Koud en wit

Ik ben als een goudsmid die hamert, dag en nacht

Alleen zo kan ik de pijn veranderen

In een gouden ornament, zo zacht als de vleugels van een cicade.

– Xi Murong, Poetry’s Value

Daar waren ze weer. Mo voelde ze dichterbij komen, zag ze ook als hij zijn ogen dichthield: Witte Vrouwen, met bleke gezichten en een blik die kleurloos en koud was. Dat was alles waar de wereld nog uit bestond, witte schaduwen in het donker en de pijn in zijn borst, rode pijn. Iedere ademtocht bracht die terug. Ademen. Was dat niet ooit heel gemakkelijk geweest? Nu viel het hem zwaar, zo zwaar alsof ze hem al hadden begraven, alsof ze al aarde op zijn borst hadden opgestapeld, op de pijn die brandde en klopte. Hij kon zich niet bewegen. Zijn lichaam was nutteloos, een brandende gevangenis. Hij wilde zijn ogen openen, maar zijn oogleden wogen zo zwaar alsof ze van steen waren. Alles was verloren. Alleen woorden waren nog over: pijn, angst, dood. Witte woorden. Zonder kleur, zonder leven. Alleen de pijn was rood.

Is dat de dood? dacht Mo. Dit niets, vol met bleke schaduwen? Soms dacht hij dat hij de vingers van de bleke vrouwen voelde, hoe ze hem in zijn pijnlijke borst grepen, alsof ze zijn hart wilden platdrukken. Hun adem ging langs zijn warme gezicht, en ze fluisterden hem een naam toe, maar het was niet de naam die hij zich herinnerde. Vlaamse Gaai fluisterden ze hem toe.

Hun stemmen leken van koude hartstocht gemaakt, alleen van hartstocht. Het is heel gemakkelijk, fluisterden ze, je hoeft niet eens je ogen open te doen. Geen pijn meer, geen duisternis. Sta op, fluisterden ze, het wordt tijd, en ze schoven hun witte vingers tussen de zijne, zo heerlijk koel op zijn brandende huid.

Maar de andere stem liet hem niet gaan. Onduidelijk, nauwelijks waarneembaar, alsof ze van heel ver kwam, drong ze door het gefluister heen. De stem klonk vreemd, bijna vals tussen de fluisterende schaduwen. Wees stil! wilde hij tegen de stem zeggen, met zijn tong van steen. Wees alsjeblieft stil, laat me gaan! Want alleen die stem hield hem vast in het brandende huis dat zijn lichaam was. Maar de stem sprak verder.

Hij kende de stem, maar waarvan? Hij kon het zich niet herinneren. Het was lang geleden dat hij hem voor het laatst had gehoord, te lang…

 

   

Web van inkt
titlepage.xhtml
text_part0000.html
text_part0001.html
text_part0002.html
text_part0003.html
text_part0004.html
text_part0005.html
text_part0006.html
text_part0007.html
text_part0008.html
text_part0009.html
text_part0010.html
text_part0011.html
text_part0012.html
text_part0013.html
text_part0014.html
text_part0015.html
text_part0016.html
text_part0017.html
text_part0018.html
text_part0019.html
text_part0020.html
text_part0021.html
text_part0022.html
text_part0023.html
text_part0024.html
text_part0025.html
text_part0026.html
text_part0027.html
text_part0028.html
text_part0029.html
text_part0030.html
text_part0031.html
text_part0032.html
text_part0033.html
text_part0034.html
text_part0035.html
text_part0036.html
text_part0037.html
text_part0038.html
text_part0039.html
text_part0040.html
text_part0041.html
text_part0042.html
text_part0043.html
text_part0044.html
text_part0045.html
text_part0046.html
text_part0047.html
text_part0048.html
text_part0049.html
text_part0050.html
text_part0051.html
text_part0052.html
text_part0053.html
text_part0054.html
text_part0055.html
text_part0056.html
text_part0057.html
text_part0058.html
text_part0059.html
text_part0060.html
text_part0061.html
text_part0062.html
text_part0063.html
text_part0064.html
text_part0065.html
text_part0066.html
text_part0067.html
text_part0068.html
text_part0069.html
text_part0070.html
text_part0071.html
text_part0072.html
text_part0073.html
text_part0074.html
text_part0075.html
text_part0076.html
text_part0077.html
text_part0078.html
text_part0079.html
text_part0080.html
text_part0081.html
text_part0082.html
text_part0083.html
text_part0084.html
text_part0085.html