11



Ten noorden van Porterville versmalt de 65 van vier naar twee banen. De mist was allang opgetrokken en we konden het vruchtbare land van de San Joaquin-vallei zien liggen. Sinaasappelboomgaarden afgewisseld met groepjes noten-, amandel- en pruimenbomen. Met onregelmatige tussenpozen eindigden de bomenrijen aan een van beide kanten van de weg abrupt om hectaren lang over te gaan in rijen druivenstruiken, de wijnstokken bruin en bladloos in het heldere februarilicht. Tussen Porterville en het stadje Tulare, dat dertig kilometer noordwestelijker aan weerszijden van de 99 lag, lagen geen plaatsen meer. Ik keek met enige zorg naar mijn benzinemeter. Sinds ik de tank gisteren had volgegooid, had ik meer dan vijfhonderddertig kilometer gereden. Bij een constante snelheid op de snelweg, haalde de v-8 motor van mijn Lexus op een volle tank ongeveer zeshonderd kilometer. Dus die dertig kilometer zou hij nog wel halen, stelde ik mezelf gerust, terwijl de naald vlak boven 'leeg' zweefde. In Tulare zouden volop benzinestations zijn. Maar ik merkte met enige ongerustheid op dat er niet veel verkeer was.

Het feit dat er tussen de snelweg en hier geen dorpen meer lagen en dat het etenstijd was, maakte dat de weg bijna leeg was, op een enkele open bestelauto of vrachtwagen uit de tegenovergestelde richting na. Als we zonder benzine kwamen te staan, kon het wel even duren voor er iemand zou stoppen.

Ik had mijn aandacht zo bij de benzinemeter, dat ik niet merkte dat mijn stuur steeds erger ging trekken. Onbewust greep ik het stuurwiel steviger vast en corrigeerde de neiging om van de middenstreep af te wijken. Zo'n acht kilometer ten noorden van Porterville besefte ik eindelijk dat de auto sterk naar rechts trok en dat de achterwielen trilden. Het gebonk verergerde in hoog tempo. Kwam het door het wegdek? Zaten er oneffenheden in de weg? Ik luisterde gespannen en stuurde beurtelings naar links en naar rechts. De auto leek bij elke beweging meer te gaan slingeren en het getril werd steeds erger. Een lekke band. Verdorie! Ik was in het stadje zeker over een spijker gereden of zoiets.

De weg maakte een wijde bocht naar links en ik ging in de berm staan in de beschutting van een rijtje met fruit beladen sinaasappelbomen. Door die bocht kon ik tegenliggers niet zien aankomen. De weg achter ons lag er vrijwel verlaten bij. Ik zag alleen een ondefinieerbare zwarte stip aan de horizon, ongeveer een kilometer terug. Nou ja, de Lexus was nieuw en ik wist hoe ik een wiel moest verwisselen.

'Wat is er?' vroeg Lisa toen we een meter of zes naast het asfalt, bijna onder de bomen stopten.

'Ik geloof dat we een lekke band hebben. Maak je geen zorgen, ik heb het reservewiel er in een paar minuten op zitten.' Toen ik mijn gordel losgespte en naar de portiergreep tastte, keek Lisa me aan met een uitdrukking waar misschien geen angst, maar toch een zekere ongerustheid uit sprak. 'Mag ik mee?' vroeg ze.

Ik stond op het punt om te zeggen dat ze in de auto moest blijven zitten, maar zag wel in dat ze het griezelig vond om alleen te blijven, al was het maar voor een paar minuten.

'Ja hoor, misschien kun je me helpen. Heb je al eens een wiel verwisseld?' Ze schudde haar hoofd. 'Nou, dan leer je misschien nog wat. Iedereen moet het kunnen. Je kunt er niet van op aan dat er altijd een benzinestation in de buurt is. Kom maar, ik zal het voordoen.' Lisa stapte uit en drukte automatisch het slot dicht voordat ze het portier aan haar kant dichtsloeg. Waarschijnlijk weer zo'n regel die Ken er bij haar had ingeslagen. Geeft niet, mijn kant was open en bovendien had ik de sleutels in mijn hand.

Ik deed de kofferbak open en besloot er een praktijkles van te maken om Lisa's gedachten te verzetten.

'Het eerste wat je moet doen, Lisa,' zei ik gewichtig, 'is alles uit de kofferbak halen voordat je de auto opkrikt. Sommige mensen halen hun gereedschap eruit, krikken de auto op en moeten vervolgens allerlei toeren uithalen om het reservewiel te pakken terwijl de auto in de lucht zweeft. Als ze daarbij flink tekeer gaan, valt de auto van de krik. En daarom,' zei ik me vooroverbuigend in de kofferbak om de zaklamp te pakken die helemaal tegen de achterkant was gerold, 'moet je eerst al je gereedschap pakken, met name je zaklamp, zodat je de juiste plek onder de auto kunt vinden,' ik bromde afkeurend omdat de lantaarn uit mijn vingers gleed en naar links rolde, 'de juiste plek,' vervolgde ik, 'om de krik onder te zetten.' Mijn stem weerkaatste in mijn oren en ik realiseerde me hoe idioot het moest overkomen dat ik een achtjarige het verwisselen van een wiel bijbracht, terwijl ik bijna in mijn volle lengte in de kofferbak lag uitgestrekt. Mijn college kon wel wachten, besloot ik, totdat ik de zaklamp, de rest van het gereedschap en het reservewiel had gevonden.

Zodra ik mijn mond hield, hoorde ik andere geluiden - het geknerp van wielen over de onverharde berm en het wegstervende gezoem van een motor die werd afgezet. Er was zeker een meelevende ziel gestopt om ons een handje te helpen. Ik tastte nogmaals naar de zaklantaarn, kreeg hem te pakken en werkte me behoedzaam de kofferbak uit. Terwijl ik mezelf bevrijdde, hoorde ik achter me een autoportier opengaan, gevolgd door voetstappen op de droge, winterse aarde. Ik draaide me al om om de automobilist te bedanken voor zijn bezorgdheid en te zeggen dat we geen hulp nodig hadden, maar besefte meteen dat ik een vreselijke fout had gemaakt. Het voertuig achter ons in de berm was geen geblutste pick-up of agrarische bestelwagen, maar de donkerblauwe bestelbus die ik vannacht had gezien, en dezelfde mannen kwamen nu op me afgerend en sprongen al bijna bovenop me. Rechts van me stond de grijsharige man. Achter me stond de Lexus die mijn vluchtweg blokkeerde. Ik gilde: 'Rennen, Lisa!' en schopte naar de jongere man die van links op me af kwam. Hij ontweek me en liep naar de zijkant van de auto. Ik hoorde Lisa aan het portier rukken. Ze probeerde instinctief naar binnen te gaan en de auto op slot te doen. Maar haar portier zat al op slot. Haar achtervolger was ongeveer vijfentwintig jaar oud, stevig gebouwd en had kort bruin haar. Toen hij in een wijde boog om mij heen naar Lisa toeliep, zag ik een blauwgroene tatoeage van een slang op zijn blote linkerarm. Hij mocht haar niet te pakken krijgen. 'Rennen, Lisa! De bosjes in!' schreeuwde ik terwijl ik een snoekduik naar links nam en mijn armen om de knieën van de getatoeëerde man klemde. Hij wankelde even en toen gingen we allebei onderuit. Ik liet hem los en probeerde op te staan, maar opeens leek de tijd een sprongetje te hebben gemaakt. Het ene ogenblik lag ik nog op mijn knieën en trachtte ik overeind te komen, biddend dat er een auto langskwam die zou zien wat er gebeurde en de overvallers zou wegjagen, en het volgende ogenblik lag ik plat op mijn rug op de grond met mijn armen te maaien en probeerde ik me op mijn zij te rollen. De man met de tatoeage zag ik niet meer.

'Lisa!' probeerde ik te schreeuwen, maar tot mijn verbazing kwam er nauwelijks geluid uit mijn keel. Er trok een heftige pijnscheut door mijn rug onder mijn linkernier en weer viel ik plat op de grond. Ik hoorde Lisa gillen en ik slaagde erin mijn hoofd een paar centimeter naar links te rollen. De getatoeëerde man doemde naast de auto op.

Lisa zat, met zwaaiende armen en benen, gevangen in zijn greep. Ze keek naar me en gilde: 'Peter!'

Weer probeerde ik me op mijn zij te rollen, maar ik slaagde er alleen in om mijn hoofd een paar centimeter te bewegen. Daarop raakte de laars van de grijsharige man mijn schedel vlak boven mijn linkeroor, waarmee hij me weliswaar twee dagen bewusteloos, maar geen schedelbasisfractuur trapte. Op dat moment werd alles zwart voor mijn ogen, zoals ze dat in films zeggen.

Ik bewaar slechts een vage herinnering aan de daaropvolgende uren, alleen aan geluiden en bewegingen, gefilterd door brokstukken van nachtmerries, het soort fragmentarische en onsamenhangende dromen die je je de ochtend als de koorts is gezakt nog maar half herinnert.

Het volgende wat me nog duidelijk voor de geest staat, was het geluid van de zijdeur van het busje die openschoof. Tot op de dag van vandaag kan ik dat geluid niet horen zonder dat er een spiraal van angst door me heentrekt.

Eerst dacht ik dat ik blind was, maar toen begonnen zich voor mijn ogen een paar wazige vormen af te tekenen. Was mijn oogzenuw beschadigd? Toen ik uit het busje werd gesleurd, ving ik een glimp op van twee verlichte vensters, een aan de voorkant en een aan de zijkant van een woonhuisje of zomerhuis tegen de helling boven me. Het was nacht. Hoe lang was ik buiten kennis geweest? Minstens zes uur. Misschien wel twee keer zo lang. Ik kon nergens aan afmeten hoeveel tijd er was verstreken.

Na een autorit van zes uur konden we ons even goed boven Sacramento bevinden als onder Los Angeles of zelfs in oostelijk Nevada. Een van de mannen sleepte me op mijn rug het busje uit de helling op. Het huis verdween uit mijn gezichtsveld. Mijn hielen sleepten over de aarde. Ik werd op dezelfde manier voortgesleurd als de overvaller die ik met de lamp had neergeslagen, en net als hij trok ik ondiepe, dubbele voren in de aarde. Iemand deed een hoop ervaring op met het verplaatsen van inerte lichamen.

Ik zag geen maan, maar er stonden wel sterren aan de heldere winterhemel. Achter de bestelbus groeiden bomen, pijnbomen of sparren. Het huis lag heuvelopwaarts ten opzichte van de oprit en ik vermoedde dat het land aan de andere kant van de oprit afliep naar een geul of rivierbedding in de bossen. Ik zag maar één rij bomen tegen de lucht afgetekend, alsof de bomen daarachter minder hoog reikten omdat ze in een ondiep dal groeiden.

Halverwege de helling hoorde ik de man die me voortzeulde roepen: 'Jimmie, kom eens helpen. Die klootzak is zwaar.' 'Ik heb dat kind al. Je bent er bijna.'

'Jij hebt hem bewusteloos geslagen. Waarom draag je hem zelf niet?' 'Omdat dat jouw taak is, Eric. Als het je niet aanstaat, ga je maar weer inbreken en nepjuwelen gappen. Ik hou je niet tegen.' 'Hou even op, wil je? Ik snap niet waarom we die vent niet ergens hebben geloosd. Waarom hij niet en Ray wel?' vroeg de man met de tatoeage. Ik leidde tenminste uit zijn stem af dat hij het was, omdat ik de andere stem herkende als die van de grijsharige man, Jimmie. We hadden de stoep voor het huis bereikt. Ik voelde dat de getatoeëerde man zich achter me oprichtte en vervolgens bonkte mijn achterwerk op de onderste tree.

Jimmie verscheen in mijn blikveld en ik kneep mijn ogen tot spleetjes. Hij had Lisa over zijn rechterschouder gelegd met haar hoofd naar zijn rug toe, dus ik zag alleen haar achterste en de achterkant van haar benen. Haar enkels waren met een lap samengebonden. Die moet een lichte kleur hebben gehad, want ik kon hem in het zwakke schijnsel dat door het venster achter me viel onderscheiden. In zijn andere hand hield Jimmie een stel kleren vast, misschien de oude kleren die Lisa en ik op de achterbank van mijn auto hadden neergelegd.

'Als jij zou nadenken, zou je gevaarlijk zijn, Eric,' zei Jimmie. 'Die vent heeft twee telefoontjes gepleegd in de winkel. Met wie heeft hij gebeld? Wat heeft hij tegen ze gezegd? Lijkt je ook niet dat we dat moeten weten?'

Er klonk weer gegrom achter me en mijn achterwerk bonkte op de rand van de volgende stoeptree. De man achter me, Eric, stopte en ademde een paar keer diep in en uit.

'Wat kan hij nou weten? Ik vind dat we hem koud moeten maken, dan zijn we van hem af. Wat kunnen ze bewijzen?' 'Wat hij weet? Je maakt me soms bang, Eric. Je zou me op je blote knieën moeten bedanken dat ik het denkwerk voor je verricht. Wie heeft bedacht om die spijker in zijn band te prikken? Verdorie Eric, als je alleen was, zou je al binnen week opgepakt zijn. Denk je eens in - hij had ons kenteken vannacht wel kunnen noteren.' 'In het donker?'

'Misschien eet hij een hoop wortels. Hij heeft dat kind van Ken afgepakt, dus misschien weet hij waar Ken woont. Zijn auto staat nog steeds langs de snelweg. Stel je voor dat hij als vermist wordt opgegeven, dat de politie hem gaat zoeken en hoort dat hij met iemand over Ken heeft gepraat. Dan sporen ze Ken op. Hij slaat door...' 'Ken doet zijn mond niet open. Hij snijdt nog eerder zijn eigen keel door.'

'Ken is geschift. Wie heeft er anders dertigduizend dollar voor een kind over? Hij is knettergek. Je weet nooit wat zo'n type gaat doen.' 'Dan ruim je hém ook op. Probleem opgelost.' 'En Esther dan? Ruimen we die ook op?' 'Als het moet.'

'En zijn buren? Stel je voor dat de politie met de buren gaat praten en over het kind hoort? Stel je voor dat iemand jou of je kenteken heeft gezien toen je haar afleverde?'

'Jij had zelf gezegd dat ik haar moest brengen! Dat is niet eerlijk.' 'Hou je kop! Breng die vent naar binnen. We horen wat hij heeft rondgebazuind en dan rekenen we met hem af. Als we weten wat we moeten weten, dumpen we hem op een plek waar niemand hem ooit zal terugvinden. Schiet op! Dat kind wordt zwaar.' Eric haalde nog eens diep adem en sleurde me de resterende treden op. Op de veranda gekomen liet hij mijn schouders los en ik viel achterover op de houten vloer, bovenop mijn samengebonden handen. Ik probeerde het niet uit te schreeuwen van pijn. Ik hoorde het gerinkel van sleutels en toen een deur die werd opengeduwd. Er viel een lichtvlek op de veranda en ik deed mijn ogen helemaal dicht. Eric greep me weer vast, trok me naar binnen en liet me vallen op de houten, met dunne vloerbedekking gestoffeerde vloer. Achter me hoorde ik Jimmies voetstappen, ze klonken zwaar omdat hij Lisa over zijn schouder had. Daarna hoorde ik de deur dichtgaan en afgesloten worden.

'Daar is hij dan,' zei Eric nadat Jimmie de deur op slot had gedaan. 'Laten we het snel doen, dan kunnen we gaan slapen.' 'Vanavond nog niet.' 'Wat zeg je?'

'Het is laat en ik ben moe. Ik moet mijn kop erbij hebben als ik hem ondervraag en bovendien is hij nog buiten westen.' 'Waar moet ik hem dan laten?'

'Sluit hem in de kast op. En kleed hem uit. Ik wil dat hij zich morgenochtend niet al te erg op z'n gemak voelt.'

'Waarom zou je die moeite nemen? Ik kan het hem net zo moeilijk maken als je wilt en wanneer je maar wilt.'

'Eric, een van de geheimen van een geslaagde ondervraging is dat de betrokkene zich kwetsbaar voelt, overgeleverd aan de genade van de ondervrager.'

'Waar heb je dat geleerd?'

'Dat is niet belangrijk, ik weet het gewoon. Meer hoef jij niet te weten.'

'En dat meisje?'

'Maak haar enkels los, bind haar polsen samen en maak haar vast aan de afvoer van de wastafel in de badkamer. Zorg ervoor dat ze de knopen niet loskrijgt. Maak het touw zo lang dat ze bij de wc kan komen.'

'Word je mild op je ouwe dag, Jimmie?'

'Jij moet straks haar rommel opruimen. Als je leuk vindt om pis op te dweilen, ga je gang.'

Door mijn spleetjes zag ik Eric een grimas trekken. Ik kneep mijn ogen stijf dicht toen hij zich over me heen boog om het touw rond mijn enkels los te maken. Hij trok mijn spijkerbroek over mijn voeten en bond mijn enkels weer vast. Vervolgens werd ik op mijn maag gerold, mijn handen werden losgemaakt en mijn overhemd uitgetrokken.

Ik hield me slap, veinsde bewusteloosheid. Toen ik alleen nog een onderbroek aanhad, werden mijn handen weer op mijn rug samengebonden en werd ik een kast ingezeuld. Ik hoorde een bons toen de deur met behulp van een stoel schuin onder de deurkruk werd dichtgeklemd. Ik liet mijn hoofd tegen het deurpaneel rusten. De geringste informatie die ik kon afluisteren, kon mijn leven redden. 'Controleer of dit alle spullen zijn die ik uit zijn auto heb meegenomen,' beval Jimmie. 'Hoezo?'

'Dat weten we pas als we het spul controleren. Ga in de bestelbus kijken of er niet meer ligt.'

Ik hoorde de voordeur dichtslaan en na enkele ogenblikken werd het autoportier geopend. Er verstreken een paar seconden en toen sloeg het portier weer dicht. Op de achtergrond hoorde ik Jimmie mijn spijkerbroek doorzoeken.

'Dat is alles,' zei Eric nadat de voordeur open en dicht was gegaan. 'Is er nog bier?' riep hij even later vanuit de keuken. Ik hoorde de deur van een koelkast opengaan en het gerinkel van flessen. Wel verdomme, Jimmie, moest je beslist dat laatste biertje opdrinken?' 'Arme jongen, ik heb het met je te doen. Waarom rij je niet even naar de nachtwinkel. Die is maar veertig kilometer hier vandaan,' riep Jimmie vanuit de woonkamer en barstte in lachen uit toen Eric de ijskast dichtsmeet. Ja, dat is een goed idee, jongen. Rij naar de winkel om een six-pack te kopen. En neem dan gelijk een pizza mee. Wat dacht je van een paar biefstukken? En ik wil graag zo'n kip voor op de barbecue. En een taart. Een mooie grote verjaardagstaart. Dat zou fijn zijn, vind je ook niet?'Jimmie schoot weer in de lach. 'Ik lach me te pletter, Jimmie. Heel komisch. Je moet voor de tv gaan optreden. Met je eigen show. "De lachende kinderverkrachter" kun je hem noemen. Reken maar dat die kijkers trekt.' 'Kijk uit wat je zegt, Eric,' schreeuwde Jimmie opeens nijdig. 'Ik pak geen kleine meisjes. Voor mij is het gewoon werk. Ik ben een zakenman die een product levert. Wat die psychopaten met ze doen is mijn zaak niet. Let op je woorden.' 'Mij best, maar ik heb nog steeds trek in bier.' 'Weet je wat jouw probleem is, Eric? Je hebt nooit geleerd om je iets te ontzeggen. Als je iets wilt, ren je gelijk naar buiten om het halen, wat het ook is. Je hebt geen geduld. Dat moet je leren, anders zit je de rest van je leven in de lik.' 'Ik zei alleen maar...'

'Dat weet ik. Nou, er is geen bier meer. Ik heb het laatste flesje opgedronken, dus je zult het zonder bier moeten doen. Snap je wat dat betekent? Je krijgt even niet wat je wilt hebben. Dus je zal je moeten behelpen. Neem een glas ijswater. Kijk de spullen uit de auto na, ga naar bed en vergeet het bier.'

'Ik heb ze buiten op de oprit al bekeken. Er zit niets bij, het is gewoon een hoop kleren. Heb je zijn portemonnee in zijn broek gevonden?'

'Portemonnee, kam, zakdoek, sleutels en verder een visitekaartje met het kenteken van Kens auto op de achterkant geschreven. Maar hij weet van niets, zei je toch?' 'Shit! Hoe komt hij daar aan?'

'Misschien heeft hij er Ken heel lief om gevraagd toen hij het kind meenam. Zit er niets in de andere kleren?'

'Dat zei ik toch al?' schreeuwde Eric. 'Ik word het zat om door jou als een kind behandeld te worden. Verdomme, waarom heb je dat laatste biertje ingepikt?'

'Vergeet dat verdomde bier! Hou je kop en ga naar bed.' 'Ik ga heus wel naar bed, maar dat bier vergeet ik niet. Zodra we morgen met deze twee klaar zijn, haal ik een krat, twee kratten, dan hoor ik dat stomme gepreek van je tenminste ook niet meer.'

'Van hetzelfde, Eric. Ik snap niet waarom ik de moeite neem. Jij pit op de bank. Ik neem de slaapkamer. En laat het maar uitje hoofd om er ruzie over te maken.'

Afgezien van het geluid van laden die werden opengetrokken en het geritsel van kleren die werden uitgetrokken, was het stil in huis. Ik voelde aan mijn boeien, maar wist dat het zinloos was. Mijn handen en voeten waren samengebonden met een stuk nylonkoord dat even dik was als gordijnkoord, maar veel sterker. Het was niet alleen veel te stevig om stuk te trekken, door de geringe diameter sneed het koord bovendien in mijn huid als ik kracht zette. Eric had me tenminste mijn onderbroek laten aanhouden. Waarschijnlijk niet zozeer uit medelijden of fatsoen, maar uit pure luiheid. De kast was te klein om te liggen. Mijn rug leunde tegen de hoek waar de scharnieren aan het kozijn waren bevestigd: mijn knieën waren samengebonden en mijn voeten zaten klem in de tegenover liggende hoek. Ik verdraaide mijn schouders en verschoof mijn knieën in een vergeefse poging een wat comfortabeler positie te vinden, maar gaf dat al gauw op toen ik besefte dat die er niet was. Een paar minuten lang inventariseerde ik mijn pijntjes en pijnen, mijn bonzende hoofd, de verkrampte spieren in mijn dijen en schouders, de stekende pijn waar ik in mijn rug was geschopt, maar ik gaf de zinloze en deprimerende bezigheid al gauw op. Er moest een plan zijn, een strategie die me uit deze puinhoop kon bevrijden, maar ik kon er geen bedenken. Uiteindelijk bedacht ik dat ik het beste mijn verwondingen kon overdrijven, wachten tot ze me los maakten en dan mijn kans te baat nemen. Misschien kwam het door de hersenschudding of de uren zonder eten, maar op de een of andere manier sliep ik. Niet de gezonde slaap waar Shakespeare over schreef, maar een uitputtende martelende versuffing, waarin ik heen en weer werd geslingerd tussen bewusteloosheid en het soort verwrongen, wazige dromen dat geen duidelijke herinnering achterlaat, alleen de nasmaak van afgrijzen en frustratie.

De vijftigste of zestigste keer dat ik mijn ogen opendeed, zag ik eindelijk een streep grijs licht onder de deur door schijnen. Ik spitste mijn oren, maar hoorde niets. Mijn ogen vielen voor wat slechts een ogenblik scheen dicht en schoten meteen weer open bij het geluid van Erics stem in de kamer aan de andere kant van de kastdeur. 'Zijn er nog eieren, of heb je die ook opgemaakt?' 'Fijn dat je mijn ontbijt gaat klaarmaken, Eric. Ik wil de mijne aan twee kanten gebakken.' 'Ja, hoor. En bacon erbij, zeker?'

Naar schatting vijftien of twintig minuten lang hoorde ik de gedempte geluiden van water dat in een pot gegoten werd, een koekenpan die met een klap op een fornuis werd gezet en vorken die tegen borden tikten. Ik was er zeker van dat ik de vette lucht van gebakken spek rook, hoewel ik me dat waarschijnlijk verbeeldde. Ten slotte hoorde ik dat de borden in de gootsteen werden gestapeld. Ze konden me elk moment komen halen. Over een half uur was ik waarschijnlijk dood en Lisa slechter af dan toen ik haar tegen het lijf liep. Ik wou de held spelen, maar had de zaak voor ons beiden alleen maar oneindig veel erger gemaakt. Zou ze een hekel aan me hebben, vroeg ik me af. Ik had alles verpest. Vreemd genoeg zat het me meer dwars dat ik Lisa had laten zitten, dan wat er met mij zou gebeuren. Kon ik me hier nog uit redden? Misschien kon ik ze zover krijgen dat ze mijn boeien losmaakten. Ik kon zeggen dat ik naar de wc moest. Maar dan? Dan zouden ze me dubbel zo nauwlettend in het oog houden. Juist als we man tegen man tegenover elkaar in de badkamer stonden, zouden ze erop bedacht zijn dat ik iets uit probeerde te halen.

Ik trachtte alles goed tegen elkaar af te wegen. Deze mannen waren criminelen. Ze hadden zelf ongetwijfeld ook weleens gevangen gezeten, Eric zeker. Ze moesten dezelfde gedachten over hun overmeesteraars hebben gehad, dezelfde wanhopige ontsnappingsfantasieën. Ze wisten waar ik aan dacht. Stel, dat ze me naar de wc lieten gaan? Dan ging er een mee. De ander zou op veilige afstand blijven, met Lisa. Al overmeesterde ik mijn begeleider, dan nog zou de ander me doodschieten zodra ik de badkamer uitkwam.

Ik moest nadenken! Als ik naar de wc was geweest, bonden ze mijn handen waarschijnlijk meteen weer vast, maar mijn voeten niet. Ze hadden er vast geen zin in om me naar de huiskamer terug te dragen. Als ik een kans wilde maken, moest ik ze aanvallen als ze samen waren in een zo ontspannen mogelijke toestand. Maar dan? Ik wist het niet.

De kastdeur ging open en mijn ogen knipperden tegen het plotselinge licht.

'Meneer Howard, je bent wakker,' zei Jimmie met een neutrale stem. 'Mooi zo. Kom naar buiten en ga zitten. Er moeten een paar dingen worden opgehelderd.'

Eric boog zich voorover, greep me onder mijn oksels en trok me overeind. Strompelend, half verblind door de ochtendzon, wankelde ik in Erics greep naar buiten. Vanuit mijn ooghoek zag ik in het midden van de kamer een goedkope keukenstoel van buisframe staan, waarna ik onderuit werd gehaald en op de stoel geduwd. Dat kostte niet veel moeite, omdat ik verkrampt was, pijn had en uitgeput was, en bovendien probeerde ik me zo zwak mogelijk voor te doen. 'Je snapt zeker wel dat je in de stront zit, Howard?' begon Jimmie op redelijke toon. Ik reageerde niet en ademde alleen hijgend in en uit alsof ik zojuist over de hele lengte van een voetbalveld had hard gelopen, in plaats van een klein kamertje voor de helft doorgestrompeld.

'We kunnen het makkelijk of moeilijk doen, wat je maar wilt. Onze dichtstbijzijnde buren wonen bijna twee kilometer hier vandaan. Niemand hoort wat er zich afspeelt.'

'Ik kan je wel betalen,' bracht ik hijgend uit. Ik wist best dat ze me toch gingen vermoorden, wat ik ook beloofde, maar ze verwachtten natuurlijk dat ik iets zou proberen. Hoe dommer en zwakker ze me inschatten, hoe meer ze me onderschatten, des te groter was mijn kans.

'Hoeveel?' vroeg Eric meteen.

'Hou je mond, Eric! We lopen op de zaken vooruit, Howard. Eerst moet je antwoord geven op onze vragen en dan kunnen we de alternatieven bespreken.'

'Laat me gaan. Ik zal jullie er dik voor betalen.'

'We zullen zien. We zullen zien. Maar allereerst dit: wie heb je over het meisje verteld?'

Ik boog mijn hoofd en ademde luidruchtig. Ik had tijd nodig om na te denken. Als ik had gezegd dat ik tegen niemand iets had gezegd, dan vermoordden ze me meteen, en als ze me niet geloofden, zouden ze me martelen tot ik de waarheid sprak. Als ik zei dat ik mijn secretaresse had ingelicht, konden ze besluiten dat ze niet voldoende wist om een bedreiging te vormen en vermoordden ze mij, ofwel ze besloten om haar ook om te brengen. 'Ik wil onderhandelen,' mompelde ik. 'Wat?'

Moeizaam tilde ik mijn hoofd op en keek Jimmie aan. 'Jij wilt iets en ik wil iets. Ik heb honger en ik moet naar de wc.' 'Je klinkt als een echte zakenman, Howard, maar ik ben bang dat je onderhandelingspositie niet al te sterk is. Tegen wie heb je het verteld?'

Nors liet ik mijn kin op mijn borst vallen. Jimmie zei niets. Misschien had hij Eric een signaal gegeven, want even later sloeg Eric me zo hard in mijn gezicht dat ik van de stoel afviel. Omdat mijn handen nog steeds waren geboeid, kon ik alleen maar met mijn gloeiende wang op mijn zij op de vloer liggen. Die klap was bedoeld om me te laten schrikken en om me pijn te doen, niet om me te verwonden. Hij was bedoeld om me wakker te schudden. Eric zette de stoel overeind en hees me er weer op.

'Zoals ik al zei, Howard, je onderhandelingspositie is niet zo sterk.' 'Ik zeg niks,' zei ik met reeds opzwellende lippen. 'Jezus, Jimmie, laten we ophouden met die komedie. Als je me een paar minuten de tijd geeft, vertelt hij zijn hele levensverhaal.' 'Geduld, Eric,' zei Jimmie kalm. Dit keer zag ik hem een knikje met zijn kin geven. Eric haalde uit met zijn rechterarm en begroef zijn vuist in mijn maag, terwijl Jimmie me op de stoel gedrukt hield. De pijn was verlammend en ik kreeg geen lucht meer. 'Wij houden dit de hele dag vol, jij ook?' vroeg Jimmie bedaard. Ik kon niet antwoorden en probeerde het niet eens. Ik hapte enkel naar adem. Eindelijk kreeg ik weer lucht en piepte: 'Wc. Eten. Water.' Eric deed zijn riem af en wikkelde het leer om zijn knokkels. Ik neem aan dat hij me bang wou maken, maar dat stadium was ik allang voorbij. Ik was verdoofd. Ik staarde hem met een lege blik aan, boog mijn hoofd zo diep mogelijk naar mijn borst toe en wachtte de klap af.

'Je verrast me, Howard, weet je dat? Je gelooft echt in onderhandelen en compromissen sluiten. Goed dan, ik zal je een kans geven. 'Jimmie, laat mij nou even.'

'Wacht even, Eric. We proberen het op Howards manier. Er is nog tijd zat voor directere maatregelen. Je zei eten, water en wc?' 'Ook voor het meisje.'

'Je wilt te veel, Howard. Je zal eten en water voor jezelf en het meisje moeten verdienen. Dat is je beloning als je antwoord geeft op mijn vragen. Maar om de zaak in beweging te krijgen, mag je naar de wc.' 'Ik sla hem liever op z'n bek en als dat niet werkt, wil ik weleens zien hoe hij reageert als ik met dat kind ga dollen.'

'Zie je nou waar je het tegen op moet nemen, Howard? Eric heeft het niet erg op patserige zakenlui. Hij zou je het liefst een paar tanden uitje mond slaan, gewoon voor de lol. Ik beloof je dat ik hem dat ook laat doen als je niet meewerkt. En daarna geef ik hem het kind.' Ik hief mijn hoofd op en keek Jimmie woedend aan. 'Dat kun je je niet veroorloven. Ze is veel te veel geld waard.' 'O, Eric maakt niets kapot. Hij gaat gewoon een beetje met haar spelen. Nu ik erover nadenk, misschien gaat het wel beter als ze erbij is. Je bent vast niet meer zo koppig als je moet toekijken hoe Eric haar voor jouw gedrag laat boeten. Eric, ga het meisje halen.' Ik draaide mijn hoofd om en zag Eric grijnzen toen hij me passeerde op weg naar de badkamer. 'Kom op, meid,' hoorde ik hem zeggen. 'Je mag ook op het feestje komen.' Lisa werd langs me heen geleid, haar handen waren voor haar buik vastgebonden, uit Erics vuist bungelde een lang nylon koord. Haar ogen stonden dof, haar bewegingen waren stijf en houterig. Onder het langslopen keek ze me aan en haar gezicht vertrok van pijn en angst. Hier zat de man die haar zou redden, die had beloofd dat hij haar zou thuisbrengen, wat er ook gebeurde: bijna naakt, aan handen en voeten geboeid, bont en blauw, bloedend en vernederd. We zeiden geen van tweeën iets. 'Bind dat touw aan de stoel vast,' beval Jimmie, met een knikje naar een goedkope houten leunstoel met een kussen erop die tegen de wand rechts van me stond. Eric wikkelde het koord om de armleuning. 'Mooi, breng hem naar de badkamer,' beval Jimmie met een knikje naar mij. Waarom?'

'Omdat dit wel even gaat duren en ik liever niet heb dat hij de kamer bevuilt. Jij wel?'

'Kom op, slimme jongen,' zei Eric, me overeind sleurend, ik hoop dat je wat uithaalt, want ik sta te popelen om je gezicht tot moes te slaan.' Ik hield mijn lichaam bijna volledig slap en dwong Eric min of meer om me naar de badkamer te dragen. Daar aangekomen liet hij me op de grond liggen terwijl hij mijn handen achter mijn rug losmaakte.

'Rol je langzaam om,' beval hij. Toen ik op mijn rug lag, bond hij mijn handen voor mijn buik vast en trok me overeind.

'Trek mijn onderbroek uit,' zei ik.

'Je kunt hem er best met je handen uithalen,' zei hij.

ik hoef niet alleen maar te plassen.'

'Dat is dan jammer.'

'Het zal niet lekker ruiken als ik het in mijn broek doe.' Eric aarzelde even, vertrok zijn gezicht tot een grimas, trok mijn onderbroek omlaag en zette me op de toiletpot. Toen ik klaar was, hief ik mijn geboeide handen voor hem op. 'Tenzij jij het wilt doen,' zei ik.

Ik geloof niet dat ik iemand ooit achterdochtiger heb zien kijken dan Eric, maar hij had weinig keus. Anders zou ik weinig plezierig ruiken. Hij maakte mijn handen los en deed behoedzaam een stap naar achteren. Ik deed wat ik doen moest, hees mezelf moeizaam overeind en deed een halfslachtige poging om mijn onderbroek op te trekken.

'Als je hem aan wilt, moet je hem zelf maar aan trekken,' zei Eric grijnzend. Met veel vertoon slaagde ik er uiteindelijk in mijn onderbroek op te trekken. Trillend van uitputting stak ik mijn handen voor me uit. Meteen boeide Eric mijn handen voor mijn buik in plaats van op mijn rug en duwde me de badkamer uit. Een bescheiden overwinning.

Hoe het ook ging uitpakken, dit was mijn enige kans. Zodra ik weer met geboeide benen op die stoel zat, was ik zo goed als dood. Toen ik enkele passen de kamer in had gezet, zakte ik in elkaar. Erics achterdocht was meteen gewekt, maar ik lag alleen maar hijgend op de grond. Uiteindelijk sleurde hij me overeind en droeg me half naar de stoel.

Ik liet mijn lichaam slap op de stoel neervallen, terwijl ik als een uitgeputte hardloper naar adem hapte. Met halfgesloten ogen liet ik mijn hoofd achterover zakken en ademde reutelend door mijn mond. Walgend knielde Eric zich vooroverbuigend voor me neer om het koord om mijn enkels te winden. Dit was mijn enige kans. Zodra hij zijn hoofd had gebogen, naar voren leunde en uit balans was, schopte ik met beide voeten zo snel en hard als ik kon. Met mijn linkervoet miste ik, die schampte langs Erics wang en streek langs zijn rechteroor, maar met de wreef van mijn rechtervoet raakte ik hem vol onder zijn strottenhoofd. Eric viel achterover en produceerde een ijl, hijgend geluid toen hij vruchteloos naar adem hapte. Nog voordat hij op zijn rug belandde, liet ik me van de stoel af vallen, rolde me op mijn knieën, trok eerst mijn ene en toen mijn andere voet onder me en draaide me, nog voordat ik goed en wel stond, om naar Jimmie. Op het moment dat ik Eric had geschopt, was Jimmie op me af gevlogen, maar tegen de tijd dat hij bij de stoel aankwam, zat ik er al niet meer op en hij tuimelde met stoel en al op zijn buik rechts voor me op de vloer.

Hij krabbelde al overeind toen ik me nog aan het omdraaien was. Zonder rekening te houden met de risico's, rende ik op hem af. Als hij weer op de been kwam, was het afgelopen met Lisa en mij. Hij had zijn hand op de omgevallen stoel gelegd en drukte zichzelf omhoog. Ik trapte tegen zijn pols. De stoel schoof weg, hij verloor zijn greep en viel terug op de grond. Ik wilde met mijn hak tegen zijn neusbrug trappen, maar miste en raakte zijn mond. Bijna meteen liep het bloed over zijn tanden en hij tastte met zijn rechterhand naar zijn mond. Hij hield zijn benen tegen elkaar geklemd, maar zijn maag was onbeschermd en daar raakte ik hem. Hij sloeg dubbel van de pijn en ik schopte nogmaals naar zijn gezicht. Wanhopig keek ik om me heen naar een wapen. De kamer was schaars gemeubileerd met het soort spullen dat je bij een uitdragerij vindt, of op een veiling of de verkoping van een failliet motel: een paar houten stoelen, een rotanbank, een bijzettafel, niets wat ik als wapen kon gebruiken. Jimmie kreunde en strekte zijn benen uit. Hij zou zo weer overeind komen. Op de bijzettafel tegen de muur naast de bank zag ik een bierflesje staan, het beruchte laatste biertje waar Eric zo bitter zijn beklag over had gedaan.

Ik strompelde erheen, greep de flessenhals tussen mijn geboeide handen beet en rende terug naar de plek waar Jimmie op de grond lag te kermen. Ik gaf nog een trap tegen zijn maag, maar dit keer stak hij zijn hand uit en pakte mijn voet vast. De adrenaline spoot door mijn aderen, ik wrong mijn voet los en trapte nog een keer, dit maal een welgemikte schop tegen zijn solar plexus. Hij rolde zich op z'n zij en sloeg zijn armen om zijn hoofd om zich tegen de volgende schop te beschermen. Ik ging achter hem staan, viel lomp op mijn knieën en sloeg hem, de fles onhandig vastgeklemd tussen mijn beide handen, hard op de zijkant van zijn hoofd.

Het glas brak en de gebroken stomp in mijn hand schampte zijn schedel, die meteen begon te bloeden. Jimmie wiegde zacht kreunend heen en weer op de grond. Bijna haalde ik opgelucht adem, toen Lisa gilde: 'Peter!'

Nog op mijn knieën gezeten keek ik op en zag Eric een uitval doen, hij zat al bijna bovenop me. Hij had een mes in zijn hand. Mijn handen waren nog altijd geboeid. Ik kon onmogelijk opstaan voordat hij bij me was. Instinctief stak ik mijn armen naar voren om Eric weg te duwen, af te weren, met het gebroken bierflesje nog tussen mijn handen geklemd. Eric rende er vol in, hij spietste zich op het gepunte glas, nog voordat hij goed en wel besefte wat hem overkwam. De fles sneed dwars door de onderkant van zijn hemd, dwars door zijn huid en spieren en door zijn maagwand alsof het lucht was. Ik voelde bijna geen weerstand. Het was alsof ik een veren kussen doorstak.

Er trok een verbijsterde uitdrukking over Erics gezicht en hij bleef een ogenblik met het mes in zijn vuist staan. Maar het steekwapen gleed uit zijn hand en tuimelde op de vloer, toen Eric zijn maag vastgreep in een poging om zijn bloed en ingewanden in zijn lijf te houden. Tevergeefs. Nog altijd met een ongelovige, verbaasde uitdrukking op zijn gezicht, haalde hij een keer reutelend adem en zakte in elkaar. Ik hield de gebroken fles nog steeds vast. Die was, evenals mijn handen, bedekt met bloed.

Ik wierp de stomp van me af, hij sloeg stuk tegen de wand, daarna krabbelde ik overeind. Jimmie rolde kreunend over de vloerbedekking. Ik bukte me om Erics mes te pakken en strompelde naar Lisa die aan de stoel was vastgebonden.

Op haar gezicht lag een uitdrukking die veel verder ging dan schrik, hij toonde een angst en uitputting die ik niet kan benoemen. Maar ze huilde niet. Onze gedachten maken soms rare sprongen, maar dit was de eerste keer dat ik besefte dat ze nog geen enkele keer hardop had gehuild. Niet toen ik haar bij Ken weghaalde, niet toen we haar ouders niet konden vinden, niet toen Eric haar gisteravond op de vloer van de badkamer had vastgebonden en nu al evenmin. Misschien had ze al haar tranen al weken of maanden geleden vergoten. Misschien was ze wel zodanig verwond of misbruikt dat ze niet meer echt kon huilen, zodanig dat dat deel van haar wezen haar stukje bij beetje was afgenomen.

'Steekje polsen naar voren dan kan ik het touw doorsnijden,' zei ik. Ze keek strak naar mijn bloederige handen, weifelde even, en deed toen wat ik had gezegd. Erics mes sneed moeiteloos door het nylonkoord. 'Pak het mes en snijd me los,' beval ik. Na een korte aarzeling pakte ze het mes uit mijn geboeide handen. Aan het heft kleefde Erics bloed.

Ik zag dat haar handen onder het bloed kwamen toen ze het touw rond mijn polsen doorsneed. Zodra het koord door was, liet ze het mes op de grond vallen en keek verbaasd naar haar eigen, inmiddels bloederige handen. Ze begon ze aan haar broek af te vegen, maar staakte die poging meteen weer en het armen slap langs haar zijden vallen. Het bloed zou er nog even op moeten blijven zitten. Achter me hoorde ik een geluid. Jimmie lag nog steeds op de grond te kreunen. Ik keek zoekend rond naar mijn kleren, maar zag alleen de gekreukte pantalon en het overhemd die ik donderdagavond had gedragen toen ik Lisa was tegengekomen. Ik veegde mijn handen aan mijn onderbroek af en trok vervolgens de kleren aan. Mijn schoenen lagen in de hoek van de kamer onder een stoel, maar mijn sokken zag ik nergens. Ik trok mijn schoenen over mijn blote voeten aan en wou net bedenken wat ik met Jimmie moest doen, toen ik achter me gekraak hoorde.

Jimmie was met zijn bebloede wang en nek naar de boekenkast in de hoek naast de keukendeur gekropen en trok die omver, omdat hij probeerde zich omhoog te trekken. Ik wilde al op hem af rennen om hem nog een mep te verkopen, toen ik zag wat hij wilde pakken. Er was een revolver van een van de planken gevallen en die lag nu nog geen meter buiten zijn bereik.

Ik keek naar Jimmie die vijf meter bij mij vandaan naar het wapen kroop en toen draaide ik me om naar Lisa. Kon ik bij Jimmie zijn voordat hij de revolver te pakken had? En zo ja, kon ik hem dan tegenhouden? Kon ik hem nogmaals tegen de grond trappen? Het bierflesje had ik niet meer. Het mes lag op de grond naast Lisa. Het lag te ver weg om het te kunnen oprapen en ermee naar Jimmie te gaan, voordat hij zijn hand op het wapen legde. Als verlamd keek ik van het een naar het ander: Lisa, mes, voordeur, Jimmie, Lisa, mes, voordeur. Jimmie was op handen en knieën enkele tientallen centimeters naar het wapen gekropen. Ik stelde vast dat het tijd was, hoog tijd, om er als de donder vandoor te gaan.

Ik rende, het was meer hinkelen eigenlijk, door de kamer, greep Lisa beet, gooide haar over mijn schouder en wankelde de voordeur uit. Gelukkig stond de bestelbus hellingafwaarts voor het huis geparkeerd. Als ik had moeten klimmen, had ik het nooit gered. Ik gooide het portier aan de bestuurderskant open, smeet Lisa min of meer naar binnen en klom er toen zelf in. Ik bedacht dat als ik een crimineel was die een afgelegen zomerhuisje als uitvalsbasis gebruikte, ik de sleutels in de auto zou laten zitten, zodat ik er op elk moment meteen vandoor kon gaan. Ik zou het risico niet nemen dat de politie midden in de nacht mijn voordeur forceerde, terwijl ik niet via het achterraam kon ontsnappen omdat ik was vergeten waar ik de autosleutels had gelaten. Misschien heb ik wel een criminele geest, of misschien had ik gewoon geluk, maar de sleutels zaten in het contact en Jimmie had gedienstig het busje gekeerd en met de neus naar de oprit gezet. Ik vermoed dat mijn gedachte over het voorbereiden op een snelle aftocht klopte.

Net toen ik de motor startte, verscheen Jimmies wankelende gestalte in de deuropening. Er klonk een schot en ik hoorde een holle tik achter me op de plek waar de kogel de zijkant van de bestelbus raakte. Ik zette de bus in zijn versnelling en gaf plankgas. Er werd nog een schot afgevuurd, dat sloeg vlakbij de passagiersplaats in. We denderden de heuvel af, terwijl nog twee kogels zich in de metalen carrosserie van de bestelbus boorden, waarna een bocht in de weg het huis aan mijn gezichtsveld onttrok.