16. Herenigd
'Ik vind het afschuwelijk je alleen te laten,' zei
Lawrence.
Door de smalle spleet tussen de gordijnen raam zagen we dat de
ochtend aanbrak. Het licht dat de duisternis verjoeg gaf me de hoop
dat er iets dergelijks zou gebeuren met de duisternis in
mijzelf.
'Je moet weg, Lawrence. Het gaat nu wel weer,' zei ik
glimlachend. 'Heus. Op de een of andere manier,' zei ik, voor me
uit starend, 'weet ik dat alles goed zal komen,'
ik wou dat ze je niet zoveel medicijnen gaven. Het lijkt me
niet goed,' zei hij bezorgd. Hij boog zich over me heen, kuste me
zacht op mijn voorhoofd en glimlachte toen. Tot vannacht,' beloofde
hij. Hij kneep even in mijn hand, liep naar de deur en keek de gang
in. Toen was hij weg.
'Robert.' fluisterde ik in de stilte die volgde. Het was of
mijn lippen het woord uitprobeerden om te zien of het paste.
'Robert.'
Ik sloot mijn ogen en een reeks beelden schoot bliksemsnel
voorbij. Ik concentreerde me, vertraagde ze, tot ik duidelijk mijn
familie zag, duidelijk hun stemmen hoorde, hun gelach, hun gepraat
aan tafel, papa die voorlas uit de bijbel, en toen - Cary. Zijn
naam steeg uit de verwarring op, en met zijn naam kwam een litanie
van woorden: zijn complimentjes en zijn klachten, zijn
waarschuwingen en zijn hoopvolle verwachtingen.
Een kleine zeilboot dobberde op de oppervlakte van een vijver.
Ik begreep dat het een van Cary's modellen was. Ik herinnerde me
hoe hard hij eraan werkte, gebogen over zijn tafel met zijn
soldeerapparaat en zijn lijm, hoe zijn vingers de miniatuur
onderdeeltjes voorzichtig vastmaakten. Ik realiseerde me dat ik me
zijn zolderkamer herinnerde. Met elke herinnering, elk beeld, kwam
mijn thuis terug. Ik zag mijn kamer, mijn pluchen dieren, mijn
mooie hemelbed. Ik zag mama in de keuken die een verrukkelijke
vissoep maakte. Ik zag papa in zijn lievelingsstoel de krant lezen
en iets mompelen over een of andere gebeurtenis. May zat aan zijn
voeten met een legpuzzel. Ze wachtten allemaal tot ik thuiskwam,
tot ik terugkwam.
Ik zag mezelf naar de voordeur hollen en aan de deurknop
trekken, die niet meegaf. De deur wilde niet open. Waarom was hij
op slot? Ik bonsde op de deur en riep.
'MAMA! PAPA! CARY!'
Niemand kwam naar de deur. Ik draaide me om en keek wanhopig
om me heen. Maar in plaats van onze voortuin zag ik de zeilboot,
alleen werd die nu groter. De vijver veranderde in de oceaan. Er
zat iemand in de boot die naar de kust stuurde. Hij riep me,
wenkte. De boot kwam steeds dichterbij, tot ik hem heel duidelijk
zag, mijn Robert.
'Laura,' riep hij. 'Kom terug. Laura...'
Ik holde het strand over naar de boot, maar hoe harder ik
liep, des te verder de boot afdreef. Ik holde nog harder en begon
te roepen. Ik leek almaar over hetzelfde zand te rennen, ik kwam
niet vooruit, terwijl hij bleef roepen en wenken.
'Wat is er met jou aan de hand?' hoorde ik iemand vragen, en
onmiddellijk verdwenen mijn herinneringen. Mevrouw Roundchild stond
naast mijn bed met mijn medicijnen in de hand en keek op me neer.
'Waarom huil je?'
'Ik... ik kan me nu een hoop dingen herinneren. Ik herinner me
mijn familie en mijn thuis,' zei ik. 'En ik herinner me Robert en
een boot en -'
'Dat is goed. Hier,' zei ze, 'neem je medicijnen. Clare brengt
je ontbijt.'
'Misschien kan ik nu beter geen medicijnen innemen,' zei ik.
'Nu ik me echt dingen herinner, is het misschien beter helder te
kunnen denken.'
'Waarom wil iedereen hier voor dokter spelen?' vroeg ze bijna
glimlachend. 'Het spijt me, maar dan zul je toch eerst een tijdje
geneeskunde moeten studeren.'
'Ik probeer niet voor dokter te spelen, maar ik voel gewoon
dat ik niets moet nemen.'
'Heus? Heeft dokter Scanion tot dusver geen gelijk gehad? Ben
je niet begonnen je dingen te herinneren en wel zo dat je jezelf
geen pijn doet en niet geestelijk in de knoei raakt? Wel?'
'Ja,' zei ik. 'Ik veronderstel van wel.'
'Je veronderstelt het? Nou, ik weet het. Ik ben nu bijna
vijfjaar hoofdzuster op deze verdieping en ik heb veel
verschillende soorten ziekten gezien, ook gevallen die op de jouwe
lijken. Ik heb gezien dat dokter Scanion ze met succes heeft
behandeld. Dus hoef ik niets te veronderstellen,' zei ze.
Tranen sprongen weer in mijn ogen.
ik wil naar huis,' zei ik.
'Dat zul je ook als je doet wat er gezegd wordt.' Ze zweeg
even en haar gezicht verzachtte, ik wil niet hard tegen je zijn,
Laura, maar ik moet vastberaden zijn. Ik heb een heel moeilijke
baan hier. Ik ben verantwoordelijk vooreen aantal mensen die niet
verantwoordelijk kunnen zijn voor zichzelf. Veel van die mensen
hebben zichzelf kwaad gedaan en zullen dat blijven doen als ik de
instructies van de dokter niet strikt opvolg. Er is veel te doen en
heel weinig tijd om het te doen. Iedereen heeft een
gespecialiseerde, persoonlijke behandeling nodig. Dat maakt dat we
geen tijd kunnen verspillen, begrijp je?'
'Ja,' zei ik zwak.
'Goed. Neem je medicijnen. Dokter Scanion komt om te kijken
hoe het met je gaat en of je vooruitgaat, en dan zullen we zien wat
hij verder wil.'
Met bevende vingers pakte ik de pillen uit het bakje en stopte
ze in mijn mond. Ze gaf me het glas water en ik slikte ze
door.
'Heel goed,' zei ze. 'Je ontbijt komt direct.'
Ze liep de kamer uit en even later kwam Clare met mijn
ontbijt. Ze zette mijn bed omhoog en draaide de tafel voor mijn
schoot.
'Ik word beter.' vertelde ik haar. 'Ik begin me nu alles te
herinneren. Ik zal gauw naar huis kunnen.'
'Dat is fijn. Ik wil graag wat minder te doen hebben,' zei ze.
Ze zweeg even. 'Maar als iemand deze verdieping verlaat of naar de
Zombie Afdeling wordt overgeplaatst, komt er altijd iemand anders
voor in de plaats. Ik heb gehoord dat ze een wachtlijst hebben zo
lang als mijn arm.'
'Kunt u iets te weten komen over een patiënte? Over Megan
Paxton?'
'Ze houden er niet van als ik naar patiënten informeer. Als
iemand van ons betrapt wordt op praten over patiënten, kan die op
staande voet ontslagen worden,' zei ze. ik moet de andere patiënten
hun ontbijt brengen.' voegde ze er haastig aan toe, voor ik verder
kon smeken. Toen liep ze snel de kamer uit.
Ik zuchtte teleurgesteld en gefrustreerd, en begon aan mijn
ontbijt. Ik at zoveel ik naar binnen kon krijgen, sloot toen mijn
ogen en dommelde in. Toen ik wakker werd was mijn bed
omlaaggedraaid en het blad weggenomen. Ik staarde naar het witte
plafond.
Roberts gezicht begon zich af te tekenen tegen de witte
achtergrond. Het leek of hij uit een wolk tevoorschijn kwam. Ik zag
zijn vriendelijke ogen en zijn tedere glimlach. Lokken lichtbruin
haar vielen over zijn voorhoofd. Hij lachte en plotseling begon de
witte achtergrond om hem heen te kolken.. Zijn hoofd draaide mee en
het witte plafond veranderde in water. Zijn arm kwam omhoog, zijn
hand strekte zich naar me uil.
'Laura...'
Ik gilde.
Misschien ben ik flauwgevallen. Misschien ben ik weer in slaap
gevallen, ik weet het niet. Maar toen ik deze keer wakker werd, zat
dokter Scanion naast mijn bed. Hij had mijn pols gevoeld en maakte
een paar aantekeningen op zijn blocnote. Hij leek heel kalm, zo
kalm dat ik me niet kon voorstellen dat hij me had horen
gillen.
Plotseling zag ik twee jongere mannen in doktersjassen aan het
voeteneind van mijn bed staan en naar me kijken. Beiden hadden een
klembord bij zich. Een van hen had donkerbruin haar en droeg een
bril; de ander had langer, lichtbruin haar en lichtblauwe ogen. Hij
was langer en breder gebouwd.
'Dag, Laura,' zei dokter Scanion.' Dit zijn dokter Fernhoff en
dokter Bloom. Beiden zijn co-assistenten en studeren bij mij. Van
tijd tot tijd zullen zij ook even bij je komen kijken. 'Zo, mevrouw
Roundchild vertelt me dat je je veel meer herinnert over je familie
en je thuis. Is dat zo?'
Ik knikte. 'Mooi. Laten we eens over die herinneringen praten.
Waren ze allemaal aangenaam?'
Ik schudde mijn hoofd.
'Aha. Wat was er onaangenaam?'
Ik keek naar de twee co-assistenten. Dokter Fernhoff, de man
met de bril, keek me zo indringend aan dat ik me verlegen
voelde.
'Ik... herinner me... dat er iemand was,' zei ik. 'Iemand om
wie ik gaf, er gebeurde iets met hem.'
'Ja,' zei dokter Scanion. Hij keek naar de twee
co-assistenten. Er
kon geen bemoedigend glimlachje af, de uitdrukking op hun
gezicht veranderde niet. 'Ga door. Wat gebeurde er met hem?'
'Ik denk... dat het te maken heeft met de zee. Hij was in een
zeilboot.'
'Ja, ga door, ga door,' drong hij aan alsof hij aan het
touwtrekken was met mijn geest.
Ik keek naar dokter Bloom. Iets in zijn nu zachtere
uitdrukking zei me dat ik er niet ver naast zat.
'Wat denk je nog meer, Laura? Je moet me vertellen wat je je
herinnert en watje denkt dat er gebeurd is.'
'Hij en ik zaten in de boot,' zei ik, 'en ik denk dat we
overvallen werden door een storm. Gaat het goed met hem?'
'Met wie?' vervolgde dokter Scanion. 'Wie was er bij je in de
boot?'
'Robert,' zei ik. en alles kwam er plotseling uit. 'Robert
Royce, een jongen van school.'
Dokter Scanion leunde tevreden achterover.
'Goed zo, Laura.' zei hij en knikte. 'Je bent een eind op
streek.'
'Maar gaat het goed met hem?'
'Ja?' kaatste dokter Scanion terug.
'Ik weet het niet. Ik kan het me niet herinneren,' riep ik
wanhopig. 'Het gaat hem niet goed. Het kan hem niet goed gaan.
Alstublieft, zeg dat ik me vergis. Zeg het!' smeekte ik.
'Je moet niet denken dat het jouw schuld is,' zei hij.
'Waarom zou het mijn schuld zijn? Was het mijn schuld? Wat heb
ik gedaan?' vroeg ik.
'Voorlopig is het zo voldoende,' verklaarde hij. Hij pakte
zijn kaarten bijeen en stond op.
'Nee, het is niet genoeg. Hoe kan het nu genoeg zijn ? U bent
hier nauwelijks vijf minuten geweest.'
'De duur van de tijd die ik hier ben is niet belangrijk. Het
gaat om wat er gebeurt tijdens mijn bezoek,' zei hij alsof ik ook
een van zijn co-assistenten was.
'Ik kan me niet alles herinneren, maar ik herinner me veel.
Kunt u me niet helpen me alles definitief te herinneren?'
'Het is beter als we het stap voor stap doen, Laura. Morgen
komt er weer een dag,' zei hij hooghartig. Zijn twee co-assistenten
maakten snel een paar aantekeningen op hun klembord toen hij zich
naar hen omdraaide.
ik wil naar huis,' kermde ik. ik herinner me mijn moeder, mijn
vader, mijn zusje en mijn broer. Waarom komen ze me nu niet
opzoeken?'
'Misschien doen ze dat heel gauw,' zei hij. 'Klassiek geval,'
ging hij verder met een knikje naar mij. De ogen van de
co-assistenten werden groot en ze knepen hun lippen gelijktijdig op
elkaar. 'Zoals jullie weten,' doceerde hij, 'vertoont dissociatieve
amnesie meestal een retrospectief hiaat of een reeks hiaten in de
herinnering van aspecten van de levensgeschiedenis van het
individu. Zoals hier geïllustreerd. houden die hiaten gewoonlijk
verband met traumatische of extreem stressrijke
gebeurtenissen.'
'Het is een veel voorkomend oorlogsneurosesyndroom,' zei
dokter Fernhoff.
'Precies. Maar tegenwoordig zien we het steeds vaker bij
kindermisbruik. Ik wil dat jullie haar nauwlettend observeren. Ze
staat op het punt door haar trauma heen te breken en de directe
gevolgen zijn heel instructief.'
Ze knikten en keken naar me. Ik voelde me als een amoebe onder
een microscoop. De manier waarop ze hun blik op mijn gezicht
gericht hielden deed me ineenkrimpen.
'Ik wil naar huis,'jammerde ik.
'We moeten ons richten op de perceptie van de patiënt van een
bepaalde gebeurtenis,' ging dokter Scanion verder. 'Het is
essentieel dat we haar schuldgevoelens aanpakken zodra ze zich
bijna honderd procent herinnert, want het is juist dat schuldgevoel
dat de dissociatieve amnesie heeft veroorzaakt. Alweer, klassieke
symptomen van klassieke gevallen, zoals moeders die een ongeluk
overleven terwijl hun kinderen overlijden, de man of vrouw die
overleeft enzovoort.
'Ik zal een aantal EEG's maken. Zoals jullie weten,' ging hij
docerend verder, 'beïnvloeden gebieden van het brein die betrokken
zijn bij de geheugenfunctie ook de stressreactie. Traumatische
stress resulteert in veranderingen in die gebieden; veranderingen
in die gebieden van het brein kunnen op hun beurt symptomen lot
stand brengen van posttraumatische stress-stoornissen.
Helaas," ging hij verder terwijl hij naar mij keek, 'heeft
dokter Southerby verzuimd een EEG te maken toen ze kwam, dus hebben
we geen vergelijkingsmateriaal, maar...' Hij glimlachte naar hen.
'We zullen er het beste van maken.'
Hij gebaarde naar de deur, en ze draaiden zich om.
'Laai me alsjeblieft naar huis gaan,' riep ik. Waarom wilden
ze me geen antwoord geven?
'Onze volgende patiënt is een meer klassiek geval van
kindermisbruik,' ging hij verder toen ze wegliepen. 'Een
twaalfjarige jongen...'
Ik keek ze na toen ze naar buiten liepen en liet mijn hoofd op
het kussen vallen. Ik had plotseling het gevoel dat het in steen
was veranderd.
Zoals dokter Scanion had gezegd, werd ik later op de dag
gehaald voor tests. Er werden elektroden op mijn hoofd aangebracht
en machines registreerden mijn hersengolven. Dokter Scanlons co-
assistenten bestudeerden de resultaten, maar niemand vertelde me
wat die waren. Ik werd domweg teruggebracht naar mijn kamer en in
bed gelegd. Toen ik me beklaagde, stond mevrouw Roundchild me toe
een tijdje in een stoel te zitten, zolang ik maar niet rondliep of
probeerde de kamer te verlaten.
Ik bleef daar de hele dag zitten en dacht na over mijn
herinneringen, voelde hoe de details werden ingevuld. De kleuren en
vormen werden met de minuut helderder. Het was of mijn
herinneringen, die waren begonnen als eenvoudige potloodtekeningen,
nu werden geschilderd door een uitstekende schilder. Niet alleen
kwamen beelden en woorden terug, maar ook aroma's, geuren en
smaken. Meer dan ooit verlangde ik naai- mijn moeder. Ik riep de
hele dag om haar, maar niemand luisterde. Telkens als mevrouw
Roundchild of een van de co- assistenten verscheen, deden ze
beloftes, aangevuld met heel gauw.
Heel gauw was niet gauw genoeg, dacht ik. Alleen nü was gauw
genoeg. Omdat ik luider werd in mijn eisen, liet mevrouw Roundchild
me weer naar bed brengen en vastbinden. Ze belde dokter Scanion en
kwam toen terug in mijn kamer met de mededeling dat hij wilde dat
ik mijn medicijnen vanavond vroeger innam dan gewoonlijk. Hij dacht
dat ik op het punt stond een dramatische doorbraak te beleven. Weer
kwamen ze met de belofte dat het allemaal gauw voorbij zou zijn...
heel gauw.
Ik nam de pillen na het eten en viel onmiddellijk in slaap. Na
een paar ogenblikken dreef ik rond op zee. Ik zat in de zeilboot en
Robert lachte, vol trots op zijn zeilkunst. We waren op weg naar
een baai. Het kwam bij me terug met de belofte van liefde en dat
alles lag vlak om de bocht.
In mijn dromen zag ik hoe Robert en het meisje dat ik zelf
leek te zijn, de zeilboot snel op het strand trokken en lachend en
plagend over het strand liepen. Ik zag dat ze in het zand ging
liggen, en hoe hij op zijn kniëen viel en zich over haar heen boog.
Hij keek op haar neer, zijn ogen vol liefde. Hij stak zijn hand uit
om haar haren, haar wang aan te raken. Ze bracht zijn vingers naar
haar lippen, hij kuste ze. Het meisje kreunde en de jongen zoende
haar zacht op haar mond. Hij streek met zijn lippen over haar
gezicht, haar wangen, haar gesloten ogen.
Een tijdje raakte hij haai' alleen met zijn lippen aan. Hij
bleef boven haar geknield, bewoog zijn mond naar haar voorhoofd,
haar haren en weer terug naar haar lippen, voor hij haar hals kuste
en heel voorzichtig haar rok optilde.
In de verte pakten de wolken zich samen. De jongen noch het
meisje merkte de verandering van windrichting, het hectische en
zenuwachtige gekrijs van de vogels of de vloed die steeds sneller
opkwam. Ze gingen volkomen in elkaar op, gehypnotiseerd, verloren
in het gefluister van hun stemmen die een eindeloze liefde
beloofden.
Ik zag hoe ze zich uitkleedden, snel hun kleren uittrokken,
maar niet ruw. Naakt onder de hemel hielden ze elkaar eerst teder,
toen wanhopig vast. Ze wilden dat hun liefdesspel grootser,
intenser was dan het ooit geweest was. En dat was het.
Uitgeput vielen ze tegen elkaar aan, klemden zich aan elkaar
vast. Met die verrukkelijke uitputting kwam de bevrediging. Ze
sloten hun ogen, bleven elkaar omhelzen en vielen even later in
slaap. Ik probeerde een waarschuwing te roepen, maar ze hoorden me
niet.
De lucht verduisterde. De wind wakkerde aan. Het water steeg
en sloeg hard tegen de rotsen, de kleine zeilboot spoelde weg van
de kust. Toen ze eindelijk wakker werden, dreef de boot op
zee.
Plotseling was ik niet langer een derde die toekeek. Ik stond
op het strand en schreeuwde. Robert zwom wanhopig naar de boot. Ik
zag het allemaal en rende naar hem toe om hem te helpen. Toen werd
het weer duister, mijn geheugen klapte dicht en rukte de geluiden
weg, liet me achter in een angstwekkende stilte.
'Robert!' riep ik. Ik begon als een waanzinnige met mijn armen
om me heen te slaan tot ik voelde dat iemand me vasthield. Ik deed
mijn ogen open en zag Lawrence naast me.
'Laura. Laura,' riep hij.
Ik strekte mijn armen naar hem uit en hij omhelsde me.
'Had je weer een nachtmerrie?' vroeg hij. 'Misschien bezorgen
die medicijnen je nachtmerries.'
'Ik weet het niet,' snikte ik. 'Ik moet hier weg, Lawrence. Ze
willen me niet echt helpen. Ze blijven me maar verdovende middelen
geven die me laten slapen en me verzwakken. Ik wil naar huis,
Lawrence. Ik weet wie mijn ouders zijn en ik weet waar ik woon. Ik
herinner me bijna alles! Ik moet naar huis.'
'Wil je nu weg uit de kliniek? Vanavond?' vroeg hij.
'Ja, ik voel me wanhopig. Ze maken een soort proefkonijn van
me, gebruiken me voor een studie. Ze willen mijn behandeling zo
lang mogelijk laten duren. Ik weet het zeker. Ik wil naar huis.
Help me alsjeblieft.' smeekte ik.
Hij dacht even na. Ik klemde mijn vingers om zijn hand.
'Oké, Laura,' zei hij. 'Ik zal je helpen als je dat werkelijk
wilt.'
'Dank je, Lawrence. Dank je.'
Ik maakte de riem om mijn middel los en rukte de deken weg.
Lawrence haalde de riem van mijn benen, en ik wilde uit bed
stappen.
'Wacht,' zei hij. 'Laat me eerst even nadenken.'
'We hebben geen tijd om na te denken. Haal me hier vandaan,
Lawrence. Alsjeblieft.'
'Je hebt kleren nodig, Laura. Zo kun je niet naar buiten,' zei
hij. 'Ik weet het al. Als we beneden zijn, gaan we naar je oude
kamer en pakken iets uitje kast datje kunt aantrekken. Dan gaan we
naar de keukendeur, die ik je vorige keer heb laten zien.'
'Ja, ja. Maar we moeten opschieten.'
'We moeten voorzichtig zijn,' verbeterde hij me. 'Als we
betrapt worden kun je er zeker van zijn dat ze tegen ons allebei
drastische maatregelen zullen nemen.' Hij liep naar de deur en keek
de gang in. 'Het lijkt veilig,' zei hij.
Ik zwaaide mijn benen uil bed en stond op. Even wankelde ik en
viel bijna, maar ik wist mijn evenwicht snel te herstellen.
Lawrence gaf me een arm en we liepen naar de deur. Hij keek
weer.
'Als we in de gang zijn, gaan we de hoek om en nemen de eerste
deur links, Laura. We gaan de trap af en wachten op de
benedenverdieping zodat ik eerst de gang daar kan controleren. Ik
heb dit ai vaak genoeg gedaan om een expert te zijn. Maak je geen
zorgen.'
Ik knikte gretig.
Lawrence pakte mijn hand en leidde me de kamer uit. Snel
glipten we weg en liepen de trap af. Ik was duizelig, maar ik liet
niet merken hóe duizelig ik was, tot ik uitgleed en hij me moest
opvangen en vasthouden.
'Je bent zo zwak, Laura. Hoe kun je in vredesnaam de kliniek
verlaten?'
'Ik kan het, Lawrence. Als ik eenmaal weg ben, in de frisse
lucht, gaat het goed.'
Hij hield me nog even besluiteloos vast, toen bracht hij me
naar de volgende trap, tot we beneden waren en hij de gang
controleerde. Na een paar ogenblikken knikte hij en liepen we
haastig de gang door naar de afdeling met de kamers. Minuten later
waren we in mijn oude kamer. We maakten geen licht uit angst de
aandacht te trekken. Ik ging naar de kast en haalde er een
spijkerbroek en een trui uit, maar ik zag geen schoenen of
gymschoenen. Ik moest mijn slippers aanhouden.
Lawrence bleef in de deuropening staan met zijn rug naar me
toe terwijl ik me aankleedde.
Bij het tafeltje bleef ik staan en keek naar het dagboek dat
ik had bijgehouden voor dokter Southerby. Niemand had de moeite
genomen het aan dokter Scanion te geven. Ik kwam in de verleiding
het mee te nemen, maar aarzelde. Ik wilde zo min mogelijk
herinneringen aan de kliniek. Ik wilde dit gebouw voorgoed achter
me laten.
'Ik ben klaar,' kondigde ik aan.
Lawrence keek naar me en schudde zijn hoofd. Hij bewoog zich
niet.
'Wat is er?' vroeg ik.
'Ik kan je dit niet in je eentje laten doen, Laura. Ik ga met
je mee.'
'Wil jij de kliniek ook verlaten?'
'Ja.' zei hij. Ik kon hem bijna voelen beven in het donker.
Lawrence had me verteld dat hij het terrein in jaren niet had
verlaten.
'Dal hoeft niet, Lawrence.'
'Ik wil het.' zei hij.
Hij keek de gang in en beduidde me dat ik stil moest zijn. Een
paar seconden later hoorden we praten en door de kier van de deur
zagen we Billy en Arnie door de gang lopen. Bij mijn deur bleven ze
staan. Billy fluisterde iets tegen Arnie en ze begonnen te lachen.
Toen liepen ze verder en verdwenen om een hoek.
'Nu,' zei Lawrence. We liepen haastig de gang door naar de
eetzaal. Vlak voordat we bij de keuken waren, ging de deur open en
kwam een man naar buiten met een emmer op wielen. Hij keek niet
naar rechts of naar links, anders had hij ons met onze rug tegen de
muur zien staan. We wachtten en zagen hoe hij via de eetzaal in de
hal verdween. We wachtten.
Ik keek naar Lawrence. Hij leek plotseling verstijfd tegen de
muur.
'Moeten we nu niet gaan?' vroeg ik hem. Hij knikte, maar
bewoog zich niet.
'Misschien kun je beter teruggaan, Laura. Ik weet niet of dit
wel goed is. Nee,' besloot hij. 'Dat is het niet. Ik had dit niet
moeten doen. Laten we alsjeblieft teruggaan.' Hij beefde over zijn
hele lichaam en zelfs in het gedempte licht zag ik hoe wit zijn
gezicht was geworden.
'Nee, ik kan niet terug. Ik moet hier vandaan,' zei ik. Ik
liep weg. de keuken in. Een paar ogenblikken later stond Lawrence
achter me.
'Hoe wil je thuiskomen?' vroeg hij toen we bij de metalen deur
stonden.
'Dat weet ik niet.'
'Je weel niet eens welke kant je op moet. Laura, dit is
verkeerd.' Hij pakte mijn arm en wilde me terugtrekken.
'Laura...'
Zijn stem leek weg te sterven toen hij mijn naam had
uitgesproken. Het woord viel dieperen dieper, alsof alles wat hij
zei van de bovenkant van een diepe put kwam en ik op de bodem
stond. Ik had het gevoel dat ik kromp.
'Laura... ga niet. Laura... kom terug.'
'Ja, Robert,' zei ik. 'Ik kom terug.'
'Wat? Laura, ik ben het. Lawrence.'
Ik ging naar de deur.
'Laura! Wacht!'
'Ja, Robert,' zei ik. 'Ik kom. Robert. Ik ben heel gauw bij
je.'
Ik draaide me om en begon om het gebouw heen te lopen. De
lucht boven me was zwaarbewolkt. Er waren geen sterren, geen
beloften voor morgen.
Ik struikelde, maar negeerde de pijn. Ik hoorde zijn stem in
de wind. Soms klonk hij luid, dan weer was hij heel ver weg.
'Laura, wacht. Waar ga je naartoe? Zo kom je niet op de
snelweg. Laura.'
Lawrence greep mijn elleboog en draaide me rond.
'Laura, wat doe je? Je wasje slipper verloren.' Hij gaf hem
aan me terug. Ik keek er even naar en toen naar hem.
ik ga niet terug,' zei ik. 'Zeg maar tegen mijn grootmoeder
dat ik hem niet opgeef.'
'Wat? Ik begrijp je niet, Laura. Heb je het niet koud?' vroeg
hij terwijl hij zijn armen om me heen sloeg. Hij keek om zich heen.
De treurwilgen zwaaiden in de wind. 'Er staat een harde wind
vanavond. Er is storm op komst.'
'Natuurlijk is er storm op komst,' zei ik. 'Maar dat zal ons
niet tegenhouden. Vertel haar maar dat ik dat gezegd heb.'
Ik trok mijn slipper aan en liep verder over het pad, langs de
banken en de bloemperken.
'Wie moet ik het vertellen? Laura, je praat wartaal. Laura!'
schreeuwde hij.
Iemand in het gebouw hoorde hem. Er ging een lamp aan en toen
nog een. Ik hoorde deuren opengaan en stemmen roepen. Ik liep
sneller. Ik holde nu de heuvel af, slippend en glijdend; ik verloor
mijn slippers weer, maar lette er niet op. Iets in me zei dat ik
geen seconde mocht aarzelen, dat het dan te laat zou zijn.
Bovendien riep hij steeds luider en wanhopiger.
'Ik kom, Robert. Ik kom, lieveling,' riep ik in het
duister.
Voor me bulderde de zee. De golven sloegen tegen de rotsen en
het sproeiwater spatte omhoog. Mijn ogen hadden zich aan de
duisternis aangepast, maar vormen waren nog steeds niet meer dan
silhouetten. Sommige rotsen waren zo lang door het water
overspoeld, dat ze glansden als juwelen.
Ik viel en schaafde mijn arm aan een rots. Het deed pijn, maar
ik lette er niet op. Ik krabbelde zo snel mogelijk overeind en
luisterde. Zijn stem was verdwenen. De zee overstemde hem.
'Robert!' gilde ik.
'Laura! Waar ben je?' De stem leek achter me te klinken, maar
toen hoorde ik hem weer, deze keer recht voor me. 'Laura. Ik ben
hier. Laura!'
'Ja, ja, Robert. Ik kom.'
Ik liep wat voorzichtiger over de kleinere rotsen, tot ik bij
het water was en de vloed over mijn voeten spoelde. Ik
concentreerde me en zag de boot omhoogrijzen en neervallen. De
kleine mast was gebroken en lag over de rand, het zeil was
doorweekt. Ik liep het water in.
'Robert! riep ik. 'Robert!'
De boot kwam weer omhoog, alleen kwam hij deze keer op zijn
kant terecht en draaide toen volledig om. Daarna zag ik hem in het
water dobberen, zijn arm omhoog.
'Laura...'
'Robert, ik kom. Wacht.'
Hij verdween even. Ik liep haastig verder. Het water kwam nu
tot mijn middel.
'Laura!' hoorde ik iemand achter me schreeuwen, maar ik
draaide me niet om. Dat was grootma Olivia's truc om me hem te
laten opgeven. Niet omkijken, dacht ik. anders word je net als de
vrouw van Lot en verander je in een zoutpilaar.
Ik begon naar de boot te zwemmen. Zijn hoofd kwam weer boven
en toen verscheen die arm langzaam uit het donkere water, net zoals
in mijn dromen. Ik probeerde tegen hem te schreeuwen terwijl ik
zwom, maar dat was moeilijk omdat het water in mijn gezicht sloeg
en ik water inslikte. Ik kokhalsde even. De golven tilden me op en
gooiden me terug, maar ik zwom zo snel ik kon verder. Ik was niet
ver meer van de boot.
Hij hief langzaam zijn hoofd op en zijn ogen straalden van
liefde, zelfs in het donker zonder maan en sterren.
'Robert, lieveling,' riep ik en zwom en zwom en zwom. Toen ik
opkeek was de boot niet dichterbij. Was het de sterke stroming die
me tegenhield?
Mijn armen deden pijn. Mijn kleren trokken me omlaag. Ik ging
watertrappen en trok mijn spijkerbroek en toen mijn trui uit. De
zee voerde de buit snel weg en ik zwom verder, legde al mijn kracht
in elke slag die ik deed. Ik voelde me op en neer gaan met het
water en toen ik weer opkeek, zag ik de boot, maar niet
dichterbij.
'Robert, ik kan je niet zonder je. Ik wil je niet verliezen.
Laten ze je niet van me afnemen. Alsjeblieft.'
Als dooreen wonder leek hij plotseling vlakbij, zijn hoofd
dook op uit zee, zijn armen waren naar me uitgestrekt. ïk strekte
mijn armen naar hem uit en onze handen vonden elkaar.
'Robert -'
'Laura,' zei hij. 'Mijn Laura.'
Ik voelde dat hij me dichter naar zich toe trok, tot hij zijn
armen om me heen kon slaan. Het water deed er niet meer toe. Ik
voelde niet hoe
koud het was of hoe ruw de zee was. In zijn armen voelde ik me
veilig en warm. We kusten elkaar.
ik heb op je gewacht,' zei hij. ik. wist dat je bij me terug
zou komen, daarom heb ik op je gewacht.'
'Ik ben zo blij, Robert. Ik ben zo gelukkig.'
Ik draaide me om naar de kust. Iemand stond hevig te zwaaien.
Hij stond tot aan zijn middel in het water en zwaaide.
'Laten we teruggaan,' zei ik. 'Samen.'
'Nee, Laura. We kunnen niet terug,' zei Robert. 'Kom...'
Hij gebaarde met zijn hoofd naar de gekapseisde
zeilboot.
'O,' zei ik. Ik glimlachte begrijpend.
Samen zwommen we een paar ogenblikken verder en ik stak mijn
hand uit naar de boot. Robert deed hetzelfde. We keerden ons naar
elkaar toe en brachten onze lippen bijeen, kusten elkaar terwijl de
duisternis ons overspoelde.
Ik was gelukkig, gelukkiger dan ik ooit geweest was.
Ik was samen met mijn geliefde.
Voor eeuwig en altijd.