School
Hoewel mijn tante zo min mogelijk met me te maken wilde hebben, moest ze met me mee naar de openbare school om me in te schrijven. Ze liet mij voorin zitten bij señor Garman, terwijl zij zoals altijd achterin zat. Dit zou de eerste keer worden dat ze openlijk bekende dat ze mijn wettige voogd was. Ze had een paar officieel uitziende documenten met officiële stempels van de regering die haar advocaat haar had bezorgd.
Het was meer dan duidelijk dat ze dit sneller achter de rug wilde hebben dan een afspraak bij de tandarts. Toen we binnen waren, moest ik bijna hollen om haar bij te houden. Ze had tijdens de hele rit niets anders tegen me gezegd dan: 'Waag het niet me voor schut te zetten door iets stoms te doen op school, iets dat je in Mexico zou kunnen doen. We zijn hier niet in Mexico.' Dat zei ze vlak voordat we het huis uitgingen en ze liet het door señora Rosario vertalen. Dat was niet nodig geweest. Ik begreep het toen ik haar gezicht zag en de manier waarop ze haar vinger naar me schudde. Hoeveel dreigementen zou ze me nog naar het hoofd slingeren voordat ze één vriendelijk woord zei? En wat dacht ze eigenlijk wel wat er in Mexico gebeurde? Niet ieder meisje was zoals zij vroeger was.
We gingen rechtstreeks naar het kantoor. Ik kon zien dat de beheerders en de secretaresses wisten wie ze was, of liever gezegd, hoe rijk ze was. Ze sprongen in de houding en deden alles om haar ter wille te zijn. Ze leken haar te behandelen als een vorstin. In Amerika worden de rijken gekroond, dacht ik, maar zo ging het overal. Ook in en rond mijn dorp werden de rijken met meer respect behandeld.'Ik heb haast,' zei ze, en een secretaresse bracht ons snel naar het kantoor van de schooldecaan.
De decaan, meneer Diaz, een lange man met donker haar en een vriendelijke glimlach, sprak tegen me in het Spaans. Ik zag onmiddellijk dat mijn tante zich daaraan ergerde.
ik heb liever niet dat u dat doet,' zei ze. 'Als iedereen Spaans tegen haar spreekt, leert ze geen Engels.'
'O, dat leert ze heus wel, mevrouw Dallas. Ik beloof het u. We hebben een uitstekende Engels-Spaanse leraar.'
Hij legde me in het Spaans uit dat mijn tante dacht dat ik te lui zou zijn om goed Engels te leren als hij Spaans tegen me bleef spreken. Ik wilde hem waarschuwen dat ze Spaans verstond. Omdat ze zich zo hooghartig gedroeg en geen woord Spaans gebruikte, nam hij aan dat ze de taal niet kende. Ik zag dat ze kwaad begon te worden.
'Het is heel goed mogelijk dat ze lui is,' zei ze op scherpe toon in het Spaans, ik ken haar niet goed. Ze heeft haar leven lang in Mexico gewoond, waar het voornaamste woord voor alles is mañana. Ze is pas hier gekomen na de dood van mijn zuster en mijn zwager. Ik heb nog niet veel tijd met haar kunnen doorbrengen, maar ik weet zeker dat haar opleiding ver achterstaat bij het onderwijs hier.'
Ze zei er niet bij dat zij ook uit mijn dorp kwam.
Hij verstarde en keek alsof ze hem een klap in zijn gezicht had gegeven.
'O, ja, natuurlijk,' zei hij en rommelde wat in zijn papieren, ik zal haar goed in het oog houden en voortdurend contact met u houden.'
'Doe wat u moet doen,' zei mijn tante weer in het Engels, ik vraag geen speciale gunsten, en ik ben niet van plan een meisje van deze leeftijd te behandelen als een klein kind. Ik ga geen kindermeisje voor haar spelen. Het is zwemmen of verzuipen, en dat weet ze.'
'Natuurlijk, natuurlijk,' zei hij, nog steeds frutselend met zijn papieren, om haar woedende blikken te vermijden.
Hij liep samen met haar het kantoor uit en stond nog even met haar te praten in de gang. Toen hij terugkwam, leek hij geïntimideerd en blij dat ze weg was.
ik zal je nu naar je klas en je docent brengen,' zei hij.
Met angst en beven stond ik op. De school was groter dan enige school die ik ooit gezien had en er waren ontstellend veel leerlingen in de gangen en leslokalen.
'Je tante is een heel kordate vrouw!' zei señor Diaz toen we zijn kantoor verlieten. Aan de glinstering in zijn ogen kon ik zien dat het niet als een compliment bedoeld was. 'We kunnen haar maar beter niet teleurstellen, hè, Delia?'
Ik knikte. Ik durfde geen woord te zeggen, niet in het Spaans en niet in het Engels.
Hij bracht me naar een klas waar ik samen zou zijn met tien andere jongens en meisjes die net uit Mexico waren gekomen. De docent, señorita Holt, deed me een beetje denken aan señora Cuevas. Ze was veel mooier, met schouderlang roodbruin haar, en veel jonger dan señora Cuevas, maar ik zag onmiddellijk dat ze net zo serieus was en weinig geduld had met onoplettendheid en storingen.
Als onderdeel van de les van die dag werd ik in het Engels aan elke leerling voorgesteld. Señorita had elke leerling een lijst met vragen in het Engels gegeven, die we moesten stellen om meer over elkaar te weten te komen. Zolang we in de klas waren, eiste señorita Holt dat we alleen maar Engels zouden spreken. Als we een woord niet kenden, moesten we het vragen en dan nazeggen. Ik ontdekte dat de andere leerlingen in leeftijd varieerden van twaalf tot zeventien. De oudste was een jongen die Ignacio Davila heette en wiens vader nu een eigen tuinbedrijf bezat.
Ik hoorde dat Ignacio's vader naar Amerika was gekomen om er te werken, en ten slotte zijn eigen tuinbedrijf had opgezet. Daarna liet hij zijn vrouw en vier kinderen overkomen. Ignacio was de oudste. Ik werd naast hem gezet in de klas. Ik vond Ignacio een norse en ongelukkige jongen, die er weinig voor scheen te voelen om goed Engels te leren spreken. Behalve het bijwonen van de lessen in de Engels-Spaanse klas had hij weinig met de school te maken omdat hij meestal in de zaak van zijn vader moest werken.
De ouders van alle andere leerlingen, op één na, werkten als tuinman of in de huishouding. Uitzondering was de dochter van een man die zong en gitaar speelde bij een groep mariachi's in een groot Mexicaans restaurant. Ze was twaalf en heette Amata, maar de anderen noemden haar gewoon Mata. Ze had schouderlang zwart haar en een poppengezichtje met gitzwarte ogen en een stralende, onschuldige glimlach. Haar zachte stemmetje en kleine handen wekten de neiging haar te omhelzen.
Señorita Holt verdeelde ons in drie groepen om te oefenen wat we leerden uit de boeken en van de bandjes die we moesten afspelen en waarnaar we luisterden met oortelefoons. Voor het eind van de les keken we naar een tv-programma waarin Engelse woorden werden gespeld en gearticuleerd. Met de woorden die ik al kende toen ik hier kwam en de woorden die ik had onthouden van mijn lessen met señor Baker, deed ik het goed genoeg om de eerste dag een complimentje te krijgen van mijn docent.
Nadat ze me op school had ingeschreven, had mijn tante me geld gegeven voor de bus, die me op bijna drie kilometer van het landhuis zou afzetten. Ze gaf me het adres, maar nam niet de tijd om me te vertellen hoe ik moest lopen.
Ignacio, die in de klas niet veel tegen me gezegd had, ging met dezelfde bus, maar veel verder. Bij de halte waar we moesten instappen, vroeg hij waarom ik bij mijn tante was komen wonen. Hij had gehoord van mijn dorp en wist dat het bevolkt werd door boeren en kleine ondernemers, en dat er bijna geen toeristen kwamen, maar hij was er nooit geweest. Toen hij hoorde wat er met mijn ouders gebeurd was, toonde hij zich minder onverschillig.
ik weet wie je tante is,' zei hij. 'We werken niet op haar landgoed, maar wél op een bij haar in de buurt. Ze is erg rijk. Waarom laat ze je niet halen en brengen? Als je de bus mist, moet je soms wel een uur wachten op de volgende. En het is altijd nog een flink stuk lopen vanaf de dichtstbijzijnde halte.'
ik hou van wandelen,' antwoordde ik.
'Wacht maar tot het flink heet wordt. Dan vind je het minder prettig. Dat weet je tante.'
Hoe moest ik hem uitleggen hoe mijn tante was?
'Zo wil ze het nu eenmaal,' zei ik. 'Zo erg is het niet. Ik heb nog nooit in zo'n lange bus gezeten met zulke gemakkelijke stoelen en airconditioning.'
De waarheid was dat ik nog nooit in mijn leven in een bus had gezeten.
Hij haalde zijn schouders op. 'Mijn vader heeft me beloofd dat ik volgend jaar misschien mijn eigen auto krijg. Ik moet minstens de helft zelf betalen met werken. In Mexico had ik de truck van mijn grootvader. Daar reed ik al in toen ik pas tien was.'
ik heb nog nooit gereden,' zei ik. 'We hadden alleen maar een pick-uptruck en die gebruikte mijn vader zelden voor iets anders dan om naar zijn werk te gaan. Je boft dat je je eigen auto krijgt.'
ik heb hem nog niet. Het is moeilijk om hier geld te sparen.'
Ik was blij dat hij tegen me praatte. Hij had heel mooie zwarte ogen, een soort ebbenhouten zwart dat ik nog nooit had gezien. Soms hadden ze een groene glans. Zijn haar was kortgeknipt als van een soldaat. Hij zag dat ik ernaar keek en legde uit dat zijn vader wilde dat zijn employés er schoon en netjes uitzagen. Hij stond niet toe dat er op het werk alcohol werd gedronken, zelfs geen flesje bier. Een man die voor iemand anders werkte was dronken geworden op het werk en had bijna zijn voet afgehakt. Nu was hij kreupel en werkte nauwelijks meer.
'Hij stuurt maar heel weinig geld naar zijn familie in Mexico. Hij is illegaal, heeft geen documenten en durft nooit te klagen, uit angst dat hij zal worden teruggestuurd en hij hun helemaal niets meer kan sturen.'
'Wat triest.'
'Ja. Soms heeft hij niets en bedelt hij op straat. Mijn vader zegt dat hij een schande is voor ons volk. Je weet dat mensen in Mexico nooit op die manier bedelen. Ze proberen eerst van alles te verkopen, snuisterijen, souvenirs, wat dan ook,' zei hij verbitterd, alsof deze man alle Mexicanen die hier woonden te schande maakte.
'St'.' Ik durfde zelfs niet te suggereren dat ik het er niet mee eens was.
'Er werken vijfman voor mijn vader,'vertelde hij trots. 'En ze hebben legaal het recht hier te werken. Hij neemt geen illegale Mexicanen in dienst, en hij betaalt al zijn belastingen, en houdt ook loonbelasting in. Soms wilde ik dat hij dat niet deed. Dan zou ik meer verdienen en eerder een auto hebben.'
'Waarom is het zo moeilijk om geld te sparen?'
'Er is zoveel te kopen en te doen. Te veel verleidingen. Er is zelfs een bioscoop waar films in het Spaans worden vertoond. Ik bof dat mijn vader me voortdurend laat werken, maar op zondag, als ik naar het winkelcentrum ga, moet ik mijn hand op de knip houden.' Ik lachte.
'Echt waar,' hield hij vol. 'Mijn vrienden noemen me een vrek, maar dat kan me niet schelen. Ik wil mijn auto.'
'Ik hoop dat je hem krijgt,' zei ik. 'Ik weet het wel zeker!'
Dat beviel hem.
'Weet je hoe je van de bushalte naar de haciënda van je tante moet lopen?'
ik geloof het wel, maar ik weet het niet zeker.'
Hij legde het omstandig uit.
'Als ik een auto had, zou ik je elke dag naar huis rijden.'
Ik glimlachte, maar mijn glimlach scheen hem schrik aan te jagen, want hij wendde snel zijn hoofd af.
Een verlegen jongen uit Mexico, dacht ik. De eerste die ik leer kennen. Inwendig moest ik erom lachen.
Toen de bus bij mijn halte stopte, volgde hij me over het middenpad en herhaalde zijn routebeschrijving tot ik bijna bij de deur was. Ik bedankte hem en stapte uit. Hij keek me na door het raam, en ik zwaaide, maar hij zwaaide niet terug. Hij keek snel voor zich, alsof hij bang was dat iemand zou merken dat een meisje naar hem zwaaide. Ik zag de bus wegrijden en begon aan mijn wandeling naar de haciënda van mijn tante.
Feitelijk verzoenden mijn gesprek met Ignacio en het feit dat ik de dag had doorgebracht met andere leerlingen die kortgeleden uit Mexico waren gekomen, me met mijn verblijf hier.
'Als je bij je eigen mensen bent, mensen die je tradities, je taal en zelfs je herinneringen met je delen, bent je niet ver van huis,' had oma tegen me gezegd de avond voordat ik naar Amerika vertrok, 'al zou het nog zo lang duren voor je terugkomt.' Ik dacht dat ze me dat vertelde om te voorkomen dat ik bang zou worden, maar nu dacht ik dat ze gelijk had.
Alsof het de bedoeling was om tijdens mijn wandeling te benadrukken wat oma had gezegd, hoorde ik muziek uit een radio waar twee mannen naar luisterden terwijl ze bezig waren een garage te schilderen. Ik kende het lied, en even bleef ik ook staan luisteren met een flauwe glimlach op mijn gezicht. Als ik mijn ogen sloot, kon ik me gemakkelijk voorstellen dat ik op ons dorpsplein stond, ledereen droeg zijn mooiste kleren en voelde zich gelukkig, sommigen omdat ze tequila dronken. In de koelte van de vroege avond, met het dansen en het eten, leek iedereen jonger. Het was allemaal zo simpel en toch zo magisch. Zou ik die magie hier ooit gewaarworden?
'Delia, Delia,' hoorde ik. Ik draaide me om en zag Edward in een rode open sportauto. Er waren maar twee stoelen. Hoeveel auto's had hij? De auto waarin hij me was komen zoeken was een sedan. 'Kom, stap in. Ik rij je naar huis,' riep hij.
Aarzelend liep ik naar de auto.
'Stap in,' zei hij. Hij wenkte en ik deed het portier van de auto open en ging zitten, ik was bang dat ik je gemist had,' zei hij. Ik schudde mijn hoofd, want ik begreep het niet. Hij wees naar zijn hoofd, ik dacht, jij no ocqui', te laat.'
'O. Ja.'
Hij lachte. 'Met mijn gebarentaal en gebroken Spaans en jouw gebroken Engels, komen we een heel eind,' zei hij, en reed weg. 'Vond je het prettig op de escuela?'
'Ja. Ik vind mi profesora aardig.'
'Mooi,' zei hij. 'Leer maar gauw Engels, zodat je me meer kunt vertellen, mas over jou.'
'Yo?'
'Ja, jij. Yo? Je lijkt Rocky wel. Yo!'
Ik lachte ook, al wist ik niet precies waarom, misschien alleen omdat hij zo aardig en vrolijk was. Met gebaren, zijn paar Spaanse woorden en het Engels dat ik begreep, verontschuldigde hij zich dat hij me niet elke ochtend naar school kon brengen. Zijn eigen school was precies de andere kant op, en hij had niet genoeg tijd om naar alletwee te rijden.
'Maar ik kan je wél naar de bushalte brengen,' zei hij.
Toen we over de oprijlaan reden, zagen we een andere sportauto voor het huis geparkeerd staan. Hij was blauw en net zo mooi en nieuw. Maar toen we dichterbij kwamen, zag ik dat er een flinke deuk in het rechtervoorspatbord zat. Edwards gezicht vertrok.
'Sophia's vriendje is er,' zei hij. 'Bradley Whitfield. Hij brengt haar thuis als ik het niet doe, meestal dus.' Hij keek naar mij, wees naar de auto en voegde eraan toe: 'Het vriendje van mijn zus. Vriendje.'
Hij sloeg zijn armen over elkaar, tuitte zijn lippen, sloot zijn ogen en rilde.
Ik lachte en zei: 'Muchacho amante. Lover Boy.'
'Precies. Muchacho amante. Goed, zo zal ik hem noemen.'
Toen we binnenkwamen, hoorden we ze lachen in de zitkamer.
'Vertel me niet dat je haar hebt afgehaald van die openbare school,' riep Sophia uit toen ze ons zag.
'Wat ik wel en niet doe gaatje geen bliksem aan, Sophia,' zei Edward. 'Dat heb ik je gisteravond al gezegd, en ik meen het.'
Sophia lachte, ik ben benieuwd waarom je zo poeslief tegen haar bent. Wat denk jij dat de reden is, Bradley?' vroeg ze aan de jongen naast haar.
Hij had lang blond haar, opvallend blauwe ogen en een sterke mond. Ik schatte dat hij minstens zo lang was als Edward en atletischer gebouwd, met brede schouders. Zijn lichtblauwe sportjasje lag opgevouwen op de leuning van de bank naast hem, en zijn witte hemd stond open aan de hals en liet een dikke gouden ketting zien. Zijn lichte haar en blauwe ogen werden benadrukt door het contrast met zijn donkere teint. Mijn eerste gedachte was: Waarom zou een jongen die eruitzag als een filmster iets met Sophia beginnen?
'Ze is je nichtje,' zei Bradley. Hij keek naar mij en vroeg in perfect Spaans: 'Si? Usted es su prima?'
'Schep niet zo op, Bradley,' snauwde Sophia.
'Sí,' zei ik en voegde eraan toe: 'Pero no es mi culpa', wat betekende maar het is niet mijn schuld.
Hij bulderde van het lachen.
'Wat zei ze, Bradley?' Ze gaf hem een harde duw, en hij veinsde een kreet van pijn.
Edward glimlachte, al begreep hij niet helemaal wat ik gezegd had.
'Wat zei ze dat het niet is?' vroeg hij aan Bradley.
'Haar schuld.'
Hij begon net zo hard te lachen als Bradley.
Sophia kreeg een kleur. 'Ze moet zich melden bij mevrouw Rosario zodra ze thuis is, Edward. Weet je nog? Moeder zegt dat ze in de gastenkamer mag blijven, maar dat ze wel haar taken in het huishouden moet doen. Mevrouw Rosario!' krijste ze. 'Delia is er om de wc's schoon te maken.'
'Hou je mond, Sophia,' zei Edward.
'Ze draagt mijn afdankertjes,' zei ze tegen Bradley. Hij keek weer naar mij.
is het heus? Afdankertjes? Zo slecht zien ze er niet uit. Misschien omdat zij ze aan heeft.'
'Ga naar huis, Bradley. Ik heb genoeg van je.' Ze stond op.
Hij lachte, maar keek toch een beetje angstig. 'Kalm maar. We maken alleen wat gekheid.'
ik vind het geen gekheid.'
Señora Rosario verscheen in de gang. Sophia sprong bijna op haar af.
'Ze is terug, mevrouw Rosario. Hebt u niks voor haar te doen?'
Señora Rosario keek naar haar en toen naar mij. 'Venga, Delia.'
ik denk dat ze zich eerst zal moeten verkleden, mevrouw Rosario,' zei Edward.
Ze knikte en zei dat ik daarna in de keuken moest komen. De badkamers moesten worden schoongemaakt en dan moest ik helpen met de voorbereidingen voor het eten. Ik hoorde dat ik niet langer met het personeel zou eten, maar met Edward en Sophia en mijn tante als ze thuis was. Edward had mijn tante op sommige punten
weten te bewerken, maar op andere niet. Dat alles verbaasde me nog, maar zoals oma vaak zei: 'Hay que tornar lo bueno con lo malo. Je moet het goede met het kwade nemen. Ik wist niet zeker of het eten aan tafel met mijn familie goed was.
Ik liep haastig naar de trap.
'Leuk je te hebben leren kennen,' riep Bradley me na.
'Wat ben je toch een eikel, Bradley,' zei Sophia.
Edward volgde me de trap op naar zijn eigen kamer. Ik verkleedde me en ging aan het werk onder de nieuwe regeling: elke dag karweitjes doen, eten met mijn zogenaamde familie, en dan Engels studeren tot ik te moe was om mijn ogen open te houden. Getrouw aan zijn woord bracht Edward me elke ochtend naar de bus. Meestal haalde Sophia's vriendje, Bradley, haar 's morgens af, maar soms kon of deed hij het niet. Op die ochtenden moest Sophia met Edward naar school, die dan niet met zijn sportauto kon. Dat vond ze vreselijk, en ze liet mij achterin zitten, terwijl ze onophoudelijk in haar mobiel zat te praten, voornamelijk om mij te kunnen negeren, dacht ik. Edward had altijd kritiek op haar, en zij was altijd hatelijk tegen hem.
Ook al zou iemand die ze hoorde misschien denken dat het gewoon iets was tussen broer en zus, toch drong het algauw tot me door dat Edward en Sophia elkaar niet mochten en vertrouwden. Hun ruzies waren niet simpel broer-zusgekibbel. Sophia klaagde tegen haar moeder meer over Edward dan Edward tegen haar over Sophia. Tussen hen in laveren was of je de grens overstak tussen twee landen die op het punt van oorlog stonden, maar beide bang waren te beginnen. Ik kon zien dat ze geheimen voor elkaar hadden en lang zo goed niet met elkaar konden opschieten als broer en zus hoorden te doen.
Maar het verbaasde me niet dat ze geheimen hadden. Dit was een huis vol geheimen en wantrouwen. De bedienden waren allesbehalve gesteld op de mensen voor wie ze werkten en waren achterdochtig en nerveus, verwachtten nooit een complimentje maar altijd kritiek. Het was of je rondliep terwijl de bliksem door de lucht kliefde - binnen of buiten. Je was altijd bang dat je verbrand of verschroeid of gewond zou worden door een woedende blik of een gemene opmerking. Ik bofte dat mijn tante zo in beslag werd genomen door haar sociale activiteiten en haar romantische avontuurtjes.
Ik had al snel door dat wie het mannelijke gezelschap van mijn tante ook was gedurende een week of zelfs maar een dag, de volgende keer niet meer zou worden teruggezien. Ze wisselde van mannen als van kleren. Niets maakte haar lang gelukkig. Sophia leek een kloon van haar moeder, verwend, egocentrisch en zonder enig respect voor iemand die ze beneden zich achtte. Ik hoorde absoluut bij die laatste groep.
In de loop van de week had ik een paar van de andere kleren onder handen genomen die señora Rosario op mijn bed had gegooid, en ik had geknipt en genaaid en gespeld tot alle kleren beter pasten. Ik kon zien dat ze teleurgesteld was en zich ergerde dat ik die kleren zo goed vermaakt had. Edward vertelde me dat de meeste kleren haar niet meer pasten omdat ze te dik was geworden. Toen ik haar kamer schoonmaakte, ontdekte ik waar ze haar snoep bewaarde. Ze moest een en ander ervan vergeten zijn, want dat was oud en beschimmeld en lokte mieren.
Ik leerde vlug genoeg Engels om de essentie te begrijpen van de meeste gesprekken die aan tafel gevoerd werden, al kende ik nog niet voldoende Engels om eraan deel te nemen. De meeste ruzies tussen Sophia en haar moeder gingen over haar gewicht of brieven van school waarin geklaagd werd over Sophia's gedrag in de klas. Edward plaagde Sophia er graag mee, en later in de week kwam hij terug op het commentaar van haar vriendje Bradley over de kleren die ik droeg. Hij vertelde het aan tafel.
'Bradley maakte geen gekheid. Die kleren hebben jou nooit goed gestaan, Sophia. Het was erg aardig van je om ze aan haar te geven.'
Haar ogen schoten vuur. Ze richtte haar pupillen op hem als twee pistolen en leek op het punt hem het ene scheldwoord na het andere naar zijn hoofd te slingeren, maar ze hield zich in. In plaats daarvan keek ze woedend naar mij, met een dreigende glimlach. Ze zon beslist op wraak. Ik wist niet waarom ze zo'n hekel aan me had, maar ik vermeed zelfs haar schaduw, vroeg haar niets en vermeed het haar aan te kijken aan tafel. Nu begreep ik wat señora Rosario bedoeld had toen ze zei dat ik uit Sophia's buurt moest blijven.
Edward daarentegen scheen het leuk te vinden mij te gebruiken om zout in de wonde te wrijven.
Mijn tante deed niet de minste moeite om haar kinderen te beletten ruzie te maken en vals tegen elkaar te zijn, maar leek zelfs verheugd. Ze schreeuwde alleen tegen ze als ze te hard praatten en haar ergerden. Toen ik señora Rosario daarnaar vroeg, grijnsde ze en zei: 'Señora Dallas vindt het beter een leeuw te zijn dan een konijn.'
'Por que?'
'Waarom?' Ze haalde haar schouders op. 'Ze denkt dat we in oorlog zijn, en in oorlog is het beter een leeuw te zijn.'
'Wie is in oorlog?'
'Todos nosotros,' antwoordde ze.
'Wij allemaal? Maar waarom?'
'Als je erachter komt, laat het me dan weten,' zei ze en liep weg.
Het leven was zoveel eenvoudiger in Mexico, dacht ik. Het gaf me veel om over na te denken. Ondanks mijn werk in huis en op school, had ik daar tijd genoeg voor, zeker tijdens mijn wandelingen naar huis.
Twee keer in de week kon Edward me niet van de bus halen of me onderweg oppikken, omdat hij andere verplichtingen had. Eigenlijk vond ik het helemaal niet erg om te lopen. Het was nog steeds niet snikheet in Palm Springs, en ik vond het leuk om naar de huizen en de mensen te kijken. Er was een oudere man die altijd naar me zwaaide als hij bezig was de struiken en planten in zijn tuin te snoeien. Niet iedereen hier was zo rijk dat hij of zij personeel had.
Die eerste week schreef ik vier brieven aan abuela Anabela, zonder ook maar één onaangenaam voorval te vermelden. Ik was bang dat ze mijn overdreven woorden zou doorzien, maar stelde toch alles zo mooi mogelijk voor. Señora Rosario zorgde ervoor dat mijn brieven verstuurd werden. Ik moest er nog een terugkrijgen, maar ik keek er elke dag verlangend naar uit.
Ignacio vroeg vaak naar haar en naar nieuws uit Mexico. Ik kon merken dat hij ook heimwee had, ondanks alle mogelijkheden en de kans op betere verdiensten hier. Naarmate de tijd verstreek, begon hij minder verlegen te worden, en we praatten meer met elkaar in de bus en soms tijdens de lunch op school. Ik weet niet of het ter wille van mij was, of dat hij domweg besloten had beter Engels te leren, maar ik kon merken dat hij beter zijn best deed en harder werkte. We begonnen meer te oefenen, ook in de bus.
Engels was niet gemakkelijk te leren, maar als ik wat ontmoedigd raakte, dacht ik aan mijn tante toen ze zo oud was als ik en in Mexico woonde, en hoe vastberaden ze was zich aan de armoede en het harde leven te ontworstelen. Ik moest het haar nageven. Al vond ik haar nog zo gemeen, toch kon ik niet anders dan haar bewonderen om wat ze bereikt had. Ik zou nooit zo willen worden als zij, maar ik zou het niet erg vinden om net zo rijk te zijn. Wie niet?
Ik bedacht dat ik nu veel overeenkomsten had met Assepoester. Ik leefde in een welvarende wereld, maar werd behandeld als een dienstmeid. Ik was omringd door dure dingen - kunst, meubels, mooie auto's - en woonde op een landgoed dat kon concurreren met de landgoederen van presidenten, koningen en koninginnen. Maar toch maakte ik nog wc's schoon en droeg afdankertjes.
Maar in tegenstelling tot Assepoester had ik geen toverstok om me te veranderen in een prinses, al was het maar tot middernacht. Ik had geen glazen muiltje. Mijn neef Edward was de enige die echt aardig voor me was. Soms voelde ik dat hij het prachtig vond dat zijn vriendelijkheid voor mij zijn zus en moeder ergerde. Ik wist dat hij het niet goedkeurde hoe ze leefden en mensen behandelden, vooral het personeel. Al na korte tijd drong het tot me door dat ik in een huis woonde zonder enig teken van religie of geloof in iets anders dan wat met geld te koop was. Ik woonde in een huis zonder enig teken van liefde.
Als ik 's morgens in de bus stapte vroeg ik me vaak af wat er zou gebeuren als ik gewoon bleef zitten en niet uitstapte. Zou ik eindigen in Mexico? Mata had me verteld dat haar vader zei dat Mexico maar een paar uur rijden was. Natuurlijk zou het dagen duren om met de bus mijn dorp te bereiken, en natuurlijk zou ik de nodige papieren moeten hebben. Toch ging er geen ochtend of middag voorbij dat ik daar niet over droomde omdat ik zo'n heimwee had.
En dat was precies wat ik deed toen ik op een middag uit de bus stapte en afscheid nam van Ignacio, die voldoende moed had verzameld om terug te zwaaien als ik zwaaide. Ik ging als gewoonlijk op mijn gemak op weg. Zo erg verlangde ik er niet naar om terug te komen in de haciënda van mijn tante en aan mijn huishoudelijke karweitjes te beginnen. Het was weer een prachtige dag, en de vogels leken luider te zingen dan anders. Het deed me denken aan oma die me vertelde dat de vogels jaloers waren op de stem van mijn moeder. Wat zou ik haar graag weer horen. Misschien zong ze voor me via de mooie vogels die me van tak tot tak volgden in de bomen langs de straat. Ik zwaaide naar de oude heer, die terugzwaaide.
Toen ik de hoek omsloeg hoorde ik toeteren en ik deed een stap opzij, maar de auto reed niet langs. Ik nam aan dat het Edward was die me inhaalde, zoals hij weleens deed, maar het was Edward niet. Het was Sophia's vriendje, Bradley Whitfield.
'Hola, señorita. Ven tja. Quiere un paseo?'
Een lift? Waar was Sophia?
'Venga,' herhaalde hij. 'Kom, je hoeft niet bang te zijn,' ging hij verder toen ik aarzelde. 'Ik bijt niet.' Hij lachte om mijn verlegenheid.
Ik stapte in zijn sportwagen en hij reed weg.
'Dónde esta Sophia?'
'Con sus amigas que fuman el pote, yo estoy seguro.'
Wist hij zeker dat ze hasj rookte met haar vriendinnen? Waarom zou hij me dat vertellen?
Hij lachte omdat ik geschokt keek.
Als hij wist waar Sophia was, waarom reed hij dan in deze buurt? vroeg ik.
'Om te zien of jij hier liep,' antwoordde hij glimlachend.
Toen sloeg hij linksaf in plaats van rechtdoor te rijden.'Ik? Waarom?'
'Waarom niet?'
'Dónde vamos?' vroeg ik.
'Waar we naartoe gaan?' Hij dacht even na, glimlachte toen weer en zei: 'Gewoon een eindje rijden. Laat de wind door je haren waaien in je karos, mylady.' Hij lachte.
En even, heel even, vroeg ik me af of Assepoester haar prins gevonden had.