Een cadeau voor Capricorno

‘Ik mag hem niet zo erg,’ zei Alice bezorgd. ‘Ik weet niet precies waarom, maar ik vertrouw hem niet helemaal. Kun je hem niet eens iets laten zeggen, Duncan? Het klinkt misschien gek, maar als ik zijn stem zou horen, zou ik beter weten wat ik aan hem heb.’

– James Fenimore Cooper, De laatste der Mohikanen

De avond viel, het werd nacht en er kwam niemand om de kelder van Elinor open te maken. Zwijgend zaten ze tussen de tomatenpuree, blikken ravioli en wat er verder nog aan voorraden op de rekken rondom hen stond. Ze probeerden de angst op de gezichten van de anderen niet te zien.

‘Nou, zo groot is mijn huis nu ook weer niet!’ verbrak Elinor op een gegeven moment de stilte. ‘Intussen zou toch zelfs die idioot van een Basta begrepen moeten hebben dat Meggie hier echt niet is.’

Niemand zei iets terug. Resa hield Mortimer stevig vast, alsof ze hem op die manier beter tegen Basta kon beschermen. Darius poetste voor de honderdste keer zijn smetteloze bril. Toen tenslotte voetstappen dichterbij kwamen, was het horloge van Elinor stil blijven staan. Herinneringen overspoelden haar vermoeide geest, terwijl ze moeizaam opstond van het blik olijfolie waar ze op had gezeten, herinneringen aan raamloze muren en muf stro. Haar kelder was als gevangenis comfortabeler dan de hokken waar ze bij Capricorno in had gezeten, om van de graftombe onder zijn kerk maar te zwijgen. Maar de man die de deur opengooide was dezelfde – en Elinor was in haar eigen huis minstens net zo bang voor Basta.

Toen ze hem de laatste keer had gezien, was hij zelf een gevangene, door zijn beminde meester in een hondenhok gestopt. Was hij dat vergeten? Hoe had Mortola hem zover gekregen dat hij toch weer haar dienaar wilde zijn? Elinor was niet zo dom om hem ernaar te vragen, maar beantwoordde de vraag zelf: omdat een hond een baas nodig heeft.

Basta had Kleerkast bij zich toen hij haar kwam ophalen. Tenslotte waren ze met z’n vieren, en Basta herinnerde zich beslist nog de dag dat Stofvinger hem door de vingers was geglipt. ‘Tja, het spijt me, Tovertong, het heeft wat langer geduurd,’ zei hij met zijn kattenstem toen hij Mortimer door de gang voor zich uit duwde, naar de bibliotheek van Elinor. ‘Maar Mortola kwam er gewoon niet uit hoe ze zich moest wreken, nu je heksendochter er kennelijk echt vandoor is.’

‘En? Wat is het geworden?’ vroeg Elinor, hoewel ze bang was voor het antwoord. En Basta was maar wat graag bereid om dat antwoord te geven.

‘Nou ja, eerst was ze van plan om jullie allemaal neer te schieten en in het meer te dumpen, hoewel wij tegen haar hebben gezegd dat het ook voldoende zou zijn om jullie gewoon ergens verderop onder de struiken te begraven. Maar toen vond ze het toch al te barmhartig om jullie te laten sterven in het bewustzijn dat het Kleine Heksje ontsnapt is. Nee, dat idee beviel Mortola van geen kant.’

‘Zo, beviel haar dat niet?’ Elinors benen werden zo loodzwaar van angst dat ze bleef staan totdat Kleerkast haar ongeduldig vooruitduwde. Maar voordat ze kon vragen wat Mortola dan in plaats van neerschieten had bedacht, deed Basta de deur van de bibliotheek al open en gebaarde hun met een sarcastische buiging naar binnen te gaan.

Mortola troonde op Elinors lievelingsstoel. Op nauwelijks een voetstap afstand lag een hond met tranende ogen en een kop die breed genoeg was om er een bord op te zetten. Zijn voorpoten waren omzwachteld, net als de benen van Mortola, en ook om zijn buik zat verband. Een hond! In haar bibliotheek! Elinor perste haar lippen op elkaar. Waarschijnlijk is dat op dit moment je minste zorg, Elinor! zei ze in zichzelf. Dus doe gewoon alsof je hem niet ziet.

De stok van Mortola stond tegen een van de glazen vitrines waarin Elinor haar kostbaarste boeken bewaarde. Het Maangezicht stond naast de oude vrouw. Orpheus – wat verbeeldde die sufferd zich, om aanspraak te maken op zo’n naam, of hadden zijn ouders hem soms in alle ernst zo genoemd? In ieder geval zag hij eruit alsof hij een even beroerde nacht had gehad als zij, wat Elinor met een venijnig soort voldoening vervulde.

‘Mijn zoon beweerde altijd dat wraak een gerecht is dat koud het beste smaakt,’ zei Mortola, terwijl ze tevreden naar de uitgeputte gezichten van haar gevangenen keek. ‘Ik geef toe dat ik gisteren niet in de stemming was om dat advies op te volgen. Ik had jullie graag ter plekke zien sterven, maar de verdwijning van het Kleine Heksje verschafte me de tijd om na te denken. Zo ben ik tot het besluit gekomen mijn wraak nog wat uit te stellen, om er beter van te kunnen genieten als hij nog kouder is.’

‘Moet je horen!’ mompelde Elinor, wat haar op een por met de loop van Basta’s geweer kwam te staan. Maar Mortola richtte haar vogelblik op Mortimer. Ze scheen verder niemand te zien, Resa niet, Darius niet, alleen Mortimer.

‘Tovertong!’ Ze sprak de naam vol verachting uit. ‘Hoeveel heb jij er gedood met je fluwelen stem? Een stuk of tien? Cockerell, Platneus en tot slot, als kroon op je werk, mijn zoon.’ De bitterheid in de stem van Mortola was zo vers alsof Capricorno niet een jaar geleden, maar afgelopen nacht was gestorven. ‘Omdat je hem gedood hebt zul jij ook sterven. Je sterft, zowaar als ik hier zit. En ik zal toekijken, zoals ik moest toekijken bij de dood van mijn eigen zoon. Uit ervaring weet ik dat niets meer pijn doet dan de dood van je eigen kind, noch in deze, noch in een andere wereld. Daarom wil ik dat je bij de dood van je dochter toekijkt, voordat je zelf sterft.’

Mortimer vertrok geen spier. Normaal was iedere emotie van zijn gezicht af te lezen, maar zelfs Elinor had op dit moment niet kunnen zeggen wat er in zijn binnenste gebeurde.

‘Ze is weg, Mortola,’ zei hij alleen maar. Zijn stem was hees. ‘Meggie is weg, en ik vermoed dat jij haar niet kunt terughalen, anders had je het allang gedaan, nietwaar?’

‘Wie heeft het over terughalen?’ De smalle lippen van Mortola krulden tot een vreugdeloze glimlach. ‘Denk je soms dat ik van plan ben om nog langer in jouw belachelijke wereld te blijven, nu ik het boek heb? Waarom zou ik? Nee, we zullen je dochter naar mijn wereld volgen. Basta zal haar daar vangen als een vogeltje. En dan doe ik jullie tweeën cadeau aan mijn zoon. Er zal weer een feest komen, Tovertong, maar dit keer zal het niet Capricorno zijn die sterft. O nee. Hij zal naast me zitten en mijn hand vasthouden, terwijl de dood eerst je dochter en dan jouzelf haalt. Ja, zo zal het gaan!’

Elinor keek naar Darius en ontdekte op zijn gezicht dezelfde sceptische verbazing die ze zelf ook voelde.

Met een hautain glimlachje zei Mortola: ‘Wat staren jullie me aan? Denken jullie dat Capricorno dood is?’ De stem van Mortola sloeg bijna over. ‘Onzin. Ja, hier is hij gestorven, maar wat zegt dat nou? Deze wereld is een grap, een maskerade, zoals het speelvolk die op de markten opvoert. In onze wereld, de échte, leeft Capricorno nog. Alleen daarom heb ik het boek bij de Vuurvreter teruggehaald. Het Kleine Heksje heeft het zelf gezegd, in de nacht dat jullie hem hebben vermoord: hij zal er altijd zijn, zolang het boek er is. Ik weet dat ze het over de Vuurvreter had, maar wat voor hem geldt, geldt voor mijn zoon des te meer! Ze zijn er allemaal nog, Capricorno en Platneus, Cockerell en de Schaduw!’

Triomfantelijk keek ze van de een naar de ander, maar niemand zei iets. Op Mortimer na. ‘Dat is onzin, Mortola!’ zei hij. ‘En niemand weet dat beter dan jij. Je was toch zelf in de Wereld van inkt, toen Capricorno vandaar verdween, samen met Basta en Stofvinger?’

‘Hij was op reis! Wat zegt dat?’ De stem van Mortola werd schel. ‘En toen kwam hij niet terug, maar dat wil helemaal niets zeggen. Mijn zoon moest voortdurend op reis voor zaken. Adderkop stuurde zijn boodschapper soms middenin de nacht als hij hem nodig had. Maar nu is hij terug. En hij zit te wachten tot ik hem zijn moordenaar breng, in zijn vesting in het Woud zonder Wegen.’

Elinor voelde een mateloze aandrang om te lachen, maar de angst drukte haar keel dicht. Geen twijfel mogelijk! dacht ze. De oude Ekster is krankzinnig geworden! Helaas zou haar dat niet minder gevaarlijk maken.

‘Orpheus!’ Mortola wenkte het Maangezicht ongeduldig bij zich.

Demonstratief langzaam kwam hij haar kant op, alsof hij wilde bewijzen dat hij haar aanwijzingen lang niet zo slaafs opvolgde als Basta dat deed. Onderweg haalde hij een stuk papier uit zijn binnenzak. Met een gewichtig gezicht vouwde hij het open en legde het op de glazen vitrine waar Mortola’s stok tegenaan stond. De hond volgde hijgend zijn bewegingen.

‘Het zal niet gemakkelijk worden!’ zei Orpheus, terwijl hij zich over de hond boog en hem liefdevol over zijn lelijke kop streelde. ‘Ik heb nog nooit geprobeerd om er zoveel tegelijkertijd naar de andere kant te lezen. Misschien moeten we het een voor een proberen…’

‘Nee!’ onderbrak Mortola hem ruw. ‘Nee, je leest ons allemaal tegelijk naar de andere kant, zoals we hebben besproken.’

Orpheus haalde zijn schouders op. ‘Goed dan, zoals je wil. Maar zoals gezegd zit er een risico aan vast, want…’

‘Hou je mond! Ik wil het niet horen.’ Mortola drukte haar knokige vingers in de leuning van de stoel. (Ik kan nooit meer in dat ding gaan zitten zonder aan haar te denken, dacht Elinor.) ‘Mag ik je even herinneren aan de cel die alleen maar openging omdat ik ervoor had betaald? Eén woord van mij en je zit weer op die plek, zonder boeken en zonder ook maar een snipper papier. Geloof me, ik zal daarvoor zorgen als je faalt. Tenslotte heb je de Vuurvreter ook zonder veel moeite daar naartoe gekregen, als ik de verhalen van Basta moet geloven.’

‘Ja, maar dat was gemakkelijk, heel gemakkelijk! Het was net of ik iets op zijn plek teruglegde.’ Orpheus keek dromerig uit het raam, alsof hij Stofvinger buiten op het gras opnieuw zag verdwijnen.

Met gefronst voorhoofd draaide hij zich om naar Mortola. ‘Bij hem is het anders!’ zei hij, terwijl hij naar Mortimer wees. ‘Het is niet zijn verhaal. Hij hoort er niet in thuis.’

‘Dat deed zijn dochter ook niet. Wil je soms zeggen dat zij beter leest dan jij?’

‘Natuurlijk niet!’ Orpheus kwam kaarsrecht overeind. ‘Niemand kan het beter dan ik. Heb ik dat niet al bewezen? Heb je niet zelf gezegd dat Stofvinger tien jaar naar iemand heeft gezocht die hem terug kon lezen?’

‘Ja, ja, het is al goed. Klets dan niet langer.’ Mortola pakte haar stok en kwam moeizaam overeind. ‘Zou het niet aardig zijn als er voor ons in de plaats ook zo’n agressieve kat uit de letters tevoorschijn zou springen, net als bij de Vuurspuwer? De hand van Basta is nog steeds niet genezen, en hij had een mes en de hond als helper.’ Met een boze blik keek ze naar Elinor en Darius.

Elinor deed een stap vooruit, ondanks de geweerloop van Basta. ‘Wat heeft dat te betekenen? Ik ga natuurlijk mee!’

Mortola zette een gespeeld verbaasde blik op. ‘Ach, en wie denk je dat daarover gaat? Wat moet ik met jou? Of met Darius, die onnozele stumper? Mijn zoon zou er beslist geen bezwaar tegen hebben om jullie aan de Schaduw te voeren, maar ik wil het Orpheus niet te moeilijk maken.’ Ze wees met haar stok naar Mortimer. ‘We nemen hem mee! Verder niemand.’

Resa klemde zich aan de arm van Mortimer vast. Met een glimlach liep Mortola naar haar toe. ‘Ja duifje, jou laat ik ook hier!’ zei ze, en ze kneep haar hard in haar wang. ‘Dat zal pijn doen, als ik hem nu weer van je afpak, nietwaar? Jij bent immers zelf pas teruggekomen. Na al die jaren…’

Mortola gaf Basta een teken en hij pakte ruw de arm van Resa beet. Ze verzette zich, hield zich nog steeds aan Mortimer vast. Ze keek zo wanhopig dat Elinor er steken van in haar hart kreeg. Maar toen ze Resa te hulp wilde komen, versperde Kleerkast haar de weg. Mortimer haalde voorzichtig de hand van Resa van zijn arm.

‘Het komt goed,’ zei hij. ‘Tenslotte ben ik de enige van ons gezin die nog niet in de Wereld van inkt is geweest. En ik beloof je dat ik niet zonder Meggie terug zal komen.’

‘Precies, omdat je helemaal niet meer terugkomt!’ zei Basta spottend, terwijl hij Resa ruw tegen Elinor aan duwde.

En Mortola glimlachte nog steeds. Wat zou Elinor haar graag een klap hebben gegeven. Doe nou iets, Elinor! dacht ze. Maar wat kon ze doen? Mortimer vasthouden? Het papier verscheuren dat Maangezicht zo zorgvuldig op de vitrine aan het gladstrijken was?

‘Kunnen we dan nu eindelijk beginnen?’ vroeg Orpheus, en hij ging met zijn tong langs zijn lippen, alsof hij het moment niet kon afwachten dat hij zijn kunsten opnieuw kon demonstreren.

‘Zeker.’ Mortola leunde zwaar op haar stok en wenkte Basta naar zich toe.

Orpheus keek hem wantrouwend aan. ‘Jij zorgt dat hij Stofvinger met rust laat, nietwaar?’ vroeg hij aan Mortola. ‘Dat heb je beloofd!’

Basta haalde een vinger langs zijn keel en knipoogde.

‘Zag je dat?’ De mooie stem van Orpheus sloeg over. ‘Jullie hebben het beloofd! Dat was mijn enige voorwaarde. Jullie laten Stofvinger met rust, of ik lees geen woord!’

‘Ja, ja, het is al goed, schreeuw niet zo, je verpest je stem nog,’ antwoordde Mortola ongeduldig. ‘We hebben Tovertong. Wat interesseert jou die ellendige Vuurvreter nog? Ga nu eindelijk eens lezen!’

‘Hé! Wacht!’ Het was de eerste keer dat Elinor de stem van Kleerkast hoorde. Hij klonk uitzonderlijk hoog voor een man van zijn lengte – alsof een olifant met de stem van een krekel sprak. ‘Wat gebeurt er met de anderen als jullie weg zijn?’

‘Weet ik veel!’ Mortola haalde haar schouders op. ‘Ze moeten het doen met wat er voor ons in de plaats uit het boek komt. Maak van die dikzak je dienstmeid en van Darius je laarzenpoetser. Zie maar… het maakt mij niet uit. En lees nu eindelijk eens!’

Orpheus gehoorzaamde.

Hij liep naar de vitrine waar het papier met zijn woorden op lag, schraapte zijn keel en zette zijn bril recht…

‘De vesting van Capricorno lag op de plaats in het bos waar de eerste reuzensporen te vinden waren.’ De woorden vloeiden hem als muziek over de lippen. ‘Er was daar allang geen reus meer gezien, maar andere wezens, veel angstaanjagender dan reuzen, dwaalden ’s nachts langs de muren – nachtmaren en roodkappen, net zo wreed als de mensen die de vesting hadden gebouwd. Ze was uit grijze stenen opgetrokken, zo grijs als de rotsachtige helling waar ze tegenaan geleund stond…’

Doe iets! dacht Elinor. Doe iets, nu of nooit, trek het Maangezicht dat papier uit zijn handen, schop de stok van de Ekster weg… maar ze kon zich niet verroeren.

Wat een stem! En die betoverende woorden – wat maakten ze haar hersenen stroperig, wat maakten ze haar slaperig van verrukking. Toen Orpheus voorlas over struikwinde en tamariskbloemen dacht Elinor dat ze ze kon ruiken. Hij leest inderdaad net zo goed als Mortimer! Dat was de enige zelfstandige gedachte die in haar hoofd opkwam. Met de anderen ging het niet veel beter, ze hingen allemaal aan Orpheus’ lippen, alsof ze het volgende woord maar nauwelijks konden afwachten: Darius, Kleerkast, zelfs Mortimer; ja, zelfs de Ekster. Roerloos luisterden ze, gevangen in een klankweb van woorden. Er was maar één iemand die bewoog. Resa. Elinor zag hoe ze tegen de betovering vocht als tegen diep water, hoe ze achter Mortimer ging staan en haar armen om hem heen sloeg.

En toen waren ze allemaal verdwenen: Basta, de Ekster, Mortimer en Resa.

Web van inkt
titlepage.xhtml
text_part0000.html
text_part0001.html
text_part0002.html
text_part0003.html
text_part0004.html
text_part0005.html
text_part0006.html
text_part0007.html
text_part0008.html
text_part0009.html
text_part0010.html
text_part0011.html
text_part0012.html
text_part0013.html
text_part0014.html
text_part0015.html
text_part0016.html
text_part0017.html
text_part0018.html
text_part0019.html
text_part0020.html
text_part0021.html
text_part0022.html
text_part0023.html
text_part0024.html
text_part0025.html
text_part0026.html
text_part0027.html
text_part0028.html
text_part0029.html
text_part0030.html
text_part0031.html
text_part0032.html
text_part0033.html
text_part0034.html
text_part0035.html
text_part0036.html
text_part0037.html
text_part0038.html
text_part0039.html
text_part0040.html
text_part0041.html
text_part0042.html
text_part0043.html
text_part0044.html
text_part0045.html
text_part0046.html
text_part0047.html
text_part0048.html
text_part0049.html
text_part0050.html
text_part0051.html
text_part0052.html
text_part0053.html
text_part0054.html
text_part0055.html
text_part0056.html
text_part0057.html
text_part0058.html
text_part0059.html
text_part0060.html
text_part0061.html
text_part0062.html
text_part0063.html
text_part0064.html
text_part0065.html
text_part0066.html
text_part0067.html
text_part0068.html
text_part0069.html
text_part0070.html
text_part0071.html
text_part0072.html
text_part0073.html
text_part0074.html
text_part0075.html
text_part0076.html
text_part0077.html
text_part0078.html
text_part0079.html
text_part0080.html
text_part0081.html
text_part0082.html
text_part0083.html
text_part0084.html
text_part0085.html