikken die hij haar toewierp vertelden haar de reden: Pemberton had ontdekt waar de man in de Honda zijn intrek had genomen.
Riggs liet het niet blijken, maar de subtiele onderstroom ontging hem niet.
‘Bedankt voor de lunch,’ zei hij. ‘Jullie hebben vast nog wel iets te doen en ik heb vanmiddag nog een paar afspraken.’
Hij keek LuAnn aan. ‘Catherine, laat me weten wat je over het atelier besluit.’
‘Dat zal ik doen. Bel me over het paardrijden.’
‘Dat doe ik.’
Toen hij weg was, gingen Charlie en LuAnn naar Charlies kantoor en sloten de deur.
‘Waar zit die kerel?’ vroeg ze.
‘Hij is onze buurman.’
‘Wat?’
‘Een huisje dat hij gehuurd heeft. Nogal afgelegen. Het is niet meer dan zes kilometer hier vandaan aan Highway 22. Ik heb daar in de buurt naar wat land gekeken toen we erover dachten een huis te bouwen. Vroeger was daar een groot landgoed, maar daar is alleen het huisje van de beheerder van overgebleven. Weet je nog dat we daar een tijdje geleden heen zijn gereden?’
‘Ik weet het nog precies. Je kon er te voet of te paard naartoe door de achterpaadjes. Ik heb dat gedaan. Misschien bespioneert die man ons al een tijdje.’
‘Ik weet het. Dat zit me dwars. Pemberton heeft me precies verteld hoe ik er kan komen.’ Charlie legde het papier met de aanwijzingen op zijn bureau en trok zijn jas aan.
LuAnn nam de gelegenheid te baat om een blik op de aanwijzingen te werpen en ze in haar geheugen te prenten.
Charlie nam een sleutel en maakte een la van zijn bureau open. LuAnns ogen gingen wijd open toen ze hem de .38 zag pakken. Hij laadde het wapen.
‘Wat ga je doen?’ zei ze heftig.
Zonder haar aan te kijken controleerde hij de veiligheidspal en stak toen de revolver in zijn zak. ‘Zoals we van plan waren, ga ik op onderzoek uit.’
‘Ik ga met je mee.’
Hij keek haar woedend aan. ‘Geen denken aan.’
‘Charlie, ik ga mee.’
‘En als er nu eens moeilijkheden komen?’
‘Dat zeg jij tegen mij?’
‘Je weet wat ik bedoel. Laat me eerst op onderzoek uitgaan. Laat me eerst kijken wat die vent in zijn schild voert. Ik ga geen gevaarlijke dingen doen.’
‘Waarom neem je die revolver dan mee?’
‘Ik zei dat ík geen gevaarlijke dingen ging doen. Van hem weet ik het niet.’
‘Dit bevalt me niet, Charlie.’
‘En denk je dat het mij wel bevalt? Maar ik zeg je dat het de enige manier is. Als er iets gebeurt, wil ik jou daar absoluut niet bij hebben.’
‘Ik heb nooit van je verwacht dat je mijn gevechten voor me levert.’
Hij streek even over haar wang. ‘Daarmee breng je me niet op andere gedachten. Ik wil dat jij en Lisa veilig zijn. Voor het geval je het nog niet hebt gemerkt: dat heb ik min of meer tot mijn levenswerk gemaakt. Uit vrije wil.’
Hij glimlachte.
Toen hij de deur openmaakte en naar buiten ging, zei ze: ‘Charlie, alsjeblieft, wees voorzichtig.’
Hij keek om en zag aan haar gezicht dat ze zich grote zorgen maakte.
‘LuAnn, je weet dat ik altijd voorzichtig ben.’
Zodra hij weg was, ging LuAnn naar haar kamer, waar ze een spijkerbroek, een dikke trui en stevige schoenen aantrok.
Voor het geval je het nog niet hebt gemerkt, Charlie: het is míjn levenswerk om te zorgen dat jij en Lisa veilig zijn.
Ze pakte een leren jasje uit haar kast en rende het huis uit in de richting van de paardenstal. Ze zadelde Joy en galoppeerde toen het labyrint van paden achter het landhuis in.
Zodra Charlie op de grote weg kwam, begon Riggs hem op veilige afstand in de Cherokee te volgen. Riggs had gedacht dat er een kans van vijftig procent was dat er iets zou gebeuren zodra hij was weggegaan. Een vriend van Riggs had hem verteld dat hij Pemberton en Charlie de vorige dag had zien ontbijten. Dat was slim van Charlie. Waarschijnlijk was het ook de weg die Riggs zou zijn ingeslagen om de man in de Honda te vinden. Daar kwam nog bij dat Charlie opeens erg opgewonden was geweest. Al met al was Riggs ervan overtuigd dat er iets te gebeuren stond. Als hij zich vergiste, zou hij niet veel tijd hebben verspild. Hij hield de Range Rover net in het zicht en zag dat die Highway 22 op reed, in noordelijke richting. Het was niet gemakkelijk om op zo’n weg onzichtbaar te blijven, maar Riggs had er alle vertrouwen in dat het hem zou lukken. Op de zitplaats naast hem lag zijn jachtgeweer. Ditmaal zou hij goed voorbereid zijn.
Charlie keek naar links en rechts. Hij reed met de Range Rover onder wat bomen en stopte. Verderop kon hij het huisje zien staan. Misschien zou hij zich anders hebben afgevraagd wie dat daar in de wildernis zou bouwen, maar Pemberton had hem verteld dat het de dienstwoning was geweest van een beheerder van een groot landgoed dat niet meer bestond. Het was ironisch dat het kleine huisje het grote huis had overleefd. Hij nam de revolver uit zijn zak en stapte uit. Nadat hij zich een weg door het dichte geboomte achter het huisje had gezocht, ging hij eerst naar de schuur. Hij veegde het vuil op het raam weg en kon nog net de zwarte Honda onderscheiden, die binnen stond. Alleen al daarvoor zouden hij en LuAnn zich verplicht voelen Pemberton een mooie kleine donatie voor een goed doel naar zijn keuze te geven.
Charlie wachtte ongeveer tien minuten. Hij keek strak naar het huisje, bedacht op elke beweging, elke schaduw die over een raam zou vallen. Zo te zien was er niemand, maar de auto in de schuur wees op het tegendeel. Toen ging Charlie voorzichtig naar voren.
Hij keek om maar zag niet dat Riggs achter een bosje grote hulststruiken links van het huis zat.
Riggs liet zijn kijker zakken en nam de omgeving in ogenschouw. Net als Charlie had hij geen enkele beweging in het huisje gezien en niets gehoord, maar dat zei niets. Het was best mogelijk dat de man gewoon zat te wachten tot Charlie kwam. Eerst schieten en dan vragen stellen. Riggs pakte zijn geweer goed vast en wachtte af.
De voordeur zat op slot. Charlie zou een ruitje naast de deur kunnen inslaan en de deur van binnenuit open maken, of gewoon tegen de deur schoppen totdat die loskwam – zo sterk leek hij niet. Maar als er iemand in het huis was, zou zoiets prompt tot een dodelijke reactie leiden. En als er niemand was, wilde hij geen sporen achterlaten waaruit bleek dat hij in het huisje was geweest. Charlie klopte op de deur, zijn revolver half uit zijn zak. Hij wachtte en klopte opnieuw. Er kwam geen antwoord. Hij schoof de revolver weer in zijn zak, keek naar het slot en zag met zijn deskundige oog dat het een eenvoudige tuimelaar was. Toen haalde hij twee dingen uit zijn binnenzak: een rechte loper en een spanningsstaaf. Gelukkig was de artritis nog niet tot zijn vingers doorgedrongen, anders zou hij niet de behendigheid hebben gehad die nodig was om het slot open te krijgen. Eerst stak hij de loper in het sleutelgat, en toen hield hij de spanningsstaaf onder de loper. Met behulp van de loper bracht Charlie de tuimelaarpennen in hun open positie en door constant druk uit te oefenen met de spanningsstaaf hield hij ze open. Charlie maakte kleine bewegingen met de loper en voelde de subtiele vibraties van de pennen, tot hij even later werd beloond met een klik. Hij draaide de deurknop om en de deur zwaaide open. Hij stak zijn gereedschap weer in zijn zak. Opnieuw had hij zijn voordeel gedaan met iets wat hij in de gevangenis had geleerd. Al die tijd hield hij zijn oren goed open. Hij wist heel goed dat dit een val kon zijn. Zijn hand sloot zich om de .38. Als de man Charlie de gelegenheid gaf, zou hij dat wapen gebruiken. De mogelijke gevolgen van zo’n daad waren te talrijk om ze te kunnen overzien. Maar minstens enkele daarvan zouden beter zijn dan wanneer hij het niet deed.
Het huisje was eenvoudig ingedeeld. De gang leidde van voor naar achter en verdeelde de ruimte in helften die ongeveer even groot waren. De keuken bevond zich achter in de linkerhelft. De kleine eetkamer bevond zich daartegenover. Rechts van hem zag hij een al even bescheiden woonkamer. Aan de achterkant daarvan was een bijkeuken annex wasruimte aangebouwd. Een eenvoudige houten trap aan de rechterkant leidde naar de slaapkamers op de eerste verdieping. Charlie zag daar weinig van, want zijn aandacht ging meteen uit naar de eetkamer. Verbaasd keek hij naar de computer, de printer, de fax en de stapels archiefdozen. Hij ging er dichter naar toe en keek naar het prikbord met alle krantenknipsels en foto’s.
Hij las de koppen van de kranten, vormden de woorden geluidloos met zijn lippen. LuAnns gezicht was prominent aanwezig op de foto’s. Het hele verhaal stond daar te lezen. De moorden, LuAnn die de lotto won, haar verdwijning. Nou, dat bevestigde zijn verdenkingen. Nu moest hij nog ontdekken wie de man was en – nog belangrijker – wat de man van hen wilde.
Hij liep de kamer door, pakte voorzichtig hier en daar papieren op, bestudeerde de krantenknipsels, keek in de archiefdozen. Wat hij vooral graag zou willen weten, was wie de man was, maar dat kon hij niet ontdekken. Degene die hen achtervolgde, wist wat hij deed.
Charlie liep naar het bureau en trok voorzichtig een la open. Daar lagen papieren in, maar die leverden niets nieuws op. Hij probeerde de andere laden: hetzelfde resultaat. Een ogenblik dacht hij erover om de computer aan te zetten, maar dat was een technologie waar hij bijna niets van wist. Hij wilde net in de rest van het huis gaan zoeken, toen een doos in de achterste hoek zijn aandacht trok. Daar moest hij ook maar even in kijken, vond hij.
Charlie pakte het deksel eraf en begon onbedaarlijk met zijn ogen te knipperen. Het woord ‘verdomd’ kwam bijna geluidloos tussen zijn lippen door en heel even bestond het gevaar dat zijn benen onder hem zouden bezwijken.
Een enkel vel papier staarde naar hem terug. De namen stonden netjes onder elkaar. LuAnns naam was erbij, en de meeste andere namen waren van mensen die Charlie ook kende: Herman Rudy, Wanda Tripp, Randy Stith, Bobbie Jo Reynolds en anderen. Allemaal vroegere lottowinnaars. De meesten had Charlie persoonlijk begeleid, net als LuAnn. Allemaal, wist hij, hadden ze met behulp van Jackson een fortuin gemaakt.
Charlie hield zich in evenwicht door zijn bevende hand op de vensterbank te leggen. Hij had zich er mentaal op voorbereid dat de man alles zou blijken te weten over de moorden en LuAnns betrokkenheid daarbij. Waar hij niet op voorbereid was geweest, was dat de man achter het loterijbedrog was gekomen. De haartjes op zijn onderarmen voelden plotseling aan alsof ze geëlektrificeerd waren.
Hoe? Hoe had die man het kunnen ontdekken? Wie ter wereld was hij? Hij legde vlug het deksel op de doos terug, draaide zich om en ging de deur uit. Hij draaide die deur zorgvuldig weer op het slot. Vlug liep hij naar de Range Rover terug, stapte in en reed weg.
Donovan reed over Route 29. Hij was al bijna twee uur op de terugweg van Washington, en hij wilde erg graag verder gaan met de jacht. Hij gaf meer gas toen hij zijn bestemming naderde. Onderweg had hij nagedacht over de volgende stappen die hij tegen LuAnn Tyler zou ondernemen, dingen die hij zou doen om te zorgen dat ze snel instortte. Als de ene aanpak niets uithaalde, moest hij het op een andere manier proberen. Het mooie van dit alles – bij de gedachte daaraan kwam er een uitdrukking van diepe tevredenheid op zijn gezicht – was dat hij LuAnn Tyler in zijn macht had. Zoals ze dan zeiden: een ketting was maar zo sterk als zijn zwakste schakel. En jij, LuAnn, bent die roestige schakel, zei hij tegen zichzelf, en je zult niet ontkomen. Hij keek op zijn horloge. Straks zou hij bij het huisje zijn. Naast hem lag een pistool van klein kaliber op de voorbank. Hij hield niet van vuurwapens, maar hij was ook niet dom.