7 Weeffout
'Heeft een twee-eenheid zóveel meer dan een enkelvoudig wezen? Is het samengevoegde kunnen van twee geesten zó groot?
Is het waar dat een depressieve man en een snel geëmotioneerde, artistiek begaafde vrouw zijn samengevloeid tot het welhaast goddelijke wezen dat de legende weefde?
Het is waar!
En de twee-eenheid zelf beseft als geen ander hoe ongeloofwaardig dat soms lijkt te zijn.
Maar de bron waaruit de tweehoofdige putte werd onuitputtelijk toen Wijsheid als zelfstandige entiteit aan de slag ging.'
Uit: Het Boek van Kennis
Endil had zijn complete geheugen en daarmee ook zijn feitelijke kracht en intelligentie terug. Nadat de geesten van Ioyes en Dolehar hun enkelvoudigheid hadden verlaten, in een proces dat even pijnlijk en geestbrekend was geweest als sterven, waren al hun herinneringen en hun ongebroken kracht en intellect naar één heldere kern toegevloeid, waar ze zich opnieuw met elkaar mengden en de unieke geest van Endil creëerden.
De lange sluimering was eindelijk voorbij.
Nieuwe kracht was in het lichaam en de geest van de tweekoppige gevloeid. Endil was sterker dan hij ooit tevoren was geweest.
Was het proces van het ontwaken langdurig en vaak pijnlijk geweest en was het herkrijgen van hun kennis als afzonderlijke entiteiten met horten en stoten verlopen, toen de eenheid eenmaal tot stand was gebracht keerde de oude kracht binnen enkele dagen terug.
Volledig.
Eigenlijk meer dan volledig, want hun ervaringen van de afgelopen tijd hadden het evenwicht en de wijsheid van Endil alleen nog maar doen toenemen. Ook Wijsheid had zich met hen vermengd, hoewel een deel van hem in staat bleef om buiten Endil om te functioneren. Wijsheid had in de loop van de jaren, tijdens Endil's sluimertoestand, een eigen karakter verworven en bleek niet meer in staat daar afstand van te doen. Opgaan in Endil was ook niet nodig. Het samengaan van Ioyes en Dolehar herschiep een dermate ontzagwekkend wezen, dat elke toevoeging overbodig was.
Endil begon in zijn geest te graven naar de oorsprong van de legende. Alle lijnen waren uitgezet. Eeuwenlang hadden tientallen wezens, die Endil in gedachten "kandidaten" noemde, pogingen ondernomen om de strijd met de machten van Gormorod aan te gaan. Geen van hen had het overleefd. De enige die het langer uithield was nog niet eens toegekomen aan het verwerven van één van de aartszwaarden. En nu was er dan die jongen, die knaap van het Candrasvolk. Hij bezat de vijf zwaarden. Hij kende de naam van de plek waar de vijf wapens moesten worden versmolten tot één. Hij wíst, nee, vermoedde waar het Boek van Kennis zich bevond. Deze keer mocht het niet misgaan.
Maar Endil zag al wel problemen opdoemen. Je kon nog zoveel loekornstJijnen uitzetten, je kon nog zoveel wachters langs de stroom van de tijd posteren, er waren altijd wel onverwachte gebellrtenissen, of plotseling opduikende wezens, die fouten in het weefwerk veroorzaakten.
Het grootste probleem was het ontstaan van de zwarte kolos die drie machtige wezens in zich verenigde. Endil had rekening gehouden met het gegeven dat Yrroth in staat zou blijken ondeelbaar te worden. Daar stond de deelbaarheid van de Erfgenaam tegenover. Maar dat Vy's haat en jaloezie ten opzichte van Kartha hem ertoe zouden brengen om Osomrach en Delomarte te bevrijden, daar had het patroon niet in voorzien. Zoals het patroon ook niet had voorzien dat D'Anjal in verstening zou vluchten en zo zijn deelbaarheid zou verspelen.
Er moest worden nagedacht. Diep en lang, maar niet té lang. Want de onzalige drie-eenheid van Yrroth, Orc'h Osomrach en Delomarte was niet alleen vele malen krachtiger dan Yrroth alleen, de vormeloze was ook daadkrachtiger. Waar Yrroth twijfelde, wikte en woog, ging de vormeloze aan de slag, op weg. Dat was de bijdrage van Orc'h Osomrach, die daden boven woorden stelde. En Endil wist waarheen de drie-eenheid op weg was. Als de vormeloze daar vroegtijdig aankwam, zou D'Anjal er een groot probleem bij hebben.
'Wijsheid,' riep Endil met zijn gedachtestem.
'Endil, hier ben ik.'
Wijsheid voegde zich bij zijn maker.
'Wijsheid, we hebben een probleem. Er is een weeffout in het patroon ontstaan, door toedoen van de zwarte vrouw. Een fout die fatale gevolgen kan hebben.'
'Dat weet ik natuurlijk, Endil, en ik denk dat ik ook de oplossing weet.'
Een verbaasde stilte. Toen vloeiden de geesten van Endil en Wijsheid samen.
'Ah,' zei Endil, toen de tweekoppige zag wat Wijsheid als oplossing had bedacht. 'Hrarqe. Dat is slim. Dat wij daar niet op zijn gekomen.'
Wijsheid stelde zelf een vraag: 'Moeten wij ons niet wat actiever gaan bemoeien met de gebeurtenissen, nu de dagen van gedenkwaardigheid dichterbij komen?'
Endil antwoordde na een lange stilte.
'Wij hebben dat overwogen, lang geleden al. Er is iets voor te zeggen, Wijsheid. Maar de wever van de legende is niet degene die alle handelingen ten uitvoer legt. Wij weven en herweven, en daarna wachten wij. Wij herstellen weeffouten waar dat mogelijk is. Wij zijn schouwers, zoals de aardwezens. Onze daden zijn indirect. Wij zetten de sporen uit, maar de spelers handelen. Hun daden zijn direct. De dagen van gedenkwaardigheid behoren uitsluitend de Ene toe. Dat is een karige beloning voor het lot dat wij op zijn schouders hebben gelegd.'
Wijsheid zweeg.
Er viel niets te zeggen.