6. Hopeloos toegewijd

Ondanks hun worstelwedstrijd op het strand bleven Cary en Robert vrienden. Cary ging zelfs midden in die week naar het Sea Marina en hielp Robert en zijn vader met het opknappen van de steiger. Donderdag kwam er een hevige storm. Het regende zo hard dat de druppels op de straten dansten, tegen de ramen sloegen, op de daken kletterden en de muren van ons huis bewerkten als een drum. Papa kon niet weg met zijn boot, dus bracht hij ons met de auto naar school en haalde ons weer af, gewoon om iets te doen te hebben. Het was donker en somber en ongewoon koud voor de tijd van het jaar. Het begon vrijdag tegen het eind van de middag pas op te klaren.
in ieder geval weten we nu dat we de steiger goed gerepareerd hebben,' zei Robert me in de kantine. 'Dankzij Cary. De storm had er geen enkel effect op.'
Cary bloosde bij het compliment. Wij drieën waren de afgelopen week onafscheidelijk geweest. Ik merkte dat er over ons gepraat werd. Enkele jaloerse meisjes putten uit hun duistere bronnen van insinuaties en valsheid om nieuwe gemene geruchten in omloop te brengen. Iemand liet een briefje achter tussen de deur van mijn gangkast. Er stond op: Kijkt opa toe als Robert en jij elkaar zoenen ?
Ik scheurde het in duizend stukken, bang voor wat Cary zou doen als hij het zag. Hij zei niets, maar ik vermoedde dat hij ook smerige briefjes kreeg. En als iemand Robert al lastigviel, liet ook hij me dat niet weten. Maar vrijdagochtend, vlak voor de lunch, raakte Cary in gevecht met Peter Thomas in de jongenskleedkamer. Peter zei iets wat Cary woest maakte. Hij bezorgde Peter een bloedneus en een buil op zijn voorhoofd.
Ik vroeg Cary wat er gebeurd was, maar hij wilde er niet over praten. Hij wilde niets zeggen in de kamer van de directeur en weer werd hij geschorst omdat hij gevochten had. De school belde mama en papa, en toen ze ons kwamen afhalen, huilde mama in bijzijn van
Cary, wat al straf genoeg was. Tijdens de rit naar huis zat hij niet gebogen hoofd en luisterde terwijl papa zachtjes praatte, bijna als een man die een doodvonnis uitspreekt tegen een verdachte.
'Je bent geen kind meer, Cary. Je doet het werk van een man. Dat doe je al een tijdje. Als je een kind bent. zijn je ouders rechter en jury. Ze zijn je regering, je rechters en spreken hun vonnis uit over slechte daden. Maar nu moetje met jezelf leven en met watje doet. Je bent verantwoordelijk voor je daden en moet verantwoording afleggen aan een hoger iemand dan ik. Je doet ons allemaal verdriet en daar moet je mee leven. Als ze besluiten je van school te sturen, dan zij het zo.'
'Het was mijn schuld niet, papa,' protesteerde Cary.
'Waarom niet? Je hebt die jongen een flink pak slaag gegeven.'
'Hij verdiende het.'
'Waarom?' drong papa aan. Cary schudde slechts zijn hoofd.
'Hij verdiende het.'
'Wel, als ze je benoemen tot rechter en jury, kun je dat beslissen, maar voorlopig zitje thuis in plaats van op school waar je aanwezigheid het dringendst gewenst is.'
Papa keek naar mij om te zien of ik het mysterie kon oplossen. Ik schudde slechts mijn hoofd.
'Ik ben moe,' zei papa toen we thuis waren, ik ga vanavond vroeg naar bed.'
'Ik zal wat eten voor je boven brengen, Jacob,' riep mama hem na.
Er hing een sombere sfeer, het leek haast wel of we een weg door het verdriet moesten snijden. May, opgesloten in haar stille wereld, voelde de spanning en zat aan Cary's voeten, keek van lijd tot tijd met grote, bedroefde ogen naar hem op, wat hem alleen nog maar verdrietiger maakte. Hij sloeg het avondeten ook over en liep de trap op naar zijn schuilplaats op zolder.
Ik hoorde hem schuiven met meubels en toen ik omhoogkeek naar mijn plafond, zag ik dat hij iets op het gat had gezet. Toen werd het stil.
Ik ging vaak naar Cary's zolderkamer om hem aan zijn modellen te zien werken. het was een kleine ruimte, door het schuine dak, maar hij had een mooie grote tafel waaraan hij aan zijn modelschepen kon werken. De schepen die hij afhad stonden op zes planken uitgestald. Het meest trots was hij op zijn zeilschepen, die op elk van de planken in het midden stonden.
Toen het langer dan een halfuur stil was gebleven, ging ik naar boven. Hij zat met zijn rug naai' me toe en bleef doorwerken.
'Wat is dat?' vroeg ik.
'Een replica van de HMS Victory, het vlaggenschip van de Britse admiraal Horatio Nelson.' zei hij. 'Ik vind het nu leuk om oorlogsschepen te bouwen.'
'Cary, wat is er gebeurd tussen Peter en jou? Vertel het me alsjeblieft.'
'Wat doet het er toe. Het is over en voorbij,' zei hij.
'I's het voorbij, Cary?'
Hij draaide zich om ik zag dat zijn ogen bloeddoorlopen waren.
'Het zal pas voorbij zijn als we hier allebei weg zijn, Laura,' antwoordde hij.
'Waarom?' hield ik vol. Hij draaide zich weer om naar zijn scheepsmodel. 'Cary, ik wil het weten. Waarom kan het niet voorbij zijn?'
'Omdat ze niet zullen ophouden,' mompelde hij. 'Ze doen het te graag.'
'Wat?'
'Mij kleineren, jou kleineren, afschuwelijke dingen over ons zeggen.'
'Wat voor dingen?' vroeg ik, het antwoord vermoedend. Ik voelde vlinders van paniek in mijn buik toen hij me weer aankeek.
'Dingen als: "Doen Robert en jij het om de beurt? Trekken jullie een kaart om te zien wie het eerst mag? Of doen jullie het tegelijk?" Ben je nu gelukkig, nu je het weet?' Hij keek zo vreemd, ik kon niet zien of het woede of verdriet was die in zijn ogen glinsterde.
'Nee,' zei ik, 'maar je moet ze negeren, Cary. Het zijn gemene pestkoppen.'
'Ik wil ze niet negeren. Ik zal hun smerige woorden door hun smerige strot duwen,' zwoer hij.
'Maar je zult het uiteindelijk niet winnen, Cary,' zei ik zachtjes. 'Jij bent degene die geschorst is.'
'Dat is niet belangrijk. Het geeft me een klein beetje voldoening en in ieder geval weten ze dat ze zullen moeten boeten, en flink boeten, voor elke opmerking die ze maken.' Hij keek mij indringend aan. 'Heeft niemand iets tegen jou gezegd? Je lastiggevallen?' Mijn zwijgen was voldoende antwoord. 'Je zou het me toch niet vertellen.' zei hij.
'Nee, wantje ziet wat er dan gebeurt,' zei ik. 'Wil je wat eten? Ik breng iets voor je boven.'
'Ik heb geen honger.'
Ik begon de trap af te dalen.
'Laura,' riep hij.
'Wat?'
'Laat je door niemand bespotten als ik niet op school ben.'
'Dat zullen ze niet doen,' zei ik, en hij ging verder met zijn schip.
Robert belde om te vragen wat er gebeurd was en om te zeggen hoe afschuwelijk hij het vond. Ik was bang dat hij, als hij de waarheid zou weten, ook zou gaan vechten. Dan was het mijn verantwoordelijk als ze het allebei slecht deden op school.
'Je komt morgenavond toch, hè, Laura?' vroeg Robert.
'Ja,' zei ik, al wist ik dat ik het niet prettig zou vinden Cary achter te laten, opgesloten in zijn donkere, ongelukkige wereld.
ik ben er tegen vijven, oké?'
'Oké.'
Die nacht lag ik lang wakker, mijn ogen wijdopen, en dacht na. Wat hadden we voor verschrikkelijks gedaan om al die afschuwelijke roddels uit te lokken? We waren een tweeling, minuten na elkaar geboren. In de schoot van onze moeder waren we met elkaar verbonden geweest en de geboorte was een even grote scheiding van elkaar als van haar. Toen we jonger waren, hingen we meer aan elkaar dan de meeste broers en zusjes van dezelfde leeftijd. Ik kon me geen dag of nacht herinneren dat we gescheiden waren. Ik weet zeker dat de meesten van onze vrienden geloofden dat als een van hen iets tegen een van ons zei, de ander het al gauw zou weten. Ze voelden allemaal dat ik voor Cary geen geheimen had en hij niet voor mij. Hij was als vanzelfsprekend om me heen, beschermde me toen we opgroeiden. Omdat we een tweeling waren, hadden we maar één blik nodig om angst of een gelukkige inval over te brengen.
Misschien namen anderen aanstoot aan die magische band tussen ons; wellicht waren ze jaloers en wilden ze ons daarom kwetsen. Het was zo gemakkelijk Cary's toewijding voor mij voor te stellen als iets smerigs en ziekelijks.
En toen liet een angstaanjagend, klein stemmetje achter in mijn hoofd zich horen: 'Misschien was Cary zo kwaad omdat hij besefte dat iets van wat ze zeiden waar was:v. Zijn toewijding was te groot.
Misschien besefte hij zijn eigen probleem en misschien was zijn gewelddadigheid zijn manier om te proberen het te ontkennen.'
Ik draaide me om en verborg mijn gezicht in het kussen om dat stemmetje en de herinneringen dat het opriep buiten te sluiten. Herinneringen aan vreemde blikken, langdurige aanrakingen, intieme woorden die hoorden bij geliefden en niet bij een broer en zus. Ik was bang voor Cary, bang dat, als ik ook maar enig geloof hechtte aan dat stemmetje, ik zijn ogen zou vermijden, zijn aanraking zou voelen branden, zou vluchten om niet alleen met hem te zijn. D^cheiding die begonnen was op de dag waarop we werden geboren, zou het laatste stadium bereiken en spoedig zou Cary, mijn arme, gelief«é broer, alleen zijn. ^
Ik huilde om hem, voelde woede en verwarring, maar ook schaamte. Hij was nog steeds boven, opgesloten op zijn zolderkamer. Het was heel stil, maar ik meende hem te horen huilen. Ik spitste mijn oren, maar het was weer stil. De wind was wat gaan liggen, maar het waaide nog hard genoeg om de muren te doen kraken. Buiten speelde de maan verstoppertje met de uiteendrijvende wolken. De branding sloeg op het donkere zand als een reusachtige natte hand die zich uitstrekte uit de oceaan en op het zand kroop. De nacht was ons respijt, de tijd om de problemen en beproevingen van de dag van ons af te zetten, ons vermoeide lichaam te laten rusten, onze zorgen weg te stoppen in donkere hoeken, en dan de slaap te verwelkomen als een oude, dierbare vriend.
Ik deed mijn ogen dicht en bad en wachtte op de verrassing van morgen.
De volgende dag gingen papa en Cary meteen na het ontbijt naar het werk en bleven bijna de hele dag weg. Ze kwamen net thuis toen Robert stopte om me af te halen voor onze afspraak. Papa en Cary wisten allebei dat ik bij Robert ging eten, maar zelfs Cary wist niet dat Roberts ouders naar Boston waren en pas de volgende dag pas laat thuis zouden komen.
Met al die problemen die we de laatste tijd hadden, wilde ik graag weg uit het sombere huis. Ik voelde me schuldig dat ik papa en mama niet had verteld dat Roberts ouders er niet waren, maar ik wist dat papa, als ik het zou zeggen, zijn wenkbrauwen zou fronsen en zou zeggen dat het hem niet behoorlijk leek.
In plaats daarvan zwaaide ik naar beiden en stapte in Roberts auto.
'Gaat het?' vroeg hij.
Ik forceerde een glimlachje, haalde diep adem en knikte.
'Ja, prima,' zei ik.
Robert kneep zachtjes in mijn hand en reed achteruit de oprit af. Een ogenblik later waren we op weg naar het hotel en onze romantische avond. De Royces hadden veel werk verzet sinds mijn laatste bezoek en toen we voor de deur stopten zag ik dat het bijna af was. Robert gaf me een rondleiding, bracht me van de zitkamer naar het kantoor en liet me een paar van de suites voor de gasten zien . Ze waren allemaal prachtig ingericht, licht en luchtig, vooral de kamers die uitkeken op het strand en de zee. Met zijn nieuwe verf, vloeren, behang, sanitair en meubels kon het Sea Marina concurreren met enkele van onze mooiste hotels.
'We adverteren in de grote kranten en tijdschriften,' legde Robert uit. 'Mama en papa zijn heel hoopvol gestemd.'
'Dat mogen ze ook wel,' zei ik. 'Je ouders en jij hebben fantastisch werk gedaan, Robert.'
'Dank je.'
Het feit dat we alleen waren in het gloednieuwe hotel maakte ons allebei een beetje nerveus. Zonder het te beseffen gedroegen we ons formeel en overbeleefd. Robert hield deuren voor me open en legde zijn hand op mijn rug als we een trap op liepen. We vermeden elkaar in de ogen te kijken en praatten alleen over het hotel, de tuin en het komende toeristenseizoen. Het was bijna of we elkaar net pas ontmoet hadden.
'We zullen ons om het eten moeten gaan bekommeren. Ik heb alles gekocht watje zei dat we nodig hadden,' zei hij, en we gingen op weg naar de keuken, waar we samen de voorbereidingen troffen. Ik liet hem aardappelen schillen en pannen water koken voor de groenten, terwijl ik botfilets paneerde en bakte.
Robert had de tafel in de eetkamer al gedekt. Hij had het mooiste porselein en bestek gebruikt, linnen servetten en kristallen glazen. In de twee kandelaars midden op tafel stonden lange, witte kaarsen. Het nieuwe geluidssysteem, dat in de meeste kamers was doorgevoerd, liet zachte romantische muziek horen.
'Weten je ouders hiervan, Robert?' vroeg ik.
'Zeker,' zei hij. 'Mam stelde voor dat ik de mooiste spulletjes zou
gebruiken. Hoewel ik ze hierover niets gezegd heb; vervolgde hij en haalde een gekoelde fles Portugese wijn tevoorschijn, ik dacht dat het wel in orde zou zijn. Dit is een speciale gelegenheid.'
Ik knikte en ging verder met koken. Toen alles klaar was, vroeg ik hem de kaarsen aan te steken en aan tafel te gaan zitten, dan zou ik liet eten binnenbrengen.
ik zal je helpen,' zei hij, maar ik sloeg zijn aanbod af en hij ging terug naar de eetkamer.
Even later bracht ik het eten binnen en Robert schonk de wijn in. Verlegen proostten we op het Sea Marina.
'Op een succesvolle maiden trip,' zei Robert.
We begonnen te eten. Robert was over alles even enthousiast. We lachten, dronken nog meer wijn, deden eerst of we de eigenaars waren en toen de gasten.
'Dit is onze huwelijksreis,' opperde hij. 'Waar komen we vandaan?'
* 'New York. Nee, de Midwest. Dan hebben we nog nooit de zee gezien,' ging ik erop door.
'En nu we die hebben gezien, zijn we er verrukt van.'
'We willen niet meer weg. Nooit meer.'
Hij veranderde van houding, probeerde te lijken op een oudere, stijve zakenman.
'Ik denk er zelfs over hier werk te zoeken. Heb ik je dat al verteld, lieve?'
'Nee.'
'Ik heb vandaag een klein strandhuis bekeken. Niet indrukwekkend, maar het heeft een prachtig uitzicht. Ideaal voor kinderen. Ze zouden de grootste zandbak ter wereld hebben.
'Zandbak? Mijn kinderen mogen hun handjes en voetjes niet vuil maken in een ouwe zandbak.'
We lachten en dronken nog meer wijn.
Plotseling stak Robert zijn hand uit en legde die op de mijne. Hij keek me aan met zijn warme ogen en die ongelooflijk charmante lach.
'Heb ik je al verteld hoe gelukkig ik ben, hoe compleet ik me voel als ik met jou samen ben, Laura? Het is alsof de wereld alleen voor jou en mij is geschapen. Er is niemand anders en alle schoonheid is er alleen voor ons.'
Of het de wijn of zijn woorden waren die een opwindende, warme
tinteling in mijn buik brachten, weet ik niet, maar ik voelde me vol liefde voor Robert. Ik wilde zijn hand. dit moment, nooit meer loslaten. Hij boog zich naar me toe om me een zoen te geven, een korte, zachte zoen, zo teder en luchtig dat het een kus in een droom leek.
'Laura,' zei hij. 'Ik ben zo gelukkig dat ik jou heb gevonden.'
'Ik ook.' zei ik bijna fluisterend.
Hij hield mijn hand vast en langzaam, heel langzaam stond hij op en trok me mee. Weer kuste hij me. Het was het soort kus dat elk moment intenser werd, veeleisender, en pas eindigde toen we allebei buiten adem waren. Hij bracht zijn gezicht vlak bij het mijne en liet zijn lippen over mijn wang glijden naar mijn oor, waaraan hij zachtjes knabbelde en toen fluisterde: 'Zullen we naar onze kamer gaan, schat?'
Onze kamer! De gedachte was opwindend en beangstigend tegelijk. Mijn hart begon wild te bonzen toen Robert me meenam de eetkamer uit en de trap op, naar een suite die uitkeek over het strand en de zee.'
Toen we de kamer binnenkwamen waren we allebei zo zenuwachtig dat we niets konden zeggen. Toen hij voor me stond, knoopte Robert zijn hemd los, trok het uit en liet het op de stoel vallen. Alsof mijn vingers een eigen wil hadden, gingen ze naar mijn blouse en maakten bevend elke knoop los. Langzaam trok ik mijn blouse uit en liet hem naast Roberts hemd op de stoel vallen. Glimlachend kwam hij naar voren om me te kussen, terwijl zijn handen zich naar mijn rug bewogen en mijn beha losmaakten.
Mijn hart bonsde.
Robert maakte zijn broek los en ging op het bed zitten om zijn schoenen en sokken uit te trekken. Ik keek naar hem met grote ogen toen hij zijn broek uittrok en over de rugleuning van de stoel hing.
De wind deed de gordijnen dansen en de oceaan rolde buiten bulderend op het strand, maar alles wat ik hoorde was het bonzen van mijn hart.
Ik ritste mijn rok open, liet hem langs mijn benen omlaagglijden en hing hem over Roberts broek. Toen trok ik mijn sandalen uit en hij stond op om me te omhelzen. We kusten elkaar weer en weer was het een lange, veeleisende, adembenemende zoen.
'Laura.' fluisterde hij.
Ik keek niet omlaag, maar voelde zijn handen om mijn middel. Ik hield mijn ogen dicht toen hij zijn onderbroek uittrok en toen zachtjes mijn slipje omlaagschoof. Ik stapte er zo voorzichtig uit alsof ik aarzelend in een warm bad stapte.
Even raakten we elkaar niet aan, bewogen ons niet. Het was of we elkaar naar de rand hadden gebracht, naar de klif vanwaar we nooit meer terug konden als we eenmaal die stap naar voren deden.
'Je bent de mooiste vrouw ter wereld, Laura. Ik hou zoveel van je dat mijn hart pijn doet.1
De ene waarschuwing na de andere tolde door mijn hoofd, maar mijn lichaam tintelde en de vermanende stemmen verloren het van het verlangen. Ik gooide alle voorzichtigheid overboord en nam de grote stap. Plotseling lagen Roberts handen op mijn heupen en zijn lippen drukten zich op de mijne. Onze lichamen raakten elkaar, overal. En toch konden we nog geen genoeg van elkaar krijgen. Onze benen, borst en buik schuurden langs elkaar. Onze handen streelden elk plekje lot we ons als twee drenkelingen aan elkaar vastklampten.
Voor we wisten wat er gebeurde lagen we in bed, met ons hoofd op de donzige kussens, onze lijven ineengestrengeld onder de koele lakens.
'Wees maar niet bang,' fluisterde Robert. 'Ik ben voorbereid.'
Ik sloot mijn ogen en liet me gaan; mijn hoofd tolde terwijl ik wachtte. Even later voelde ik zijn lippen op mijn buik en toen omhoog tussen mijn borsten en naar mijn mond, terwijl hij tussen mijn benen ging liggen.
'Robert,' zei ik zwakjes, zo zwak dat hij het nauwelijks kon horen.
'Dit is echt onze huwelijksreis,' zei hij voordat we één werden.
Ik kreunde, ik schreeuwde, ik pakte zijn haar zo stevig beet dat ik zeker wist dat het hem pijn moest doen, maar hij verzette zich niet en protesteerde niet. Ik voelde de tranen over mijn wangen stromen en toen hij ze voelde, kuste hij ze weg. Toen het voorbij was, bleven we liggen, nog steeds ineengestrengeld, terwijl we allebei diep ademhaalden.
Toen keek ik omlaag en zag bloed op het laken.
'O, nee, kijk,' zei ik.
'Maak je niet ongerust, daar zorg ik wel voor.' Hij begon te glimlachen.
Ik trok me van hem terug, draaide me om en drukte mijn gezicht in het kussen.
'Laura,' zei hij terwijl hij zijn handpalm op mijn rug drukte, ik hou van je, Laura.'
Ik had het gevoel of ik op de aarde was teruggevallen, alsof ik op een wolk had gereisd. Plotseling werd het donker en somber en het begon te regenen op het Sea Marina. Mijn hart bonsde nog, maar mijn geest verhelderde. Gedachten stroomden binnen als water dat een opening had gevonden.
We hadden het gedaan; ik was te ver gegaan; ik had mijn zelfbeheersing verloren. Of had ik er net zo hevig naar verlangd als Robert? Was het zonde het te willen? Was alles wat papa onderwees en preekte waar en zou hij met één blik op mij de zonde in mijn ogen zien ? Zou zijn hart breken?
Ik dacht ook aan Cary, aan zijn wantrouwen jegens alle jongens die naar me keken of met me spraken. Niets zou hem ervan overtuigen dat dit goed en zuiver en mooi was. Hij zou zeggen dat ik domweg iemands trofee was geworden.
'Laura, wat is er?' vroeg Robert zacht.
'Ik weet niet wat me bezielde. Waarom... hoe...'
'Laura, we hebben niets verkeerds gedaan. We houden van elkaar. Voel je niet schuldig.'
'Waarom zou ik me niet schuldig voelen, Robert ?' snauwde ik en stond op om mijn kleren te pakken. 'Dit is precies wat iedereen gedacht zou hebben dat er zou gebeuren als ik hier de avond met je alleen zou doorbrengen. Elke beschuldigende blik, elk woord, elke spot -'
'Maar we hebben niets verkeerds gedaan. We houden van elkaar, verlangen naar elkaar.'
'Ik had te veel wijn gedronken,' zei ik. wanhopig zoekend naar een excuus.
'Dat meen je niet, Laura. Je kunt niet menen dat de enige reden waarom het is gebeurd, was datje dronken was.' Robert lag op bed en keek naar me met intens verdrietige ogen.
'Ik weel niet wat ik meen,' kermde ik. 'Ik heb alleen het gevoel dat we te ver zijn gegaan, dat we iets zuivers en moois hebben bedorven.'
'Dat is absurd.'
'Voor mij is dat niet absurd, Robert!' riep ik uit.
'Oké, oké,' zei hij, zijn handen opstekend. 'Het spijt me. Ik bedoelde niet dat jij mal was, maar in je hart weet je dat jij dit ook wilde.'
'Dat is het nou juist. Misschien wel, maar misschien was het verkeerd van me het te willen.'
'Het was niet verkeerd,' hield hij vol.
'Dat zeggen jongens altijd.' kaatste ik terug.
'Niet deze jongen. Ik zeg wat echt en goed voor ons is. Ik lig niet in bed met elk meisje dat ik ontmoet, en ik word niet verliefd op elk meisje dat ik ontmoet, maar ik ben wél van jou gaan houden.'
Ik trok mijn sandalen aan en keek naar hem.
'Ik moet naar huis,' zei ik.
'Laura -'
'Alsjeblieft, Robert, ik wil naar huis.'
'Je straft jezelf ten onrechte,' zei hij terwijl hij opstond. Hij begon zich aan te kleden.
'Ik ga naar beneden en ruim op terwijl jij je aankleedt; zei ik. 'En je moet ook wat aan dat laken doen.'
'Dat hoeft niet. dat doe ik allemaal straks wel.'
Ik liep haastig de trap af. Ik was al bezig de tafel af te ruimen toen hij naast me kwam staan. Hij pakte mijn pols vast.
'Ik heb gezegd dat ik dat zou doen, Laura. Hou op. Hou op jezelf te straffen.'
Ik probeerde te slikken, maar kon het niet. Ik bleef staan en knikte. Hij omhelsde me en hield me dicht tegen zich aan, streek over mijn haar.
'Laura, Laura, Laura,' zong hij. 'Als ik eraan denk dat ik je ongelukkig heb gemaakt...'
'Het is goed.' zei ik. 'Breng me alleen maar naar huis. Het zal wel beter gaan als ik wat geslapen heb.'
'Dat is zo. De dingen zien er 's ochtends altijd anders uit, niet?'
'Niet altijd,' zei ik profetisch. Ik keek achterom naar de eettafel. Ons diner was zo mooi geweest, als een droom. Waarom was ik dan zo in de war, had ik zulke gemengde gevoelens?
De hele weg naar huis vleide Robert. pleitte, smeekte me niet slecht te denken over hem of mezelf. Hij herhaalde dat hij van me hield en bezwoer dat hij me tot aan het eind van de wereld zou volgen als dat nodig was. Hij liep liever over vuur dan me hoe dan ook verdriet te doen.
Ik probeerde te praten, maar de woorden tolden door elkaar en bleven in mijn keel steken. Het enige dat ik deed was uit het raam kijken naar de donkere zee en de kapotslaande golven. Ik begreep zelf mijn gevoelens niet eens. Hoe kon ik ze hem dan uitleggen?
'Geef me wat tijd," zei ik tegen hem toen we bij mijn huis kwamen.
Hij knikte triest.
'Ik had gehoopt dat dit een bijzondere avond zou zijn...'
'Dat was het,' zei ik. Ik gaf hem snel een zoen op zijn wang en holde naar de voordeur. Ik draaide me niet om en zwaaide niet. Ik ging naar binnen, naar mijn kamer voordat iemand mijn gezicht kon zien. Toen ging ik naar de badkamer en bette mijn gezicht met koud water.
'Laura? Ben jij dat, lieverd?' hoorde ik mama bij de deur van mijn kamer roepen.
'Ja, mama.'
'Is alles goed met je?'
'Ja, mama. Ik moest alleen naar de wc,' zei ik. 'Het gaal prima.'
'Wil je wat warme chocola?'
'Nee, mama. Ik heb genoeg gegeten en gedronken.'
'O. Kan mevrouw Royce goed koken?'
Ik slikte even en deed mijn ogen dicht. Robert had me verteld dat ze goed kon koken.
'Ja, mama,' zei ik. Ik had het gevoel of ik spelden in mijn keel had gestoken. Niemand geloofde meer in me dan mama en niemand zou hardnekkiger weigeren te geloven dat ik had gelogen of bedrogen.
'Dat is fijn, lieverd. Vertel het me morgen maar, als je wilt. Welterusten, Laura.'
'Welterusten, mama.'
Ik hoorde haar naar haar kamer gaan. Ik haalde diep adem en maakte me klaar om naar bed te gaan. Ik lag de hele nacht te woelen, zag mezelf in een roeiboot die van de ene golf naar de andere werd geworpen terwijl de lucht zwart en vol koude regen was. Tussen de onweerswolken verscheen het woedende gezicht van papa. Een lange beschuldigende vinger wees naar me uit de hemel.
'Je hebt gezondigd,' bulderde hij. Het werd opgevangen door de wind. 'Je hebt gezondigd.'
Ik werd badend in het zweet wakker.
ik heb niet gezondigd. Het is niet waar. Ik hou van Robert en hij houdt van mij. Dat is geen zonde. Dat is-'
Ik legde mijn hand voor mijn mond, schrok omdat ik hardop praatte. Langzaam liet ik mijn hoofd op mijn kussen zakken en staarde in de duisternis tot mijn oogleden weer zo zwaar werden dat ik ze niet open kon houden.
Het zonlicht scheen mijn kamer in als een vogel die tegen het raam vliegt. Met een schok opende ik mijn ogen en ging snel rechtop zitten. Ik had zo getranspireerd, dat mijn nachthemd koud en nat was. Ik trok het snel uit en nam een warme douche. Ik hief mijn gezicht op naar het wateren liet het over mijn gesloten ogen en wangen stromen.
Niemand behalve Cary scheen te merken hoe stil ik was aan het ontbijt. Papa was zo enthousiast over een nieuwe visplek die hij had ontdekt voor de kreeftenvisserij dat het gesprek alleen daarover ging. Nu en dan keek Cary even naar mij en aan de manier waarop hij me opnam zag ik dat hij voelde dat er iets mis was. Telkens als zijn vragende blik de mijne kruiste, wendde ik snel mijn ogen af. Ik verlangde naar het moment dat iedereen klaar was met eten, zodat ik naar de keuken kon ontsnappen om mama te helpen met afwassen en opruimen.
Cary slak zijn hoofd om de keukendeur toen we bijna klaar waren.
'Ik ga naar het veenbessenveld,' zei hij. 'Hebben jij en May zin om mee te gaan?'
'Ga maar, lieverd,' zei mama. 'Er is praktisch niets meer te doen.'
'Ik-'
ik weel dat het niet zo opwindend meer is als vroeger,' snauwde Cary. 'Laat maar.'
'Nee!' riep ik. Hij keek verbaasd achterom.
'Ik wil wel mee. Ik ga May halen.'
Gedrieën liepen we net als vroeger over het strand naar ons veenbessenveld. Alles stond in bloei, het leek wel een lichtroze oceaan.
'Papa zegt dat het een redelijk goede oogst zal worden dit jaar, maar geen topper,' merkte Cary op. Hij boog zich voorover en inspecteerde een paar bloesems.
We oogstten pas in de herfst en zelfs als iedereen meehielp, was het nog een heel karwei. Het was Cary's taak een van de oogstmachines te bedienen. Dat deed hij al sinds zijn tiende.
'Ziet er gezond uit,' merkte hij op. Hij gaf May een bloesem. Toen ging hij zitten en stopte een takje in zijn mond en staarde naar de zee. 'En hoe wasje diner? Ben je al lid van de familie?'
'Nee, Cary. En je hoeft niet zo sarcastisch te doen. We hebben een heel gezellig diner gehad,' zei ik snel.
'Hm.' Hij keek me aan. 'Alles in orde?'
'Ja.'
'Je kijkt niet bijzonder gelukkig vanochtend.'
'Ik heb over een hoop dingen nagedacht,' zei ik.
'O?'
'Dingen die ik voor mezelf op een rijtje moet zetten.'
Hij maakte een grimas. 'Er is een tijd geweest waarin jij en ik elkaar onze problemen toevertrouwden, Laura.'
'Het gaat er niet om dat ik je niet vertrouw, Cary. Soms moeten meisjes meisjes-dingen oplossen, dingen die jongens gewoon niet kunnen begrijpen.'
'Natuurlijk,' zei hij sceptisch.
'Ik vertel je de waarheid, Cary Logan. Je hoeft niet zo spottend te reageren op alles wat ik zeg.'
'Je bedoelt datje dit niet gaat bespreken met je dierbare vriendje?'
'Cary!'
'Wat?'
'Niets,' zei ik hoofdschuddend. De tranen rolden uit mijn ooghoeken.
'Wat is er, Laura?' vroeg hij bezorgd.
'Jongens zijn... nou ja, jongens!' riep ik en stond op. Ik probeerde het duin af te hollen, maar zand rolt mee en ik weet dat ik een stuntelige en malle indruk maakte; ik verloor bijna mijn evenwicht toen ik naar huis holde.
Die hele dag barstte ik zonder duidelijke reden of waarschuwing in tranen uit. Ik probeerde mijn gezicht te verbergen en bracht het grootste deel van de dag alleen op mijn kamer door onder het mom van studeren voor mijn examens. De waarheid was dat mijn ogen wel over de pagina's aantekeningen gleden maar er niets lot me doordrong. Robert belde; ik hield het gesprek kort en hoorde het verdriet in zijn stem toen ik het afbrak.
Ik ging terug naar mijn kamer en dacht weer aan de vorige avond.
Waarom? vroeg ik mijn irritante geweten, waarom moet ik me schuldig voelen? Ik hou van Robert en ik geloof dat hij van mij houdt. Wat wij deden doen alle mensen die van elkaar houden.
Maar andere mensen wachten tot de juiste tijd, tot ze gezegend zijn
en ze elkaar liefde en trouw hebben gezworen voor God in de kerk, antwoordde mijn geweten met papa's stem.
Nee. Ik schudde mijn hoofd. Liefde is heilig, geen woorden die door een priester of dominee worden uitgesproken. Liefde is puur en eenvoudig.
Is het liefde? Ben je daar zo zeker van? Zul je volgend jaar nog net zoveel van hem houden? En Robert?
Ja, ja, ja, schreeuwde ik in gedachten.
Plotseling werd er op de deur geklopt. Snel veegde ik met de rag van mijn hand mijn tranen weg.
Cary deed de deur open en keek naar binnen.
'Laura, als ik vandaag iets heb gedaan of gezegd waarmee ik je heb gekwetst, spijt me dat," zei hij. 'Ik wilde dat je dat wist voor je gaat slapen.'
'Dat heb je niet gedaan, maar bedankt.'
'Goed. Welterusten, Laura.'
'Welterusten, Cary.'
Hij deed de deur dicht en liep zachtjes weg.
In de week daarop liet Robert aan het eind van elke dag een brief in mijn kluisje achter. In elke brief verklaarde hij mij zijn liefde vuriger dan in de voorgaande.
Ik wil me bij je verontschuldigen, Laura, maar ik houd mezelf voor dat het niet verkeerd was wat we hebben gedaan. Jij noch ik mag daarover een schuldgevoel hebben. Ik hou van je, alleen van jou, en vrijen is gewoon een andere manier om dat te zeggen. Er hoeft niemand iets te worden vergeven, voegde hij eraan toe.
Ik bond zijn brieven bij elkaar en verborg ze in mijn bureau thuis. Ik las en herlas ze zo vaak dat ik dacht dat de woorden begonnen te vervagen. Ik wilde elk woord dat hij schreef en alles wat hij tegen me zei geloven. Ik wilde dat zo graag en ik deed mijn uiterste best de stem van mijn geweten, die me berispte en dreigde met verdoemenis, het zwijgen op te leggen.
Die week leek papa elke avond die bijbelteksten te kiezen alsof hij vermoedde wat er in mijn hoofd omging. Eén avond Jesaja I: 'Wee het zondige volk, de natie, beladen met ongerechtigheid, het gebroed van boosdoeners, de verdorven kinderen...'
Ik sloeg mijn ogen neer en toen ik weer opkeek, voelde ik mijn gezicht gloeien en Cary's doordringende blik op me gericht, zijn
gezicht vol vragen en bezorgdheid.
De volgende avond was het mijn beurt en papa vroeg me voor te lezen uit Romeinen 8. Ik begon, maar mijn stem haperde toen ik las: '...Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede...'
Ik had het gevoel dat mijn keel werd dichtgeknepen, ik moest ophouden. Ik deed of ik me verslikte in iets waarop ik had zitten kauwen voor we aan tafel gingen. Ik dronk wat water en Cary pakte de bijbel op en las verder. Papa keek me bezorgd aan.
'Gaat het wel goed met je, Laura?' vroeg mama.
'Ja, mama.'
'Misschien werkje te hard voor school,' zei ze. 'Je moet eens een dag vrij nemen en gaan zeilen of naar het strand gaan.'
'Ik zie wel, mama,' zei ik. ik voel me best.'
Roberts brieven bleven komen en hij pleitte steeds vuriger en wanhopiger toen ik op school afstandelijk bleef. Donderdag was hij er niet, en omdat Cary al zat te eten met vrienden, liep ik naar Theresa Patterson.
'Je ziet er verloren uit zonder Robert,' zei ze. 'Waar is hij?'
'Hij is... Ik weet het niet. Ik denk dat hij zich niet goed voelde vanmorgen.'
Theresa's donkere ogen keken me onderzoekend aan en ze kwam wat dichterbij.
'Er zijn een hoop meisjes jaloers op je, Laura. De meesten zouden hem wel van je willen afpakken als ze konden. Kunnen ze dat?' vroeg ze met een flauw glimlachje.
'Hij is mijn bezit niet, Theresa. Niemand bezit een ander,' antwoordde ik.
Ze schudde haar hoofd.
'Dat is niet het goede antwoord, Laura. Je hoort een tijgerin te zijn als het om je man gaat. Kijk maar naar Maggie Williams. Ze zou op je afspringen en je haren uitrukken als je zelfs maar met je wimpers knipperde naar Artrus. Is alles in orde tussen jou en Robert?'
'Ja,' zei ik.
'Ik weet dat hij gek op je is, Laura. Daarom maakten de andere meisjes al die giftige opmerkingen over jou en hem en Cary. Ze zijn jaloers. Mooi. Ik zie graag dat ze zich opvreten van nijd,' ging ze verder met een boze blik op de meisjes aan de andere kant van het lokaal, die nooit naast een Brava zouden gaan zitten.
Ze draaide zich weer naar mij.
'Als jij die jongen gelukkig maakt, Laura, dan maakt hij jou gelukkig. Snap je wat ik bedoel?' zei ze met een knipoog.
Ik schudde mijn hoofd.
'Als jij een goede minnares bent, is je minnaar goed voor jou,' zei ze lachend. 'Laat maar. Ik wil me er niet mee bemoeien, maar ik waarschuw je,' zong ze, 'keer hem één keer je rug toe en Robert Royce wordt gekaapt.'
Had ze gelijk? vroeg ik me af. Zou Robert zijn geduld met me verliezen? Zou hij zich van me afkeren? En zou mij dat eeuwig berouwen?
Als deze antwoorden net zo gemakkelijk waren als de antwoorden die in me opkwamen op mijn examen, dacht ik, zou het leven eenvoudig zijn.