5. Maiden Trip
Cary draaide zich om en liep heel langzaam door naar de
steiger. Ik liep een tijdje naast hem zonder iets te zeggen. Het
was moeilijk de juiste woorden vinden.
'Je bent naar boven geslopen, hè, Cary? Je wist dat Robert zou
komen, daarom ben je stiekem naar huis teruggegaan en naar je
zolderkamer, om ons te bespioneren,' zei ik zo zacht en kalm als ik
kon.
'Je bent gek,' zei hij. 'Ik moest iets afmaken en ben gewoon
naar boven gegaan. Het is niet mijn schuld datje niet wist dat ik
daar was. Bovendien... ' hij bleef staan en draaide zich met een
ruk naar me om, 'waar maak je je zo druk over? Heb je iets gedaan
om je voor te schamen?'
'Héb ik dat gedaan, Cary?'
Hij keek me even met fonkelende ogen aan.
'Nou ? Héb ik dat gedaan?'
'Hoe moet ik dat weten?' zei hij terwijl hij sneller over het
zand liep. Ik begon te hollen om hem in te halen.
'Hoe jij dat zou moeten weten? Door dat kijkgat, Cary. Zo
weetje het.'
'Wat?' Hij bleef weer staan, zijn handen op zijn heupen.
'Kijkgat?'
'Je weet waar ik het over heb. Cary Logan. Als je wilt, gaan
we meteen terug naar mijn kamer en zal ik het je aanwijzen.'
Hij probeerde me zo doordringend aan te kijken dat ik mijn
ogen neer zou slaan, maar deze keer wendde hij zich schuldbewust af
en kreeg een rode kleur.
'O,' zei hij, 'ik weet wat je bedoelt. Er zat een knoest in
het hout en die is er een tijdje geleden uitgevallen.'
'Een knoest?'
'Ja, ik heb het zelf pas kort geleden ontdekt. Denk je dat ik
niets beters te doen heb dan boven naar jou en je vriendje te
kijken ?'
ik hóóp datje wat beters te doen hebt.' zei ik, 'en als je me
vertelt
datje het niet hebt gedaan en niet doet, geloof ik je.'
ik ben vergeten het te maken, dat is alles,' zei hij. ik had
het met wat houtlijm willen opvullen,' ging hij verder. Hij leek
dankbaar dat hij de kans kreeg met een verklaring te komen. 'Maar
ik had het te druk en ben het vergeten.'
'Oké,' zei ik.
'Het is niet geloven datje me van zoiets beschuldigt,' ging
hij verder, nu in het offensief.
'Waarom zou ik dat niet denken, Cary? Je behandelt me alsof ik
een soort gevallen vrouw ben, alleen omdat ik met Robert omga. En,
mag ik wel zeggen, je hebt geen enkele reden om een hekel aan hem
te hebben. Hij heeft je niets misdaan.'
'Hij en zijn familie horen bij de zakenlui die die toeristen
naar de badplaats lokken,' zei Cary verbitterd.
'Je weet dat we die toeristen hard nodig hebben, bovendien ben
jij het niet die zo praat. Dat is grootma Olivia. Wie zou papa's
kreeften kopen als er geen toeristen waren, en wie zou onze
veenbessen kopen als mensen niet de producten van de Cape wilden
hebben? Waarom kopen mensen ze? Omdat we een beroemde badplaats
zijn in Amerika, en het wordt tijd dat iedereen zich dat eens goed
realiseert. De enigen die dat niet doen zijn degenen die zoveel
geld hebben geërfd dat ze aan niemand anders denken.'
'Je moet gaan werken voor de Kamer van Koophandel of de
Vereniging voor Vreemdelingenverkeer,' zei hij spottend.
'Misschien doe ik dat wel.'
'Dat doe je niet.' Hij dacht even na. 'Zou je dat doen?'
'Ik ben het niet van plan maar ik wijs het niet zonder meer
van de hand,' zei ik. 'Daar gaat het allemaal niet om, Cary. Je
moet mensen beoordelen naar wat ze zijn en niet naar wat hun ouders
of grootouders deden. Wees toch niet zo'n Cod-snob,' waarschuwde
ik.
Ondanks alles moest hij even glimlachen, want het was een
uitdrukking die we hadden verzonnen toen we een stuk jonger waren.
Hij wendde zijn blik af.
ik wil alleen niet dat iemand van je profiteert, Laura. Je
bent te goed van vertrouwen en zo argeloos.'
'O, en jij bent een man van de wereld, Cary Logan? Sinds
wanneer?'
'Ik weet waar jongens tegenwoordig op uit zijn,' zei hij
scherp.
'Zo is Robert niet.'
'Hoe weetje dat?'
ik denk dat ik het beter weet dan jij, Cary, tenzij je al onze
gesprekken hebt afgeluisterd en ons bij al onze afspraakjes hebt
bespioneerd. Is dat zo?'
'Nee,' zei hij.
'Vertel me dan eens waarom je Robert niet tenminste een kans
geeft. Je zult verbaasd zijn hoeveel jullie niet elkaar gemeen
hebben, Cary. Jullie werken allebei voor je ouders. Jij hebt
misschien minder respect voor wat zijn ouders doen dan voor wat
papa doet, maar Robert is toegewijd aan het werk van zijn ouders,
zoals jij dat bent aan dat van papa. Hij krijgt niets op een
zilveren blaadje aangeboden, net zomin als jij. Jullie werken
allebei hard voor alles watje hebt. Jullie zijn allebei sterkere en
betere mensen dan de andere jongens op school.'
Aan de glinstering in zijn ogen zag ik dat mijn opmerking, hem
beviel.
'Robert wil architect worden. Hij heeft ook veel
belangstelling voor het werk dat jij met boten doet. Van je
zogenaamde vrienden zijn er maar weinig die zich er zelfs maar om
bekommeren. Niemand komt ooit op je zolderkamer.'
ik nodig ze niet uit.'
'Waarom niet? Omdat je niet gelooft dat ze oprecht zijn in hun
belangstelling, daarom niet. Nou, Robert is dat wél.'
Hij meesmuilde.
'Je hebt je helemaal door die jongen laten inpalmen schijnt
het.'
'Cary, kun je voor deze ene keer niet wat vertrouwen hebben in
mijn oordeel? Vroeger had je respect voor de dingen die ik zei en
geloofde,' klaagde ik.
Tranen sprongen in mijn ogen. Toen hij me aankeek, verzachtte
zijn gezicht.
ik zeg niet dat ik niet in je geloof. Laura.'
Hij keek peinzend naar de zee en toen weer naar mij.
'Oké, ik zal hem een kans geven. Als jij dat zo graag
wilt.'
'Dat wil ik graag.'
'Goed. En nu moet ik naar de steiger. Ik heb papa beloofd dat
ik hem zou helpen.'
'Je moet beginnen te studeren voor je examens, Cary,' riep ik
toen hij wegliep.
Hij zwaaide naar me zonder zich om te draaien en liep verder
langs het roze wilde kustgras. Zijn haar wapperde in de wind. Ik
bleef hem even nakijken en liep toen terug naar huis met het gevoel
dat ik een soort overwinning had behaald, al wist ik niet wat het
was.
De volgende maandag op school was alles anders. Cary was
vriendelijk tegen Robert, zo vriendelijk zelfs dat het me
verbaasde.
'Laura heeft me verteld over al het werk dat je ouders en jij
verzetten in het Sea Marina. Ik zou een dezer dagen graag eens
komen kijken,' zei Cary met een snelle blik op mij.
'Graag,' zei Robert. ik kan best wat advies gebruiken voorde
steiger. Hij moet worden versterkt, maar ik weet niet goed
hoe.'
'Woensdag misschien,' zei Cary, 'na school.' Hij draaide zich
om naar mij. 'Dan gaan we May halen en nemen haar mee.'
'Dat zal ze enig vinden,' zei ik. Ik was zo blij dat ik het
gevoel had dat ik elk moment van geluk uit elkaar kon
springen.
'We moeten het ma vertellen,' zei Cary, 'maar laten we het
liever niet tegen papa zeggen.' Ik knikte.
Ondanks het feit dat hij een afzetmarkt moest hebben voor zijn
kreeften en veenbessen, praatte hij grootma Olivia's klaagzangen na
over de toeristenindustrie en de schade die ze de Cape had
toegebracht en zou blijven toebrengen. Ik was blij dat Cary er niet
over begonnen was waar Robert bij was, maar ik zat altijd op
spelden als het gesprek ging over toeristen en hun effect op onze
stad. Het was een onderwerp waarvan Cary en Robert zouden moeten
accepteren dat ze er verschillend over dachten.
Die middag kwam Cary in de kantine bij Robert en mij zitten
voor de lunch. Robert vroeg hem een paar dingen over boten en Cary
praatte door de eerste bel heen. Nu en dan keek Robert even met
grote verbaasde ogen naar mij. Ik zat er met ingehouden adem bij,
bang dat als ik één woord zou zeggen of een spier zou verroeren, de
magie verbroken zou worden.
Maar die werd niet verbroken. Na school, op weg naar huis zei
Cary dat hij zich misschien vergist had in Robert.
'Misschien is het omdat hij niet hier vandaan komt,' zei hij.
'In ieder geval loopt hij niet achter Adam Jackson en zijn club
aan. Hij heeft me gevraagd hem een paar zeillessen te geven.
Misschien aanstaand weekend.'
Ik beet op mijn lip en knikte. Ik voelde me als iemand die op
zijn tenen over een vloer van breekbaar glas loopt, bang dat als ik
een beetje te hard trapte, alles zou barsten en verbrijzelen.
'Je kunt mee als je wilt,' zei hij.
'Dat lijkt me leuk, Cary.'
'We zullen afwachten wat voor weer het is. En het wordt pas
leuk als hij een goede leerling is.'
'Zei Robert dat hij absoluut zeker weg kon?' vroeg ik.
'Ik heb hem beloofd dat ik hem donderdag zou helpen het terras
aan de achterkant van het hotel te beitsen. Ik heb wel wat tijd,'
zei Cary.
'Doe je dat echt?' Ik kon mijn oren niet geloven. 'Ik bedoel,
doe je het? Ik bedoel...'
'Het is niets bijzonders, Laura. Als hij het volhoudt, zijn we
in een uur klaar,' zei Cary met meer dan een zweem van uitdaging in
zijn stem.
Zoals Cary had beloofd, haalden we op woensdag May van school
en gingen naar de Sea Marina. Ik stelde May voor aan Roberts moeder
en leerde haar een beetje gebarentaal, terwijl Cary en Robert naar
buiten gingen om met Roberts vader naar de werf te kijken. Roberts
vader was blij met Cary's adviezen en was erg onder de indruk. Hij
prees Cary de hemel in. Op de veranda dronken we met z'n allen
lekkere koude limonade, terwijl Cary en Robert hun gesprek over de
restauratie van de gebouwen voortzetten.
May was dol op Roberts moeder, die haar een goedkoop horloge
gaf dat ze in een la in een van de kamers had gevonden toen ze het
hotel hadden overgenomen. Het was een parelmoerachtig horloge met
Romeinse cijfers en een dun leren bandje. May was zo opgewonden dat
ze de hele weg naar huis met haar pols omhoog liep, zodat ze het
beter kon bewonderen.
'Papa zal vast vragen hoe ze eraan komt,' waarschuwde Cary.
'We kunnen niet tegen May zeggen dat ze moet liegen.'
May was voor ons beiden zo dierbaar en bijzonder, dat alleen
al de gedachte haar iets verkeerds te laten doen, al was het nog zo
gering, ondenkbaar was. Niemand had zo'n zuivere geest als
May.
'Laat haar de waarheid maar vertellen, Cary. We hebben niets
verkeerds gedaan. Het betaamt een goed christen anderen te helpen.
Als papa iets zegt, zuilen we hem herinneren aan 1 Corinthiërs 13:
"Al ware het dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware
het dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand, maar had de
liefde niet, het baatte mij niets".'
Cary lachte. 'Zijn verdiende loon, om ons elke avond voor het
eten uit de bijbel te laten voorlezen,' zei hij.
Papa informeerde inderdaad naar het horloge, maar hij begreep
May's antwoord niet en vroeg het mij. Ik vertelde hem de waarheid.
Even zweeg hij.
'Ik vind het niet prettig als ze dingen aanneemt van vreemden,
Laura,' zei hij.
'Mevrouw Royce is geen vreemde meer, papa, tenminste niet voor
mij,' voegde ik eraan toe. Hij keek niet erg gelukkig, maai" hij
liet het erbij en May mocht het horloge houden.
Donderdag ging Cary met Robert naar huis en hielp hem het
terras beitsen. Ik ging niet mee, maar maakte me zo zenuwachtig om
die twee, dat ik niets anders kon doen dan uit het raam staren en
wachten tot Cary thuiskwam. Getrouw aan zijn woord bleef hij niet
veel langer weg dan een uur. Ik liep haastig naar beneden om hem
bij de deur te begroeten.
'Ben je nu al klaar?' vroeg ik toen hij onze veranda op
kwam.
'Heeft niks om het lijf,' zei hij schouderophalend. 'De romp
van een schip schilderen, dat is nog eens wat!'
'Vond Robert het even gemakkelijk als jij?' vroeg ik. In
werkelijkheid vroeg ik of ze met elkaar konden opschieten.
'Hij was ertegen opgewassen,' antwoordde Cary. 'Ik denk dat ik
zaterdag een paar uur uittrek om hem iets over zeilen te leren,'
ging hij verder. 'Als je mee wilt -'
'O, Cary,' riep ik uit en sloeg mijn armen om hem heen. 'Dank
je.' Ik gaf hem snel een zoen op zijn wang.
Hij bleef even verstard staan. Het leek haast of mijn zoen hem
gebrand had. We hadden elkaar al een tijd niet meer gekust; we
voelden ons allebei een beetje verlegen ermee. Maar het was als een
plotselinge voorjaarsbui. Ik kon er niets aan doen.
'Het is niks bijzonders,' zei Cary bijna kwaad. 'Dat doe ik
voor iedereen. Ik ga me wassen.'
Haastig liep hij langs me heen de trap op.
Ik wist dat ik gelukkig hoorde te zijn; ik hoorde blij te
zijn, maar er hing een kilte in de lucht. Het was of Cary zijn
schaduw had achtergelaten en die schaduw hing over me heen, sloot
de zon buiten.
De volgende dag vertelde Robert op school dat zijn ouders erop
stonden dat hij de hele zaterdag vrij zou nemen.
'Ze zeiden dat ik nog geen dag vrij had gehad sinds we hier
zijn, en omdat we voor zijn op ons schema...'
'Geweldig! Zullen we op het strand gaan picknicken,
Cary?'
'Goed. Ik heb een plan. We doen de zeillessen laat op de
ochtend en stoppen dan om te picknicken op het strand rond Logans
Cove.'
'Logans Cove? Waar is dat?' vroeg Robert. Cary en ik keken
elkaar lachend aan.'
'Het is onze geheime plaats,' zei ik. 'Cary en ik hebben het
Logans Cove genoemd omdat daar praktisch niemand komt.'
'Het ligt ongeveer een kilometer ten noorden van het moeras,'
zei Cary. 'Daar hoeven we niet bang te zijn dat we gestoord worden
door toeristen.'
'O.' zei Robert met een glinstering in zijn ogen. 'Lijkt nogal
afgelegen. Ik verheug me erop.'
Na het bijbellezen tijdens het avondeten, wachtte papa even
met brood snijden en keek naar mij.
ik hoor dat je je landrot zeewaardig hoopt te maken.' Ik keek
naar Cary voor een aanwijzing wat papa bedoelde, maar zijn gezicht
was een gesloten boek, ondoorgrondelijk.
'We gaan hem een les geven met de Sunfish,' zei ik.
'We?' vroeg Cary lachend.
ik kan ook goed zeilen, Cary Logan. Dat heb je zelf
gezegd.'
'Ja, dat is zo, maar je doet het niet vaak genoeg om een goede
lerares te zijn,' legde hij uit. Dat beviel papa en hij begon te
lachen. Toen keek hij weer serieus.
'Als je May meeneemt, wil ik niet dat ze in de Sunfish is als
je les geeft, Cary.'
'Natuurlijk niet, papa,' zei Cary.
Hoewel de Sunfish slechts groot genoeg was voor twee personen,
was May zo klein dat we haar gewoonlijk meenamen als we gingen
zeilen. Ik had haar al beloofd dat ze met ons mocht
picknicken.
'May en ik blijven op het strand kijken papa. Maakt u zich
maar niet ongerust.'
Hij bromde iets wat een soort goedkeuring moest
betekenen.
'Het weer ziet er veelbelovend uit,' zei Cary. Papa was het
met hem eens en dat was alles wat erover gezegd werd. Ik was te
opgewonden om stil te zitten. May zat in mijn kamer toen ik de
picknick plande. Zowel mijn handen als mijn gedachten bewogen
terwijl ik op en neer liep, alles opsomde wat we mee moesten nemen
en wat ik voor het eten moest doen.
'Misschien maak ik een garnalensalade. Cary houdt van
garnalensalade. Maar we zouden ook kunnen barbecuen, toch?
Hamburgers of een paar kreeften? We moeten salades hebben en o, ik
zal mijn citroentaart maken, wat denk je? Robert zal zo verrast
zijn als hij merkt hoe goed ik kan koken. Wat?' vroeg ik, toen May
begon te gebaren. 'O, spelletjes. Ja, we zullen iets meenemen wat
wij kunnen doen terwijl zij met de Sunfish op zee zijn. Nee, ik
durf hem mijn tekeningen niet te laten zien. We zullen een damspel
meenemen, oké? En Cary's frisbee. Ik pieker erover wat ik moet
klaarmaken. Ik zal het er morgen met mama over hebben. Nee, laten
we nu meteen maar met haar gaan praten,' zei ik en pakte May's
hand. Ze sprong overeind en volgde me toen ik de trap af liep naar
mama.
Toen mama en ik zaterdagochtend de picknickmand inpakten,
mopperde Cary tegen ons vanaf de ontbijttafel.
'Ik snap niet waarom we niet gewoon wat sandwiches en
veenbessensap kunnen meenemen, zoals altijd,' zei hij. 'Dit is niet
bepaald de Inzegening van de Vloot; ging hij lachend verder. Hij
doelde op een jaarlijks evenement op de Cape, waarbij boten werden
versierd met vlaggetjes en priesters een processie leidden uit de
kerk. Iedereen kleedde zich mooi aan en er was veel te eten en te
drinken.
'Net iets voor een man,' zei mama, 'klagen en spotten tot hij
zijn tanden erin zet en dan wordt hij zo stil als een kerkmuis
tijdens de preek.'
Ik lachte en Cary kreeg een kleur.
Ruim een uur later arriveerde Robert. Hij droeg een paar
nieuwe gymschoenen, een kakibroek en een helderwit hemd. Bij zijn
studentikoze zeilkleding hoorde een zwierige pet. Cary, die een
gescheurde short droeg zonder hemd en op blote voeten liep,
lachte.
'Waar denk je dat we in gaan zeilen, een jacht?' plaagde
hij.
'Nee, maar ik wilde een beetje in de sfeer komen,' antwoordde
Robert, die zich niet uit het veld liet slaan door Cary's
spot.
'Je ziet er leuk uit, Robert,' zei ik. Ik droeg een roze
zonnejurk over mijn badpak en vond dat Robert en ik een perfect
paar vormden.
'Zeilen is hard werken,' ging Cary streng verder. 'Je zult
dat
mooie-jongens-pakje van je vuil maken.'
'Dat geeft niet,' zei Robert. ik heb niet veel gelegenheid om
deze kleren te dragen. Hé, wat is dat allemaal?' vroeg hij met een
knikje naar de grote picknickmand.
'Ze heeft een feestmaal klaargemaakt,' zei Cary.
'Jee, Laura, je had niet zo hoeven uitpakken... maar bedankt!'
zei Robert.
'Laten we gaan. We missen een goede wind.' zei Cary kortaf,
duidelijk verlangend van onderwerp te veranderen. May droeg onze
handdoeken en Robert bood aan de plaid te dragen.
Het weer was ons gunstig gezind: een zachte bries bewoog de
donzige witte wolken nauwelijks voort langs de azuurblauwe lucht.
Ten zuiden van ons was de zee al bezaaid met zeilboten.
'Lijkt me een perfecte dag om te zeilen," merkte Robert op
toen we over het zand naar onze steiger liepen.
'O, en jij weet wat een perfecte dag om te zeilen is?' vroeg
Cary achteromkijkend.
ik? Ik weet evenveel over zeilen als over... kernfysica,'
antwoordde Robert. 'Ik begrijp zelfs niet hoe je de boot aan de
gang krijgt.'
'De wind krijgt de boot aan de gang,' zei Cary. Ik merkte dat
zijn stemming begon te verbeteren en ik moest stiekem lachen. Cary
was in zijn element; hij praatte over de dingen waar hij het meest
van hield: zeilen en boten. 'Je hijst het zeil in een hoek van
negentig graden op de longitudinale as van de boot en houdt de
kracht van de wind op het achtervlak van het zeil. Dat heel zeilen
voor de wind. Als je van de wind zeilt, hijs je de zeilen in een
hoek van vijfenveertig graden op de as van het vaartuig. Op die
manier oefent de wind een trekkende in plaats van duwende kracht
uit, begrijp je?'
'Waarschijnlijk als ik het zie,' zei Robert met een glimlach
naar mij.
Cary keek kwaad. 'Het heeft geen zin als je niet oplet en je
niet concentreert,' zei hij stijfjes.
ik ben er bij,' beloofde Robert. 'Sorry.'
'De wind stroomt met grote snelheid langs het voorste
oppervlak van het zeil en schept een lager drukgebied vóór het
zeil. Begrepen?'
'Ja. Ik bedoel, aye, aye.'
Cary schudde zijn hoofd.
ik lijk wel gek.'
'Hij let heus op, Cary,' zei ik.
'We zullen zien.'
ik begrijp alleen niet waarom de wind de boot niet doet
omslaan met het zeil in een hoek van vijfenveertig graden,' zei
Robert. Cary bleef staan en draaide zich om.
'Dat zou het geval zijn als de romp volkomen plat was. Elke
zeilboot heeft een vaste kiel die werkt als een longitudinaal vlak
om te voorkomen dat de boot opzij beweegt,' legde Cary uit,
gebarend met zijn handen om het duidelijk te maken.
'O. Maar als we met een hoek van vijfenveertig graden
vooruitgaan, hoe krijg je de boot dan in de gewenste richting?'
vroeg Robert. In Cary's ogen verscheen die glinstering van pret die
er altijd was als hij het over boten had. Ik was blij dat Robert
vragen stelde.
'Door tegen de wind in te zeilen vaar je ongeveer
vijfenveertig graden van de windrichting af. Eerst ga je naar links
en dan ga je naar rechts, zigzaggend. Dat noemen ze loeven. Je moet
de uitdrukkingen kennen, zodat je weet wat ik bedoel als ik je iets
laat zien en vertel. Overstag gaan betekent van de ene koers op de
andere overgaan. Dat doen we met het roer, we richten de boeg in de
richting van de wind en dan van de wind af op de andere koers, of
sturen van de windrichting af lol de zeilen aan de andere kant gaan
bollen.'
Robert knikte, maar ik zag dat hem niet helemaal duidelijk was
wat Cary uitlegde.
'Met gaffelzeilen opgetuigde schepen...'
'Gaffelzeilen?'
'Weet je zelfs niet wat dat betekent? Zeilen voor en
achter.'
'O.' Robert glimlachte.
'Met gaffelzeilen heet die manoeuvre gijpen, en vierkant
getuigd heet het halzen. En als we de controle verliezen, vallen we
dwarszees. Begrijp je?'
'De controle verliezen?'
'Dat kan gebeuren,' zei Cary droogjes.
'Wat gebeurt er dan?'
'Dan kapseizen we en val jij in zee en maak je mooie pakje
vuil,' zei Cary. Hij draaide zich om en liep weg. Robert keek naar
mij.
'Wees maar niet bang, hij zal onze boot niet laten kapseizen,'
zei ik. 'Dat heeft hij nog nooit gedaan.'
'Dat klinkt geruststellend," merkte Robert op en we liepen met
May achter Cary aan.
May en ik spreidden de deken uit op een mooie effen plek in
Logans Cove. terwijl Robert en Cary de Sunfish te water lieten. Ik
had papa's venekijker meegenomen, zodat we hen vanaf de kust konden
bekijken. Ik wist dat als Cary eenmaal aan boord was en de zeilen
had gehesen, hij een en al zakelijkheid zou zijn. Hij was een heel
goede instructeur en een expert in het voorspellen van de
wind.
Ze gingen heen en weer. De Sunfish sprong over de golven en
leek heel soepel te varen. Ik keek door de verrekijker en zag Cary
lesgeven, wijzen, Robert orders geven en uitleggen. Toch zag het er
een paar keer naar uit dat ze zouden omslaan toen Robert aan het
roer zat en het zeil hanteerde.
May en ik damden een tijdje, zochten mooie schelpen op het
strand en waadden over de glibberige pier om te zien of we kleine
krabben konden vinden. Meeuwen vlogen om ons heen en volgden ons
overal, vooral toen we teruggingen naar de plaid. Ze wisten van
picknicks, wachtten op de kruimels en hielden ons zorgvuldig in de
gaten.
Bijna tweeënhalf uur later keerde Cary de Sunfish en koerste
naar Logans Cove. Ze voeren het strand op waar wij de plaid hadden
neergelegd. Roberts kleren waren doorweekt maar hij keek
opgetogen.
'Hoe ging het?' vroeg ik toen ze naar ons toe kwamen.
'Matig tot redelijk,' zei Cary zonder veel enthousiasme.
'Er is een hoop oefening voor nodig,' zei ik. Ik bekeek
Roberts gezicht wat nauwkeuriger. Zijn wangen en voorhoofd waren
verbrand, maar zijn nek was het ergst, vuurrood. 'O, Robert, je had
zonnebrandcrème op moeten doen. Dat zal pijn doen morgen.'
'Ja, ik zal er spijt van krijgen dat ik er niets op heb
gesmeerd. Ik voel me net een stuk verbrande toast,' zei hij. Hij
keek naar Cary. 'Hoe komt het dat jij niet verbrand bent ?'
'Ik ben zo vaak en zo lang op het water, dat mijn huid gewend
is aan de zon,' zei hij. 'Maar ik sterf van de honger. Laten we
gaan eten.'
May en ik pakten de picknickmand uit en terwijl we aten
beschreef Robert zijn zeilles en vertelde dat Cary meer dan de
helft van de tijd had geschreeuwd: 'Je valt dwarszees.' 'Maar tegen
het eind geloof ik dat ik het door begon te krijgen, hè,
Cary?'
'Het lukt je wel,' zei Cary wat onwillig. 'Eigenlijk deed je
het niet eens zo slecht voor een landrot.'
'Dank je,' zei Robert. Hij straalde. 'Je doet het zelf ook
niet slecht voor een ouwe zeerob.'
'Ouwe zeerob, hè?'
'Je hebt een beetje O-benen,' plaagde Robert. Ik lachte.
'Die heb ik niet.' Cary stond op. 'Nee toch. Laura?'
'Een heel klein beetje, Cary,' zei ik aarzelend.
'Is het heus? Nou, ik heb een perfect evenwicht óp het land en
erbuiten," schepte Cary op.
Robert lachte.
'Wil je het zien, bink?' daagde Cary hem uit. Robert keek even
naar mij.
'Cary, nee,' zei ik.
'Hij beweert dat hij zo perfect is,' zei Cary.
'Wat is je uitdaging?'vroeg Robert.
'Wel eens gehoord van handjedrukken?'
'Natuurlijk. Ik ben kampioen van het oosten van Amerika,'
schepte Robert op.
'Hou alsjeblieft op, jullie. We hebben nog een dessert. Ga
zitten, Cary,' beval ik terwijl ik naar zijn plaats op de plaid
wees.
'We moeten het eerst verdienen,' tartte Cary. 'Meneer de
kampioen?'
Cary ging in de houding staan, mei uitgestoken hand. Het doel
was de tegenstander zo ver uit zijn evenwicht te brengen dat hij
viel. Ik wist dat Cary er goed in was, waarschijnlijk omdat hij
zich zo vaak in evenwicht moest houden op de boot als de zee ruw
was.
Robert sprong overeind. May lachte en klapte vol verwachting
in haar handen.
'Dal zeilkostuumpje van je wordt nog vuiler.' waarschuwde
Cary.
'We zullen zien.'
'Willen jullie alsjeblieft ophouden?' Mijn hart begon te
bonzen. Zodra het ego in het geding kwam, vooral het mannelijke
ego, kon je rekenen op moeilijkheden.
Robert greep Cary's hand, nam de houding aan, en de worsteling
begon. Ze waren allebei sterk. Hun onderarmen zwollen op en hun
schouders spanden zich. Ik was verrast over Roberts evenwicht en
zag dat dat Cary ook verbaasde. Hij had gedacht dat hij korte
metten kon maken met Robert. Beiden gooiden de ander bijna om en
toen veinsde Robert een uitval naar voren en trok zo hard aan Cary,
dat Cary zijn evenwicht verloor en naar voren viel, niet in staat
zich staande te houden. Hij viel met zijn gezicht in het zand. Toen
hij overeind kwam, zaten zijn wangen onder het zand, evenals zijn
borst en benen.
'En nog steeds kampioen van de oostkust, Robert Royce,' riep
Robert uit en stak zijn handen in de lucht. May lachte. Cary en ik
keken elkaar in de ogen en ik wist dat dit niet goed zou
aflopen.
'Een revanche,' verlangde hij.
'Je zult met mijn manager moeten praten,' zei Robert met een
knikje naar mij.
'Cary, alsjeblieft, hou op. Laten we ons dessert eten.'
'Ik hoef geen dessert. Kom op, je had alleen maar geluk,
Royce,' zei Cary. Hij ging weer in de houding staan en stak zijn
hand uit. Robert keek naar mij. Ik schudde mijn hoofd, maar hij
haalde zijn schouders op.
'Een uitdaging kan ik niet weigeren,' zei hij. ik moet aan
mijn fans denken:'
'Leuk, hoor.' Ik sloeg het deksel van de mand dicht en bleef
mokkend zitten toen ze hun worsteling begonnen.
Het ging net als de eerste keer. Allebei brachten ze de ander
bijna uit zijn evenwicht. Maar Cary was deze keer veel meer
gespannen. Zijn vastberadenheid deed zijn mond vertrekken en bracht
een felle blik in zijn ogen. Weer deed Robert een goede
schijnuitval, maar toen hij deze keer naar achteren leunde, kwam
Cary naar voren en rolden ze beiden in het zand.
'Onbeslist,' riep ik, blij dat het voorbij was. Maar ze lieten
elkaar niet los. De krachtproef ging op de grond verder. Robert
lachte en Cary rukte aan zijn arm, duwde hem achterover op het
zand. Daarop greep Robert Cary's enkel en trok hem op het zand.
Toen worstelden ze samen, draaiend en kronkelend, de een boven op
de ander.
'HOU OP!' gilde ik. Ik stond op. May ook. 'Als jullie niet
meteen ophouden, ga ik weg.'
Ze gromden, maar lieten nog steeds niet los. De worsteling
ging door. Ik pakte May bij de hand en ze keek achterom toen ik
haar meetrok. Ik liep met grote passen over het strand terug naar
huis, en liet de twee spierbundels grommend en kreunend in het zand
achter.
Door hun stomme mannelijke ego's hadden ze een heerlijke
middag bedorven. Mama en papa waren naar de stad, dus hoefde ik
geen vragen te beantwoorden. Ik ging naar boven naar mijn kamer,
gevolgd door May, die zich afvroeg wat er mis was gegaan.
'Jongens!' gebaarde ik nijdig. 'Het kunnen zulke idioten zijn.
Ze konden zo goed met elkaar opschieten en nu dit. Ik heb er genoeg
van.
Jij boft. Jij behandelt jongens nog alsof ze luizen
hebben.'
'Niet meer, Laura. Ik vind een jongen in mijn klas erg
aardig,' bekende ze.
'Vertel het hem maar niet,' adviseerde ik haar. Ik voelde me
verbitterd en kwaad. Ik pakte mijn borduurwerk en ging bij het raam
zitten. Nijdig prikte ik de naald in de stof.
Een tijdje later zag ik Robert en Cary. Ze gingen pas naast
elkaar lopen toen ze vlak bij huis waren. Toen bleven ze staan en
praatten kalm met elkaar.
'Bedankt voor het bederven van de picknick,' brulde ik uit het
raam. Ze keken op.
'We dolden maar een beetje, Laura,' beweerde Cary. 'Waarom
liep je weg?'
'Jullie dolden niet maar zo'n beetje. Jullie zijn gewoon een
stel idioten. Ik doe nooit meer iets met een van jullie
beiden.'
'Laura,' pleitte Robert. 'Het was alleen maar...'
Ik sloeg mijn armen over elkaar en leunde achterover zodat ze
me geen van beiden konden zien. Ik hoorde ze niet binnenkomen en ik
hoorde Robert ook niet wegrijden, maar ik bedwong mijn
nieuwsgierigheid en keek niet uit het raam. Ze zijn iets van plan,
dacht ik, en plotseling hoorde ik hen onder mijn raam zingen. Op de
muziek van 'My Darlin' Clementine' zongen ze: 'We are sorry, we are
sorry, we are sorry for what we did. We feel lost and gone forever,
oh our darlin' Laura Logan.' (Het spijt ons, we hebben spijt van
wat we hebben gedaan. We voelen ons voor eeuwig verloren, o, onze
lieve Laura Logan.) Ze herhaalden het net zo lang tot ik mijn hoofd
uit het raam stak en ze zag staan, nu met hun armen om elkaars
schouders geslagen terwijl ze naar me omhoog staarden.
Ik kon er niets aan doen, ik móest wel lachen.
'Zijn we vergeven?' vroeg Robert.
'Jullie verdienen het niet, maar ik schenk jullie
vergiffenis,' zei ik lachend.
'Krijgen we dan nu ons dessert?' vroeg Cary. 'We hebben weer
honger gekregen,'
'O, dus nu wil je wél wat lekkers, hè? Kom maar binnen.' zei
ik, dolblij dat ze vrede hadden gesloten.
Ik gebaarde naar May wat er gebeurd was. Ze schudde verward
haar hoofd.
'Volwassen zijn zal moeilijker worden dan ik had gedacht,'
antwoordde ze, en ik lachte.
Na het dessert ging Cary terug naar het strand om de Sunfish
vast te leggen en ik liep met Robert mee naar zijn auto om afscheid
te nemen.
ik heb een heerlijke dag gehad. Het spijt me echt dat ik het
voor je bedorven heb. Laura.'
ik ben alleen blij dat Cary en jij met elkaar kunnen
opschieten, Robert. Ik hoop maar dat het zo zal blijven.'
'Dat zal het," beloofde hij. 'Je kunt goed koken. Het was een
heerlijke picknick.'
'Dank je.'
Hij zweeg en ik zag dat hij aan iets dacht waar veel moed voor
nodig was om het te zeggen. Dus hielp ik hem.
'Wat is er, Robert?'
'Ik vroeg me alleen iets af. Mijn ouders gaan zaterdag naar
Boston om een paar dingen te kopen voor hei hotel. Ik ga niet mee,'
legde hij uit. 'Hoe zou je het vinden om naar het hotel te komen?
Misschien kunnen we dan samen wat koken? We zouden kunnen doen of
we de eigenaars waren en een hotel vol gasten hadden en...'
'Ik weel het niet,' zei ik, achteromkijkend naar ons huis en
me afvragend wat ik tegen papa zou moeten zeggen. Robert keek erg
teleurgesteld.
'Het was maar een idee,' zei hij terwijl hij het portier
openmaakte.
ik denk niet dat het verkeerd is om bij jou thuis te gaan
eten,' zei ik. 'Ik zal de waarheid zeggen: je hebt me
uitgenodigd.'
'Dat is de waarheid,' zei hij opgemonterd.
'Het is geen leugen als ik er niet bij vertel datje ouders weg
zijn.'
'Nee, dat is geen leugen.'
'Ik verzin wel wat,' beloofde ik.
'Geweldig. Wat moet ik koken?'
ik zal erover denken en het je van de week laten weten,' zei
ik.
'Het zal nel zijn of we getrouwd zijn,' zei hij en leunde uit
het raam om me een zoen te geven. 'Ik hou van je, Laura,'
fluisterde hij.
'Ik hou ook van jou.' zei ik. Hij startte de motor, reed
achteruit, zwaaide en reed weg over een weg vol zon en
schaduw.
Misschien zouden we op een dag getrouwd zijn, droomde ik, en
dacht toen aan grootma Olivia. Zij zou waarschijnlijk niet op de
brui- loft komen. Misschien zou ze me zelfs uil de familie bannen,
zoals ze met haar eigen zoon, Chester, had gedaan. Maar net als oom
Chester was dat een risico dat ik bereid was te nemen, en een prijs
die ik graag wilde betalen voor de man van wie ik hield.
Maar ik had geen idee hoe machtig grootma Olivia was en hoe
hoog ze de kosten kon opdrijven.