33



Zodra Donnie Wilson zag dat de voordeur bij de familie Taylor openging en Lisa in haar ouders' armen verdween, sjeesde hij naar huis, stoof naar binnen en begon zo hard als zijn twaalfjarige, uit de kluiten gewassen longen toestonden te schreeuwen: 'Mam! Pap! Lisa is thuis! Lisa is thuis!'

Hoewel Donnies ouders hem geen fantast vonden, hadden ze dit soort kreten wel vaker gehoord. Ze hadden zijn vliegende-schotelfase meegemaakt: 'Daar gaat een ufo! Ik zag hem over de boerderij van Miller vliegen!' en zijn gezochte-misdadigersfase: 'Ik zag de bijlmoordenaar die gisteravond op tv was bij Talbot!' en daarom bleven ze er tamelijk kalm onder toen hij de huiskamer inrende en Lisa's thuiskomst aankondigde.

'Rustig, Donnie,' zei zijn vader, Fred Wilson, bedaard. 'Wat is er aan de hand?'

'Ik heb haar gezien, pap. Lisa Taylor. Ze zat in de auto bij een man op de State Street. Hij vroeg me de weg en hij zat helemaal onder het bloed. Ze was het echt!'

'Wacht even, Donnie. Even voor de duidelijkheid: Lisa Taylor zat bij een bloedende man in de auto op de State Street?' 'Ja. Hij zag er vreselijk uit, alsof hij een ongeluk had gehad of zoiets.' 'Weet je zeker dat je niet overdrijft, Donnie? Misschien had hij zich gesneden of zo. Het is onderhand een jaar geleden dat Lisa werd ontvoerd. Misschien had die man zijn dochter in de auto en leek ze alleen maar op Lisa.'

'Het was Lisa Taylor, pap! Hij vroeg zelfs naar haar adres.' 'Wacht eens even. Vroeg hij jou om Lisa's adres?' 'Nee, hij vroeg waar de Avery Road was. Hij zei dat het vreselijk belangrijk was.'

Ondertussen was Harriet Wilson uit de slaapkamer naar beneden gekomen en naast haar man gaan staan. Fred Wilson keek zijn zoon diep in zijn ogen.

'Dit is heel erg belangrijk, Donnie. Hoe zeker ben je ervan dat het meisje op Lisa Taylor leek?'

'Dat probeer ik je nou juist te vertellen, pap. Ze leek niet op Lisa Taylor, het was Lisa Taylor. Trouwens, ik zag dat hij haar thuisbracht.' 'Wat zeg je?' 'Ik heb het zelf gezien. Ik heb de weg binnendoor genomen en ik kwam net na hem bij de hoek aan. Er was veel geschreeuw en gehuil en ze tilden Lisa op en toen gingen ze naar binnen.' 'Wee je gebeente als je dit uitje duim zuigt, Donnie!' Maar Fred Wilson wist wel dat hij dat niet deed, zijn zoon was geen fantast. Fred en Harriet keken elkaar aan en renden het huis uit, de straat op, naar de Chevrolet uit '56 die voor het huis van Taylor stond geparkeerd. De Chevrolet met de nog vochtige roodbruine handafdrukken op de wielkassen en motorkap en een kleverig plasje bloed op de zitting. Fred schrok ervoor terug om aan te bellen omdat hij geen inbreuk wilde maken op de privacy van zijn buren, maar hij móest het weten. Met een schuldig geweten betrad hij het gazon en gluurde door het venster. Binnen zag hij Lisa, Bill en Peggy tegen elkaar aangedrukt op de bank zitten. Fred bleef even kijken, hij kon haast niet geloven dat het wonder was geschied. Daarna rende hij naar zijn vrouw terug. 'Ze is het!' riep Fred uit, worstelend met zijn emoties. 'Dat zei ik toch al?' zei Donnie, maar Fred had geen oog meer voor zijn zoon. Hij was te druk bezig met bedenken wat hem te doen stond.

'Bel iedereen op die je kent, Harriet,' stelde hij even later voor. 'En zeg dat ze allemaal iemand anders moeten bellen.' 'Wat ga je doen?'

ik ga met Donnie de stad in. We moeten ervoor zorgen dat Earl Scheinberg zijn winkel opendoet.'

Harriet ging naar de buren van de familie Taylor op nummer 747, terwijl Fred en Donnie naar huis renden en in de Ford Explorer van Fred stapten. Enkele minuten later stopten ze voor de Golden Eagle cafetaria, waar het spitsuur was met ontbijters. Bijna op hetzelfde ogenblik belde Bill Taylor de politie.

Toen Nancy Stern de telefoon opnam met het gebruikelijke 'Politiebureau Oakdale', merkte Bill Taylor dat hij nauwelijks kon praten. Uiteindelijk slaagde hij erin Nancy duidelijk te maken dat hij Carlos Ramirez dringend wilde spreken. Ze herkende zijn verstikte stem niet en vroeg wie ze kon zeggen. Bill probeerde zijn naam te noemen en uit te leggen dat het over Lisa ging, dat het dringend was, maar merkte dat hij nauwelijks uit zijn woorden kon komen. Nancy Stern trof Carlos in de meldkamer aan, waar hij in gesprek was met de korpscommandant en iemand van de geüniformeerde politie, Mike Coleman, over de plotselinge toename van autodiefstallen. De drie mannen keken op toen Nancy de kamer instormde.

Ze was niet meteen gaan rennen. Eerst had ze Bill Taylor in de wacht gezet en was ze vlug naar het klaphekje gelopen dat zich tussen de balie en het publieksgedeelte bevond. Eenmaal door het hekje had ze haar pas versneld met de bedoeling om gauw naar de meldkamer te lopen. Maar ze moest er steeds aan denken hoe vreemd Bill Taylor had geklonken en uiteindelijk holde ze de gang door, drukte de deurkruk neer en stoof de kamer in. Voordat ze goed en wel binnen was, riep ze uit: 'Brigadier! Carlos!'

Dus toen Nancy binnenkwam, keek Carlos Ramirez al op en was hij zijn koffie en de gestolen auto's reeds vergeten. 'Brigadier,' riep ze. 'Bill Taylor zit op lijn twee. Hij zegt dat het dringend is. Hij zegt dat het over Lisa gaat.' Carlos pakte meteen de telefoon, maar Nancy praatte door. 'Hij huilt, brigadier!'

Ramirez' hand bleef doodstil boven het toestel hangen, toen pakte hij de hoorn op.

'Bill, met Carlos. Wat is er gebeurd?' Hij luisterde even en onderbrak hem toen: 'Langzaam, Bill, langzaam aan. Wacht even. Er zit een man bij jou thuis die bloedvlekken maakt op je vloerbedekking? Wacht. Nancy, stuur meteen een ziekenwagen naar het huis van Bill Taylor. Goed Bill, er komt een ambulance aan. Wat is er gebeurd?' Na een ogenblik stilte leken Ramirez' ogen wazig te worden en kleurden zijn knokkels wit, zo stevig omknelde hij de hoorn. 'Heeft hij Lisa gevonden?' vroeg hij zacht, zonder Nancy, Mark of Mike Coleman aan te kijken, hoewel die alle drie gespannen naar hem keken.

'Waar? Wanneer?' Er volgde opnieuw een lange pauze, terwijl Ramirez luisterde en Bill Taylor de zaak moeizaam uiteen probeerde te zetten. Opeens kwam Carlos met een ruk overeind en staarde naar het mondstuk alsof hij er de woonkamer van Taylor doorheen kon zien, als hij zich maar voldoende concentreerde. 'Ja, ja, graag,' zei hij, waarna hij er een seconde of vijf het zwijgen toe deed. Vervolgens knipperde hij snel met zijn ogen en zei vriendelijk: 'Hallo, Lisa. Hoe gaat het? Ja, papa heeft me over je vriend verteld. De dokter is al onderweg. We komen zo. Ik zie je over een paar minuten.' Ramirez hield de hoorn nog een seconde of wat tegen zijn oor gedrukt en liet hem toen op het bureau neerkletteren. 'Ze leeft!' riep hij uit, toen hij zijn ogen had opgeslagen en de vragende gezichten om hem heen zag. 'Een man, bloedend als een rund, heeft haar net thuisgebracht. We moeten de mensen op afstand gaan houden, Nancy. Laat iedereen die beschikbaar is meteen naar het huis van Taylor gaan. En bel het ziekenhuis. Laat hen over de radio contact opnemen met de ziekenwagen. Ze moeten weten dat die man zojuist Lisa Taylor heeft thuisgebracht. Laat ze voort maken. En zorg dat ze bloedplasma en een chirurg paraat hebben.' Ramirez stond al bijna bij de deur toen hij klaar was met zijn instructies.

'Ik ga mee,' zei de commandant, hem achterna rennend.

'Ik ook,' riep Coleman de reeds verdwijnende gestalten achterna.



Een straat verder waren Fred en Donnie Wilson de cafetaria ingegaan en lokaliseerden Earl Scheinberg, de huidige eigenaar van Talbot's Drogisterij, achter zijn ontbijt van wafels en roereieren. 'Earl, we moeten in je winkel zijn!' zei Fred terwijl hij Earl van zijn kruk begon te trekken.

'Wat doe je, Fred? Je weet best dat ik pas om half tien openga.' 'We kunnen niet wachten. Het is dringend.'

'Nee toch, wat is er aan de hand? Is er iemand gewond? Wat heb je nodig?' vroeg Earl, terwijl hij zijn bord van zich afschoof en overeind kwam.

'Geel lint. We hebben al het gele lint nodig dat je hebt, nu meteen.' 'Je bent zeker gek geworden,' zei Earl korzelig en maakte aanstalten om weer te gaan zitten. 'Wat mag dat voor dringends zijn, waar je mijn hele voorraad linten voor nodig hebt?'

'Het is voor Lisa Taylor, meneer Scheinberg,' flapte Donnie eruit. 'Ze is weer thuis.' Earl bleef roerloos boven zijn kruk hangen en keek beurtelings van Donnie naar Fred. Alle gesprekken in het restaurant verstomden.

'Het is waar, Earl,' zei Fred. 'Een of andere afschuwelijk toegetakelde man heeft haar een paar minuten geleden thuisgebracht. Ik heb haar zelf gezien.'

'Lieve God,' riep Earl uit. 'Waar wachten we op?' En gedrieën renden ze, gevolgd door alle andere aanwezigen behalve de eigenaar, de deur uit en staken de weg over. Jim Mason pakte ondertussen gauw een gele marker en schreef op een stuk karton dat hij van een patatdoos afscheurde:



Lisa Taylor levend en wel thuisgebracht. 

We zijn naar Talbot om geel lint te halen. 

-Gesloten-



Hij bevestigde het bordje met plakband tegen de binnenkant van de voordeurruit, sloot af en holde de weg over om zich bij zijn klanten te voegen.



Toen Carlos Ramirez op Avery Road 749 aankwam, hadden zich al zo'n twintig buren op het grasveld voor het huis verzameld. De ziekenauto was er nog niet. De drie dienders sprintten naar de voordeur en Carlos belde ongeduldig aan. Bill Taylor deed open en liet hen binnen. Na een korte groet, haastten ze zich naar de woonkamer.

Ik zat nog steeds op de bank. Alle energie en vastberadenheid die ik luttele minuten eerder nog had bezeten, was vervlogen en het kostte me alleen al grote moeite om mijn hoofd overeind, of zelfs mijn ogen open te houden. Toch wachtte me nog een taak. Ramirez sloot Lisa in zijn armen en kwam toen naar mij toe. Tijdens zijn jaren bij de politie van Los Angeles had hij vele gewonden gezien. 'Wat is er gebeurd? Is er op je geschoten?'

'Nee, het was een mes. Het is niet zo erg. Ik heb de wond in de auto dichtgeplakt. Ik ben alleen een beetje moe.'

'Goed, zit er maar niet over in. De ziekenauto is onderweg. Er staat al een arts klaar. Het komt allemaal goed,' verzekerde hij me, maar zijn ogen verrieden dat hij daar helemaal niet zo zeker van was. 'De schuldige...'

'Maak je daar maar geen zorgen over. We nemen je verklaring later wel op. Hou je maar rustig.'

'Nee! Dit is belangrijk. Help me overeind.' Ik worstelde om overeind te komen, maar Ramirez legde zijn hand op mijn schouder om me te laten zitten, precies zoals ik bij Isaiah had gedaan. 'Je moet me helpen om bij de voordeur te komen. Help me!' smeekte ik hem. Ramirez keek me even onderzoekend aan en kwam tot de slotsom dat ik hem iets wilde laten zien. Hij legde zijn arm om mijn schouders en trok me overeind. Samen, Ramirez aan de ene en Bill Taylor aan de andere kant, droegen ze me min of meer naar de voordeur. Op mijn verzoek deed Carlos die open.

'Die auto daar, die Chevrolet uit '56. Zie je die?' Ze keken me verbaasd aan. Natuurlijk zagen ze die. Wat wilde ik? Ik bevrijdde mijn rechterarm uit Carlos zijn greep en haalde de autosleutels van de predikant uit mijn zak. Ik greep Carlos' hand, legde de sleutels erin en sloot zijn vingers er stevig omheen.

in de kofferbak,' zei ik met een knikje in de richting van de auto. 'De man die Lisa heeft ontvoerd en mij gestoken. Ik heb hem buiten westen geslagen en in de kofferbak opgesloten. Wees voorzichtig! Ik heb hem niet gefouilleerd. Misschien heeft hij een wapen. Dat had hij eerst ook. Alsjeblieft,' drong ik aan, 'wees voorzichtig.' De politiemannen keken van mij naar de auto. Ramirez hield de sleutelbos omhoog, alsof hij nog nooit zoiets had gezien. Maar toen veranderde zijn gelaatsuitdrukking: vastberadenheid, woede en verlangen wisselden elkaar af.

Op dat moment arriveerden er nog twee politiewagens en Carlos, Mark Powell en Mike Coleman pootten me tegen de muur naast de deur aan en renden naar buiten. De nieuwe politiemensen kregen de opdracht om de nieuwsgierigen naar de overkant van de straat te dirigeren, op grote afstand van de Chevrolet. Carlos en Powell namen hun posities links en rechts achter de kofferbak in, terwijl Coleman de sleutels kreeg. Ze spraken af dat hij het slot zou openmaken, het kofferdeksel opengooien en zich dan meteen ergens uit de vuurlinie op de grond zou laten vallen.

Bill Taylor hoorde me tegen Carlos zeggen dat de ontvoerder van zijn dochter buiten was. Hij posteerde zich verstijfd van haat naast me in de deuropening en keek strak naar het tafereel dat zich voor zijn deur afspeelde. Lisa en haar moeder kwamen er ook bijstaan, maar Bill wist niet dat Lisa achter hem stond en Peggy wist niet wat er aan de hand was, alleen dat Bill en ik stonden te kijken en de politie naar buiten was gestoven.

Carlos en Mark trokken hun wapens. Mark had een Beretta 92; Carlos een afscheidscadeau van zijn collega's in LA: een semi-automatische, zeventien-schots, 9-mm Glock. Coleman nam zijn positie in, draaide op een knikje van Carlos de sleutel om en gooide het kofferdeksel open. Jimmies lichaam was gedraaid. Hij lag met zijn rug naar de politiemensen toe, zijn hoofd en handen waren onzichtbaar. 'Politie!' riep Ramirez. 'U wordt aangehouden wegens ontvoering en poging tot moord. Kom langzaam te voorschijn. Hou uw handen in het zicht, dan gebeurt er niets. Eén verdachte beweging, en we schieten.'Jimmie verroerde zich niet. 'U daar, in de auto!' herhaalde Carlos. 'Hier spreekt de politie. U staat onder arrest. Kom uit de kofferbak en houd uw handen in het zicht, dan blijft u ongedeerd.' Een seconde of twee gebeurde er niets. Was Jimmie nog steeds buiten kennis? Toen bewoog hij zich. Eerst zijn rechter- en toen zijn linkervoet. Langzaam liet hij zich op zijn rug rollen, stak zijn benen uit de kofferbak en liet ze over de bumper bungelen. Zijn rechterhand was zichtbaar, maar zijn linker hield hij onder zijn jas. Voorzichtig manoeuvreerde hij zich ineengedoken in zithouding, zodat alleen zijn knieën, schouders en kruin zichtbaar waren. Ten slotte liet hij zich over de rand van de kofferbak glijden en zette zijn voeten op de grond.

Daar bleef hij voorovergebogen staan, als iemand die in elkaar is geslagen en vergaat van de maagpijn. Zijn beide handen staken onzichtbaar in zijn jack.

'Draai u om, leg uw handen op uw hoofd en ga op uw knieën zitten!' beval Carlos. 'Nu!'

Jimmie begon zich om te draaien alsof hij gehoorzaamde en trok toen met een snelle beweging zijn rechterhand onder zijn jas vandaan. Hij hield een donker metalen voorwerp in zijn vuist geklemd en zwaaide dat met een boog naar Carlos Ramirez toe. 'Vuur!' schreeuwde Coleman en een fractie van een seconde later, schoten Carlos en Powell. Ik heb wel duizend keer mensen over een ongeluk horen beweren dat het zich als een vertraagde film of onder water leek af te spelen. Het klinkt afgezaagd, maar zo ervoer ik dit ook.

De schoten klonken na elkaar, afzonderlijk. Het eerste trof Jimmie in zijn linkerschouder, waar het dwars doorheen ging. Zijn lichaam schokte, maar verder leek hij het kogelgat niet eens op te merken. Hij voltooide zijn boogvormige zwaai en haalde de trekker over. Zijn schot miste Carlos op tientallen centimeters.

Toen vuurde Powell, daarna Carlos en vervolgens Coleman. Pang! Pang! Pang! Een traag, systematisch ritme. En bij elk schot steigerde Jimmie. Het bloed, de botsplinters en het vlees spatten van zijn lichaam, en nog steeds wilde hij niet vallen. Het leek wel of de kracht van de kogels zelf hem overeind hield.

Aanvankelijk was Bill Taylor blij dat de man die zijn dochter als slavin had verkocht zo leed, totdat het bloed na de tweede voltreffer uit Jimmies rug spoot. Daarna trof de derde kogel doel en toen de vierde. Bill Taylor, een nette vent, schiep geen genoegen in het bloedbad dat zich voor hem voltrok. Van afschuw vervuld wendde hij zich af, maar achter hem stond Lisa nog steeds te kijken. Ze had al heel veel meegemaakt, maar dit nog niet. Stukje bij beetje, schot na schot, werd de schokkende, dansende, halfdode etalagepop, die ooit Jimmie Devries was geweest, uit elkaar gereten, verscheurd en opengetrokken.

Pang! Lisa sperde haar ogen nog wijder open. Pang! Haar mond viel open van afschuw. Pang! Uit haar keel kwam een geluidloze schreeuw, maar ze bleef kijken. Pang! Er spatte een dikke straal bloed en vlees uit Jimmies zij. Pang! Een gruwelijke, gekwelde kreet steeg uit haar keel op. Pang! Pang! Pang! Pang! Pang! Ze sloeg haar armen om haar vaders benen en gilde luidkeels: 'Nee!' Snikkend verborg ze haar gezicht in de plooien van zijn broek en voor het eerst stond ze zichzelf toe om hardop te huilen.

Ik keek naar haar en besefte dat deze slachting haar wonden had opengereten, maar ook dat die, nu Jimmie eindelijk dood was, konden helen. Ik luisterde naar haar gesnik en stak mijn hand uit om haar over haar bol te aaien. Op het moment dat mijn vingers haar aanraakten, leek de grond onder mijn voeten het te begeven en ik zakte geluidloos weg in een vormeloze grijze mist.