•18•
De kleine privéjet landde op het vliegveld Charlottesville-Albemarle en kwam taxiënd tot stilstand. Het was bijna tien uur in de avond en op het vliegveld was al niet veel activiteit meer te bespeuren. De Gulfstream V was het laatste toestel dat die dag binnenkwam. De limousine stond al te wachten. Drie mensen kwamen vlug uit het vliegtuig en stapten in de limousine, die onmiddellijk wegreed en enkele minuten later in zuidelijke richting over Route 29 reed.
In de limousine zette een vrouw haar bril af en ze legde haar arm om de schouders van een jong meisje. Vervolgens liet LuAnn Tyler zich tegen de rugleuning zakken en haalde diep adem. Thuis. Eindelijk waren ze in de Verenigde Staten terug. De plannen van al die jaren waren eindelijk werkelijkheid geworden. Ze keek naar de man die tegenover haar zat. Hij keek recht voor zich uit en trommelde met zijn dikke vingers een somber ritme op het raam van de auto. Charlie keek zorgelijk, en hij maakte zich inderdaad zorgen, maar toch wist hij een glimlach, een geruststellende grijns te produceren. Niets had in de afgelopen tien jaar zo’n geruststellende uitwerking op haar gehad als Charlie.
Hij legde zijn handen op zijn schoot en keek haar aan, zijn hoofd een beetje schuin. ‘Ben je bang?’ vroeg hij.
LuAnn knikte en keek naar de tienjarige Lisa, die meteen over de schoot van haar moeder was gezakt en in een diepe slaap was gevallen. Het was een lange, vermoeiende reis geweest.
‘En jij?’ vroeg ze op haar beurt.
Hij haalde zijn brede schouders op. ‘We hebben ons zo goed mogelijk voorbereid en we kennen de risico’s. Daar moeten we nu gewoon mee leven.’ Hij glimlachte weer, ditmaal nog wat breder. ‘Het komt wel goed.’
Ze glimlachte naar hem terug, haar ogen diep en zwaar. De afgelopen tien jaar hadden ze heel wat meegemaakt. Als ze nooit meer in een vliegtuig zou stappen, nooit meer door een douanecontrole zou gaan, zich nooit meer zou afvragen in welk land ze was, welke taal ze moest proberen te verstaan, zou ze daar volkomen vrede mee hebben. De langste reis die ze de rest van haar leven wilde maken, was een wandelingetje naar de brievenbus om haar post op te halen, of een ritje naar het winkelcentrum. God, kon het maar zo eenvoudig zijn. Ze huiverde enigszins en wreef onwillekeurig over haar slapen.
Charlie zag het meteen. In de loop van de jaren was hij erg gevoelig geworden voor de subtiele uitingsvormen van haar emoties. Hij keek nog eens goed naar Lisa om er zeker van te zijn dat ze inderdaad sliep. Toen hij zich daarvan had vergewist, maakte hij zijn gordel los, kwam naast LuAnn zitten en sprak met zachte stem.
‘Hij weet niet dat we terug zijn gekomen. Jackson weet het niet.’
Ze fluisterde terug: ‘Dat weten we niet, Charlie. Daar kunnen we niet zeker van zijn. Allemachtig, ik weet niet waar ik het bangst voor ben: de politie of hem. Nee, dat is een leugen. Ik weet het: ik ben het bangst voor hem. Ik heb tien keer liever de politie achter me aan dan Jackson. Hij heeft tegen me gezegd dat ik nooit in Amerika terug moest komen. Nooit. En nu ben ik terug. Nu zijn we alle drie terug.’
Charlie legde zijn hand op de hare en sprak zo rustig als hij kon. ‘Als hij het wist, had hij ons toch nooit zo ver laten komen? We hebben zo’n omslachtige route genomen als het maar kan. Zes vliegtuigreizen, een treinreis, vier landen; we zijn over de halve wereld gezigzagd om hier te komen. Hij weet het niet. En zelfs als hij het weet, kan het hem niet schelen. Het is tien jaar geleden. Het contract is verlopen. Waarom zou hij zich er nu nog druk om maken?’
‘Waarom zou hij al die dingen doen die hij doet? Vertel jij me dat maar eens. Hij doet ze omdat hij ze wil doen.’
Charlie zuchtte, maakte de knoop van zijn jasje los en leunde achterover.
LuAnn keek hem aan en wreef zachtjes over zijn schouder. ‘We zijn terug. Je hebt gelijk, we hebben het besluit genomen en nu moeten we ermee leven. Het is niet zo dat ik aan de hele wereld ga bekendmaken dat ik er weer ben. We gaan een mooi, rustig leven leiden.’
‘In nogal wat luxe. Je hebt de foto’s van het huis gezien.’
LuAnn knikte. ‘Het ziet er mooi uit.’
‘Een oud landhuis. Ongeveer duizend vierkante meter. Het heeft een hele tijd te koop gestaan, maar met een vraagprijs van zes miljoen dollar was dat te verwachten. Al moet ik wel zeggen dat we het op een koopje hebben gekregen: drieëneenhalf miljoen. Maar ja, ik ben een harde onderhandelaar. Al hebben we natuurlijk nog een miljoen in de renovatie gestoken. Dat heeft zo’n veertien maanden geduurd, maar we hadden de tijd, nietwaar?’
‘En het is afgelegen?’
‘Erg afgelegen. Ruim honderd hectare. Ongeveer een derde deel daarvan is open, “zacht glooiend land”. Zo stond het in de brochure. Ik heb nog nooit zoveel gras gezien, maar ja, ik kom uit New York. Het schitterende Piedmont in Virginia, zo noemde de makelaar het de hele tijd als ik daar was om naar huizen te zoeken. En het was het mooiste huis dat ik zag. Zeker, het was veel werk om het op te knappen, maar ik heb wat goede mensen gevonden, architecten en noem maar op, om onze belangen te behartigen. Het heeft een stel bijgebouwen, een conciërgewoning, een stal voor drie paarden, een paar buitenhuisjes die leeg staan; ik denk niet dat we daar huurders voor zoeken. Trouwens, al die grote landgoederen hebben dat soort dingen. Er is een zwembad. Dat zal Lisa prachtig vinden. Ruimte genoeg voor een tennisbaan. Alles wat je maar wilt. En om dat alles heen ligt een dicht bos. Je moet dat als een slotgracht van hardhout zien. En ik ben al op zoek naar een firma om een veiligheidshek om het hele landgoed heen te maken, met een poort bij de weg. Eigenlijk had ik dat al eerder moeten doen.’
‘Alsof je nog niet genoeg te doen hebt. Je doet al te veel.’
‘Dat vind ik niet erg. Ik doe het graag.’
‘En mijn naam staat niet op de eigendomspapieren?’
‘Catherine Savage wordt nergens genoemd. We hebben een stroman voor het contract en de overdracht gebruikt. Het eigendom is overgegaan op de onderneming die ik heb opgezet. Het is niet naar jou te herleiden.’
‘Ik wou dat ik mijn naam nog een keer had kunnen veranderen, voor het geval dat hij ernaar uitkijkt.’
‘Dat zou mooi zijn geweest, maar je bent nu eenmaal Catherine Savage in het verhaal dat hij voor je heeft opgebouwd, het verhaal dat we hebben gebruikt om geen last van de belastingdienst te hebben. Het is allemaal al ingewikkeld genoeg zonder dat we er nog een laag aan toevoegen. Allemachtig, het was een hele toer om aan de overlijdensakte van ‘‘wijlen’’ je man te komen.’
‘Ik weet het.’ Ze slaakte een diepe zucht.
Hij keek haar even aan. ‘Charlottesville, Virginia, daar wonen veel rijke en beroemde mensen, heb ik gehoord. Heb je het daarom uitgekozen? Omdat je hier in alle beslotenheid kunt leven, als een kluizenaar, zonder dat iemand zich daar druk om maakt?’
‘Dat was een van de twee redenen.’
‘En de andere reden?’
‘Mijn moeder is hier geboren,’ zei LuAnn. Ze dempte haar stem een beetje en streek voorzichtig langs de zoom van haar rok. ‘Ze was hier gelukkig, tenminste, dat zei ze. En ze was ook niet rijk.’ Ze zweeg en staarde voor zich uit. Toen keerde ze met een schok tot de werkelijkheid terug en keek Charlie aan. Haar gezicht werd een beetje rood. ‘Misschien valt ons ook wat van dat geluk toe. Wat denk je?’
‘Ik denk dat ik, zolang ik bij jou en dit kleintje ben,’ zei hij, en hij streek over Lisa’s wang, ‘een gelukkig man ben.’
‘Ze is ingeschreven op die particuliere school?’
Charlie knikte. ‘St. Anne’s Belfield. Nogal exclusief, weinig leerlingen per docent. Maar ja, Lisa’s kwalificaties zijn uitmuntend. Ze spreekt verschillende talen, is over de hele wereld geweest. Heeft dingen gedaan die de meeste volwassenen in hun hele leven niet doen.’
‘Ik weet het niet. Misschien had ik een privéleraar in dienst moeten nemen.’
‘Kom nou, LuAnn, die heeft ze al gehad sinds ze kon lopen. Ze moet met andere kinderen omgaan. Dat is goed voor haar. Het zal voor jou ook goed zijn. Een moeder moet niet altijd bij haar kind zijn.’
Ze lachte hem plotseling een beetje verlegen toe. ‘Voel jij je opgesloten bij ons, Charlie?’
‘Reken maar. Ik ga eens wat vaker ’s avonds weg. Misschien neem ik zelfs een hobby, golfen of zoiets.’ Hij grijnsde LuAnn toe om haar te laten zien dat hij maar een grapje maakte.
‘Het zijn tien goede jaren geweest, nietwaar?’ Ze vroeg het een beetje gespannen.
‘Ik zou ze voor niets ter wereld willen ruilen,’ zei hij.
L138aten we hopen dat de volgende tien net zo goed zijn, zei LuAnn tegen zichzelf. Ze legde haar hoofd tegen zijn schouder. Toen ze al die jaren geleden naar de skyline van New York had gekeken, had ze gepopeld van opwinding, was ze helemaal vervuld geweest van al het goede dat ze met het geld kon doen. Ze had zichzelf beloofd dat ze dat zou doen en ze had zich aan die belofte gehouden. Maar op het persoonlijke vlak waren die geweldige dromen geen werkelijkheid geworden. De afgelopen tien jaar waren alleen goed voor haar verlopen als je onder ‘goed’ verstaat dat je de hele tijd op reis bent, bang voor ontdekking, en je schuldig voelt wanneer je iets koopt, vanwege de manier waarop je aan het geld bent gekomen. Ze had altijd gehoord dat ongelooflijk rijke mensen om allerlei reden nooit echt gelukkig waren. LuAnn, in armoede opgegroeid, had dat nooit geloofd. Ze had altijd gedacht dat het een list van de rijken was. Nu wist ze dat het waar was, tenminste wel in haar eigen geval.
Toen de limousine doorreed, sloot ze haar ogen om te proberen wat rust te krijgen. Die rust zou ze nodig hebben. Haar ‘tweede’ nieuwe leven zou nu beginnen.