Terug

Ze praatte erover met de Koning, in de hoop dat hij zijn zoon zou verbieden om te gaan. Maar hij zei: ‘Een beetje avontuur doet een mens goed, liefje, zelfs een heel jong mens. Een avontuur gaat je in het bloed zitten, zelfs als je er later niets meer van weet.’

– Eva Ibbotson, Het geheim van spoor 13

Het dorp van Capricorno kwam niet echt over als een gevaarlijke plek, toen Meggie het op die grijze en regenachtige dag terugzag. De huizen staken armoedig af tegen het groen van de heuvels. Er was geen zonnestraal om hun leeftijd te verbloemen, en Meggie kon maar nauwelijks geloven dat het dezelfde huizen waren die in de nacht van hun vlucht zo dreigend hadden geleken.

‘Interessant!’ fluisterde Fenoglio toen Basta de parkeerplaats op reed. ‘Weet je dat deze plek heel erg lijkt op een van de plaatsen die ik als decor voor Hart van inkt had verzonnen? Er is dan wel geen burcht, maar het landschap eromheen is nagenoeg hetzelfde en de ouderdom van het dorp komt ook een heel eind in de buurt. En weet je dat Hart van inkt zich in een tijd afspeelt die op onze Middeleeuwen lijkt? Goed, ik heb er natuurlijk het een en ander aan toegevoegd, de elfen en reuzen bijvoorbeeld, en ook heb ik van alles weggelaten, maar...’

Meggie luisterde niet meer. Ze moest aan de nacht denken toen ze uit het kot van Capricorno waren gevlucht. Toen had ze zo gehoopt dat ze de parkeerplaats, de kerk en deze heuvels nooit meer zou terugzien.

‘Vooruit, moven!’ gromde Platneus toen hij de autodeur opentrok. ‘Je weet zeker de weg nog wel, hè?’

Ja, Meggie wist de weg nog, ook al zag alles er vandaag een beetje anders uit... Fenoglio keek in de straten rond als een toerist. ‘Ik ken dit dorp!’ fluisterde hij tegen Meggie. ‘Dat wil zeggen, ik heb ervan gehoord. Er worden verschillende trieste verhalen over verteld. Om te beginnen was er in de vorige eeuw een aardbeving, en dan de laatste oorlog...’

‘Spaar je tong voor straks, prulschrijvertje!’ onderbrak Basta hem. ‘Ik hou niet van gesmiespel!’

Fenoglio keek hem geërgerd aan... en zweeg. Geen kik gaf hij meer, totdat ze voor de kerk stonden.

‘Vooruit, doe de deur open. Waar wachten jullie op?’ zei Platneus. Meggie duwde samen met Fenoglio de zware houten deur open. De koele lucht die hun tegemoet kwam rook net zo verschaald als op de dag toen ze met Mo en Elinor de kerk binnenkwam. Vanbinnen was er niet veel veranderd. Alleen zagen de rode muren er op deze bewolkte dag nog dreigender uit. De uitdrukking op het poppengezicht van Capricorno’s standbeeld leek nog iets boosaardiger. Ook de tonnen waar de boeken in waren verbrand stonden nog op dezelfde plaats, maar de stoel van Capricorno boven aan de trap was verdwenen. Twee van zijn mannen stonden op het punt een nieuwe stoel naar boven te dragen. De oude vrouw die er uitzag als een ekster en aan wie Meggie niet graag terugdacht, stond naast hen en gaf met ongeduldige stem bevelen.

Basta duwde twee vrouwen opzij die in het middenpad op hun knieën de vloer aan het dweilen waren, en hij paradeerde naar de altaartrappen. ‘Mortola, waar is Capricorno?’ riep hij al van ver tegen de oude vrouw. ‘Ik heb nieuws voor hem. Belangrijk nieuws.’

De oude vrouw draaide niet eens haar hoofd om. ‘Verder naar rechts, sukkels!’ commandeerde ze de twee mannen die nog steeds met de zware stoel aan het schuiven waren. ‘Zie je wel, het lukt wél!’ Toen draaide ze zich met een verveeld gezicht naar Basta om.

‘We hadden je eerder terugverwacht,’ zei ze.

‘Wat bedoel je?’ De stem van Basta klonk harder, maar Meggie hoorde er onzekerheid in doorklinken. Het klonk bijna alsof hij bang was voor de oude vrouw. ‘Weet je wel hoeveel plaatsen er aan die godvergeten kust liggen? En we waren er niet eens zeker van dat Tovertong hier in de buurt gebleven was. Maar ik kan op mijn neus vertrouwen en...’ hij wees met zijn hoofd in de richting van Meggie ‘...ik heb mijn opdracht volbracht.’

‘O ja?’ De Ekster keek langs Basta, waar Meggie en Fenoglio met Platneus stonden. ‘Ik zie alleen het meisje en een oude man. Waar is haar vader?’

‘Hij was er niet! Maar hij zal hier ongetwijfeld opduiken. Het meisje is ons lokaas.’

‘En hoe weet hij dat ze hier is?’

‘Ik heb een boodschap voor hem achtergelaten!’

‘Sinds wanneer kun jij schrijven?’

Meggie zag hoe de schouders van Basta verkrampten van kwaadheid. ‘Ik heb mijn naam voor hem achtergelaten. Meer woorden zijn niet nodig om hem duidelijk te maken waar hij zijn dierbare dochtertje kan vinden. Zeg maar tegen Capricorno dat ik ze in een van de kooien opsluit.’ Hij draaide zich om en beende terug naar Meggie en Fenoglio.

‘Capricorno is er niet en ik weet niet wanneer hij terugkomt!’ riep Mortola hem na. ‘Maar tot hij terugkomt heb ik het hier voor het zeggen. En ik ben van mening dat jij de laatste tijd je opdrachten niet naar behoren uitvoert.’

Basta draaide zich om alsof hij in zijn nek gebeten werd, maar Mortola sprak onverstoorbaar verder.

‘Eerst laat je Stofvinger je sleutels stelen, dan raak je onze honden kwijt en moeten wij naar je laten zoeken in de bergen, en nu dit weer. Geef me je sleutels.’ De Ekster stak haar hand uit.

‘Wat?’ Basta werd zo bleek als een schooljongen die van de hele klas een pak slaag gaat krijgen.

‘Je hebt me heel goed gehoord. Ik neem je sleutels in beslag: de sleutels van de kooien, voor de kelder en voor het benzinedepot. Geef hier!’

Basta bewoog zich niet. ‘Daar heb je het recht niet toe!’ siste hij. ‘Capricorno heeft ze mij gegeven en alleen hij mag ze weer innemen.’ Hij draaide zich om.

‘Dat zal hij zeker doen!’ riep Mortola hem na. ‘En hij verwacht dat je hem verslag doet zodra hij terug is. Misschien begrijpt hij beter dan ik waarom je Tovertong niet hebt meegenomen.’

Basta gaf geen antwoord. Hij pakte Meggie en Fenoglio bij een arm en trok ze mee naar de uitgang. De Ekster riep hem nog iets na, maar Meggie kon niet verstaan wat ze zei. En Basta draaide zich niet meer om.

Hij sloot haar en Fenoglio op in het hok met het nummer 5, waar Farid eerder had gezeten. ‘Zo, hier kunnen jullie wachten tot je vader komt!’ zei hij, voordat hij Meggie naar binnen duwde.

Ze voelde zich gevangen in een nare droom die ze voor de tweede keer droomde. Alleen ontbrak dit keer het muffe stro om op te zitten. En het peertje aan het plafond deed het niet. Door een klein gat in de muur viel nog wat daglicht naar binnen.

‘Nou, geweldig!’ zei Fenoglio en hij ging met een zucht op de koude vloer zitten. ‘Een stal. Wat fantasieloos. Ik had eigenlijk verwacht dat Capricorno op zijn minst een echte kerker voor zijn gevangenen had.’

‘Een stal?’ Meggie leunde met haar rug tegen de muur. Ze hoorde de regen tegen de afgesloten deur kletteren.

‘Ja. Wat dacht jij dan dat dit was? Vroeger werden de huizen altijd zo gebouwd dat beneden het vee stond en boven de mensen woonden. In sommige dorpen in de bergen worden ezels en geiten nog steeds op die manier gehouden. Als het vee ’s morgens naar de wei is gebracht, liggen de straten vol dampende hopen. Daar trap je dan in als je broodjes gaat halen.’ Fenoglio trok een haar uit zijn neus, keek ernaar alsof hij zich niet kon voorstellen dat zoiets borsteligs in zijn neus groeide en schoot hem weg met zijn vingers. ‘Het heeft wel iets huiveringwekkends,’ mompelde hij. ‘Precies zo stelde ik mij de moeder van Capricorno voor... die neus, de dicht bij elkaar staande ogen, zelfs de manier waarop ze haar armen kruist en haar kin vooruitsteekt.’

Meggie keek hem ongelovig aan. ‘De moeder van Capricorno? De Ekster?’

‘De Ekster! Noem je haar zo?’ Fenoglio lachte zachtjes. ‘In mijn verhaal heeft ze die bijnaam ook. Dat is sterk. Voor haar moet je uitkijken. Ze heeft niet echt een prettig karakter.’

‘Ik dacht dat ze zijn huishoudster was.’

‘Waarschijnlijk is het ook de bedoeling dat je dat denkt. Je moet ons geheimpje voorlopig dus voor je houden, snap je?’

Meggie knikte, ook al snapte ze er niets van. Het was haar ook eigenlijk om het even wie de oude vrouw was. Alles was haar om het even. Dit keer was er geen Stofvinger die ’s nachts de deur zou openmaken. Alles was tevergeefs geweest. Alsof ze niet waren ontsnapt... Ze trapte tegen de deur en duwde haar handen ertegenaan. ‘Mo zal hiernaartoe komen!’ zei ze zacht. ‘En dan sluiten ze ons hier voor altijd en eeuwig op.’

‘Nou, nou!’ Fenoglio ging rechtop zitten en trok haar naar zich toe. Hij drukte haar tegen zijn borst, zij verborg haar gezicht in zijn jas. De stof was ruw en rook naar pijptabak. ‘Er valt me wel iets in!’ fluisterde hij tegen Meggie. ‘Tenslotte heb ik die schurken zelf bedacht. Dan zou het toch al te dol zijn als ik ze niet ook weer de wereld uit zou kunnen helpen. Je vader had een aardig idee, maar...’

Meggie tilde haar betraande gezicht op en keek hem hoopvol aan, maar de oude man schudde zijn hoofd. ‘Later. Leg me nu eerst eens uit waarom Capricorno zo in je vader geïnteresseerd is. Heeft het met zijn voorleeskunst te maken?’

Meggie knikte en veegde haar tranen weg. ‘Hij wil dat Mo iemand voor hem naar deze wereld haalt, een oude vriend...’

Fenoglio gaf haar een zakdoek. Er vielen een paar kruimels tabak uit toen ze haar neus snoot. ‘Een vriend? Capricorno heeft geen vrienden.’ De oude man fronste zijn voorhoofd. Toen hoorde Meggie hem heel diep zuchten.

‘Wie is het?’ vroeg ze, maar Fenoglio veegde alleen maar een traan van haar wang. ‘Iemand van wie ik hoop dat je hem alleen maar tussen de kaft van een boek tegenkomt,’ antwoordde hij ontwijkend. Toen draaide hij zich om en begon op en neer te lopen. ‘Capricorno komt binnenkort terug,’ zei hij. ‘Ik moet nadenken over hoe ik hem tegemoet treed.’

Maar Capricorno kwam niet. Buiten werd het donker en nog altijd had niemand hen uit hun gevangenis gehaald. Ze kregen niet eens wat te eten. Het werd koud toen de nachtlucht door het gat in de muur drong. Ze gingen zij aan zij op de harde bodem zitten, om zich aan elkaar te kunnen warmen.

‘Is Basta eigenlijk nog steeds zo bijgelovig?’ vroeg Fenoglio op een bepaald moment.

‘Ja, heel erg,’ antwoordde Meggie. ‘Stofvinger pest hem daar graag mee.’

‘Goed,’ mompelde Fenoglio. Maar meer zei hij niet.

 

ABB_12.TIF

Hart Van Inkt
x97890451080701.xhtml
x97890451080702.xhtml
x97890451080703.xhtml
x97890451080704.xhtml
x97890451080705.xhtml
x97890451080706.xhtml
x97890451080707.xhtml
x97890451080708.xhtml
x97890451080709.xhtml
x978904510807010.xhtml
x978904510807011.xhtml
x978904510807012.xhtml
x978904510807013.xhtml
x978904510807014.xhtml
x978904510807015.xhtml
x978904510807016.xhtml
x978904510807017.xhtml
x978904510807018.xhtml
x978904510807019.xhtml
x978904510807020.xhtml
x978904510807021.xhtml
x978904510807022.xhtml
x978904510807023.xhtml
x978904510807024.xhtml
x978904510807025.xhtml
x978904510807026.xhtml
x978904510807027.xhtml
x978904510807028.xhtml
x978904510807029.xhtml
x978904510807030.xhtml
x978904510807031.xhtml
x978904510807032.xhtml
x978904510807033.xhtml
x978904510807034.xhtml
x978904510807035.xhtml
x978904510807036.xhtml
x978904510807037.xhtml
x978904510807038.xhtml
x978904510807039.xhtml
x978904510807040.xhtml
x978904510807041.xhtml
x978904510807042.xhtml
x978904510807043.xhtml
x978904510807044.xhtml
x978904510807045.xhtml
x978904510807046.xhtml
x978904510807047.xhtml
x978904510807048.xhtml
x978904510807049.xhtml
x978904510807050.xhtml
x978904510807051.xhtml
x978904510807052.xhtml
x978904510807053.xhtml
x978904510807054.xhtml
x978904510807055.xhtml
x978904510807056.xhtml
x978904510807057.xhtml
x978904510807058.xhtml
x978904510807059.xhtml
x978904510807060.xhtml
x978904510807061.xhtml
x978904510807062.xhtml
x978904510807063.xhtml
x978904510807064.xhtml
x978904510807065.xhtml