26



Het was een keurig huisje, dat dertig meter van de Stateline Road lag en ruim een kilometer van het Goose Lake. Een berkenbosje en een ruwe iep stonden tussen de weg en de voordeur in, maar het uitzicht naar het westen, in de richting van het meer, was vrij. Lisa was inmiddels op schoot in slaap gevallen en ik droeg haar naar binnen. De huizen van oudere mensen die alleen wonen zijn te verdelen in twee groepen, lijkt wel: keurig netjes of vreselijk rommelig, de gewoonte van een heel leven, geïntensiveerd met het verstrijken van de jaren. In het huis van de predikant was alles perfect in orde. 'Breng haar hier maar heen,' zei Isaiah, die voorging naar een slaapkamertje grenzend aan de keuken. Hij deed geen moeite om zachtjes te praten. Ik neem aan dat mensen die kinderen hebben gehad, weten dat als kinderen echt moe zijn, er een aardbeving voor nodig is om ze te wekken. De slaapkamer was Spartaans, maar schoon. Er stond een eenpersoonsbed met een bruin-witte gewatteerde deken erover, een toilettafel, een nachtkastje en een lampje. 'Heeft ze een schone pyjama bij zich?' informeerde de geestelijke toen ik Lisa op bed legde. Ik realiseerde me dat ik die was vergeten te kopen bij de tweedehandswinkel.

'Nee,' zei ik, 'ik heb helemaal niets droogs meer voor haar.' 'Misschien heb ik wel iets dat haar past,' zei Isaiah en verliet de kamer. Even later hoorde ik een la open- en dichtschuiven en kwam hij onhandig prutsend met een kartonnen doosje terug. 'Mijn kleinzoon Richard is over een week jarig. Zijn moeder zei dat hij een X-Men pyjama wilde. Ik heb hem speciaal besteld bij een winkel in Klamath Falls.' De predikant hield het bonte oranje met gele pyjamajasje voor Lisa's borst.

'Volgens mij moet hij passen,' zei hij even later. 'We kunnen maar beter die natte kleren uittrekken.' Hij boog zich voorover, deed de rits van Lisa's jack los en rolde haar eerst op haar ene en toen op haar andere zij om haar slappe armen uit de mouwen te trekken. Nadat hij het windjack op de grond had gegooid, zette hij haar voorzichtig in een zittende houding.

'Hou haar vast, dan trek ik haar shirt uit,' beval hij.

Ik legde mijn handen om Lisa's middel, vlak boven haar heupen en merkte dat de onderste tien of vijftien centimeter van haar T-shirt nat was. De geestelijke keek me aan en ik begreep dat ik haar onder haar shirt moest beetpakken, zodat hij het uit kon trekken. Haar huid voelde klam en vochtig aan en de doorweekte stof plakte aan de rug van mijn handen.

Toen de predikant het t-shirt omhoog trok, verzette Lisa zich en duwde haar armen naar beneden. Ik hield haar heupen steviger vast en Isaiah oefende wat meer druk uit, zodat hij er uiteindelijk in slaagde het shirt over haar hoofd te trekken. De predikant had tegelijk met de pyjama een handdoek meegebracht en droogde Lisa's bovenlichaam en nek voorzichtig af, voordat hij het bontgekleurde pyjamajasje over haar hoofd trok. Behendig manoeuvreerde hij eerst haar rechter en toen haar linkerarm in de mouwen. Zodra hij klaar was, sloeg Lisa haar armen beschermend om zich heen en de geestelijke legde haar voorzichtig op het bed neer. Het enige licht in de kamer was afkomstig van de bedlamp op het nachtkastje naast het bed, en in het bleekgele schijnsel zag Lisa er nog kleiner en breekbaarder uit dan normaal. Isaiah maakte de knoop en de rits van haar spijkerbroek los. 'Til haar eens op,' zei hij zacht.

Ik pakte Lisa onder haar armen vast, maar toen de predikant haar broek omlaag trok, begon Lisa te kronkelen en maakte ze geluidjes diep achter in haar keel. Ze sloeg haar benen over elkaar en toen de predikant ze probeerde te ontwarren, mompelde ze met een klein, slaperig stemmetje: 'Nee, nee, nee.'

'We moeten die natte kleren uit zien te krijgen,' zei Isaiah. 'Zeg eens dat ze zich niet moet verzetten, dat er niets aan de hand is.' Lisa had haar armen over haar borst en mijn handen gekruist. Ze verzette zich tegen de pogingen van de geestelijke en probeerde haar knieën tegen haar borst te trekken en zich tot een bal op te rollen. In haar slaap vocht ze tegen de ongewenste intimiteiten die ze in wakende toestand had moeten ondergaan. Hoe vaak was haar dit al overkomen? Hoe vaak had ze al te horen gekregen dat ze zich rustig moest houden, moest doen wat haar werd bevolen en haar kleren moest uittrekken? Als ik die bevelen nu herhaalde, zou mijn stem zich vermengen met die van de andere mannen in haar nachtmerries. Dat wilde ik niet. Ik kon niet toestaan dat ze op die manier over me dacht of aan me zou terugdenken. 'Laat haar maar los,' zei ik.

'We moeten haar droge kleren aantrekken. Maak je niet ongerust. Ik heb dit wel honderd keer gedaan toen mijn jongens klein waren.' 'Nee, laat haar los.'

Het hoofd van de predikant schoot met een ruk omhoog bij het horen van de scherpe toon in mijn stem en na een korte aarzeling liet hij Lisa's benen los.

'Lisa, word eens wakker,' zei ik luid, terwijl ik haar aan haar schouders door elkaar schudde. Ze mompelde iets en draaide zich onder mijn greep uit. 'Lisa, het is tijd om op te staan,' herhaalde ik nog harder. 'Lisa, word wakker.' Ze wrong zich nogmaals los en opeens vlogen haar ogen wijd open. 'Lisa, ik ben het, Peter,' zei ik en liet haar schouders los. 'Ben je wakker?' Ze blikte verwilderd rond en ik keek in het gezicht van een doodsbang kind, maar kort daarop ebde de ergste emotie eruit weg en nam het de stoïcijnse uitdrukking aan die ik al zo vaak had gezien. 'Wat is er?' vroeg ze bedaard. 'Moeten we weg?' 'Nee, het is in orde, alleen je kleren zijn nat en je moet wat anders aantrekken voor je gaat slapen. De Eerwaarde heeft een schone pyjama voor je. Trek hem maar aan.' Ik pakte de pyjamabroek en gaf hem aan haar. 'Ik ben verderop in de gang. De badkamer is hiernaast. Heb je iets nodig?'

'Nee, ik heb niets nodig.' Mijn kleine soldaatje was weer terug. 'Goed. Je weet het, ik ben één deur verder als je me nodig hebt. Welterusten, Lisa.'

'Welterusten, Peter,' zei ze kalm.

Ik bleef nog even naar haar kijken en bemerkte weer hoe klein ze was en hoe zeer ze haar best deed om sterk te zijn. Ik deed een stap achteruit, maar bukte me toen om haar een stevige knuffel te geven. 'Welterusten, lieverd,' fluisterde ik in haar oor, vervolgens kwam ik overeind, deed het licht uit en leidde de predikant de kamer uit. 'Ik zal een deken voor je pakken, zei Isaiah effen, toen we in de woonkamer waren. Enige ogenblikken later kwam hij terug met een deken en een kussen die hij me zonder commentaar overhandigde. Ik ging zitten, trok mijn schoenen uit, deed een ander t-shirt aan en de andere broek die verrassend droog was gebleven in de sporttas. Toen ik even later opkeek stond de predikant nog steeds naar me te kijken. Ik hief mijn armen met opgeheven handpalmen voor me op, alsof ik wilde vragen: 'Wat moet ik zeggen?' Isaiah liep naar me toe en ging naast me op de bank zitten.

'Wat is er met dat kind gebeurd?' vroeg hij op gedempte toon.

'Ik heb het haar niet gevraagd. Dingen, ben ik bang, die u en ik liever niet willen weten.'

'Ze is geen dochter van je.' Dat was geen vraag.

ik heb geen kinderen.'

'Je nichtje dan? Een stiefkind?'

'Nee.'

'Wat doe je met haar? In welke relatie sta je tot haar?'

in welke relatie stond de Samaritaan met de bedelaar?'

De predikant keek me bevreemd aan, waarschijnlijk probeerde hij erachter te komen of ik de spot met hem dreef. In werkelijkheid was alle kracht uit me weggevloeid en voelde ik me als een lege huls. Ik had geen energie meer om dingen uit te leggen en goed te praten.

Mijn armen hingen zwaar aan mijn schouders, mijn voeten voelden alsof ze aan de vloer waren vastgesoldeerd. Mijn geest scheen zich elk moment uit mijn hoofd te kunnen losmaken om de kamer te gaan rondzweven en er slopen, drijvend op vreemde trillingen en uitbarstingen, eigenaardige gedachten mijn brein binnen.

'Waar heb je haar gevonden?'

'Ze verkeerde in gevaar.'

'En nu breng je haar thuis? Naar haar ouders?'

ik hoop van wel.'

'En dan?'

'Dan slachten ze het gemeste kalf,' zei ik, ingenomen met deze verwijzing naar de bijbel. 'En daarna?'

'Daarna ga ik naar huis en probeer ik alles te vergeten.'

'Dat lukt je niet,' zei de predikant na een lange strakke blik op mij. Ik keek terug. Wat niet? Naar huis gaan of vergeten? vroeg ik me af. Hij scheen mijn gedachten te kunnen lezen.

'Je zult er niets van vergeten.'

ik ben nu zo moe Eerwaarde, dat ik nauwelijks nog mijn eigen naam weet. Over een maand zal het lijken alsof we alles hebben gedroomd.' Isaiah schudde zijn hoofd.

'Ga slapen, Peter. De dienst is morgenochtend om half tien.' ik waardeer uw zorg voor ons enorm Eerwaarde, maar...' 'Hoe lang is het geleden dat je in Gods Huis bent geweest?' Ik schudde kort mijn hoofd. 'Langer dan ik me kan herinneren.' 'Dan wordt het hoog tijd. Het zal je onmetelijk veel goed doen.' 'Eerwaarde, ik...'

'We gaan naar de dienst van half tien. Daarna eten we iets en dan breng ik jou met het kind waar je zijn moet.'

'U weet niet wat u aanhaalt,' zei ik vermoeid, denkend aan Jimmie die nog steeds ergens moest rondzwerven.

'Heb ik dat ooit geweten? Maar dat heeft me er nooit van weerhouden om Gods werk te doen en dat zal nu evenmin het geval zijn. Als al die jaren in Zuid-Los Angeles me niet van het rechte pad hebben weten te krijgen, dan gebeurt dat nu ook niet. Ga slapen, Peter. Ik maak je om half negen wakker.'

De predikant glimlachte en deed het licht uit. Ik ging liggen en trok de deken over mijn schouders. Een bleke streep maanlicht bescheen de vloer en de onderkant van de muur tegenover de bank. Het enige geluid kwam van de zoemende koelkastmotor en van Isaiahs houten huisje, dat kraakte en knapte onder de windvlagen. Ik zag de streep maanlicht veranderen door een zwiepende tak en toen viel ik met een klap in een droomloze slaap.

Uren later werd ik gedesoriënteerd en verward wakker, ik wist niet waar ik was, noch hoe laat het was. Ik zag niets, afgezien van vage, donkere vormen die zo moeilijk te onderscheiden waren dat, als me verteld was dat ik blind was, ik het misschien had geloofd. Ik rolde me op mijn rug en ging overeind zitten. Langzaam drong het tot me door dat ik me in de huiskamer van de predikant bevond en dat het zondagochtend vroeg was. Ik schudde mijn hoofd om de slaperigheid te verdrijven. Het piepkleine lichtje in mijn horloge gloeide op toen ik op het knopje drukte, maar ik kon de cijfers niet aflezen. Iets had me gewekt en ik spitste mijn oren om te horen wat me uit mijn slaap had gerukt. Niets.

Ik stond op, liep naar de logeerkamer en luisterde naar het geluid van Lisa's ademhaling. Vanuit de deuropening kon ik haar gedaante onder de deken nauwelijks onderscheiden. Ze was wel heel erg stil. Was er iets gebeurd? Ademde ze niet meer? 'Lisa?' fluisterde ik. 'Slaapje?'

In eerste instantie kwam er geen reactie, maar toen hoorde ik haar met een zachte zucht zeggen: 'Peter?'

Ik ging naast haar op de rand van het bed zitten en ze schoof tegen me aan en liet haar hoofd tegen mijn zij rusten. 'Ben je ziek? Heb je kou gevat?' 'Nee.'

 

 

 

'Wat is er dan? Waarom ben je wakker?'

Ze was even stil en zei toen: 'Ik heb naar gedroomd,' op de toon van een kind dat doodsbang is, maar er niet voor uit wil komen. 'Wil je erover praten?'

Lisa kroop nog dichter tegen me aan en ik pakte instinctief haar hand vast. Mijn aanwezigheid scheen haar gerust te stellen, hoewel ik er alles aan had gedaan om haar mee te sleuren van de ene in de andere gevaarlijke situatie, zonder mijn belofte gestand te doen. Ze kneep stevig in mijn hand en begon te vertellen. 'Ik was thuis en toen kwamen ze me weer halen. Die man, Eric, rende recht op me af. Ik gilde dat we moesten wegrennen, maar Carla en Susan lachten alleen maar en speelden gewoon door. Ik probeerde weg te rennen, maar ik kon niet wegkomen, hoe hard ik ook rende, ik kwam geen stap vooruit. Toen pakte Eric me beet en toen had ik helemaal geen kleren meer aan en Ken stond er ook bij en toen was ik in het huis van Ken en hij had ook geen kleren aan en...'

'Rustig maar, Lisa,' onderbrak ik haar, bang voor wat er zou volgen. Ik voelde me niet in staat haar pijn te verzachten door uit te leggen wat ze met haar hadden uitgespookt. Ik ben geen therapeut. Misschien lucht het op om over uiterst pijnlijke gebeurtenissen te praten, maar misschien ook niet. Later zou er volop tijd zijn om die vraag door een beroepskracht te laten beantwoorden. Maar nu niet. 'Die dromen zijn echt heel griezelig, hè?' 'Ik ben bang. Hoe moet het nou als het weer gebeurt?' 'Als wat weer gebeurt?'

'Dat Jimmie ons vindt en dat hij mij weer bij Ken brengt. Ik wil nooit meer terug naar Ken!'

Het was zo donker in de kamer dat ik Lisa's lippen niet zag trillen, de tranen niet in haar ooghoeken zag glinsteren, maar ik wist dat het zo was. Hoewel ze slechts een bleke schim onder de deken was, maakten de warmte van haar lijfje dat tegen me aanhing, haar vingers die in mijn hand knepen en de gekwelde woorden die in de duisternis zweefden haar op een eigenaardige manier werkelijker dan toen ze gisterochtend op weg naar Porterville stijfjes rechtop in mijn auto had gezeten.

Ik heb geen kinderen. Janet en ik... Afgezien van een sporadisch contact met een paar nichtjes en neefjes of de kinderen van mijn vrienden, heb ik maar weinig ervaring met kinderen. Ik heb wel mensen horen praten over de aard van hun kind, soms zelfs van hun zuigeling, maar die ontging mij altijd. Kinderen hadden me altijd tweedimensionale schilderijen in een of twee primaire kleuren toegeschenen. Op dat ogenblik in de duisternis besefte ik dat ik Lisa tot nu meer als een kind dat in moeilijkheden verkeerde had gezien, iets wat verholpen moest worden, dan als een echt persoon om wie ik meer was gaan geven dan ik voor mogelijk had gehouden. Ik wist niet precies wat ik moest zeggen om haar te troosten, maar wel dat ik iets moest zeggen.

'Een heleboel mensen denken dat dromen iets betekenen, maar dat is niet zo. Ze betekenen helemaal niets.'

'Waarom dromen we dan?'

'Dat weet niemand. Wil je weten wat ik denk?'

'Wat dan?'

ik denk dat we alle nare dingen in ons hoofd verzamelen, alles waar we bang voor zijn en waar we ongelukkig van worden, en dat we die dingen ook weer kwijt moeten raken. Je weet toch dat we alle lege ijsbekertjes, groenteafval en kippenbotjes in een vuilnisbak stoppen, die we aan de straat zetten? En dat ze die dan komen legen, zodat wij het afval kwijt zijn? Ik denk dat onze dromen hetzelfde doen. Dat je als het ware de vuilnisbak buiten zet, zodat de vuilnisman hem kan legen. Door te dromen gooien we alle lelijke dingen van ons leven weg, zodat ze ons geen kwaad meer doen.' 'Bedoel je dat ik nu nooit meer over Ken droom?' 'Soms zijn er een heleboel dromen nodig voordat alle nare dingen zijn verdwenen, net zoals wanneer je zo veel afval hebt dat die niet in één zak past. Maar je hoeft niet bang te zijn voor enge dromen, Lisa. Als je een nare droom hebt, moet je gewoon denken dat er weer wat vervelende dingen uitje hoofd zijn verdwenen en dat ze je geen pijn meer kunnen doen. Heb je weer een enge droom, word dan wakker met een blij gevoel. Want je weet dan dat de vuilnisman is geweest om de troep weg te halen.'

Was dat waar? Ik weet het niet. Ik wilde haar sussen. 'Heb jij weleens nare dromen, Peter?' vroeg ze. Ik meende iets minder angst in haar stem te horen. 'Natuurlijk, die heeft iedereen.' 'Ben je er bang voor?'

'Wel als ik droom, maar als ik wakker ben, weet ik dat er niets aan de hand is.'

is er een manier om te weten dat je droomt als je nog slaapt, zodat je niet bang meer hoeft te zijn?

'Jawel, maar als je slaapt, weet je die niet meer. Gek hè? Als je wakker wordt, snap je meteen dat het maar een onnozele droom was, dat het in het echt nooit zo toegaat en dan denk je: "Dat kan niet. Het was maar een droom," maar als je slaapt schijn je dat niet in de gaten te hebben.'

'Hoe weet ik dat ik nu niet droom?'

Descartes hield Lisa Taylor niet voor de gek.

'Ben je aan het rennen en kom je geen stap verder?'

'Nee.'

'Heb je kleren aan?' 'Ja.'

'Zitje op school, moet je een proefwerk maken en kun je je niets herinneren van wat je hebt geleerd?' 'Nee.'

'Dat ben ik er vrij zeker van dat je wakker bent,' zei ik lachend en gaf een kneepje in haar hand. Je houdt me voor de gek,' giechelde Lisa. 'Klopt. Je weet altijd of je wakker bent. Dat weet je gewoon.' Even schoot mijn eigen, steeds terugkerende nachtmerrie me te binnen. Ik was dertien jaar oud en ik ging naar een honkbalwedstrijd, terwijl mijn vader in zijn stoel zat. En dat vond ik raar, want ik wist dat hij dood was, omdat een tankwagen zijn Corolla op de snelweg had verpletterd, maar toch zat hij daar.

'Kom, pa,' zei ik. 'Zullen we een paar keer overgooien?' En pa keek me met een eigenaardige uitdrukking op zijn gezicht aan en zei: 'Nee jongen, ik kan niet. Ik moet over een paar minuten terug zijn. Ik heb niet veel tijd meer. Ik wil gewoon even zitten. Kom bij me zitten.' En dan zei ik: 'Ik kan niet pa, ik moet oefenen. Ik zie je na de wedstrijd wel,' en dan ging ik weg. Maar na een minuut of twee kwam ik de huiskamer weer in, dan was de wedstrijd afgelopen en was hij verdwenen en dan dacht ik: Nogal wiedes dat pa er niet is. Hij is dood. Ze hebben hem doodgereden. En ik ben vergeten om afscheid van hem te nemen en te zeggen dat ik van hem hou. Dan werd ik wakker en drong het tot me door dat ik de Droom weer had gehad. 'Kun je nu weer slapen, Lisa?'

'Jawel,' zei ze zacht, ze liet mijn hand los en sloeg haar armpjes om me heen. Ik probeerde me voorzichtig te bevrijden, maar ze wilde me niet laten gaan.

'Laat me los, Lisa. Ik moet ook gaan slapen.' 'Niet weggaan, Peter. Ga alsjeblieft niet weg.'

Ik deed nog een poging om mezelf te bevrijden, maar zodra ik haar hand van mijn T-shirt had losgemaakt, greep ze de stof ergens anders vast. Ten slotte ging ik op mijn zij bovenop de deken naast haar liggen en Lisa nestelde haar hoofd tussen mijn schouder en kin in. Ik legde mijn linkerarm over haar in deken gewikkelde gestalte. Over een paar uur zou het licht worden. Haar angst zou tegelijk met de duisternis verdwijnen en dan kon ik weer naar de bank terug. 'Slaap lekker, Lisa,' fluisterde ik.

'Slaap lekker, Peter,' zei ze en voegde er na een korte pauze aan toe: 'Ik vind je heel erg lief.'

Die woorden waren mij altijd moeilijk over de lippen gekomen, zelfs tegenover Janet. Dat soort emoties was hinderlijk, gevaarlijk. Ik deed mijn ogen open en staarde in de duisternis. Er tikte een tak tegen het dak. Lisa's gezicht gloeide toen ze het tegen mijn borst aandrukte. Ik dacht aan mijn nachtmerrie.

ik vind jou ook heel erg lief, Lisa,' fluisterde ik en sloot mijn ogen, maar ze sliep al.