Roekeloos

‘Je denkt dus dat het een valstrik is?’ vroeg de graaf.

‘Ik denk altijd van alles dat het een valstrik is, zolang het tegendeel niet bewezen is,’ antwoordde de prins. ‘Daarom leef ik nog.’

– William Goldman, The Princess Bride

Het bleef warm, ook toen de zon al was ondergegaan. In de duisternis was geen zuchtje wind te bespeuren en de vuurvliegjes dansten boven het verdorde gras toen Stofvinger weer naar het dorp van Capricorno sloop.

Die nacht hingen er twee wachtposten op de parkeerplaats rond, zonder koptelefoon. Daarom besloot Stofvinger om op een andere manier naar het huis van Capricorno te sluipen. Aan de andere kant van het dorp had je stegen die sinds de aardbeving van meer dan honderd jaar geleden helemaal in puin lagen. Capricorno had het gelaten voor wat het was. De straatjes waren geblokkeerd door het puin van ingestorte muren. Het was zeker niet ongevaarlijk om er rond te klauteren. Steeds stortte er weer iets in, ook na al die jaren, en de mannen van Capricorno meden dit deel van het dorp, waar achter verrotte voordeuren op sommige tafels nog de vuile vaat van allang verdwenen bewoners stond. Hier had je geen schijnwerpers, en zelfs de wachtposten raakten hier zelden verzeild.

In de straat die Stofvinger nam lagen de daklatten en stenen meer dan kniehoog. Ze gleden onder zijn voeten weg. Hij was bang dat het lawaai toch iemand hiernaartoe zou lokken, en toen hij even bleef staan om te luisteren zag hij inderdaad een wachtpost tussen de ingestorte huizen opduiken. Zijn mond was droog van angst, terwijl hij achter de dichtstbijzijnde muur wegdook. Er plakten zwaluwnesten aan, het een naast het ander. De wachtpost neuriede zachtjes voor zich uit toen hij dichterbij kwam. Stofvinger kende hem, hij was al jaren bij Capricorno. Basta had hem gerekruteerd, in een ander dorp, in een ander land. Capricorno had niet altijd hier in de heuvels gezeten. Hij was op andere plaatsen geweest, in afgelegen dorpen als dit, in huizen, verlaten boerderijen, één keer zelfs in een burcht. Maar op een gegeven moment kwam altijd weer de dag waarop het net van angst dat Capricorno zo behendig wist te spinnen scheurde en de politie belangstelling voor hem kreeg. Ooit zou dat ook hier gebeuren.

De wachtpost bleef staan en stak een sigaret op. De rook trok in de neus van Stofvinger. Hij draaide zijn hoofd om en zag een kat, een wit scharminkel dat tussen de stenen zat. Hij leek wel versteend en keek Stofvinger met zijn groene ogen aan. ‘Kst!’ had hij wel willen roepen. ‘Zie ik er soms gevaarlijk uit? Nee, dan die daar. Die knalt eerst jou neer en dan ben ik aan de beurt.’ De groene ogen staarden hem aan. De witte staart begon heen en weer te bewegen. Stofvinger keek naar zijn stoffige laarzen, naar een verbogen stuk metaal tussen de stenen, niet alleen naar de kat. Dieren houden er helemaal niet van als je ze in de ogen kijkt. Gwen liet altijd zijn vlijmscherpe tanden zien als Stofvinger hem aankeek.

De wachtpost begon weer te neuriën, met zijn sigaret tussen zijn lippen. Toen, eindelijk, toen Stofvinger al het idee had dat hij hier de rest van zijn leven achter de ingestorte muur moest blijven zitten, draaide de wachtpost zich om en liep langzaam weg. Stofvinger durfde zich niet te verroeren, tot de voetstappen waren weggestorven. Toen hij met stijve benen overeind kwam ging de kat er blazend vandoor en stond hij zelf een hele tijd tussen de dode huizen te wachten tot zijn hart weer normaal klopte.

Hij kwam geen andere wachtpost tegen, totdat hij over de muur van Capricorno’s huis klom. De geur van tijm kwam hem tegemoet, zwaar zoals hij anders alleen overdag in de lucht hing. Alles leek te geuren in deze warme nacht, zelfs de tomatenplanten en de sla. In het perk direct voor het huis groeiden de giftige planten. De Ekster verzorgde ze hoogstpersoonlijk. Aan heel wat sterfgevallen in het dorp hing een geur van oleander of bilzekruid.

Het raam van de kamer waar Resa sliep stond open, zoals altijd. Toen Stofvinger het boze gepiep van Gwen nadeed, zwaaide een hand uit het open raam naar hem en verdween daarna weer snel. Terwijl hij stond te wachten leunde hij tegen de getraliede deur. De hemel boven hem was bezaaid met sterren, er leek nauwelijks plaats voor de nacht te zijn. Ze weet vast en zeker iets, maar stel je voor dat ze straks vertelt dat Capricorno het boek in een van zijn geldkluizen heeft gestopt.

De deur achter het hekwerk ging open. Hij piepte steeds, alsof hij zich wilde beklagen over de verstoring van de nachtrust. Stofvinger draaide zich om en keek in een onbekend gezicht. Het was een jong meisje, van misschien vijftien of zestien jaar. Haar wangen waren nog zo bol als die van een kind.

‘Waar is Resa?’ Stofvinger hield het hekwerk vast. ‘Wat is er met haar aan de hand?’

Het meisje leek verstijfd van schrik. Ze staarde naar zijn littekens, alsof ze nog nooit een gezicht had gezien dat met een mes was toegetakeld.

‘Heeft zij je gestuurd? Stofvinger had het liefst zijn handen door het hekwerk gestoken om het kleine domme wicht door elkaar te schudden. ‘Nou, vertel op. Ik heb niet de hele nacht de tijd.’ Hij had Resa niet mogen vragen om hem te helpen. Hij had zelf moeten rondkijken. Hoe had hij haar zo in gevaar kunnen brengen? ‘Hebben ze haar opgesloten? Nou, zeg eindelijk iets!’

Het meisje staarde over zijn schouder en deed een stap achteruit. Stofvinger draaide zich om, om te zien wat zij zag... en hij keek recht in het gezicht van Basta.

Waar had hij toch zijn oren? Basta was berucht om de manier waarop hij kon sluipen, maar Platneus, die naast hem stond, was niet echt een meester in het sluipend benaderen van een prooi. En Basta had nog iemand meegenomen: Mortola stond naast hem. Dus ze had de afgelopen nacht toch niet alleen voor de frisse lucht haar hoofd naar buiten gestoken. Of zou Resa hem soms aan haar hebben verraden? Die gedachte deed hem pijn.

‘Ik had echt niet gedacht dat je het nog een keer zou wagen om hiernaartoe te komen!’ zei Basta, terwijl hij hem met zijn vlakke hand tegen het hekwerk duwde. Stofvinger voelde hoe de tralies in zijn rug drukten.

Platneus glimlachte breeduit, als een kind met kerstmis. Zo lachte hij altijd als hij iemand bang mocht maken.

‘Wat heb jij met onze mooie Resa te maken?’ Basta liet zijn mes openspringen en het lachje van Platneus werd nog wat breder toen hij zag hoe het angstzweet over Stofvingers voorhoofd parelde. ‘Nou, ik zei het toch altijd al,’ ging Basta verder, terwijl hij de punt van het mes langzaam langs de borst van Stofvinger omhoog liet gaan. ‘De Vuurvreter is verliefd op Resa, hij zou haar met zijn ogen willen verslinden als het zou kunnen, maar de anderen wilden me niet geloven. Maar toch... dat je je hierheen waagt, terwijl je toch zo’n angsthaas bent.’

‘Hij is nu eenmaal verliefd,’ zei Platneus lachend.

Maar Basta schudde alleen met zijn hoofd. ‘Nee, uit liefde zou die Vuilvinger niet gekomen zijn, daarvoor is hij een veel te koudbloedige vis. Hij is hier vanwege het boek, nietwaar? Je hebt nog altijd heimwee naar de fladderende elfen en de stinkende kobolds.’ Basta ging bijna teder met zijn mes langs de keel van Stofvinger.

Stofvinger vergat hoe hij moest ademen. Hij kon het zich niet meer herinneren.

‘Ga terug naar je kamer!’ viel de Ekster tegen het meisje uit. ‘Wat sta je daar nog te kijken?’ Stofvinger hoorde haar jurk ritselen, toen viel de deur achter haar in het slot.

Het mes van Basta stond nog altijd op zijn keel, maar net toen hij de punt nog wat omhoog wilde laten gaan, pakte de Ekster zijn arm vast. ‘Ophouden nu!’ zei ze bars. ‘Hou op met die spelletjes, Basta.’

‘Ja, de baas zei dat we hem heelhuids naar hem toe moesten brengen!’ Aan de stem van Platneus was te horen dat hij dat bevel bepaald niet kon waarderen.

Basta liet de punt van het mes nog een laatste keer langs de keel van Stofvinger gaan. Toen klapte hij het met een snelle beweging in.

‘Echt jammer!’ zei Basta. Stofvinger voelde zijn adem op zijn huid. De adem van Basta rook naar munt, vers en scherp. Er werd verteld dat hij ooit van een meisje dat hij wilde kussen had gehoord dat hij uit zijn mond stonk. Dat was het meisje niet goed bekomen, maar sindsdien kauwde Basta van vroeg tot laat op pepermuntblaadjes. ‘Met jou kon je altijd goed spelen, Stofvinger,’ zei hij, terwijl hij achteruitliep, met het mes nog steeds in zijn hand.

‘Breng hem naar de keuken!’ beval Mortola. ‘Ik waarschuw Capricorno.’

‘Weet je dat de baas ontzettend boos is op die stomme vriendin van je?’ zei Platneus zacht tegen Stofvinger, terwijl hij en Basta ieder aan een kant van Stofvinger gingen staan. ‘Ze was altijd zoiets als zijn oogappel.’

Eén ademtocht lang voelde Stofvinger zich bijna goed.

Resa had hem dus niet verraden.

Toch had hij haar niet om hulp mogen vragen. Nooit.

 

ABB_12.TIF

Hart Van Inkt
x97890451080701.xhtml
x97890451080702.xhtml
x97890451080703.xhtml
x97890451080704.xhtml
x97890451080705.xhtml
x97890451080706.xhtml
x97890451080707.xhtml
x97890451080708.xhtml
x97890451080709.xhtml
x978904510807010.xhtml
x978904510807011.xhtml
x978904510807012.xhtml
x978904510807013.xhtml
x978904510807014.xhtml
x978904510807015.xhtml
x978904510807016.xhtml
x978904510807017.xhtml
x978904510807018.xhtml
x978904510807019.xhtml
x978904510807020.xhtml
x978904510807021.xhtml
x978904510807022.xhtml
x978904510807023.xhtml
x978904510807024.xhtml
x978904510807025.xhtml
x978904510807026.xhtml
x978904510807027.xhtml
x978904510807028.xhtml
x978904510807029.xhtml
x978904510807030.xhtml
x978904510807031.xhtml
x978904510807032.xhtml
x978904510807033.xhtml
x978904510807034.xhtml
x978904510807035.xhtml
x978904510807036.xhtml
x978904510807037.xhtml
x978904510807038.xhtml
x978904510807039.xhtml
x978904510807040.xhtml
x978904510807041.xhtml
x978904510807042.xhtml
x978904510807043.xhtml
x978904510807044.xhtml
x978904510807045.xhtml
x978904510807046.xhtml
x978904510807047.xhtml
x978904510807048.xhtml
x978904510807049.xhtml
x978904510807050.xhtml
x978904510807051.xhtml
x978904510807052.xhtml
x978904510807053.xhtml
x978904510807054.xhtml
x978904510807055.xhtml
x978904510807056.xhtml
x978904510807057.xhtml
x978904510807058.xhtml
x978904510807059.xhtml
x978904510807060.xhtml
x978904510807061.xhtml
x978904510807062.xhtml
x978904510807063.xhtml
x978904510807064.xhtml
x978904510807065.xhtml