12
Ik had het bestelbusje nauwelijks in mijn macht en het slingerde de
oprit af. Binnen vijftig meter ontdekte ik dat het wegdek niet uit
aangestampte klei bestond, maar uit een verraderlijke combinatie
van droge grond op natte aarde, en grind in de gaten. Een paar keer
stuiterde ik bijna van de weg af. De oprit kronkelde zich tussen
twee beboste heuvels door en werd omzoomd door dennen en eiken.
Achter de heuvels torenden aan weerszijden bergruggen honderden
meters boven ons uit.
De laatste honderd meter van onze vlucht had ik me aan het stuur vastgeklemd, terwijl mijn achterste op en neer in de stoel bonkte. Toen we het zomerhuis een kleine kilometer achter ons hadden gelaten, kwamen we bij een verharde weg. Ik trapte op de rem en bracht het busje abrupt tot stilstand. Na het gebrul van de motor en het gepiep van de protesterende vering, werden we overweldigd door het gekweel van gaaien en spreeuwen en het ruisen van een zacht briesje door de dennen.
Ik haalde een paar keer diep adem en draaide mijn hoofd naar links en naar rechts. Lisa was er op de een of andere manier in geslaagd om min of meer in haar stoel te blijven zitten tijdens de woeste rit en had zich met een asgrauw gezicht aan de armleuning vastgeklampt.
Hoewel de weg verhard was, leek het me een eigen weg, of op zijn best een weinig gebruikt landweggetje. Zo'n driehonderd meter verder doemde er, rechts, een loodrechte muur van bomen op die wel vierhonderd meter de hoogte in ging. Die richting reed ik uit. Na verscheidene bochten verliet de weg de lage heuvels en kruiste een smalle strook land, waar een gezwollen beekje doorheen stroomde. Het stroompje werd overspannen door een smalle stalen brug en toen we die hadden overgestoken, bevonden we ons bij een zwart geasfalteerde tweebaansweg, die de voet van de rotswand voor ons volgde. De asfaltweg was leeg, je hoorde zelfs geen gebrom van verkeer in de verte. We bevonden ons op de bodem van een smalle kloof, die aan weerszijden rijkelijk bebost was, terwijl de weg de loop van het stroompje volgde, die zich door de bergengte slingerde. Langs de hoofdweg stond geen enkel verkeersbord of wegwijzer. Ik aarzelde even en sloeg toen op goed geluk rechtsaf.
'Doe je veiligheidsgordel om, Lisa,' beval ik en wierp een blik naast me om te zien of ze me gehoorzaamde. Daar had ik niet over in hoeven zitten. Het opvolgen van bevelen was er bij Lisa ingestampt. Ik besefte dat ze me geen enkele keer niet had gehoorzaamd. Ik wenste dat ik dat als positief kon zien.
Zodra ik haar gesp hoorde vastklikken, tastte ik achter me, trok mijn eigen veiligheidsgordel over mijn schouders, maakte die vast, sloeg rechtsaf en reed de tweebaansweg op. Ik keek naar de benzinemeter. Die stond op halfvol. Wist ik maar waar we waren en waar we heen gingen.
'Gaat het een beetje, Lisa?' vroeg ik toen de ergste druk even van de ketel was.
'Ja, hoor,' zei ze met zachte, gespannen stem, alsof ze elk moment in snikken kon uitbarsten, maar zonder tranen. Wat is ze toch geconditioneerd, dacht ik. Ik zei even niets meer en er dwarrelden honderden gedachten door mijn hoofd, maar geen ervan bleef lang genoeg hangen om er serieus over na te denken. De ideeën wisselden elkaar voortdurend af. Deze ene keer kon ik geen besluit nemen of plannen maken. Grimmig trapte ik het gaspedaal nog dieper in en scheurde nog harder over de kronkelweg, zonder het geringste idee waar we heen gingen, maar aannemend dat wat er voor ons lag niet erger kon zijn dan wat we zojuist achter de rug hadden, is hij dood?' vroeg Lisa opeens. 'Wie?'
'De man met die slang op zijn arm. Is hij dood? Heb je hem vermoord?'
Wat moet je zeggen tegen een achtjarig kind dat vraagt of je iemand hebt gedood? Ze had eigenlijk nog niet zo direct met de dood kennis mogen hebben gemaakt. Ze moest zich bezighouden met voetbal, haar nieuwe jurk of wat ze voor haar verjaardag wilde. Ze had me evengoed kunnen vragen wat de SS in Dachau uitspookte, ik weet het niet. Misschien. Ik heb het niet expres gedaan.' ik hoop maar dat hij dood is!' zei Lisa opeens nadrukkelijk. Een klein meisje ziet een man voor haar ogen doorboord worden en ze hoopt dat hij dood is. Ik schaamde me dat haar leven tot deze gedachte had geleid.
'Hij is slecht!' voegde ze eraan toe toen ik niet reageerde. 'Omdat hij ons heeft geboeid en naar dat huis heeft gebracht?' 'Nee,' zei ze en vervolgde na een stilte: 'Hij was het. Hij en die andere man.'
'Hebben hij en die andere man je ontvoerd?'
Vanuit mijn ooghoek zag ik Lisa knikken. Ik had nooit gevraagd wat haar was overkomen. Ik was bang geweest om haar te ondervragen, om haar te dwingen die pijnlijke herinneringen op te halen, maar nu scheen ze erover te willen praten. Misschien was dat wel goed. 'Vind je het erg om me te vertellen wat er gebeurd is, wat die man met die slang op zijn arm heeft gedaan?'
Ze schudde haar hoofd en staarde naar haar schoenen. Ik besloot haar niet onder druk te zetten. Als ze over haar ontvoering wilde praten, dan deed ze dat wel. Ik reed over de lege weg, nog steeds zonder ook maar een wegwijzer of teken van leven te zien. 'We waren aan het spelen,' zei ze even later zachtjes. 'In het park of op school?'
'Nee, thuis. In de voortuin met Carla en Susan. We hadden geschommeld. En toen gingen we met de poppen spelen. Ik had voor de kerst een rose scooter voor Barbie gekregen.' 'Wat gebeurde er toen?'
'We waren aan het spelen en Carla zei dat ze van haar moeder voor haar verjaardag een auto met open dak kreeg voor haar Barbie. Ze zei dat een auto mooier was dan mijn rose scooter. Ik zei dat Barbie liever een scooter had, omdat die veel leuker was dan een oude auto. Toen stopte er een wagen voor ons huis en de man met de slang kwam eruit. Hij sprong naar buiten en hij holde naar ons toe. Het was een vergissing!' 'Hoe bedoel je? Hoezo een vergissing?' 'Hij wou mij niet hebben. Het was een vergissing!' 'Ik snap het niet, Lisa.'
'Hij holde naar Carla en hij greep haar beet. Susan rende weg, maar ik trapte tegen zijn scheenbeen. Carla huilde en probeerde los te komen en toen ik tegen zijn been schopte, liet hij haar min of meer vallen en rende ze weg. Maar toen ik ook weg wou rennen, greep hij mij beet en stopte hij mij in de auto en die andere man reed weg. Als ik was weggerend, net als Susan, dan had hij Carla meegenomen. Hij wou mij niet.'
Al luisterend vormde zich een ijsklomp in mijn maag. Dit kleine meisje had een volwassen vent aangevallen om haar vriendinnetje te bevrijden en daar voelde ze zich nu schuldig over. Een stemmetje in haar fluisterde: 'Je bent een stommeling. Het is je eigen schuld. Als je zo slim was geweest om weg te rennen, net als Susan, dan zou er niets aan de hand zijn geweest,' terwijl een ander stemmetje fluisterde: 'Je bent slecht omdat je wou dat je was weggerend en dat ze ditje vriendinnetje hadden aangedaan in plaats van jou.'
'Ik heb bewondering voor je, Lisa,' zei ik welgemeend. 'Je bent heel erg moedig geweest.'
ik wil niet moedig zijn. Ik wil naar huis.'
'Dat weet ik. Ik ook.' Ik dacht even na en gooide het over een andere boeg. 'Weet je wat een politieagent is?'
'Jawel.'
'Politieagenten proberen slechte mannen zoals Eric, met die slang, tegen te houden. Als je achterna werd gezeten door een slechte man en de politieagent zag dat, denk je dan dat die agent weg zou rennen of dat hij die slechte man zou proberen tegen te houden?' 'Bedoel je zoals jij Ken hebt tegengehouden?'
'Zoiets, ja. Denk je niet dat die politieagent je zou helpen en met die slechte man zou gaan vechten?' ik denk van wel.'
'En als die politieagent wist dat hij de kans liep om gewond te raken als hij je hielp? Zou hij je dan door die slechte man laten grijpen? Denk je niet dat hij je dan toch zou helpen?' 'Vast wel. Dat heb jij ook gedaan. Ben jij politieagent?' 'Nee. Ik zag toevallig dat je in de nesten zat. Precies zoals jij zag dat Carla problemen had. Ik probeerde jou te helpen, precies zoals jij Carla hielp. Denk je dat ik er spijt van heb dat ik je probeer te helpen?'
'Dat weet ik niet.'
ik heb geen spijt. Ik zou het zo weer doen. En weet je waarom?' 'Nee.'
'Omdat ik denk dat het de enige goede oplossing was.' 'Doe je altijd goede dingen?' Ik dacht aan Janet. 'Nee, vaak niet.' 'Waarom nu dan wel?'
'Soms kun je iets kleins doen en soms iets groots. Jou helpen was iets groots. Had je liever gehad dat ik je niet had geholpen? Als je alles over kon doen, had je dan liever gehad dat ik je bij Ken had gelaten?'
'Nee, ik haat Ken. Ik hoop dat hij doodgaat, net als die man met die slang.'
'Denk je dat Carla blij is dat je haar hebt gered?'
Lisa dacht even na voordat ze antwoordde: ik denk van wel.'
'Lisa, je bent opgekomen voor je vriendin. Dat is heel moedig.'
'Als ik het over kon doen, zoals je zei, dan zou ik het niet doen. Ik wil niet moedig zijn. Ik wou dat hij Carla had meegenomen en mij met rust had gelaten!' Lisa's ogen waren rood, ze haalde haar neus op en boog haar hoofd.
Ik had niet veel kijk op mensen en hun zielenroerselen, maar ik wist dat ik iets moest zeggen om haar op te monteren, om haar te helpen leven met wat haar was overkomen, ook al was wat ik ging zeggen niet helemaal waar.
'Je kunt er niets aan doen dat je moedig bent, Lisa,' zei ik tegen haar. 'Zo zitje nu eenmaal in elkaar. En als het weer gebeurde, zou je precies hetzelfde doen.' 'Nietes. Ik zou wegrennen!'
'Dat denk je, maar je bent nu eenmaal moedig en daar doe je niets tegen. Misschien wil je wel wegrennen, maar je doet het niet. Je zou weer vechten om je vriendinnetje te bevrijden. Ik ben heel erg trots op je. Dat moet je zelf ook zijn. En als we thuis zijn, zal iedereen het zeggen. Niet alleen ik.'
Lisa was een paar minuten stil en vroeg toen zonder enige overgang: 'Denk je dat hij ons weer vindt?' 'Wie? Die man met dat grijze haar? Jimmie?' 'Ja, die. Zou hij ons weer vinden? Ik wil niet meer moedig zijn.' 'Hij heeft geen auto en hij weet niet waar we zijn en ook niet waar we heen gaan. Trouwens, we gaan zo naar de politie en agenten brengen je naar huis. Met hen zal hij niet vechten. Voor hen holt hij zo hard weg als hij kan. Het laatste wat hij wil, is ooit nog in onze buurt komen.'
Zonder het te beseffen, had ik kennelijk het besluit genomen dat ik had willen vermijden. Ik had alles zelf willen doen en daardoor waren we bijna vermoord.
'Breng jij me niet naar huis?' vroeg Lisa angstig.
'Jawel, maar de politie...'
'Ga jij mee? Ga jij dan met me mee?'
'Ik laatje niet in steek. De politie beitje ouders en die komen je halen. Ik blijf bij je tot ze er zijn.' 'En als de politie ze niet kan vinden? Wat dan?' 'Ze vinden ze heus wel. Maak je geen zorgen.'
'Maar als ze ze niet vinden? Kan ik dan bij jou blijven? Mag ik van de politie dan bij jou blijven?'
'Dat is misschien niet zo'n goed idee. Er is vast wel een aardige politieagente die voor je wil zorgen totdat...'
'Nee! Je hebt het beloofd. Je zei dat je me naar huis zou brengen, wat er ook gebeurde. Je hebt het zelf beloofd!' krijste Lisa. 'Ik laatje heus niet alleen. Ik blijf bij je tot je ouders er zijn.' 'Maar je zei net dat de politie dat misschien niet goed vond. Je zei dat ik je kon vertrouwen. Je hebt het beloofd...'
'Luister eens, Lisa. Het is heel gevaarlijk. Ze hadden je bijna weer te pakken. Ik weet niet eens waar we zijn. Mijn portemonnee is weg. Ik heb geen geld. Ik kan niet eens eten kopen of benzine tanken.' 'En het geld dat je uit die automaat in de winkel hebt gehaald? Is daar niets van over?'
Het geld uit de automaat? Dat had ik in mijn broekzak gestopt. Had ik het overgedaan in mijn spijkerbroek? Ik het mijn hand onder mijn rechterbil glijden en drukte mijn vingers tegen de stof. Allemachtig, ik voelde de biljetten door de stof heen zitten. Het geld zat er nog in! Eric was dus toch te lui geweest om mijn broek binnenstebuiten te keren. Ik had geen portemonnee of rijbewijs meer, geen creditcards, schoon ondergoed, sokken of zelfs maar een kam, maar wel tweehonderd dollar contant. Zou dat genoeg zijn om deze oude rammelkast naar Oakdale, Oregon, te krijgen? Dat hing er vanaf waar we ons bevonden.
Maar als die vent ons weer opspoorde? Of als ik aangehouden werd wegens te hard rijden? Hoe ging ik uitleggen dat ik de politie niet had gewaarschuwd? Maar daar was het natuurlijk toch al te laat voor. Die grens had ik in het Belair Motel al gepasseerd. Als ze me met Lisa aanhielden, voordat ik haar thuis had afgeleverd, zouden ze me voor pedofiel verslijten. 'Je hebt het beloofd,' dreinde Lisa.
Verdraaid, soms moest je een belofte verbreken. Maar daar had ik een gloeiende hekel aan. Ik ging er prat op dat ik me altijd aan mijn woord hield. Volgens mijn vader was dat het belangrijkste in het leven. Afspraak is afspraak. Dat was een van de laatste dingen die hij tegen me zei. En hij had gelijk.
Maar zou het niet slimmer zijn om haar aan het gezag over te dragen en de gevolgen ervan onder ogen zien? Zolang zij er niet in slaagden om Lisa zodanig te intimideren dat ze zei dat ik haar had misbruikt, wat een wezenlijk risico was, kon het best goed gaan. Als ik de politie waarschuwde, zou ik mijn belofte aan haar weliswaar verbreken, maar ooit, als ze ouder was, zou ze het begrijpen. Verrek! Hoe vaak hadden volwassenen dat niet tegen mij gezegd als kind? 'Als je ouder bent, Peter, dan snap je het wel.'
Allemaal kletskoek, een excuus om je er vanaf te maken. Ik wist er alles van.
Toen ik elf jaar oud was, kwam er een nieuwe jongen bij mij op school die al op het eerste gezicht een hekel aan me had. Ik weet ook niet waarom. We speelden zaalvoetbal en hij deed zijn uiterste best om me te molesteren, wanneer hij de kans maar kreeg. Hij was groter dan ik, maar ik zei tegen mijn vriendje Terry Dahlberg dat ik het met hem uit wou vechten. 'Maar hij slaatje tot moes,' zei Terry.
'Kan wel zijn, ik ben het beu. Ik ga het tegen hem opnemen.' 'En dan?' vroeg Terry. 'Hij slaatje een gebroken neus en de volgende keer pakt hij je wéér met voetballen.' 'Ik moet iets doen. Ik ben het spuugzat.'
'Je doet er het beste aan om met meneer Hayman te gaan praten. Laat hij er maar iets aan doen.' 'Ik ga niet klikken.'
'Dat hoeft ook niet. Je zegt gewoon tegen Hayman dat iemand het op je gemunt heeft en dat hij het voetballen als excuus gebruikt om je lens te trappen. Het is Haymans taak om dat op te lossen. Waarschijnlijk plaatst hij je over naar de groep van meneer Morressy, of anders kijkt hij wat Levine uitspookt en verbiedt hij het hem.' 'Ik weet het niet, Terry. Ik vind dat ik het zelf moet oplossen.' 'Waarom? Gebruik je hoofd toch eens, Peter. Mijn vader zegt altijd dat je een ander niet in zijn kaart moet spelen. Als je het op Levines manier aanpakt, kun je wel inpakken. En bovendien is dit Haymans verantwoordelijkheid. Je doet er het verstandigst aan om hem dit te laten afhandelen.'
Verstandelijk gezien had Terry gelijk. Dus ik deed wat hij zei. Ik koos voor de verstandigste oplossing. Ik zal nooit de blik vergeten die meneer Hayman me toewierp toen ik hem vertelde dat 'iemand' het op me gemunt had. Hij had evengoed kunnen zeggen: 'Rot voor je, jongen, maar je bent een laffe klikspaan.' Hayman wilde weten of ik me niet vergiste en of ik al met die jongen had gepraat om tot een oplossing te komen. Ik voelde me echt een slappeling toen ik steeds moest antwoorden dat ik het niet wist.
Ik kreeg in elk geval mijn zin. Meneer Hayman stuurde me naar de groep van meneer Moressy om daar het schooljaar vol te maken. En iedereen wist dat ik er met mijn staart tussen mijn benen tussenuit was geknepen. Elke keer dat Levine me in de gang tegenkwam, lachte hij me uit. Ik had gedaan wat voor de hand lag, ik had gekozen voor de verstandigste oplossing. Ik had mijn probleem opgelost, zonder dat er ook maar een klap of zelfs maar een woord was gevallen, en het was een van de slechtste besluiten die ik ooit had genomen. Het enige goede dat eruit voortkwam was dat ik dolgraag wilde leren boksen en sterker wilde worden.
De wetenschap dat je een vent met drie welgemikte klappen kunt vloeren, schenkt je een enorm zelfvertrouwen. Tjonge, ik wou dat ik het tegen Mike Levine had opgenomen. Ik had liever gehad dat hij me tot pulp had geslagen, dan voor deze oplossing te kiezen. En nu overwoog ik hetzelfde te gaan doen. Waarschuw de politie. Laat het kind bij hen achter. Laat hen het maar uitzoeken. Ga naar huis en vermijd alle herrie. Ga ervandoor. Net zoals Janet had gedaan.
Stond ik niet op het punt om hetzelfde te doen, mijn belofte verbreken en weghollen? Ik keek opzij naar Lisa. Ze zat in elkaar gedoken in een hoekje van de stoel, nog steeds vechtend tegen haar tranen. Wie had me ooit zo nodig gehad als zij? Wie had er ooit zo in me geloofd als zij? Ik hoefde alleen maar een telefoon te zoeken. Lisa keek naar me op en ik besefte dat ik haar niet kon opgeven, nu niet, nog niet.
'Goed dan, Lisa, ik waarschuw de politie niet.' 'Meen je dat?'
'Ja. Ik was net even vergeten dat je je aan je woord moet houden. Als je iets belooft, moet je het ook doen. Ik vergat dat als je iets heel belangrijks doet, je er niet zomaar mee kunt stoppen. Ik hou er niet mee op en ik loop niet weg. Deze keer niet.
We hebben tweehonderd dollar. We zien wel hoe ver we daarmee komen. Als het op is, moet ik iets anders bedenken. Pas als we vast komen te zitten en ik je niet meteen naar huis kan brengen, waarschuw ik de politie. En ik blijf je ouders bellen. Zodra die opnemen, vraag ik of ze je komen ophalen. Snap je?' 'Ja, Peter. Wanneer zijn we thuis?' 'Dat weet ik niet. Gauw, hoop ik. Heel gauw.'
Was dit een verstandig besluit? Misschien niet, maar ik had er een goed gevoel over. Mocht ik voor deze ene keer misschien eens op mijn gevoel afgaan? Janet had toch gezegd dat ik een en al hoofd was en geen hart had? Tot nu toe had ik altijd voor het verstand gekozen. Misschien begreep mister Spock mijn beslissing om Lisa naar huis te brengen niet, maar ik wel.
Ik keek opzij en zag dat Lisa zich in haar stoel had uitgestrekt en voor de tweede keer zag ik haar echt lachen. Nu ik geen moeilijke beslissingen meer hoefde te nemen, had ik het gevoel of er een zware last van mijn schouders was gevallen. Het klokje op het dashboard gaf tien voor negen aan. Ik richtte mijn blik op de weg en trapte het gaspedaal nog dieper in.