Pels op de daklijst

Alleen de taal beschermt ons tegen de verschrikking van de naamloze dingen.

– Toni Morrison, Nobelprijsrede 1993

Die ochtend bracht Platneus Meggie en Fenoglio een ontbijt. Het bestond niet alleen uit brood en wat olijven. Platneus zette ook nog een mandje met fruit voor hen op tafel en een bord met kleine taartjes. Maar het lachje waarmee hij het serveerde beviel Meggie helemaal niet.

‘Allemaal voor jou, prinsesje!’ knorde hij, en hij kneep haar met zijn gekloofde vingers in haar wang. ‘Zodat je stemmetje nog wat krachtiger wordt. Er is een hoop opwinding sinds Basta overal heeft rondverteld dat er een terechtstelling gaat plaatsvinden. Nou ja, ik heb het altijd al gezegd: er moet in het leven nog wat meer zijn dan dooie hanen ophangen en katten afschieten.’

Fenoglio staarde Platneus vol walging aan, alsof hij met de beste wil van de wereld niet kon geloven dat zo’n schepsel uit zijn eigen pen was gevloeid.

‘Ja, echt. We hebben al verduveld lang geen terechtstelling meer gehad!’ ging Platneus verder, terwijl hij terugliep naar de deur. ‘Te veel opwinding werd er altijd gezegd. En als er iemand moest verdwijnen... Pas op, pas op! Zorg dat het er als een ongeluk uitziet. Is dat leuk? Nee. Dat was niet zoals vroeger, met eten en drinken, dans en muziek, gewoon zoals het hoort. Dit keer gaan we het eindelijk weer eens doen zoals in oude tijden.’

Fenoglio verslikte zich in de zwarte koffie die Platneus hem had gebracht.

‘Wat? Vind je dat soms niet leuk, oude man?’ Platneus keek hem spottend aan. ‘Geloof me maar, de terechtstellingen van Capricorno, dat is echt iets bijzonders!’

‘Ja, ja, ik weet het,’ mompelde Fenoglio ongelukkig.

Op dat moment werd er op de deur geklopt. Platneus had hem op een kier laten staan en Darius, de voorlezer, stak zijn hoofd naar binnen.

‘Neem me niet kwalijk!’ hijgde hij en hij keek Platneus bezorgd aan, als een vogel die bij een hongerige kat op bezoek moet. ‘Ik... eh... moet het meisje iets laten voorlezen. Opdracht van Capricorno.’

‘O ja? Nou, hopelijk komt er dit keer iets nuttigs tevoorschijn. Basta heeft me die elf laten zien. Er komt niet eens elfenstof vanaf, hoe je haar ook heen en weer schudt.’ Platneus keek naar Meggie, met een mengeling van afschuw en ontzag in zijn ogen. Misschien hield hij haar voor een heks of zoiets. ‘Klop op de deur als je weer naar buiten wil!’ bromde hij tegen Darius, toen hij zich langs hem naar buiten wrong.

Darius knikte en bleef een ogenblik stokstijf op zijn plaats staan, voordat hij met een verlegen gezicht bij Meggie en Fenoglio aan tafel ging zitten. Begerig keek hij naar het fruit, totdat Fenoglio de mand in zijn richting schoof. Aarzelend pakte hij een abrikoos. Hij stopte de kleine vrucht vol aandacht in zijn mond, alsof hij verwachtte nooit van zijn leven meer zoiets kostelijks te zullen proeven.

‘Dat is gewoon een abrikoos hoor!’ spotte Fenoglio. ‘Niet wat je noemt een schaarse vrucht in deze streek.’

Darius spuugde met een verlegen gezicht de abrikozenpit in zijn hand. ‘Telkens als ze mij in deze kamer opsloten,’ zei hij timide, ‘kreeg ik alleen maar droog brood te eten. Ze pakten ook mijn boeken af, maar een paar kon ik er verstoppen. Als de honger dan al te groot werd, keek ik naar de plaatjes in die boeken. Het mooist vond ik een plaatje met abrikozen erop. Soms zat ik urenlang naar de getekende vruchten te kijken en liep het water mij in de mond. Sinds die tijd kan ik me gewoon niet beheersen als ik ze zie.’

Meggie pakte nog een abrikoos uit de mand en stopte hem de vrucht in zijn magere handen. ‘Sloten ze je vaak op?’ vroeg ze.

De kleine magere man haalde zijn schouders op. ‘Telkens als ik met voorlezen iets niet helemaal goed naar deze wereld had gehaald,’ antwoordde hij ontwijkend. ‘Altijd dus, eigenlijk. Op een gegeven moment gaven ze het op, omdat ze merkten dat mijn voorlezen door de angst die ze me aanjoegen er ook niet bepaald beter op werd. Integendeel... Platneus bijvoorbeeld...’ hij dempte zijn stem en keek nerveus naar de deur. ‘Platneus heb ik hiernaartoe gelezen terwijl Basta met zijn mes naast me stond. Nou ja...’ Hij haalde gelaten zijn smalle schouders op.

Meggie voelde medelijden met hem. Toen vroeg ze aarzelend: ‘Heb je ook vrouwen hiernaartoe gehaald?’

Fenoglio keek haar verontrust aan.

‘Zeker,’ antwoordde hij. ‘Mortola bijvoorbeeld! Ze beweert dat ik haar ouder heb gemaakt en gammel als een slecht gelijmde stoel. Maar ik vind dat ik bij haar niet al te veel verkeerd heb gedaan. Gelukkig vond Capricorno dat ook.’

‘En jongere vrouwen?’ Meggie keek geen van de beide mannen aan. ‘Heb je ook jongere vrouwen hiernaartoe gelezen?’

‘Nou en of. Herinner me er niet aan!’ Darius zuchtte. ‘Het was op dezelfde dag waarop ik Mortola naar deze wereld heb gelezen. Capricorno woonde toen verder naar het noorden, in een half vervallen hoeve in de bergen, en er waren niet veel meisjes in die buurt. Ik woonde niet ver daarvandaan, in het huis van mijn zus. Naast mijn werk als leraar las ik in mijn vrije tijd vaak voor, in bibliotheken, op scholen en kinderfeestjes. En soms, op warme zomeravonden, ook wel eens op een plein of in een café. Ik was dol op voorlezen...’ Zijn blik ging naar het raam, alsof hij daar een glimp van die lang vervlogen, gelukkige dagen kon opvangen. ‘Ik viel Basta op toen ik bij een dorpsfeest voorlas, ik geloof dat het uit Doctor Dolittle was. Plotseling zat daar die vogel. Toen ik naar huis ging heeft Basta mij gevangen, als een zwerfhond. Hij nam me mee naar Capricorno. Eerst liet hij me geld naar deze wereld halen, net als je vader moest doen.’ Hij lachte droevig naar Meggie. ‘Toen moest ik het met Mortola proberen, en daarna kreeg ik de opdracht zijn dienstmeiden naar deze wereld te lezen. Het werd een ramp.’ Darius duwde met trillende handen zijn bril omhoog. ‘Ik was zo bang. Hoe moet je dan goed voorlezen? Hij liet het me drie keer proberen. Och, wat had ik een medelijden met hen, ik wil er niet over praten!’ Hij verstopte zijn gezicht achter zijn handen, die zo knokig waren als die van een oude man. Meggie dacht dat ze hem hoorde snikken en ze aarzelde even of ze hem haar volgende vraag wel mocht stellen, maar ze deed het toch.

‘De meid die ze Resa noemen,’ vroeg ze, terwijl het hart in haar keel klopte, ‘was die er ook bij?’

Darius liet zijn handen zakken. ‘Ja, ze kwam heel toevallig tevoorschijn, haar naam stond er niet eens,’ antwoordde hij met doffe stem. ‘Eigenlijk had Capricorno een ander gewild, maar plotseling stond Resa daar. Eerst dacht ik dat het dit keer helemaal goed was gegaan. Ze zag er zo mooi uit, bijna onwerkelijk mooi, met dat gouden haar en die droevige ogen. Maar toen merkten we dat ze niet kon praten. Nou ja, Capricorno had daar verder geen last van, ik geloof zelfs dat hij het wel prettig vond.’ Hij begon onhandig in zijn broekzak te graven en haalde er een verfrommelde zakdoek uit. ‘Ik kon het echt vroeger beter!’ snifte hij. ‘Maar die eeuwige angst... Mag ik?’ Met een treurig lachje nam hij nog een abrikoos en beet erin. Toen depte hij met het uiteinde van zijn mouw het sap van zijn lippen, schraapte zijn keel en richtte zijn blik op Meggie. Zijn ogen leken uitzonderlijk groot achter de dikke brillenglazen.

‘Bij het, eh... feest dat Capricorno wil houden,’ zei hij, terwijl hij zijn blik liet zakken en verlegen met zijn vinger langs de rand van de tafel ging, ‘moet jij, zoals je wel zult weten, uit Hart van inkt voorlezen. Het boek wordt voor die gelegenheid bewaard op een geheime plek. Alleen Capricorno weet waar. Je zult het daarom pas bij de eh... bijeenkomst te zien krijgen. Voor het laatste bewijs van je talent dat Capricorno wil hebben, zullen we een ander boek gebruiken. Gelukkig zijn er in dit dorp nog een paar andere boeken, niet veel, maar ja, in ieder geval ben ik met de taak belast er een uit te kiezen.’ Hij tilde zijn hoofd opnieuw op en glimlachte heel even naar Meggie. ‘Gelukkig hoef ik dit keer niet naar goud of iets dergelijks te zoeken. Capricorno wil alleen een bewijs van wat je kan, en daarom...’ hij schoof een boek over de tafel ‘... heb ik dit hier uitgekozen.’

Meggie keek naar het omslag. ‘Verzamelde sprookjes van Hans Christian Andersen’ las ze voor. Ze keek Darius aan. ‘Die zijn heel mooi.’

‘Ja!’ zei hij zacht. ‘Droevig, maar heel erg mooi.’ Hij boog zich over de tafel en sloeg het boek voor Meggie open, op een plaats waar tussen de vergeelde bladzijden een paar lange grassprieten zaten. ‘Eerst dacht ik aan mijn lievelingssprookje, dat van de nachtegaal, misschien ken je het wel?’

Meggie knikte.

‘Maar met de elf die je gisteren tevoorschijn hebt gelezen gaat het helemaal niet goed, in de vaas waarin Basta haar heeft gestopt,’ ging Darius verder. ‘En daarom, zo dacht ik, zou het misschien beter zijn als je het met de tinnen soldaat probeert.’

De tinnen soldaat. Meggie zweeg. De dappere tinnen soldaat in zijn scheepje van papier... Ze stelde zich voor hoe hij plotseling naast de fruitmand zou staan. ‘Nee! Ik heb het al tegen Capricorno gezegd. Ik lees helemaal niets voor hem naar deze wereld, niet eens als proef. Zeg maar gewoon tegen hem dat ik het niet meer kan. Zeg maar dat ik het heb geprobeerd, maar dat er niets gebeurde!’

Darius keek haar vol medelijden aan. ‘Dat zou ik graag doen!’ zei hij zacht. ‘Echt waar. Maar de Ekster...’ Hij hield zijn vinger tegen zijn lippen, alsof hij betrapt was. ‘O, neem me niet kwalijk, ik bedoel natuurlijk de meesteres, mevrouw Mortola... je moet háár voorlezen. Ik heb alleen de tekst uitgezocht.’

De Ekster. Meggie zag haar voor zich, met haar vogelogen. En als ik nu eens op mijn tong zou bijten? dacht ze. Heel hard? Het was haar al een paar keer per ongeluk gebeurd, en één keer was haar tong daarna zo opgezwollen dat ze twee dagen lang in gebarentaal met Mo moest praten. Hulpeloos keek ze Fenoglio aan.

‘Doe het!’ zei hij tot haar verrassing. ‘Lees de oude vrouw voor, maar doe het onder de voorwaarde dat je de tinnen soldaat mag houden. Geef haar een willekeurige reden. Dat je met hem wil spelen, dat je je anders dood verveelt... En dan moet je nóg een voorwaarde stellen. Een paar blaadjes papier en een potlood. Zeg maar dat je wil tekenen. Begrijp je? Als ze daarop ingaat, zien we wel weer verder.’

Meggie begreep er niets van, maar voordat ze kon vragen wat Fenoglio van plan was, ging de deur open en stond de Ekster in de kamer.

De voorlezer sprong zo haastig overeind dat hij het bord van Meggie van tafel stootte. ‘O, pardon, neem me niet kwalijk!’ stamelde hij, terwijl hij met zijn knokige vingers de scherven opraapte. Bij de laatste sneed hij zich zo diep in zijn duim dat het bloed op de vloerplanken drupte.

‘Kom overeind, sufkop!’ foeterde Mortola. ‘Heb je haar het boek laten zien waar ze uit moet voorlezen?’

Darius knikte en keek ongelukkig naar zijn bloedende hand.

‘Goed, verdwijn dan. Je kunt de vrouwen in de keuken gaan helpen. Er moeten kippen worden geplukt.’

Darius walgde van het idee, maar hij maakte een buiging en verdween de gang op, maar niet voordat hij Meggie nog een laatste meelevende blik had toegeworpen.

‘Goed!’ zei de Ekster en ze knikte ongeduldig in haar richting. ‘Begin te lezen... en doe je best.’

Meggie las de tinnen soldaat uit het boek. Het was alsof hij zo van het plafond naar beneden viel. ‘Het ging met een vreselijke vaart, zijn been stak in de lucht en hij bleef op zijn muts tussen de stenen staan met zijn bajonet naar beneden.’

De Ekster pakte hem voordat Meggie het kon doen. Ze bekeek hem als een stuk beschilderd hout, terwijl hij met verwonderde ogen terugkeek. Toen stopte ze hem in de zak van haar gebreide vest.

‘Mag ik hem hebben? Alstublieft?’ stotterde Meggie, toen de Ekster al in de deuropening stond. Fenoglio ging achter haar staan, alsof hij haar rugdekking wilde geven, maar de Ekster keek met haar starre vogelblik alleen naar Meggie. ‘U... u hebt er toch niets aan,’ stotterde Meggie verder. ‘Ik verveel me. Alstublieft.’

De Ekster keek haar met een onbewogen blik aan. ‘Als Capricorno hem gezien heeft, krijg je hem terug!’ zei ze. En weg was ze.

‘Het papier!’ riep Fenoglio. ‘Je bent vergeten om potlood en papier te vragen!’

‘Het spijt me!’ zei Meggie. Ze was het niet vergeten, ze had de Ekster gewoon niet nog meer durven vragen. Haar hart klopte toch al in haar keel.

‘Nou vooruit dan, dan moet ik er op een andere manier aan zien te komen,’ mompelde Fenoglio. ‘De vraag is alleen hoe.’

Meggie liep naar het raam, leunde met haar voorhoofd tegen het glas en keek naar beneden de tuin in, waar een paar van Capricorno’s meiden tomatenstruiken aan het opbinden waren. Wat zou Mo ervan zeggen als hij wist dat ik het ook kan? dacht ze. Wie heb je tevoorschijn gelezen, Meggie? Die arme Tinkel Bel en de standvastige tinnen soldaat? ‘Ja,’ murmelde Meggie, terwijl ze met haar vinger een onzichtbare M op het raam tekende. Arme elf, arme tinnen soldaat, arme Stofvinger en... weer moest ze aan de vrouw denken, de vrouw met de donkere haren. ‘Resa,’ fluisterde ze. Teresa. Zo heette haar moeder.

Ze wilde net weer haar rug naar het raam toekeren, toen ze uit haar ooghoek zag hoe buiten iets over de daklijst liep... een kleine harige snuit. Meggie stapte geschrokken achteruit. Maar dat was geen rat, daarvoor was de neus te stomp. Snel ging ze weer dichterbij het raam staan.

Gwen.

De marter zat op de smalle lijst en keek met slaperige ogen naar binnen.

‘Basta!’ mompelde Fenoglio achter haar. ‘Ja, Basta zal mij het papier bezorgen. Dat is een idee.’

Meggie deed het raam open, heel langzaam, zodat Gwen niet zou schrikken en in de diepte zou vallen. Zelfs een marter zou bij zo’n hoogte al zijn botten breken als hij op het verharde erf viel. Heel langzaam stak ze haar hand naar buiten. Haar vingers trilden toen ze de rug van het beestje streelde. Toen pakte ze hem op, voordat hij met zijn kleine tandjes naar haar kon happen. Ze tilde hem snel naar binnen. Bezorgd keek ze naar beneden, maar de meiden hadden niets gemerkt. Ze stonden allemaal over de perken gebogen, hun kleren nat van het zweten in de hete zon, die op hun rug brandde.

Onder de halsband van Gwen stak een smoezelig briefje, honderd keer gevouwen en met een stukje touw vastgeknoopt.

‘Waarom doe je het raam open? De lucht buiten is nog heter dan hierbinnen! Wij...’ Fenoglio stokte en staarde verbijsterd naar het dier op Meggies arm. Snel legde ze haar wijsvinger tegen haar lippen. Toen drukte ze de spartelende Gwen tegen haar borst en trok ze het briefje onder zijn halsband vandaan. De marter gromde nog een keer dreigend en probeerde weer in haar vinger te bijten. Hij hield er helemaal niet van als hij te lang werd vastgehouden. Zelfs Stofvinger werd door hem gebeten als hij het probeerde.

‘Wat heb je daar, een rat?’ Fenoglio kwam dichterbij. Meggie liet de marter los en hij sprong meteen weer op de vensterbank.

‘Een marter!’ riep Fenoglio verbijsterd. ‘Waar komt die nou vandaan?’ Meggie keek geschrokken naar de deur, maar de bewaker had blijkbaar niets gehoord. Fenoglio drukte een hand tegen zijn mond en keek zo verbaasd naar Gwen dat Meggie bijna in de lach schoot.

‘Hij heeft horens!’ fluisterde hij.

‘Natuurlijk. Omdat jij hem zo bedacht hebt!’ fluisterde ze terug.

Gwen zat nog steeds op de vensterbank. Onbehaaglijk knipperde hij in het zonlicht. Eigenlijk hield hij helemaal niet van het daglicht, hij sliep overdag. Hoe kwam hij hier?

Meggie stak haar hoofd door het raam, maar beneden in de tuin waren nog altijd de meiden in de weer. Haastig stapte ze weer achteruit en vouwde ze het briefje open.

‘Een boodschap?’ Fenoglio keek over haar schouder. ‘Is die van je vader?’

Meggie knikte. Ze had het geheimschrift onmiddellijk herkend, hoewel het niet zo gelijkmatig was als anders. Haar hart begon in haar borst te dansen. Ze volgde de letters hartstochtelijk met haar ogen, alsof ze een weg vormden aan het eind waarvan Mo op haar stond te wachten.

‘Wat staat daar, verdraaid nog aan toe? Ik kan er geen woord van ontcijferen!’ zei Fenoglio.

Meggie glimlachte. ‘Dat is elfenschrift!’ fluisterde ze. ‘Mo en ik gebruiken het als geheimtaal, sinds ik In de ban van de ring gelezen heb. Maar hij heeft de laatste tijd niet zoveel meer geoefend, dat kun je zien. Hij heeft flink wat fouten gemaakt.’

‘Goed, maar wat staat er?’

Meggie las het hem voor.

‘Farid, wie mag dat wel zijn?’

‘Een jongen. Mo heeft hem uit Duizend-en-één-nacht gelezen, maar dat is weer een ander verhaal. Je hebt hem gezien. Hij was samen met Stofvinger, toen die voor je wegliep.’ Meggie vouwde het briefje weer op en keek nog een keer uit het raam. Een van de meiden was rechtop gaan staan. Ze veegde de aarde van haar handen en keek naar de hoge muur, alsof ze ervan droomde dat ze er gewoon overheen zou vliegen. Wie had Gwen gebracht? Mo? Of had de marter helemaal in zijn eentje de weg gevonden? Dat was erg onwaarschijnlijk. Hij liep beslist niet overdag alleen rond, zonder dat iemand hem daartoe had aangezet.

Meggie stak het briefje in de mouw van haar jurk. Gwen zat nog altijd op de lijst van het raam. Slaperig rekte hij zijn nek uit en snuffelde buiten aan de muur. Misschien rook hij de duiven, die soms voor het raam kwamen zitten. ‘Geef hem wat brood, zodat hij niet wegloopt!’ zei Meggie tegen Fenoglio. Toen liep ze naar het bed en pakte haar rugzak. Waar was toch dat potlood? Ze had toch een potlood bij zich. Daar was het, nauwelijks meer dan een stompje. Maar waar moest ze papier vandaan halen? Ze pakte een van Darius’ boeken onder het matras vandaan en scheurde voorzichtig het schutblad eruit. Nog nooit had ze zoiets gedaan, een bladzijde uit een boek scheuren, maar nu moest ze wel.

Ze knielde op de grond en begon te schrijven, in hetzelfde verstrengelde schrift waarin ook Mo zijn boodschap had opgeschreven. Ze kon de letters dromen: Het gaat goed met ons en ik kan het ook, Mo! Ik heb Tinkel Bel naar deze wereld gehaald en morgen, als het donker wordt, moet ik voor Capricorno de Schaduw uit Hart van inkt lezen, zodat die Stofvinger kan doden. Over Resa schreef ze niets. Geen woord over dat ze dacht haar moeder gezien te hebben en dat ook die geen twee dagen meer te leven had, als Capricorno zijn zin kreeg. Zo’n mededeling paste niet op een stuk papier, al was het nog zo groot.

Gwen knabbelde begerig aan het stuk brood dat Fenoglio hem toestak. Meggie vouwde het schutblad op en bond het weer aan zijn halsband vast. ‘Pas goed op jezelf!’ fluisterde ze tegen Gwen. Toen gooide ze de rest van het brood naar beneden in de tuin van Capricorno. De marter klom razendsnel langs de gevel omlaag, alsof er niets gemakkelijker was dan dat. Een van de meiden gaf een gil toen hij tussen haar benen doorschoot. Ze riep iets tegen de andere vrouwen. Waarschijnlijk was ze bang voor de kippen van Capricorno, maar Gwen was alweer over de muur verdwenen.

‘Goed, heel goed, je vader is er dus!’ zei Fenoglio tegen Meggie. Hij ging naast haar bij het open raam staan. ‘Daarginds ergens, in de buurt. Heel goed. En jij krijgt je tinnen soldaat terug. Alles verloopt heel gunstig, had ik het niet gezegd?’ Hij kneep in het puntje van zijn neus en knipperde tegen het schitterende zonlicht buiten. ‘Het volgende,’ mompelde hij, ‘is dat we moeten zien te profiteren van Basta’s bijgelovigheid! Wat goed dat ik hem dat zwakke punt heb meegegeven! Een slimme zet!’

Meggie begreep niet waar hij het over had, maar het maakte haar ook niet uit. Ze kon maar één ding denken: Mo is er!

 

ABB_02.TIF

Hart Van Inkt
x97890451080701.xhtml
x97890451080702.xhtml
x97890451080703.xhtml
x97890451080704.xhtml
x97890451080705.xhtml
x97890451080706.xhtml
x97890451080707.xhtml
x97890451080708.xhtml
x97890451080709.xhtml
x978904510807010.xhtml
x978904510807011.xhtml
x978904510807012.xhtml
x978904510807013.xhtml
x978904510807014.xhtml
x978904510807015.xhtml
x978904510807016.xhtml
x978904510807017.xhtml
x978904510807018.xhtml
x978904510807019.xhtml
x978904510807020.xhtml
x978904510807021.xhtml
x978904510807022.xhtml
x978904510807023.xhtml
x978904510807024.xhtml
x978904510807025.xhtml
x978904510807026.xhtml
x978904510807027.xhtml
x978904510807028.xhtml
x978904510807029.xhtml
x978904510807030.xhtml
x978904510807031.xhtml
x978904510807032.xhtml
x978904510807033.xhtml
x978904510807034.xhtml
x978904510807035.xhtml
x978904510807036.xhtml
x978904510807037.xhtml
x978904510807038.xhtml
x978904510807039.xhtml
x978904510807040.xhtml
x978904510807041.xhtml
x978904510807042.xhtml
x978904510807043.xhtml
x978904510807044.xhtml
x978904510807045.xhtml
x978904510807046.xhtml
x978904510807047.xhtml
x978904510807048.xhtml
x978904510807049.xhtml
x978904510807050.xhtml
x978904510807051.xhtml
x978904510807052.xhtml
x978904510807053.xhtml
x978904510807054.xhtml
x978904510807055.xhtml
x978904510807056.xhtml
x978904510807057.xhtml
x978904510807058.xhtml
x978904510807059.xhtml
x978904510807060.xhtml
x978904510807061.xhtml
x978904510807062.xhtml
x978904510807063.xhtml
x978904510807064.xhtml
x978904510807065.xhtml