Onnozele Kinderen
In de Draaikolk, wordt de eerste Rotterdamse tijd beschreven. Een sfeervol gedeelte is de beschrijving, die Merijntje geeft, van een bezoek aan de Hoogstraat op Zaterdagavond. Precies hetzelfde heb ik ook ervaren. Het was een genot om aan de lippen te hangen van die standwerker, die met al zijn smoesjes, toch zijn waardeloze spullen aan de man bracht.
De diepgelovige Merijntje heeft het moeilijker gehad, dan ik. Ik bedoel dan, zijn relatie tot zijn Joodse buren, waarmee hij, volgens zijn geloof niet mocht omgaan, en zijn strijd tegen de priesters en pastoors. Mijn familie was al een ietsje verder, hoewel ik ook wel moeilijkheden gehad heb met het laatste onderwerp. Niet met de Joodse buren. In de Vinkenstraat woonde beneden ons de familie Weiszmann en Harrie en Bram waren ook mijn vriendjes en ze voetbalden gewoon mee in Pechvogels, onze straatclub.
Op een gegeven moment gaat Merijntje weer terug naar Brabant, maar na een dramatisch voorval met juffrouw Amelie en haar broer meneer Louis, besluit Merijntje weer naar Rotterdam te gaan. Terug naar zijn familie.