10. Mijn naam is..
In de auto viel ik weer in slaap. Ik werd pas wakker toen de
auto over een hobbel reed en me uit een trance-achlige slaap wekte.
Het was pikdonker buiten, een bewolkte lucht hield de maan en de
sterren verborgen. Toen ik uil het raam keek, zag ik mijn gezicht
weerspiegeld in het glas, het gezicht van iemand zo hulpeloos en
verward, met ogen vol vragen en lippen verstard in een vergeefse
strijd een woord te vinden, een gedachte te uiten.
Ik draaide me om en keek naar de vrouw in het
verpleegstersuniform die naast me zat te soezen. Haar oogleden
trilden toen de auto hotste en draaide, maar ze deed ze niet open.
Ik keek naar het achterhoofd van de chauffeur en vroeg me af wie
deze mensen waren en waar ik naartoe ging. Hoorde ik het te weten?
Was het me verteld?
Ik worstelde met de vragen, het was alsof ik in een echoput
was gevallen, het enige dat ik hoorde waren de vragen die bij me
terugkwamen. De antwoorden waren als scholen vis die in de
tegenovergestelde richting zwommen, ver buiten mijn bereik en
zonder enige belangstelling terug te keren. Ik zag ze alleen maar
verdwijnen. Hun schubben glinsterden even en waren dan verdwenen,
misschien voorgoed.
Mijn lichaam deed pijn, maar ik kon me niet herinneren hoe dat
kwam. Het deed pijn als ik mijn armen en benen uitstrekte, en mijn
nek voelde alsof iemand die met krachtige hand had beetgepakt en er
uren in had geknepen. Mijn ogen deden pijn, zelfs als ik ze
gesloten hield. Ik kreunde en schoof heen en weer om wat
gemakkelijker te zitten. De vrouw naast me werd meteen kort
schouderschokken wakker. Ze keek om zich heen, schijnbaar zelf even
verward, en draaide zich toen met een glimlach naar me om.
'Hoe gaal het, lieverd?' vroeg ze. De chauffeur draaide zich
iets om, maar keek niet naar ons.
'Alles doet pijn,' zei ik. 'Hoe komt dat?'
'Herinner je je niets meer van wat er met je gebeurd is,
waarom je pijn hebt?'
Ik dacht ingespannen na, maar het was of ik een boek opensloeg
en alleen maar blanco pagina's zag.
Ik schudde mijn hoofd; mijn lippen trilden, mijn tranen
voelden als smeulende as onder mijn oogleden.
'Wees maar niet bang,' zei ze. 'Op een dag komt alles weer bij
je terug.'
'Het zou beter voor haar zijn als het dat niet deed.' mompelde
de chauffeur.
'We hebben jouw commentaar niet nodig,' snauwde ze tegen zijn
achterhoofd. 'Je bent hierom le rijden en verder niets,' ging ze
streng verder. Hij kromp ineen alsof haar woorden hem als klappen
troffen, toen bromde hij iets en reed zwijgend verder.
Plotseling zag ik lichten voor ons, gehuld in mistbanken. Toen
we dichterbij kwamen, spande ik me in om de vorm te zien van wat de
ingang leek van een landgoed. Het was een heel hoog ijzeren hek met
aan elke kant een brede, rode bakstenen pilaar. Het licht kwam van
twee grote ronde lampen op de pilaren. De chauffeur stopte bij het
hek.
'Een ogenblik, lieverd,' zei de verpleegster. Ze gaf me een
klopje op mijn knie en stapte uit.
De mist dwarrelde om ons heen als rook. Ik boog me naar voren
en zag dat ze cijfers intikte op een plaatje dat in de rechter
pilaar was bevestigd. Het ijzeren hek ging luid krakend open toen
de verpleegster terugkwam naar de auto.
'Waar zijn we?' vroeg ik.
'Ontspan je maar, lieverd,' was haar enige antwoord.
Toen het hek volledig open was, reden we naar binnen, over een
slingerende weg een heuvel op, tot we uit de mist kwamen.
Na de tweede bocht doemde een vijf verdiepingen hoog gebouw
van grijze steen en hout. uit de duisternis voor ons op als de boeg
van een groot schip. Het leek op een middeleeuws kasteel, het had
een grote koepel in het midden van het dak. Aan beide kanten waren
dakkapellen met ramen waarin het licht weerkaatste van de hoge
lantaarns die de parkeerplaats verlichtten. De meeste ramen waren
donker, alleen op de benedenverdieping waren een paar schemerig
verlichte kamers.
Toen we de parkeerplaats opreden, zag ik een betonnen trap
naar de voordeur. Het was te donker om veel van het terrein
eromheen te kunnen zien, maar rechts kon ik een paar grote
treurwilgen onderscheiden. Ze zagen eruit als reuzen met gebogen
hoofden.
'Wat is dit voor gebouw?' vroeg ik. Het wekte geen enkele
herinnering bij me op.
'Het is een soort ziekenhuis," antwoordde de verpleegster met
een kort, flauw lachje. De chauffeur snoof minachtend. Ze keek hem
even kwaad aan en richtte zich toen weer tot mij. 'Je zult hier
goed verzorgd worden,' zei ze.
'Woon ik hier?' vroeg ik.
'Voorlopig.'
Ze stapte uit en liep om de auto heen om het portier voor me
open te maken en me te helpen uitstappen. De chauffeur bleef
onderuitgezakt zitten, zijn kin op zijn borst. De verpleegster
klopte op het raam, waarna hij het omlaag draaide.
ik blijf niet lang weg,' zei ze, maar het werd niet duidelijk
of hij haar had gehoord of dat het hem ook maar iets kon schelen.
Tegen mij zei ze: 'Kom mee, kindlief.'
Ze bracht me naar de trap. Rechts was een ijzeren leuning. Ik
hield me eraan vast toen we de trap op liepen, ik voelde me ene
beetje duizelig. Toen we bij de dubbele voordeur waren, drukte ze
op de bel en keek naar mij met weer een kort glimlachje.
De deuren waren zwaar en dik, hoog en breed, zonder ramen. Ik
boog me achterover en keek omhoog naar het dak. Ik meende een
vleermuis van het ene eind naar het andere te zien vliegen. Het was
doodstil en de lucht was vochtig en zwaar. Ik kon de druppels vocht
bijna als kleine elfjes om ons heen zien dansen. Rechts sneed een
lichtstraal door de duisternis, om onmiddellijk weer te verdwijnen.
Mijn maag voelde alsof hij vol gebroken glas zat. Ik voelde me zo
verloren, zo ontheemd, zwevend in de ruimte, verlangend naar de
zwaartekracht om me weer terug te brengen op aarde, terug naar
huis, terug naar mijn naam.
We wachtten en wachtten. Eindelijk ging de deur open en een
lange, magere man verscheen, met haar dat eruitzag of het niet kon
beslissen of het rood of blond wilde zijn. Ook hij droeg een wit
uniform. Hij zag er slaperig uit, zijn ogen leken halfdicht te
vallen. Hij leek in de twintig en had sproeten op zijn wangen en
voorhoofd, zelfs op zijn lippen.
'Verwachtte je ons niet, Billy?' vroeg de verpleegster
bits.
'Wat? Jawel. Sorry, Clara,' zei hij. ik ben in slaap gevallen
tijdens het wachten.'
'Goed, nu we er zijn, zouden we graag binnen willen komen,'
zei ze scherp. Hij deed snel een stap achteruit en we liepen de hal
in.
Ook hier kwam niets me bekend voor. Het was een grote ruimte
met banken en stoelen die met grijs-met-blauwe katoen waren
overtrokken. Er stonden een stuk of zes esdoornhouten tafels.
Slechts drie van de kleine lampen brandden, maar ik kon zien dat er
niet veel aan de muren hing, slechts een paar schilderijen met
kleuren in rechthoekige vormen. De vloer was van donker hout met
hier en daar ovalen kleden. Aan de andere kant van de hal was een
grote open haard van veldsteen.
De sproetige man die ze Billy noemde, keek voor het eerst naar
mij. Zijn blik ging van mijn voeten naar mijn gezicht, alsof hij de
maat nam voor een kledingstuk. Hij bekeek me met iets meer
belangstelling en alertheid toen ik vriendelijk naar hem
lachte.
is ze dat?' vroeg hij op verbaasde toon.
'Natuurlijk. Wie denk je anders dat ze is, de nieuwe Miss
America?' vroeg Clara spottend. Hij grijnsde.
'Ze ziet er goed uit. Ik dacht alleen... Mevrouw Miller heeft
gezegd dat we haar haar kamer moeten wijzen en haar in bed
stoppen,' ging hij verder, toen hij de ongeduldige uitdrukking op
Clara's gezicht zag.
'Laten we dat dan ook doen,' zei ze. ik heb niet de hele avond
tijd om met jou te lanterfanten.'
Hij draaide zich om en liep naar de trap. Bij de onderste tree
bleef hij staan.
'Ze komt op de eerste verdieping. Ze kan voor haar eigen
primaire behoeften zorgen? Ja, het lijkt me dat ze dat kan,' ging
hij verder met een onderzoekende blik op mij.
'Laat de diagnose en de behandeling maar over aan de artsen en
breng ons naar haar kamer. Het is al laat en ik ben ook moe,
Billy,' antwoordde Clara, deze keer met meer vermoeidheid dan
boosheid in haar stem.
'Hel was maar een vraag,' zei hij verongelijkt en liep de trap
op. De verpleegster hielp me naar boven. Boven aangekomen gingen we
een hoek om en liepen een lange gang door. De lichten boven ons
waren fel en gaven een gloed op de grijze tegelvloer. Hier en daar
waren de schone witte muren besmeurd. Nu en dan zag ik iets wat
leek op kronkelige lijnen, gemaakt met donker krijt. Plotseling
hoorde ik iemand kermen. Een paar ogenblikken later zag ik een
vrouw en een man in het wit haastig door de gang lopen.
'Dat is Sara Richards, ze heeft weer een nachtmerrie, denk
ik,' zei de jongeman. 'Bij de laatste keer heeft ze zich zo erg in
haar gezicht gekrabd, dat ze haar nagels moesten afknippen tot haar
knokkels. Die gaat beslist naar boven,' voorspelde hij.
'Bedankt voor het opgewekte nieuws,' zei Clara.
Wat was er boven? vroeg ik me af.
Billy bleef bij de deur staan en pakte een ring met sleutels
die aan zijn riem hing. Hij koos er een uit en maakte de deur open.
Hij knipte het licht aan en we gingen naar binnen.
Hel eerste dat ik zag waren de tralies voor de ramen. wat mal,
dacht ik, voor een ziekenhuis. Verder zag de kamer er heel prettig
uit. Er hingen vrolijke blauw-met-witte gordijnen voor de ramen en
de muren hadden een mooi gebloemd behang. Er stond een comfortabel
uitziend tweepersoonsbed met een hoofdeinde van donker mahoniehout,
een lichtblauwe sprei en twee donzen kussens. Aan weerskanten
stonden twee identieke nachtkastjes. Op het rechterkastje stond een
lamp in de vorm van een scheepslantaarn. Tegenover het bed stond
een kleine ladenkast en rechts daarvan een bureautje met een stoel.
Tussen de twee ramen stond een blauw-met-witte fauteuil. Aan de
muur tegenover het bed hing een schilderij van een tuin met
tuinmeubelen. Het woord impressionisten kwam bij me op. Het leek
tevoorschijn te komen uit een donkere kast, gevolgd door het
gezicht van iemand die ik me moest kunnen herinneren. Een leraar?
Een vriend? Familie? Het was te snel weer verdwenen om tot een
conclusie te kunnen komen.
'Gezellig, hè?' zei Clara.
'Ja, de faciliteiten hier zijn eigenlijk erg goed als je
bedenkt -' zei Billy voor ik kon reageren.
'Als je wat bedenkt?' vroeg Clara. Hij haalde zijn schouders
op.
'Dat de meesten toch geen idee hebben waar ze zijn.'
'Een voortreffelijke houding, Billy. Meneer Tact in eigen
persoon.'
Hij lachte. 'Ik noem de dingen gewoon bij hun naam.'
'Spaar me; zei Clara, en hij lachte weer.
Clara liep de kamer door en maakte de kast open. Daarin hing
op
een hangertje iets wat eruitzag ais het blauwe
ziekenhuisuniform en onderin stond een paar witte badstof slippers.
Verder was de kast leeg.
'Goed,' zei ze tegen Billy. 'Ik zal haar wel
installeren.'
'Hoe zit het met het administratieve werk?' vroeg hij.
'Ik kom zo beneden om dat af te handelen. Leg alles maar voor
me klaar.'
'Aye, aye, kapitein,' zei hij met een spottend saluut. Hij
keek even naar mij en knikte toen naar haar. 'Prima,' zei hij,
alsof ik iets moeilijks had gedaan door enkel binnen te komen en de
trap op te lopen. Voor hij wegging keek hij weer even naar mij.
'Hoe heet ze?'
Ze aarzelde even alsof ze het vergeten was en zei toen:
'Lauren.'
Lauren? dacht ik. Dat klonk niet juist.
'Nee, zo heet ik niet,' zei ik.
Haar ogen werden groot en ze trok haar wenkbrauwen op.
'O? Herinner je je naam?'
Ik dacht na en schudde toen mijn hoofd.
'Hoe weetje dan dat het niet Lauren is?'
Ik keek van haar naar hem. Hij keek terug met een brede,
mallotige grijns.
'Ik... weet het... gewoon.' stotterde ik.
'Tot je je naam weer weet. is dat je naam,' antwoordde ze
droog. 'Zo, Lauren,' zei ze heel nadrukkelijk, opdat ik haar niet
weer zou tegenspreken, 'kom maar hier en trek dit aan.' Ze haalde
het hemd en de broek van het hangertje en gaf ze aan mij. 'Trek dit
aan en ga slapen. Morgen wordt het een drukke dag voor je.'
'Ja, de eerste dag is altijd de moeilijkste,' merkte Billy
op.
Clara draaide zich met een woedende blik om. Hij lachte weer
naar mij en' Verdween toen snel.
Ik trok het hemd en de broek aan terwijl zij mijn bed
opensloeg. De lakens roken fris en de deken leek
splinternieuw.
'Lig je goed?' vroeg ze terwijl ze me instopte en het kussen
onder mijn hoofd schikte.
'Ja, maar mijn hele lichaam doet nog pijn. Waarom kan ik me
niet herinneren wat er niet me gebeurd is? Heb ik een ongeluk
gehad? Een auto-ongeluk? Ben ik gevallen?'
'Morgen komt de dokter en dan zullen we zien wat we kunnen
doen om het je gemakkelijker te maken,' zei ze in plaats van mijn
vraag te beantwoorden. 'Morgenochtend zal een andere zuster.
mevrouw Kleckner, je rondleiden en je naar de ontbijtzaal
brengen. Het komt allemaal best in orde.'
'Hoe lang moet ik hier blijven?' vroeg ik.
Ze keek me even aan.
'Ik denk niet dat je hier zo lang zult blijven als je
grootmoeder denkt,' zei ze.
'Mijn grootmoeder?' Ik dacht aan de kleine oude dame. 'Die
vrouw was mijn grootmoeder? Waarom deed ze zo kwaad en gemeen tegen
me?'
'Dat doet er nu niet toe,' zei ze snel alsof ze me al te veel
verteld had. 'Er is tijd genoeg om te werken aan je
terugkeer.'
'Terugkeer? Waar vandaan?'
Ze dacht even na.
'Van... de vergetelheid, denk ik.' Ze zweeg even en keek me
met een Hauw glimlachje aan. "Kun je je helemaal niets van jezelf
herinneren? Hoe oud je bent? Een familielid? Iets, wat dan
ook?'
Ik deed mijn ogen dicht, probeerde het me te herinneren en
schudde toen mijn hoofd.
'Alles is zo verward. Ik hoor stemmen en zie snelle flitsende
beelden, maar het is of mijn hoofd vol zeepbellen zit die uit
elkaar spatten als ik probeer er een te pakken,' antwoordde
ik.
Ze lachte.
'Het komt best in orde,' zei ze en gaf een klopje op mijn
hand. 'Probeer wat te slapen.'
'Zie ik u nog terug?' vroeg ik haastig toen ze zich omdraaide
en naar de deur liep.
'Nee, ik werk hier niet. Ik werk voor een dokter die hier
patiënten heeft,' antwoordde ze in de deuropening.
'Mijn dokter?' vroeg ik.
'Nee, niet precies,' zei ze. 'Maar maak je geen zorgen over al
die details. Doe gewoon wat ze zeggen, dan word je sneller beter
dan je denkt. Voorlopig heb je het meest van alles rust
nodig.'
ik weet dat ik naar huis wil,' zei ik, 'alleen kan ik me niet
herinneren waar dat is.'
Ze lachte vriendelijk.
'Dat komt wel.' Toen keek ze verdrietig. 'Dag, Lauren.' Ze
deed het licht uit en toen ze de deur achter zich dichtdeed, hoorde
ik duidelijk de klik van een slot.
Ik probeerde te vergeten dat ik opgesloten was en bleef in het
donker liggen luisteren. Door de muren heen hoorde ik iemand
zachtjes huilen. Boven me klonken snelle voetstappen en toen een
diepe, lange stilte die daarna gevuld werd met de geluiden van
krakende muren en vloeren, het dichtslaan van een deur en weer
voetstappen.
Waarom was ik hier? Waarom noemde Clara die oude dame mijn
grootmoeder? Ze gedroeg zich niet als mijn grootmoeder, dacht ik.
Waarom wilde Clara me niet meer vertellen? Wie had gezegd dat ze me
Lauren moest noemen? Misschien was dat wel mijn naam.
Ik sloot mijn ogen. Al die vragen en gedachten bezorgden me
hoofdpijn. Ontelbare gezichten Hitsten aan mij voorbij, sommige
glimlachend, sommige lachend, een jongeman die ernstig keek, en
toen begon iemand te fluisteren. Ik deed mijn best om te horen wat
hij zei, maar zijn slem vervaagde, tot alles stil en zwart
was.
Ik was zo moe. Clara had gelijk. Ik had rust nodig. Misschien
zou ik me morgenochtend herinneren wie ik was. Al mijn vragen
zouden beantwoord worden en dan zou dit alles voorbij zijn.
Voorlopig was dat mijn enige bede.
Ik werd wakker toen de deur van mijn kamer zo krachtig en
abrupt werd opengegooid dat het een luchtstroom veroorzaakte. Een
verpleegster die veel ouder was dan Clara kwam binnen met een pak
«onder haar arm. Haar haar had de vuilgrijze kleur van oude
zilveren munten, en de pieken die tot net onder haar oorlelletjes
reikten, waren zo dun en stug als staaldraad. In haar voorhoofd
waren rijen diepe rimpels die bij haar slapen uiteenspatten in
spinnenwebben van rimpeltjes, die zich uitstrekten tot haar wangen.
Haar wangen waren een beetje pafferig, waardoor haar kleine, brede
neus in haar gezicht leek te verzinken en spoedig door die wangen
zou worden opgeslokt. Ze had een smalle, ongelijkmatige mond; de
rechterhoek van haar onderlip viel net genoeg omlaag om een paai-
tanden te laten zien. Haar ronde gezicht paste bij haar korte,
dikke lichaam, maar ze had lange armen met grote handen en dikke
vingers.
Ze bleef staan, ademde diep in en hief haar zware boezem op
terwijl ze me een ogenblik lang aankeek. Ze liep naar het bed en
legde het pak aan het voeteneind.
Haar uiterlijk schokte me zo dat mijn hart begon te bonzen.
Zodra ik tot bezinning was gekomen, ging ik rechtop zitten en keek
verward
om me heen, in een poging me te herinneren hoe en wanneer ik
hier terechtgekomen was. De pijn was diep in mijn spieren
gedrongen. Mijn armen voelden zwaar en alleen al de gedachte aan
staan putte me uit.
'Goed, je bent wakker,' zei de nieuwe verpleegster.
Ze liep naar de ramen en toen ze met haar rug naar me toe
stond, zag ik een grote moedervlek onder aan haar schedel. Er
groeiden kleine haartjes omheen, zodat het leek of er een grote
zwarte tor op geland was. Ze schoof de gordijnen verder open om
meer zon binnen te laten. Ik zag de helderblauwe lucht.
Ze draaide zich met een ruk naar me om, haar handen op haar
heupen.
'Ik ben mevrouw Kleckner,' zei ze. "Ik ben de hoofdzuster
hier. In je badkamer is alles wat je nodig hebt. Je kunt een
tandenborstel, tandpasta, een nieuwe haarborstel, zeep en shampoo
in het kastje vinden. Kun je opstaan en douchen of moet ik je naar
de badkamer voor gehandicapten brengen?'
'Ik denk dat ik het zelf wel kan,' zei ik.
Ze kwam naar het bed.
'Steekje handen uit,' beval ze. 'Schiet op.'
Ik deed wat ze vroeg en ze zag ze beven. Ze draaide ze om en
bekeek ze opnieuw.
'Raak de punt van je neus aan,' commandeerde ze. 'Toe dan,'
zei ze toen ik het niet vlug genoeg deed.
Toen ik dat had gedaan voelde ze mijn pols, keek in mijn ogen
en deed een stap achteruit.
'Herinner je je waarom je hierheen gebracht bent? Herinner je
je hoe je hier gekomen bent?' vroeg ze voor ik de eerste vraag kon
beantwoorden.
'Ik ben in een auto gekomen. Er was een andere verpleegster,
die Clara heette. Ze zei dat ik bij mijn grootmoeder was geweest.'
Ik keek op. 'De verpleegster bleef me Lauren noemen, maar ik geloof
niet dat ik zo heet.'
'O? Hoe heet je dan?'
Ik dacht even na, maar kon niets bedenken dat juist
klonk.
'Ik weet dat het niet Lauren is,' zei ik.
'Dat is leuk. Je weet dat het niet Lauren is. Je weet dat het
ook niet Susan is. En je weet dat het niet Joyce is en niet
Matilda, denk ik,' zei ze zelfgenoegzaam. 'Waarschijnlijk weet je
vijftig, zestig, zeventig namen die het niet zijn, maar weet je hoe
oud je bent?'
'Hoe oud? Dat kan ik me niet herinneren. Waarom kan ik me mijn
leeftijd en mijn naam niet herinneren?'
Mijn lippen begonnen te trillen.
Ze knikte als om te bevestigen dat het juist was wat ze
dacht.
'We beginnen de dag met een douche. In dit pak zitten je
kleren,' zei ze, wijzend op het pak dat ze had meegebracht.
'Ondergoed, sokken, een paar schoenen, een rok en een blouse.
Andere dingen worden vandaag gebracht. Dan zal ik je de eetzaal
wijzen en kun je ontbijten. Daarna ga je naar dokter Southerby voor
je eerste afspraak. Ik heb begrepen dat je wonden hebt op je armen
en benen,' zei ze en kwam weer dichterbij.
Ze trok de dekens van me af.
'Doe je broek omlaag,' beval ze.
Ik gehoorzaamde, maar deed het weer niet vlug genoeg naar haar
zin. Ze deed het verder zelf en bekeek de bloeduitstortingen op
mijn dijen en kuiten, mijn heupen en ribben.
'Je hebt een paar harde klappen gehad,' merkte ze op.
Ze trok het hemd zo ruw over mijn hoofd, dat ik het
uitschreeuwde.
'Mijn armen, mijn schouders!'
Ze hield mijn armen omhoog en bekeek de blauwe plekken. Toen
ze ze weer losliet, keek ik naar mijn handen en onderarmen. Mijn
vingers waren bedekt met korstjes waar de huid was afgeschuurd. Wat
had ik gedaan?
'Wat is er met me gebeurd?' vroeg ik bijna in tranen.
'Je overleeft het wel.' antwoordde ze droog. Ze hief haar
rechtermondhoek op, wat een bobbel veroorzaakte in haar wang. 'Dat
verdwijnt allemaal in de loop van de tijd.'
'Maar ik begrijp het niet. Hoe is dit gebeurd?' vroeg
ik.
Ze meesmuilde niet echt. Ze perste haar lippen op elkaar,
blies haar wangen nog wat meer op en kneep haar ogen samen.
'Het is aan jou om ons dat te vertellen,' zei ze. 'Als je dat
kunt, ben je op de goede weg.'
'Wat mankeert me?' vroeg ik met schrille stem. 'Waarom kan ik
me niets herinneren? Niemand wil me iets vertellen.
Alstublieft!'
'De dokter zal je er alles over vertellen. Mijn taak is je er
klaar voor
te maken en te voorzien in je essentiële behoeften.' zei ze
kalm, duidelijk onbewogen onder mijn emotionele uitbarsting. Toen
keek ze me strak aan. ik zal je nu maar vast waarschuwen.' Ze deed
een stap achteruit en sloeg haar dikke armen over elkaar. Haar
ellebogen waren droog, de huid schilferig als van een vis. 'Dit is
geen vijfsterrenhotel. Ik wil geen klachten horen over het eten of
de bediening of de afmetingen van je kamer. Ik wil niet horen dat
we niet genoeg doen om je bezig te houden. Ik ben verpleegster,
geen leidster van een zomerkamp voor rijke, verwende
kinderen.'
'Ben ik een rijk, verwend kind?' kaatste ik terug. Ze leek
bijna te glimlachen.
'Dat is iets watje zelf zult moeten ontdekken. De bedoeling is
dat je er zelf achter komt, met onze hulp natuurlijk. Zo word je
beter. Het helpt je niets als ik je vertel wat ik over je
weet.'
'Ik begrijp het niet. Waar ben ik?' vroeg ik.
'Waar je bent? In een psychiatrische kliniek.'
'Een psychiatrische kliniek?'
'Een van de beste in de staat, zo niet dé beste, en heel
exclusief. Ga nu douchen. Ik ben over twintig minuten terug, dan
verwacht ik dat je bent aangekleed en klaar voor het ontbijt. Er is
geen reden waarom je dat niet zelf zou kunnen. Ik heb een paar
patiënten op deze verdieping die mijn hulp echt nodig hebben. Ik
moet nu naar ze toe.'
Mijn lippen begonnen te trillen. Ik dacht dat mijn hele
lichaam onbeheersbaar zou gaan schokken. Ze zag dat er iets ging
gebeuren en kwam dichterbij.
'Beheers je,' beval ze. Ze legde haar handen op mijn
bovenarmen en schudde me door elkaar, ik duld van geen van mijn
patiënten dat ze in hun kamer blijven zitten en medelijden hebben
met zichzelf. Hoe eerder je beter wordt, des te eerder je hier weg
bent en ruimte maakt voor iemand die ons echt nodig heeft. Ga
douchen.' Ze draaide zich om en liep op haar zachte schoenen de
kamer uit, de deur achter zich sluitend.
Ik haalde diep adem.
Herinner je, zong ik monotoon. Probeer het, probeer je te
herinneren. alsjeblieft. Als je je alles weer herinnert, kun je
naar huis.
Ik kneep mijn ogen dicht en pijnigde mijn hersens, maar het
was of mijn kreten om hulp in een klein deel van mijn geest waren
opgesloten. Ik keek naar mijn handen en voeten, zocht naar een
kenmerk, naar iets wat een herinnering zou opwekken. Er gebeurde
niets.
Ik zuchtte gefrustreerd, stond op, kleedde me verder uit en
ging naar de badkamer. Boven de kleine wasbak hing een spiegel. Ik
staarde naar mijn gezicht, bracht mijn vingers naar mijn lippen,
mijn neus, raakte zelfs mijn ogen aan. Ik was als een blinde die
met behulp van zijn vingers probeert iemand te identificeren. Maar
wat ik ook voelde, wat ik ook vond, niets riep mijn geheugen
wakker. Ik boog me voorover en keek aandachtig naar mijn
spiegelbeeld. Het was alsof ik in het lichaam van een ander was
terechtgekomen.
'Wie ben je?' vroeg ik aan het beeld in de spiegel en
wachtte.
Plotseling hoorde ik een gebulder in mijn oren. Een
herinnering flitste aan me voorbij, de herinnering aan een schelp
die ik aan mijn oor hield.
De oceaan is daarin, zei iemand. Ik besefte dat ik nog maar
een klein meisje was.
Kijk erin. Zie je hem ?
Ik sloot mijn ogen. Ik zag glimlachende gezichten om me heen,
hoorde gelach en de zee in de schelp. Iedereen die naar me keek
lachte.
'Wie ben ik?' schreeuwde ik tegen hen, maar ze lachten alleen
maar. 'WIE BEN IK?'
Ik richtte mijn schreeuw tegen het beeld in de spiegel en het
beeld schreeuwde terug. Ik weet niet hoe lang dat doorging voor
mevrouw Kleckner terugkwam. Ze draaide me met haar sterke handen om
en gaf me een harde klap in mijn gezicht. Ik hield op.
'Waar ben jij mee bezig? Je hebt een paar andere patiënten
bang gemaakt.'
'Ik herinner me mijn naam niet,' jammerde ik. 'Ik weet niet
wie dat is in die spiegel. Ik ben bang. Ik heb het gevoel dat ik in
de ruimte zweef. Het is zo angstaanjagend!' riep ik uit.
'Doe niet zo belachelijk. Je bent hier veilig. Je zweeft niet.
Heb ik je niet gezegd een douche te nemen en je aan te kleden?
Straks spreek je de dokter en begint je therapie. Ga nu douchen.'
Ze stak haar hand uit en draaide de kraan open. 'Vooruit, ga
eronder staan en hou op met die onzin. Niemand zal je hier
vertroetelen. Je moet je zelf genezen en je zelf helpen.'
Ze keek me kwaad aan.
'En dat gaat beter als je meewerkt.' zei ze met een onomwonden
dreigement.
Ik bedwong mijn tranen en ging onder de douche staan. Ik
stelde de temperatuur bij, zodat het water niet zo kokendheet meer
was. Ze wachtte even en liet me toen alleen.
Ondanks de douche voelde ik me volledig uitgeput toen ik me
had afgedroogd. het kostte me veel moeite om me aan te kleden en
mijn sokken en schoenen aan te trekken. Waar kwamen die kleren
vandaan? vroeg ik me af. Waren ze van mij? Alles paste
uitstekend.
De deur ging weer open en mevrouw Kleckner stond op de
drempel. Ze bekeek me van onder tot boven.
'Goed,' zei ze. 'Ik zal je nu laten zien waar je kunt eten en
morgenochtend sta je zelf op en ga je zelf ontbijten, begrepen?
Begrepen?' herhaalde ze toen ik niet snel genoeg antwoordde.
'Ja,' zei ik.
'Hierheen.' Ze draaide zich om en ik volgde haar de gang door
naar de trap. Een lang, donkerharig meisje liep voor ons. Ze keek
niet naar ons, maar huppelde vrolijk de trap af, zwaaiend met haar
handen alsof ze spinnenwebben rond haar hoofd verwijderde.
Mevrouw Kleckner zuchtte diep en schudde haar hoofd, maar zei
niets. We liepen de trap af. Het donkerharige meisje was al beneden
en verdwenen. Ik bewoog me te langzaam naar de zin van mevrouw
Kleckner, en toen we onder aan de trap waren pakte ze mijn hand en
trok me mee.
'Tijd om wakker te worden; verklaarde ze en dwong me mei haar
in de pas te lopen tot we bij een grote deur kwamen, waarachter ik
gerinkel van borden en bestek hoorde, en stemmen in een zacht maar
aanhoudend geroezemoes, onderbroken door een enkele lach. Toen we
de eetzaal binnenkwamen hield iedereen op met praten en keek naar
ons.
Er waren ongeveer twaalf mensen die allemaal min of meer van
mijn leeftijd leken, wat die leeftijd ook precies mocht zijn. Het
donkerharige meisje, dat door de lucht had lopen zwaaien toen ze de
trap afging, begon lang en schril te lachen. Ze stond bij het
buffet en nam haar eten in ontvangst van een aardig uitziende oude
dame in een wit uniform.
'Stil,' riep mevrouw Kleckner. Het donkerharige meisje stopte
zo plotseling dat ik onwillekeurig onder de indruk kwam van
mevrouw
Kleckners gezag. Alle ogen waren nu op ons gericht. Dichtbij
zal een jongen die niet veel ouder leek dan tien of elf en met een
Hauw glimlachje om zijn mond naar me staarde. Aan zijn tafel zat
een lang, heel mager meisje niet haar dat de kleur had van rijpe
abrikozen. Ze had grote, donkere ogen en een mond met zachte,
perfecte lippen. Haar jukbeenderen waren duidelijk zichtbaar onder
haar zachte huid, die zo bleek en dun was dat hij bijna transparant
leek. Ik zag dat haar armen ook zo mager waren. Ondanks haar broze
uiterlijk, zat ze fier rechtop en keek me met een vriendelijk
gezicht aan.
Tegenover haar, met neergeslagen ogen, zat een knappe jongeman
met haar zo donker en glanzend als een zwarte parel. Het was keurig
in een scheiding geborsteld, en het hing tot in zijn nek. Even
dacht ik aan iemand anders. Er kwam bijna een naam bij me op, maar
toen deze jongen me verlegen aankeek, vergat ik het gezicht in mijn
herinnering en glimlachte naar hem.
'We hebben een nieuwe bewoonster,' zei mevrouw Kleckner.
'Hoera voor haar!' riep een mollige jongen met blond haar. De
twee jongens aan zijn tafel lachten, maar stopten plotseling weer,
alsof ze hun lach aan en uit konden zetten als een
televisietoestel. Hun gezichten veranderden in een oogwenk van
komedie naar tragedie.
'Zo is het genoeg, Carlton,' berispte mevrouw Kleckner hem.
Hij lachte stilletjes, zijn wangen schudden, en keek toen
plotseling alsof hij in huilen zou uitbarsten. Ik keek even naar
mevrouw Kleckner, die het niet scheen te merken of zich er niets
van trok.
'Haar naam,' ging ze verder, 'is Laura.'
Ik draaide me naar haar om en zag een flauw lachje om haar
mond. Ze had al die tijd geweten dat ik gelijk had. De andere
verpleegster had me per ongeluk Lauren genoemd en niet Laura, maar
ik had het me niet kunnen herinneren. En ook al voelde ik dat Laura
mijn echte naam was, toch kon ik hem met niets anders in verband
brengen, vooral niet met een achternaam.
'Ik wil dat jullie allemaal zorgen dat ze zich thuis voelt.'
ging mevrouw Kleckner verder.
'Zoals het klokje thuis tikt...' mompelde iemand op de
achtergrond.
Het donkerharige meisje draaide plotseling rond en nog eens.
alsof ze in een ballet danste. Een van de begeleiders liep snel
naar haar toe en pakte haar hand. Hij sprak haar kalm toe en ze
staarde naar de grond.
Toen ik naar rechts keek, zag ik een begeleidster die een
jongen van minstens twaalf of dertien jaar voerde. Ze moedigde hem
aan zelf te eten. maar hij staarde slechts voor zich uit, deed zijn
mond open en kauwde automatisch als ze er voedsel in schoof en zijn
lippen afveegde.
'Ga naar het buffet en haal wat je wilt,' zei mevrouw
Kleckner. 'Je kunt sap, cornflakes en eieren krijgen als je wilt.
Mevrouw Anderson is onze kokkin. Ze kan ook wat anders voor je
maken als je verzoek redelijk is en ze het lang genoeg van tevoren
weet. Je kunt gaan zitten waar je wilt,' besloot ze.
Ik liep de eetzaal door, en voelde alle ogen op me gericht.
het donkerharige meisje was naar een tafel gebracht en zat met de
begeleider naast zich. Ze dronk een glas sinaasappelsap en staarde
voor zich uit.
'Hallo, Laura,' zei mevrouw Anderson. Ze had een stralende,
lieve glimlach en haar ogen stonden helder en opgewekt. 'Wil je
roereieren vanmorgen?'
'Ja,' zei ik. 'Graag.'
ïk besefte plotseling dat ik een enorme trek had. Ik koos
grapefruitsap en pakte een broodje uit de mand. Mevrouw Anderson
schepte de eieren op een bord en legde er een stuk meloen
naast.
'Eet smakelijk,' zei ze.
'Dank u.'
Ik pakte het bord, zette het op mijn blad en draaide me om.
Veel bewoners zaten nog steeds naar me te staren, maar een aantal
ging weer verder met zijn ontbijt en conversatie. Sommigen leken
doodsbang dat ik bij hen aan tafel zou gaan zitten toen ik door het
vertrek liep.
'Kom hier zitten. Hier ben je veilig,' zei een knap roodharig
meisje. Een ander, kleiner en jonger meisje zat naast haar. Het
jongste meisje droeg een spijkerrok en een witte blouse met ruches,
haar blonde haar in twee lange, dikke vlechten.
'Dank je,' zei ik en ging op de lege plaats zitten.
'Ik heet Megan Paxton,' zei het roodharige meisje. Ze had een
mopsneus en een kleine mond. Haar ogen vlogen heen en weer alsof ze
moeilijkheden verwachtte.
'Ik ben Laura,' zei ik. Dat wist ik tenminste.
'Laura wie?' vroeg het jongste meisje. Ze zag eruit als een
pop met haar smalle gezichtje.
ik kan me mijn volledige naam niet herinneren. Ik kan me niets
meer herinneren,' bekende ik alsof het een misdaad was en dit een
gevangenis in plaats van een kliniek.
'Hier is dat een voordeel,' zei Meg. 'Je boft. Ik kan niets
vergeten. Wanneer ben je aangekomen?'
'Gisteravond. Geloof ik. Het is allemaal nog zo warrig in mijn
hoofd.' Ik dronk mijn sap.
Megans ogen gingen heen en weer. Ik keek in de richting waarin
zij keek, om te zien of ik ook iets zou moeten opmerken.
'Is er iets mis?' vroeg ik.
'Ik wacht alleen om te zien of hij nog hier is. Ze beweren,'
zei ze terwijl haar ogen groot werden en ze haar wenkbrauwen
optrok, 'dat ze hem gisteren ontslagen hebben.'
'Wie?'
'Garson Taylor, een van de begeleiders. Hij probeerde me te
verkrachten.' zei Megan.
'Echt waar?'
'Natuurlijk echt waar,' snauwde ze. 'Wat denk je, dat ik het
verzin? Nou, dénk je dat?' Ze sperde haar ogen nog verder open en
haar gezicht werd vuurrood.
'Nee, ik... het spijl me. Ik was alleen zo verbaasd.'
'Nou. wees maar niet verbaasd. Wees op je hoede. Alle mannen
hier hebben maar één ding in gedachten en je kunt wel raden wat dat
is. Als ze naar je kijken, kijken ze door je kleren heen.'
'Dat is afschuwelijk.'
'Vertel mij wat.' Ze dacht even na. 'Misschien ben jij wel
verkracht.' zei ze. 'En was het zo traumatisch dat je alles bent
vergeten. Dat komt vaker voor.' Ze knikte, overtuigd van de
juistheid van haar diagnose.
Ik hield op met eten en keek haar aan. Ik schudde mijn
hoofd.
'Waarom schud je je hoofd? Je zegt net dat je je niets
herinnert. Ik wed dat het dat geweest is. Nietwaar, Lulu?' vroeg ze
aan het jonge meisje. Het meisje knikte.
'Ja, Megan,' zei ze gehoorzaam. Megan keek tevreden.
'Ze heet niet echt Lulu. Zo noem ik haar,' legde Megan
glimlachend uit. 'Dat komt omdat ze een echte lulu is, een schatje.
Hè, Lulu?'
Het meisje lachte.
'Mijn papa komt me vandaag bezoeken,' zei ze.
'O, hou toch op. Dat zegt ze al twee jaar. Haar vader schrijft
haar niet eens,' zei Megan. 'Je zou toch denken dat ze het nu wel
begreep, de werkelijkheid onder ogen zag.'
'Hij schrijft wél.'
'Oké, Lulu. Geloof maar wat je wilt. Vaders zijn toch allemaal
grote leugenaars,' zei Megan. 'Kun jij je je vader herinneren?'
vroeg ze aan mij.
'Nee,' antwoorddde ik.
'Dan is hij degene die je verkracht heeft.'
Ik verslikte me bijna in mijn roerei.
'Ik heb nooit gezegd dat ik verkracht ben.'
'Natuurlijk niet maar het is een heel logische reden waarom je
je niets kunt herinneren.' Ze boog zich naar me toe en fluisterde:
'Pas goed op als je in bed ligt. Ze hebben allemaal een sleutel van
onze deur.' Ze leunde weer achterover. 'Zo is Garson Taylor mijn
kamer binnengekomen. Gelukkig kon ik zo hard schreeuwen dat er
anderen kwamen. Hij zei dat hij zelfs niet in mijn kamer geweest
was. Kun je je zoiets voorstellen?'
Ze keek weer nerveus om zich heen en ging toen met grote
angstige ogen verder: 'Als hij er nog is, zijn we allemaal in
gevaar, vooral een nieuw meisje zoals jij. Pas ook op voor de
dokters.'
'De dokters? Waarom?'
'Ze willen je voortdurend hier aanraken,' zei ze wijzend naar
haar kleine borsten, 'en doen net of het noodzakelijk is.'
Ze keek me aan en beet toen zo hard op haar lip dat ik bang
was dat hij zou gaan bloeden.
'Het komt weer goed met je,' zei ze. 'Het komt met ons
allemaal weer goed. Eens op een dag. Nietwaar, Lulu?'
'Wat? Ja. Mijn papa komt vandaag,' zei ze tegen mij. 'Hij
neemt me mee naar huis.'
'Ik ben blij voor je,' zei ik.
'O, jullie,' zei Megan. 'Laten we naar de recreatiezaal gaan.
Dan kunnen we naar muziek luisteren en praten.'
'Kunnen we gewoon opstaan en daarheen gaan?' vroeg ik.
'We kunnen doen wat we willen,' zei ze. 'We betalen huur.
Zoveel weetje in ieder geval wel over jezelf, Laura: Je bent
rijk.'
'Heus?'
'Natuurlijk, stommerd. Het kost ongeveer veertigduizend dollar
per jaar om hier te wonen.'
Lk keek haar stomverbaasd aan. 'Daar had ik niet bij
stilgestaan,' zei ik. ik -' 'Laat dus niemand van je profiteren. Je
hoeft niets van ze te pikken.' Ze keek naar de deur. 'Als hij hier
nog werkt, zet ik de hele boel op stelten.' Toen keek ze naar mijn
bord. 'Schiet op niet je ontbijt. We hebben dingen te bepraten,'
beval ze. ik moetje op alle gevaren wijzen.'