Alleen

‘O, waarom ben ik uit mijn hobbithol weggegaan!’ zei de arme meneer Balings, terwijl hij op Bomburs rug op en neer hobbelde.

– J. R. R. Tolkien, De hobbit

Toen Elinor de schoten hoorde, sprong ze zo haastig overeind dat ze in het donker over haar eigen slaapzak struikelde. Ze viel languit in het stoppelige gras. De stoppels prikten in haar handen toen ze overeind krabbelde. ‘O mijn God, o mijn God, ze hebben hen te pakken!’ stamelde ze, terwijl ze in het donker rondstrompelde en naar die stomme jurk zocht die de jongen voor haar had gestolen. Het was zo donker dat ze haar eigen voeten nauwelijks kon zien. ‘Dat komt er nou van,’ fluisterde ze steeds weer. ‘Waarom hebben ze mij niet meegenomen, verdraaide stomkoppen, ik had de wacht kunnen houden, ik had wel opgelet.’ Maar toen ze de jurk eindelijk had gevonden en hem met trillende vingers over haar hoofd had getrokken, bleef ze plotseling roerloos staan.

Wat was het stil. Doodstil.

Ze hebben ze doodgeschoten! fluisterde iets in haar. Daarom is het zo stil. Ze zijn dood. Morsdood. Ze liggen bloedend op dat plein voor het huis, allebei, o mijn God. Wat nu? Ze snikte. Nee, Elinor, geen tranen. Waar is dat goed voor? Ga ze zoeken, vooruit.

Ze ging strompelend op weg. Was dit de goede richting?

‘Je kunt niet mee, Elinor!’ Dat had Mortimer gezegd. Hij zag er zo anders uit in het pak dat Farid voor hem had meegenomen. Net een van Capricorno’s mannen, maar dat was tenslotte ook de opzet van die hele verkleedpartij. De jongen had zelfs een geweer voor hem meegenomen.

‘Waarom niet?’ had ze gevraagd. ‘Ik trek zelfs die stomme jurk aan!’

‘Een vrouw zou opvallen, Elinor! Je hebt het toch zelf gezien. ’s Nachts is daar niet één vrouw op straat. Alleen wachtposten. Vraag maar aan de jongen.’

‘Ik heb geen zin om het hem te vragen! Waarom heeft hij dan geen pak voor mij gestolen? Dan had ik me als man kunnen verkleden!’

Daar hadden ze geen antwoord op geweten.

‘Elinor, alsjeblieft, we hebben iemand nodig die bij onze spullen blijft!’

‘Bij onze spullen? Bedoel je die smerige rugzak van Stofvinger?’ Uit woede had ze er een schop tegen gegeven. Wat vonden ze zichzelf slim! Maar die maskerade had hun niets opgeleverd. Wie had hen herkend? Basta, Platneus, die hinkepoot? ‘Bij het aanbreken van de dag zijn we terug, Elinor! Met Meggie.’ Leugenaars! Ze had het aan zijn stem gehoord dat hij er zelf niet in geloofde. Elinor struikelde over een boomwortel, greep met haar hand in iets stekeligs en liet zich snikkend op haar knieën vallen. Moordenaars! Moordenaars en brandstichters. Wat had ze met die schurken te maken? Ze had het moeten weten, toen Mortimer zo plotseling weer voor haar deur stond en haar vroeg het boek te verstoppen. Waarom had ze niet gewoon nee gezegd? Ze had toch meteen al gedacht dat die lucifervreter eruitzag als iemand bij wie het woord problemen met rode verf op zijn voorhoofd geschreven stond? Maar het boek... Ja, dat boek. Natuurlijk had ze daar geen weerstand aan kunnen bieden.

Die stinkende marter hebben ze meegenomen! dacht ze, terwijl ze weer opkrabbelde. Maar mij niet. En nu zijn ze dood. ‘Laten we naar de politie gaan!’ Hoe vaak had ze dat niet gezegd! Maar het antwoord van Mortimer was altijd hetzelfde geweest. ‘Nee, Elinor. Capricorno zou Meggie laten verdwijnen zodra de eerste agent in het dorp verschijnt. En het mes van Basta is sneller dan alle politiemannen van de wereld, geloof me maar.’ Boven zijn neus verscheen die diepe rimpel. Ze kende hem goed genoeg om te weten wat dat betekende.

Wat moest ze doen? Zo helemaal in haar eentje?

Stel je niet aan, Elinor! ging ze tegen zichzelf tekeer. Je was altijd al alleen, ben je dat soms vergeten? Denk na. Je moet het meisje helpen, wat er ook met haar vader is gebeurd. Je moet haar eruit halen, uit dat vervloekte dorp. Er is niemand meer die dat op zich zou kunnen nemen, behalve jij. Of wil je dat zij ook zo wordt als die schuwe dienstmeiden, die nauwelijks op durven kijken en er alleen maar zijn om voor hun Hoge Heerschap te poetsen en te koken? Misschien mag ze Capricorno af en toe iets voorlezen, als hij er zin in heeft, en als ze wat ouder wordt... Ze is een mooie meid...

Elinor werd misselijk. ‘Ik heb zo’n geweer nodig,’ fluisterde ze, ‘of een mes, een groot scherp mes. Daar sluip ik het huis van Capricorno mee binnen. Wie herkent mij nou in die onmogelijke jurk?’ Mortimer had altijd gedacht dat ze alleen uit de voeten kon met de wereld tussen twee boekflappen, maar dat zou ze hem wel eens laten zien!

Hoe dan? gonsde het in haar hoofd. Hij is er niet meer, net als je boeken, Elinor.

Ze snikte, zo hard dat ze er zelf van schrok en een hand voor haar mond hield. Er brak een tak onder haar voet, en achter een van de ramen in het dorp van Capricorno ging het licht uit. Ze had gelijk gehad. De wereld was vreselijk, wreed, zonder mededogen, donker als een nare droom. Geen plaats om te leven. Boeken waren de enige plek waar je medelijden, troost en geluk vond... en liefde. Boeken hielden van iedereen die ze opensloeg, ze gaven geborgenheid en vriendschap, en vroegen daar niets voor terug, gingen nooit weg. Nooit, zelfs niet als ze slecht werden behandeld. Liefde, waarheid, schoonheid, wijsheid en troost in het aangezicht van de dood. Wie had dat ook alweer gezegd? Een of andere collega-boekengek, ze kon zich zijn naam niet herinneren, maar wel zijn woorden. Woorden zijn onsterfelijk... behalve als iemand langskomt om ze te verbranden. En zelfs dan...

Ze strompelde verder. Vanuit het dorp van Capricorno sijpelde het licht als waterige melk de nacht in. Op de parkeerplaats tussen de auto’s stonden drie van die moordenaars, die hun hoofden bij elkaar staken. ‘Ja, praat maar!’ fluisterde Elinor. ‘Pronk maar met jullie bloedige vingers en jullie verkoolde harten, het zal jullie nog berouwen dat je ze hebt vermoord.’ Wat was beter? Nu meteen het dorp binnensluipen, of pas morgenochtend? Het was allebei waanzinnig, ze zou nog geen twee straathoeken ver komen. Een van de drie mannen keek om zich heen en even dacht Elinor dat hij haar kon zien. Ze liep achteruit, gleed uit en kon nog net een tak vastgrijpen, voordat haar voeten weer hun grip verloren. Toen ritselde iets achter haar en voordat ze om kon kijken hield een hand haar mond dicht. Ze wilde gillen, maar er kwam geen kik uit haar mond, zo stevig werden haar lippen op elkaar gedrukt.

‘Hier zit je dus. Weet je wel hoe lang ik al naar je aan het zoeken ben?’

Dat kon niet waar zijn. Ze was er zo vast van overtuigd geweest dat ze die stem nooit meer zou horen.

‘Sorry, maar ik wist dat je zou schreeuwen! Kom!’ Mortimer haalde zijn hand voor haar mond weg en gebaarde dat ze mee moest komen. Ze was er niet zeker van wat ze liever had gedaan: hem om de hals vallen of hem zo hard slaan dat het pijn deed.

Pas toen de huizen van Capricorno’s dorp door de bomen nauwelijks meer te zien waren bleef hij staan. ‘Waarom ben je niet bij het bivak gebleven? Je strompelt hier in het donker rond... Weet je wel hoe gevaarlijk dat is?’

Dat was te veel. Elinor hapte nog steeds naar adem, zo snel hadden ze gelopen. ‘Gevaarlijk?’ Het was moeilijk om zacht te praten als je zo kwaad was. ‘Jij hebt het over gevaarlijk? Ik heb de schoten gehoord en het geschreeuw! Ik dacht dat jullie dood waren. Ik dacht dat ze jullie hadden doorboord, doodgeschoten...’

Hij veegde over zijn gezicht. ‘Ach, die lui kunnen geen van allen richten,’ zei hij. ‘Gelukkig maar.’

Elinor had hem wel door elkaar willen schudden, zo laconiek als hij deed. ‘O ja? En hoe zit het met de jongen?’

‘Die is ook veilig, op een schram op zijn voorhoofd na. Toen de schoten vielen, is de marter weggelopen en hij is erachteraan gegaan. Daarbij is hij door een afketsende kogel geraakt. Ik heb hem boven bij het bivak gelaten.’

‘De marter? Is dat jullie enige zorg, die stinkende, bijtgrage rotmarter? Deze nacht heeft me tien jaar van mijn leven gekost! Elinor begon weer te schreeuwen. Snel dempte ze haar stem. ‘Ik heb die afgrijselijke jurk aangetrokken!’ siste ze. ‘Ik zag jullie voor me, bebloed en zwaargewond... Ja, kijk me maar aan! Het is een wonder dat jullie niet dood zijn. Ik had niet naar jullie mogen luisteren. We hadden naar de politie moeten gaan... Dit keer moeten ze ons geloven, we...’

‘Het is alleen maar pech, Elinor!’ onderbrak hij haar. ‘Geloof me. Uitgerekend die Cockerell stond voor het huis op wacht. De anderen hadden me niet eens herkend.’

‘En wat gebeurt er morgen? Misschien is het dan Basta of Platneus! Wat heeft je dochter eraan als jij dood bent?’

Mortimer draaide haar zijn rug toe. ‘Maar ik ben niet dood, Elinor!’ zei hij. ‘En ik zal Meggie daar weghalen, voordat ze de hoofdrol bij een terechtstelling gaat spelen.’

Toen ze bij het bivak kwamen, sliep Farid al. De bebloede doek die Mortimer om zijn hoofd had gebonden zag eruit als de tulband die hij had gedragen toen hij achter de zuilen in de kerk van Capricorno vandaan kwam.

‘Het ziet er erger uit dan het is,’ fluisterde Mo. ‘Maar geloof me, als ik hem niet had vastgehouden, zou hij die marter door het halve dorp zijn nagelopen. En als ze ons niet hadden betrapt, was hij beslist ook nog de kerk binnengeslopen om naar Stofvinger te zoeken.’

Elinor knikte alleen maar en sloeg de deken om zich heen. Het was een milde nacht. Een vredige nacht zou je gezegd hebben, als je ergens anders was.

‘Hoe hebben jullie ze afgeschud?’ vroeg ze.

Mortimer ging naast de jongen zitten. Elinor zag nu pas dat hij het geweer bij zich had dat Farid voor hem had gestolen. Hij haalde het van zijn schouder en legde het naast zich in het gras. ‘Ze zijn ons niet lang gevolgd,’ antwoordde hij. ‘Waarom zouden ze ook? Ze weten dat we terugkomen. Ze hoeven alleen maar te wachten.’

En Elinor zou erbij zijn, dat zwoer ze voor zichzelf. Ze wilde zich nooit meer zo alleen voelen als de afgelopen nacht, zo verlaten door alles en iedereen. ‘Wat zijn jullie nu van plan?’ vroeg ze.

‘Farid heeft voorgesteld dat we een vuur maken. Tot nu toe vond ik dat te gevaarlijk, maar onze tijd raakt op.’

‘Vuur?’ Het leek Elinor alsof het woord haar tong zou verbranden. Sinds ze de as van haar boeken had gevonden, raakte ze alleen al van de aanblik van een lucifer in paniek.

‘Stofvinger heeft de jongen het een en ander geleerd, bovendien kan zelfs de grootste sukkel een vuurtje maken. Als we het huis van Capricorno aansteken...’

‘Ben je gek geworden? Het kan zich naar de heuvels uitbreiden.’

Mo liet zijn hoofd zakken en wreef met zijn hand over de loop van het geweer. ‘Ik weet het,’ zei hij. ‘Maar ik zie geen andere uitweg. Het vuur zal voor opwinding zorgen, de mannen van Capricorno zullen bezig zijn met blussen, en in de chaos zal ik proberen bij Meggie te komen. Farid houdt zich met Stofvinger bezig.’

‘Dat is waanzin!’ Het lukte Elinor niet langer om zacht te spreken. Farid mompelde iets in zijn slaap, ging onrustig met een hand naar het verband om zijn hoofd en draaide zich toen op zijn andere zij.

Mo trok zijn deken recht en leunde weer tegen de boomstam. ‘We zullen het toch zo doen, Elinor,’ zei hij. ‘Neem van mij aan, ik heb mijn hoofd erover gebroken totdat ik dacht dat ik gek werd. Er is geen andere uitweg. En als dat allemaal niet helpt, steek ik ook die vervloekte kerk van hem in de fik. Ik smelt zijn goud tot klompen en leg dat hele verdomde dorp in de as. Ik wil mijn dochter terug.’

Daarop zei Elinor helemaal niets meer. Ze ging liggen en deed alsof ze sliep, hoewel ze geen oog dichtdeed. Toen de ochtendschemering kwam haalde ze Mortimer over om ook nog wat te gaan slapen en haar de wacht te laten houden. Het duurde niet lang voordat hij sliep. Zodra zijn adem rustig en regelmatig klonk, deed Elinor de malle jurk uit en trok ze haar eigen spullen weer aan. Ze kamde haar verwarde haar en schreef een briefje voor Mo. Ik haal hulp. Tegen de middag ben ik terug. Onderneem niets voordat ik terug ben. Elinor.

Ze stak het briefje in zijn halfgeopende hand, zodat hij het meteen zou vinden als hij wakker werd. Toen ze langs de jongen sloop zag ze dat de marter terug was. Hij lag opgerold naast hem en likte zijn poten. Hij staarde Elinor met zijn zwarte ogen aan toen ze zich over Farid boog om het verband recht te trekken. Akelig klein beest, ze zou hem nooit aardig vinden, maar de jongen was aan het dier gehecht als aan een hond. Met een zucht kwam ze weer overeind. ‘Let goed op die twee, begrepen?’ fluisterde ze; toen ging ze op weg. Haar auto stond nog steeds op de plek waar ze hem onder de bomen had verstopt. Het was een goede plaats, ze liep er zelfs een keer langs, zo dicht hingen de takken ervoor. De motor sloeg meteen aan. Elinor luisterde even bezorgd, maar er was niets te horen, behalve de vogels, die de dag zo uitgelaten begroetten alsof het de laatste zou kunnen zijn.

Het eerstvolgende dorp waar Mo en zij doorheen waren gekomen was een halfuur rijden. Daar zou vast en zeker een politiebureau zijn.

Hart Van Inkt
x97890451080701.xhtml
x97890451080702.xhtml
x97890451080703.xhtml
x97890451080704.xhtml
x97890451080705.xhtml
x97890451080706.xhtml
x97890451080707.xhtml
x97890451080708.xhtml
x97890451080709.xhtml
x978904510807010.xhtml
x978904510807011.xhtml
x978904510807012.xhtml
x978904510807013.xhtml
x978904510807014.xhtml
x978904510807015.xhtml
x978904510807016.xhtml
x978904510807017.xhtml
x978904510807018.xhtml
x978904510807019.xhtml
x978904510807020.xhtml
x978904510807021.xhtml
x978904510807022.xhtml
x978904510807023.xhtml
x978904510807024.xhtml
x978904510807025.xhtml
x978904510807026.xhtml
x978904510807027.xhtml
x978904510807028.xhtml
x978904510807029.xhtml
x978904510807030.xhtml
x978904510807031.xhtml
x978904510807032.xhtml
x978904510807033.xhtml
x978904510807034.xhtml
x978904510807035.xhtml
x978904510807036.xhtml
x978904510807037.xhtml
x978904510807038.xhtml
x978904510807039.xhtml
x978904510807040.xhtml
x978904510807041.xhtml
x978904510807042.xhtml
x978904510807043.xhtml
x978904510807044.xhtml
x978904510807045.xhtml
x978904510807046.xhtml
x978904510807047.xhtml
x978904510807048.xhtml
x978904510807049.xhtml
x978904510807050.xhtml
x978904510807051.xhtml
x978904510807052.xhtml
x978904510807053.xhtml
x978904510807054.xhtml
x978904510807055.xhtml
x978904510807056.xhtml
x978904510807057.xhtml
x978904510807058.xhtml
x978904510807059.xhtml
x978904510807060.xhtml
x978904510807061.xhtml
x978904510807062.xhtml
x978904510807063.xhtml
x978904510807064.xhtml
x978904510807065.xhtml