43
Aksel Seier was nooit een man van snelle besluiten geweest. In de regel wilde hij overal eerst een nachtje over slapen. Of beter nog een week of twee. Zelfs voor een kleine en onbelangrijke beslissing, of hij bijvoorbeeld een nieuwe of een tweedehands koelkast moest kopen nu de oude uiteindelijk de geest had gegeven, nam hij ruim de tijd. Overal zaten voor- en nadelen aan. Hij moest alles goed overwegen. Zeker zijn. Het besluit om in 1966 Noorwegen te verlaten, had hij al een jaar eerder moeten nemen. Hij had moeten inzien dat zijn toekomst niet lag in een land dat hem naar de gevangenis had gestuurd en hem daar zonder reden negen jaar lang had vastgehouden, en dat zo klein was dat het hem of anderen nooit zou laten vergeten. Maar het was niets voor hem om zich te haasten. Misschien was het een effect van de jaren in de gevangenis, waar de tijd zo langzaam verstreek dat het moeilijk was om hem op te krijgen.
Hij zat op het stenen muurtje tussen zijn kleine tuin en het strand. Het graniet was rood en warm van de zon, hij voelde de hitte door het zitvlak van zijn broek heen. Het was eb. Halfdode hoefijzerkrabben lagen verspreid langs de vloedlijn. Sommige met hun schild omhoog, als pantserwagens met een staart. Andere waren door de branding op hun rug geworpen, in de zonneschijn stierven ze een langzame dood, waarbij ze hun scharen omhoogstaken. De krabben deden denken aan kleine, prehistorische monsters, een vergeten schakel in een evolutie die eigenlijk allang korte metten met hen had moeten maken.
Zelf voelde hij zich ook zo.
Zijn hele leven had hij op eerherstel gewacht.
Patrick, de enige in de vs die op de hoogte was van zijn verleden, had hem voorgesteld een advocaat op te zoeken. Of misschien een detective, zei hij terwijl hij een vergulde paardenhalster opwreef. Patricks draaimolen was de mooiste in heel New England. Er waren massa’s detectives in Amerika. Veel van hen waren ontzettend goed, zei Patrick. Als die vrouw helemaal uit Europa was gekomen om hem te vertellen dat ze dacht dat hij onschuldig was, na al die jaren, de lange reis helemaal uit Noorwegen, ja, dan moest het de moeite waard zijn om de zaak nader uit te zoeken. Advocaten waren duur, dacht Patrick te weten, maar er waren er ook die alleen een honorarium vroegen als ze de rechtszaak wonnen.
Het probleem was dat Aksel geen rechtszaak had.
Niet hier in de vs, in ieder geval.
Hij had geen zaak, maar in feite had hij altijd gewacht. Stil en gelaten had hij nooit de hoop laten varen dat iemand zou ontdekken welk onrecht hem was aangedaan. Zijn krachten strekten niet verder dan voor een stil gebed voor het slapengaan dat de dag van morgen goed nieuws zou brengen. Dat iemand hem zou geloven. Iemand anders dan Eva en Patrick.
Inger Johanne Viks bezoek betekende iets.
Voor het eerst in al die jaren speelde hij met de gedachte naar huis te gaan.
Nog steeds dacht hij aan Noorwegen als zijn thuis. Zijn leven was hier in Harwichport. Zijn huis, zijn buren, de weinige mensen die hij vrienden kon noemen. Alles wat hij bezat was hier, in een dorp op Cape Cod. Toch was Noorwegen altijd zijn thuis gebleven.
Als Eva hem destijds had gevraagd te blijven, was hij misschien nooit aan boord gegaan van het ms Sandefjord. Als ze hem later, tijdens de eerste jaren na zijn aankomst in de vs, had gevraagd om terug te komen, zou hij op het eerste het beste schip hebben aangemonsterd. Hij zou in Noorwegen alle mogelijke baantjes hebben aangenomen en goedkoop hebben geleefd. Hij zou verhuisd zijn naar een andere stad, waar hij dan een jaar of twee had kunnen werken, tot hij door de geschiedenis werd ingehaald en werd verjaagd. Samen met Eva zou hij overal naartoe zijn gegaan. Maar hij had alleen zichzelf te bieden en Eva was niet sterk genoeg. Aksels schande was te groot. Niet voor hem, maar voor haar. Ze wist dat hij onschuldig was. Daaraan leek ze nooit te hebben getwijfeld. Maar ze had de doordringende blikken van de anderen niet kunnen verdragen. Vrienden en buren fluisterden en wierpen hun veelzeggende blikken toe, en haar moeder had het allemaal nog erger gemaakt. Eva boog haar hoofd en schikte zich. Samen met Eva zou Aksel alles voor lief hebben genomen, maar Eva was te zwak om met hem te kunnen leven.
Later, toen ze vrij was, was het voor hen beiden te laat geweest.
Nu was die tijd misschien gekomen. Het lot had een sprong in een onverwachte richting gemaakt en thuis was iemand die hem nodig had. In de brief die ze hem tegen haar gewoonte in tussendoor had gestuurd, had Eva weliswaar niet gevraagd of hij wilde komen. Maar ze was intens wanhopig.
Aksel had Inger Johanne Viks visitekaartje. Als hij naar Noorwegen ging, kon hij contact met haar opnemen. Patrick had gelijk: deze vrouw was helemaal uit Noorwegen gekomen om met hem te praten, zij moest dus echt van zijn onschuld overtuigd zijn. De droom om ooit eens genoegdoening te krijgen, kon waarheid worden. Die gedachte beangstigde hem, en hij stond stram op en wreef over zijn achterwerk.
De makelaar had het over een miljoen gehad. Dat was alweer een tijdje geleden. Cape Cod was nu op zijn mooist. Aangezien een eventuele koper nauwelijks in het huis zelf geïnteresseerd zou zijn, hoefde hij het niet schoon te maken of op te knappen.
Aksel Seier draaide met de punt van zijn schoen een hoefijzerkrab om. Hij bleef als een aangespoelde Duitse helm uit de Eerste Wereldoorlog liggen. Hij tilde de krab aan zijn staart op en gooide hem in het water. Hoewel hij nog nooit iets had besloten zonder eerst grondig na te denken, besefte hij dat hij nu toch een belangrijke beslissing naderde. Hij vroeg zich af of hij de kat zou kunnen meenemen.
44
‘Je zat in elk geval fout met die theorie over halfbroertjes en -zusjes’, zei Sigmund Berli.
‘Mooi’, zei Yngvar Stubø. ‘Heb je die bloedmonsters zonder al te veel gedoe kunnen krijgen?’
‘Hou maar op. Ik heb de laatste dagen meer gelogen dan in mijn hele leven. Dat wil je niet weten. Voorlopig hebben we alleen de resultaten van ouderwetse vaderschapstests. De dna-analyses duren langer. Maar alles wijst erop dat de andere vaders echt de verwekkers van hun kinderen zijn.’
‘Mooi’, herhaalde Yngvar. ‘Ik ben blij dat te horen.’
Sigmund Berli keek verbaasd op. ‘Goh’, zei hij, terwijl hij de papieren voor zijn chef neerlegde. ‘Je lijkt niet erg verrast. Waarom wilde je dat met alle geweld checken als je er eigenlijk helemaal niets van verwachtte?’
‘Het is langgeleden dat ik me ergens door heb laten verrassen. En jij weet net zo goed als ik dat we alles moeten onderzoeken. Alles waar we in geloven en alles waar we niet in geloven. Momenteel lijkt iedereen hier last te hebben van een collectieve kortsluiting, waarbij alles zich om…’
‘Yngvar! Nou moet je ophouden!’
De jacht op Olaf ‘Laffen’ Sørnes uit Rykkinn was een nationale aangelegenheid geworden. In de media, aan de etenstafel, op het werk, nergens werd meer over iets anders gesproken. Yngvar snapte best dat de meeste mensen Laffen al tot kindermoordenaar hadden bestempeld. Dat Yngvars collega’s schijnbaar ook diezelfde, overhaaste conclusie hadden getrokken, daar leek het in ieder geval sterk op, beangstigde hem. Laffen was toch duidelijk een zielige na-aper. Uit zijn strafblad bleek een overspannen seksualiteit, die nu pas had geleid tot een echte poging een kind te ontvoeren. Zowel in de literatuur als in het echte leven waren talloze treurige parallellen te vinden. Als een misdrijf voldoende aandacht kreeg, waren er altijd anderen die de smaak ook te pakken kregen.
‘Dat moet je toch zíén’, zei Yngvar en hij schudde zijn hoofd. ‘Er klopt niets van! Neem nou bijvoorbeeld de manier waarop Sarah door een koerier werd bezorgd! Zou Laffen zoiets voor elkaar krijgen? Zou een man met een iq van eenentachtig zoiets kunnen bedenken? Laat staan dat hij het ook nog zou kunnen uitvoeren!’
Hij sloeg met zijn vuist op Laffen Sørnes’ dossiers van de Sociale Dienst en van het ziekenhuis in Bærum, waar hij ter observatie opgenomen was geweest vanwege een mogelijke epilepsie.
‘Ik heb de man ontmoet, Sigmund! Een zielenpoot die zich, sinds hij geslachtsrijp is, alleen maar heeft afgetrokken. Auto’s en seks. Dat is Laffen Sørnes’ leven. Triest maar waar.’
Sigmund Berli zoog op zijn tanden.
‘En het is niet waar dat we verder alles uitsluiten. Nu moet je echt ophouden. Er wordt van alle kanten verder gezocht. Maar je moet toch toegeven dat we deze man moeten stoppen, hij heeft tenslotte geprobeerd om…’
Yngvar hief zijn handen op en knikte heftig. ‘Natuurlijk’, onderbrak hij hem. ‘Natuurlijk moet die man gestopt worden.’
‘Bovendien,’ voegde Sigmund eraan toe, ‘hoe verklaar je dat hij van die boodschap wist? Dat briefje met “Dit is je verdiende loon”? We hebben het papier onderzocht en je had gelijk. Het is niet hetzelfde papier als de andere. Maar dat hoeft nog niets te betekenen. De andere briefjes waren, zoals je weet, ook op verschillende soorten papier geschreven. En ja…’ Hij verhief zijn stem om te voorkomen dat Yngvar hem in de rede viel. ‘Laffens boodschap was geprint. De andere waren met de hand geschreven. Maar hoe kon hij dat weten? Hoe kon hij in godsnaam van dat groteske detail op de hoogte zijn als hij niets met de zaak te maken heeft?’
Het was intussen donderdagmiddag i juni. De conciërge had de centrale verwarming blijkbaar voor de zomer uitgeschakeld. Buiten goot het. Binnen was het koel, bijna koud. Yngvar trok heel langzaam een sigaar uit een stalen huls. Langzaam viste hij een sigarenschaartje uit zijn borstzakje.
‘Ik heb geen idee’, zei hij. ‘Maar er zijn ondertussen een heleboel mensen die ervan weten. Veel politiemensen. Een paar artsen. De ouders. Ook al hebben wij ze gevraagd hun mond te houden, dan zou het niet verwonderlijk zijn als ze in ieder geval hun naaste omgeving erover hebben verteld. Alles bij elkaar zijn onderhand zo’n honderd mensen op de hoogte van die boodschap.’
Waaronder Inger Johanne, dacht hij. Hij stak zijn sigaar aan.
‘Ik heb geen idee’, zei hij nog eens en hij blies een rookwolk naar het plafond.
‘Kan hij…’ Sigmund zoog weer op zijn tanden. Yngvar bood hem een doosje tandenstokers aan. ‘Kan er sprake zijn van twee daders?’ vroeg Sigmund Berli. ‘Kan Laffen een soort… handlanger zijn van iemand anders, iemand die slimmer is dan hij? Nee, dank je.’ Hij hief zijn hand afwerend op naar het doosje tandenstokers.
‘Niet ondenkbaar natuurlijk’, gaf Yngvar toe. ‘Maar dat geloof ik niet. Ik heb zo het vermoeden dat de werkelijke dader, de eigenlijke kindermoordenaar die we zoeken, een man is die in z’n eentje handelt. Alleen tegen de rest van de wereld , zeg maar. Maar de combinatie zou niet nieuw zijn. Slimme man met dom hulpje, bedoel ik. Bekend concept.’
‘Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat Laffen nog steeds op vrije voeten is. Zijn wagen is op het parkeerterrein bij Skar, achter in het Maridal gevonden. Er is geen melding binnengekomen dat daar een auto is gestolen, dus als hij geen vluchtauto had klaarstaan, dan…’
‘Hij heeft zich in het bos verstopt.’
‘Maar in deze tijd van het jaar in Nordmarka… het wemelt daar nu van de mensen!’
‘Hij kan zich overdag gedekt houden en ’s nachts verder trekken. In het bos kan hij zich in ieder geval beter verstoppen dan in dichtbevolkte gebieden. En hij is adequaat gekleed, zou je kunnen zeggen. Tenzij hij zich heeft verkleed, sinds ik hem voor het laatst zag…’ Hij tipte voorzichtig de as in zijn hand. ‘…kan hij daarginds een guerrillaoorlog voeren. Hoeveel tips hebben we eigenlijk gekregen?’
Sigmund grijnsde.
‘Meer dan driehonderd. Zelfs uit Trondheim en Bergen, Sykkylven en Voss. Alleen al hier in Oslo is hij meer dan vijftig keer gesignaleerd. Bij bureau Grønland zijn vanochtend vier mannen met een gebroken arm afgeleverd. Plus eentje met zijn linkerbeen in het gips. Allemaal aangegeven door plichtsgetrouwe medeburgers.’
Yngvar keek snel op zijn horloge.
‘Kan ik me voorstellen. Ik heb een afspraak. Had je nog meer?’
Sigmund Berli trok een computeruitdraai uit zijn achterzak. Die had de vorm van zijn achterwerk aangenomen en Sigmund glimlachte verontschuldigend toen hij het papier openvouwde.
‘Dit is een kopie. Met mijn krabbels erop. Ik heb voor jou een nette gevraagd. We hebben uiteindelijk een paar raakpunten tussen de families gevonden. We hebben alles ingevoerd, absoluut alles. Dit is het resultaat.’
Yngvar bekeek de uitdraai.