23 De slag om de Diepwortelkloof (2)

 

'(In Daitheíd)

Aeyminh Magae, Greimuï sa Daitheí,

Doíal Alvií ò Dvargi ò scrend.

Daluad gefren ò meran ei nòc'hey.

Grean aeyrulith ò paldrính erbènd.

 

(Vertaald)

Meestermagiër, wreek ons Daithvolk,

smeed aaneen de Alvií, de Dvargen en de mens.

Vervul hun kracht en versmelt met de nacht.

Zoek het samengaan van de nieuwe dag.

 

(In Hoogtorns)

Maogan Mester, neleghi com Aidèn,

epralli C'hardei uum quese periïm bin.

Maogan mester, raeïlin prallenghèn,

Quesei lei roöc'h uum guembhe com ruunth.

 

(Vertaald)

Meestermagiër, tovenaar van Aidèn,

spreek met de vorsten en zoek naar het goede.

Meestermagiër, gebieder van woorden,

zoek naar de zwaarden en strijd met het kwaad.'

 

Uit: De Liederen van Gedenkwaardigheid door Asgarith - 4733

 

 

Walinde keek met een groeiend gevoel van onrust toe hoe de strijd beneden verliep. De grijze hawijt landde vlak achter de linies van de verdedigers. Ze verloor het dier uit het oog. Later hoorde ze in de verte bevelen schreeuwen. De voorhoede van het gecombineerde leger van Bregauanen en Alvil en mensen uit Kose begon zich terug te trekken van de kloofingang. Het duurde even voor de Orc'hs en hun Kobold-leiders doorhadden wat er plaatsvond. Toen schreeuwden de Kobolden op hun beurt bevelen. Duizenden Orc'hs drongen juichend naar voren en namen de verlaten glooiing vlak achter de toegang in bezit. De hawijt steeg weer op, wiekte ogenschijnlijk rustig naar de kring van magiërs en landde er vlak bij. Jap gleed uit de hawijt te voorschijn en nam kalm zijn plaats in de kring weer in.  

De verdedigende legers trokken verder terug. Achter de Orc'hs die zich door de nauwe doorgang heen persten stelden nieuwe compagnieën zich op. Het waren voornamelijk boogschutters, die pijlen over de hoofden van hun voorwaarts marcherende krijgers heen naar het front zonden. Honderden, duizenden pijlen, die beangstigend vaak doel troffen. Het leger van de verdedigers maakte zich op voor een versnelde aftocht.  

'Dit gaat mis,' zei Walinde tegen Ladam, die naast haar was komen staan. 'Waarom doen de meestermagiërs niets?'

Met een machteloos gebaar wuifde ze naar de kring. De meestermagiërs en Jap zaten afgewend van het tumult bij de kloofingang, het hoofd gebogen. Het had er alle schijn van dat ze niet in de terugtocht van de verdedigers waren geïnteresseerd.  

'Schijn bedriegt,' zei Ladam en klopte Walinde bemoedigend op haar rug. 'Het zal niet lang meer duren voor ze in actie komen.'

 

Alsof dat een teken was bewoog de kring.

Ze bogen dieper naar elkaar toe, wierpen hun hoofd toen plotseling in de nek en slaakten gelijktijdig een kreet, althans, zo leek het. Maar het duurde enkele tellen voor ook het geluid tot Walinde en Ladam doordrong. Het was een samengebalde schreeuw. D'Anjal zou hem hebben herkend als een soort grote schreeuw. Hij was daar in zijn eentje toe in staat, maar de acht wezens in de kring hadden elkaar nodig. Het effect was schokkend. Letterlijk. De aarde beefde. Een stofwolk omhulde de magiërs. Even later stegen acht hawijten op en wiekten doelgericht naar het front. En zoals ooit de legendarische vogel Arenj Uyr Masilis op het laatste moment van de ondergang had gered, zo vlogen deze acht magische vogels uit om de verdedigers van de kloof te redden.  

De achterhoede van het leger kreeg de vogels het eerst in de gaten. Of ze aanvankelijk doorhadden dat het de magiërs waren, was nog maar de vraag, maar er gebeurde tenminste iets, iets onverwachts. Er klonken juichkreten op die door allen werden overgenomen. Plotseling laaide de hoop op een goede afloop op. Gezichten keerden zich naar de acht.

Orc'hs en Kobolden monsterden de vogels achterdochtig. Als ze de juichkreten van hun tegenstanders moesten geloven, dan stond de nederlaag van Gormorod voor de poort. Maar ze zagen wat ze zagen: acht vogels. Grote vogels, weliswaar, maar toch geen dieren die hun bovenmatige angst inboezemden. Desondanks staakte iedereen onwillekeurig de strijd en volgde de vlucht van de hawijten. De voorste hawijt slaakte een luide gil. Toen de vogels van het ene op het andere moment verdwenen ging er een golf van verbijstering door de gelederen van de Orc'hs, maar ook de toejuichingen van de verdedigers werden zwakker en hielden weldra helemaal op. Duizenden wezens staarden naar de plek waar de hawijten waren verdwenen.

De onrust bij Kobolden en Orc'hs nam toe. Ze wisten nu dat er magie in het spel was. Witte magie.

Een Kobold begon juist bevelen te schreeuwen toen de hawijten vlak bij de nauwe doorgang weer opdoemden. Met hun klauwen voor zich uit gestoken doken ze op de voorste linie Orc'hs af. In paniek deinsden die achteruit. Het leger van Bregaua en Kose reageerde snel. Het drong naar voren en gebruikte hun schild om de Orc'hs verder naar achteren te duwen. Vanaf de hoogte boven de kloof werden weer stenen gegooid. Niet lang daarna hadden de verdedigers de kloofingang weer in bezit.  

De hawijten klommen naar grote hoogte, buiten bereik van Orc'hse pijlen. Daar bleven ze in grote bogen boven het front vliegen.

 

Walinde haalde opgelucht adem.

'Zat er maar een poort in de kloof,' zei ze. 'Dan kon hij worden afgesloten.'

Ladams blik klaarde op.

'Je brengt me op een idee.'

Hij liep naar zijn manschappen en gebaarde naar de steenhopen die klaarlagen om de vijand te bekogelen.  

'Mik tussen die twee rotszuilen,' riep hij. 'We gaan proberen de kloof af te sluiten.'

Alle Tulen die zich op de helling bevonden hielpen mee om het plan uit te voeren. De eerste stenen suisden al naar beneden. Ladam keek goedkeurend om toen hij naar Walinde terugliep.  

'Het wordt tijd om de Orc'hs ook van andere kanten onder druk te zetten,' zei hij. 'Ik ga naar beneden, naar mijn leger. Ga je mee?'

Walinde knikte. Ze wenkte Esled en Asgarith, die van iets verderop de gebeurtenissen gadesloegen. Ze wilde iets zeggen, toen een luide kreet weerklonk. De hawijten vielen als een steen naar beneden. Eerst leek het erop dat ze een nieuwe aanval op de voorste linie van de Orc'hs uitvoerden, maar ze zwenkten naar de doorgang en bleven vijftig passen boven de beide rotszuilen hangen. Het regende nog altijd stenen. Even vroeg Walinde zich af wat de dieren van plan waren. Een steekvlam schoot van de plek waar de vogels in de lucht hadden geklapwiekt naar een van de zuilen. De rots werd aan de onderkant geraakt en begon langzaam te hellen. Steeds sneller begon het gevaarte opzij te vallen. Met een daverende klap sloeg de zuil dwars voor de ingang tegen de grond. Stofwolken wervelden omhoog. Toen die weer naar de aarde waren gedwarreld bleek de kloof door de zuil én de stenen te zijn geblokkeerd.  

Opnieuw ging er gejuich op; uit de kloof, maar ook van de hoogte waar Walinde zich bevond.

Een tweede steekvlam boorde zich in de andere zuil, die onder aanzwellend gejuich dreunend op de eerste in stukken sloeg.

Walinde keek om zich heen. Ladam haastte zich met enkele van zijn kapiteins naar het leger in het dal. Esled en Asgarith stonden op haar te wachten. Snel voegde ze zich bij hen en volgde Ladam en zijn mannen.  

Opnieuw stegen kreten boven het krijgsrumoer uit. Arenj en Wilanj keerden terug! Ze voegden zich bij de hawijten. Niet veel later zagen ze hoe de achterhoede van de Orc'hs vanuit het zuidoosten werd aangevallen.

'Ariam!' juichte Ladam. 'Ariam en zijn negenduizend Tulen! En Siderte, en Gwaldorith! Ze leven nog! Kom, snel, we gaan de Orc'hs insluiten. Nu zullen zij weten hoe het voelt om geen kant op te kunnen.'

Hij wenkte zijn manschappen.

Het pleit was beslecht. De overmacht aan manschappen, het feit dat de Orc'hs waren ingesloten en de toverkunsten van de meestermagiërs en de Uyrs waren het leger van Gormorod te veel. Ze probeerden zich een weg te banen door de linies van de Tulen van Ariam en die van Ladam. Aan de kant van Ariams leger slaagden ze in hun opzet. Duizenden Orc'hs lieten het leven, maar de meesten wisten te ontkomen, nagezeten door Tulen, Bregauanen, Alvií en Reuzen.