Niets vertrouwds

Op geen enkele stop tijdens mijn reis was mijn tante er om me te begroeten. Wat haar redenen ook waren om niet naar de begrafenis te komen, toch bleef ik haar verwachten, stelde ik me voor hoe ze met mijn nichtje en mijn neef daar zou staan, allemaal verlangend om me te leren kennen. Per slot was ik net zo'n vreemde voor hen als zij voor mij waren, maar ik hoopte dat ze me graag zouden willen helpen over die rampzalige klap heen te komen. Ik stelde me voor dat ze me met medelijden in hun ogen hartelijk zouden verwelkomen.

Misschien zou mijn nichtje Sophia, die van mijn leeftijd was, me meer als een zusje dan als een nichtje beschouwen. Omdat we bijna even oud waren, zouden we misschien ongeveer dezelfde maat hebben. We zouden veel met elkaar kunnen delen. Per slot was ik enig kind en had ik geen broer of zus, ook al hadden mijn ouders geprobeerd om meer kinderen te krijgen. Ik verlangde naar een zus, iemand aan wie ik mijn intieme gedachten en gevoelens kon toevertrouwen en met wie ik de verwarring en verwondering kon uitwisselen die inherent waren aan het opgroeien. Ik zou haar zoveel kunnen vertellen over ons Mexicaanse erfdeel, en zij mij oneindig veel over Palm Springs en Amerika. Uiteindelijk zou ik natuurlijk goed Engels moeten leren. Ik kon het wel een beetje spreken, maar ik wist zeker dat er honderden uitdrukkingen waren die me in verwarring zouden brengen. Het zou noodzakelijk zijn, maar het zou ook leuk zijn die te leren.

Ik verheugde me er ook op om muziek te horen en naar films en feesten te gaan zoals ik weleens op de televisie had gezien of waarover ik had gehoord van mensen die in Amerika waren geweest. Ze hadden me verteld dat ze op fiesta's hadden gewerkt waar meer voedsel was dan ons dorp nodig had om een week van te leven. De gasten waren gekleed als vorsten, met glinsterende diamanten en goud om hun hals en polsen. Er was veel livemuziek. Ik had gehoord dat elk feest, hoe gering de aanleiding ook was, op een Mexicaans huwelijk leek, zoveel overvloed was er. De honden en katten hadden het in Amerika beter dan mensen in de meeste onderontwikkelde landen.

De gedachte dat ik in zo'n wereld mijn entree zou maken, maakte me zowel bang als opgewonden. Hoe lang zou het duren voordat ik daaraan gewend was? Zou ik er ooit aan wennen? Ik zou zoveel meer hebben dan wat ik nu had. Hoe gauw zou ik wat kunnen opsturen naar oma? Zou ik inderdaad een slaapkamer krijgen die zo groot was als ons casa? En zou er een heel nieuwe garderobe op me wachten in die kamer?

Ik probeerde al die hoopvolle fantasieën van me af te zetten. Ik voelde me schuldig dat ik me iets moois en goeds voorstelde als gevolg van de tragische dood van mijn ouders, maar het was moeilijk niet aan dit alles te denken toen ik van de limousine naar het vliegtuig liep en toen weer naar een andere limousine.

Om mezelf moed in te spreken, deed ik net alsof ik al eerder in een vliegtuig had gezeten, maar iedereen kon zien hoe bang en verwonderd ik was. De stewardess bleef glimlachend naar me kijken en me vragen of het goed ging. Misschien keek ik alsof ik elk moment kon gaan overgeven. Mijn maag buitelde heen en weer. Ik kreeg papieren die ik moest laten zien aan de douane in Houston, Texas, maar de onderzoekende blikken maakten me zo zenuwachtig dat ik de indruk moest wekken dat ik contrabande wilde binnensmokkelen. Mijn tas werd doorzocht en daarna ging ik aan boord van een tweede vliegtuig, dat veel kleiner was. Niemand besteedde deze keer veel aandacht aan me, en de man naast me sliep tijdens bijna de gehele vlucht.Toen we op het vliegveld van Palm Springs waren geland, zag ik in de aankomsthal mijn naam op een groot kartonnen bord, dat omhooggehouden werd door een gezette, grijsharige man in een uniform dat nog indrukwekkender was dan dat van de chauffeur die me in Mexico had afgehaald. Deze man had gouden epauletten op zijn schouders en droeg handschoenen.

'Soy Delia Yebarra,' zei ik, toen ik naar hem toeliep. Ik keek langs hem heen, in de hoop mijn tante en haar kinderen te zien.

'Hoeveel zakken heb je?' vroeg hij kortaf.

Ik schudde niet-begrijpend mijn hoofd. Zakken? Waarom vroeg hij naar zakken?

'Tassen, koffers!' schreeuwde hij bijna, en deed toen alsof hij er een vasthield.

'O. Uno.' Ik stak één vinger op.

'Goed. Kom mee.' Hij maakte een gebaar naar de bagageband, waar we wachtten tot mijn koffer langs zou komen.

Hij keek me met samengeknepen ogen aan. Hij had grote, pecan- bruine ogen, een gezicht dat uit graniet gehouwen leek en diepe rimpels rond zijn mond en ogen. Hij had zelfs rimpels in zijn kin. Ik was bang dat zijn gezicht plotseling zou kunnen verbrijzelen.

'No sabe usted hablar inglés?' vroeg hij.

Ik schudde mijn hoofd.

'Jeetje, spreek je helemaal geen Engels?'

'Poco,' zei ik, bang om te zeggen dat ik wel iets sprak en begreep. Want als ze dan iets tegen me zeiden, zouden ze verwachten dat ik het begreep. Ik dacht erover om een paar woorden te noemen die ik wél kende, maar zijn gezicht vertrok even.

'O, een beetje. Dat zal je niet veel goed doen bij mevrouw Dallas.'

Ik veerde op bij het horen van haar naam en keek weer om me heen.

'Wees maar niet bang. Ze is niet hier. No aqui. Alsof ze naar het vliegveld zou komen om iemand te begroeten,' mompelde hij.

Hij greep zo snel naar mijn koffer toen ik ernaar wees dat hij het handvat er bijna aftrok.

'Een wonder dat die ouwe rommel de reis overleefd heeft,' zei hij, trekkend aan papa's riem.

Ik wist dat hij de spot dreef met mijn koffer. Ik wilde het hem uitleggen. Per slot had niemand van ons ooit met een vliegtuig gereisd en als we weleens op stap gingen, pakten we onze spullen in kartonnen dozen. Maar voor ik iets kon zeggen, draaide hij zich met een ruk om en liep naar buiten. Ik moest heel hard lopen om hem bij te houden. Hij ging me voor naar de parkeerplaats, waar een auto stond die eruitzag of hij van goud was. Later hoorde ik dat het een Rolls-Royce was. De achterbank was nog ruimer dan die van de limousine, en de auto zag er splinternieuw uit. Er was geen vlekje te bekennen op de ramen of stoelen.

Tijdens de rit van de luchthaven naar de haciënda van mijn tante, zat mijn gezicht bijna vastgeplakt aan het raam. Het verbaasde me hoe goed onderhouden en nieuw alles eruitzag. De straten waren breed en hadden geen kuilen en barsten. En iedereen hier leek in een splinternieuwe auto te rijden. De palmbomen, allerlei soorten bougainville, bloemen, en zelfs het gras, alles zag er even onwerkelijk uit. De bergen in de verte leken meer op een achtergrond voor een film.

Toen we bij een zijstraat kwamen en ik tuinlieden aan het werk zag, kreeg ik plotseling heimwee. Ze hielden even op met werken om naar ons te kijken toen we langsreden. Waarschijnlijk dachten ze dat ik een rijk Amerikaans meisje was dat veilig in haar vissenkom zat. Ze moesten eens weten wie ik was en waar ik net vandaan kwam en waarom, dan zouden ze zelfs hun hoofd niet naar me omdraaien.

Natuurlijk was ik erop voorbereid een groot huis met een mooi gazon te zien, maar ik had geen idee dat mijn tante in een paleis woonde. Tenminste, in mijn ogen was het een paleis. Het had een heel hoge chocoladebruine toegangspoort met een fraai versierd smeedijzeren hek, dat eerst voor ons geopend moest worden voor we naar binnen konden rijden. Het zwaaide langzaam naar binnen, zo langzaam als de hemelpoort. Ik verbeeldde me trompetgeschal te horen.

De oprijlaan naar het hoofdgebouw was net zo lang als de weg die we hadden afgelegd vanaf de luchthaven. Links van het hoofdgebouw waren twee kleinere gebouwen, en erachter zag ik tennisbanen en een heel groot zwembad, zo groot, of groter dan de meeste zwembaden van hotels die ik had gezien. Een klein leger tuinlieden was bezig gras te maaien, struiken en bomen te snoeien. Rechts van het huis was een garage voor vier auto's, maar de chauffeur, die zijn naam nog niet genoemd had, stopte voor het hoofdgebouw.

'Hier is het,' zei hij. 'Vámanos. Uitstappen.' Hij gebaarde, en ik deed het portier open, terwijl hij om de auto heen liep om mijn koffer te pakken.

Ik wachtte en keek omhoog naar de indrukwekkende voordeur. Hij zag eruit of hij van koper of messing gemaakt was. Het embleem van een leeuw was in reliëf erop aangebracht.

De chauffeur holde langs me heen naar de deur en drukte op de bel. Hij keek achterom naar mij en schudde zijn hoofd. Was het medelijden of afkeuring? Waarom was hij zo geïrriteerd? Was hij weggehaald van veel belangrijker werk?

Een oudere dame, die niet veel langer was dan ik en het uniform van een huishoudhulp droeg, deed open.

'Hier is ze, mevrouw Rosario,' zei de chauffeur met een knikje naar mij. 'Ze spreekt bijna geen Engels,' voegde hij eraan toe.

Mevrouw Rosario knikte. Ze had zachte, diepliggende ogen in een rond gezicht met bolle wangen en een kleine mond met gerimpelde lippen. Haar huid was minder donker dan die van mij, en er waren grijze lokken in haar strak naar achteren geborstelde en in een knot gebonden zwarte haar. Ze droeg een klein zilveren kruis om haar hals.

'Venga adentro,' zei ze en deed een stap achteruit.

De chauffeur overhandigde me mijn koffer en ik ging naar binnen. Señora Rosario deed de deur dicht, en ik staarde met open mond om me heen. Tegenover elkaar stonden de standbeelden van twee halfnaakte Afrikaanse vrouwen, met gobelins erboven die bijna tot aan het hoge koepelvormige plafond reikten. De vloer was van donker marmer met witte vlekken, die als melk eroverheen drupten. Een korte trap voerde naar een zitkamer die zo groot was als ons casa in Mexico, en misschien nog groter. Het plafond was zo hoog als in een kerk, met een reliëf van olifanten, vogels en tijgers. Ik kon het niet snel genoeg in me opnemen.

Alle meubels moesten zijn gemaakt voor een familie van mythologische reuzen, dacht ik. De banken waren lang en zwaar, en er stonden enorme stoelen, waarin ik beslist zou verdwijnen als ik erin ging zitten. In het midden stond een heel lange en brede tafel met een gebeeldhouwde houten omlijsting en bijpassende marmeren tafels naast de stoelen en bank.

Overal waar ik keek zag ik kunstvoorwerpen, van reusachtige schilderijen, naar ik dacht van wereldberoemde steden, tot bustes op piëdestals, nog meer gobelins en kasten met glazen deuren vol kristallen beeldjes, en andere verzamelobjecten. Alles leek brandschoon en nieuw.

Grote kleden lagen op de travertijnen vloeren. Aan de andere kant van de kamer waren hoge glazen deuren die toegang gaven tot een grote Spaans betegelde patio. Ik zag een grote roze fontein, nog meer standbeelden en mooie turkooizen, rode en gele tuinmeubelen. De patio leidde omlaag naar een wandelpad tussen tuinen, nog meer fonteinen en prachtige bloemperken. Ik wist zeker dat de president van Mexico niet in een groter of mooier casa woonde met zoveel bedienden. Als mensen in mijn dorp zeiden dat Amerikanen leefden als vorsten, dachten ze beslist aan mensen als tante Isabela.

'Zet je koffer tegen de muur,' zei señora Rosario, en knikte naar rechts. Ze sprak vloeiend Spaans. 'En ga op die bank links van je zitten en wacht daar. Raak niets aan. Señora Dallas komt direct.'

Ik deed wat ze vroeg en liep de zitkamer in. De luxe en de manier waarop alles glom en fonkelde gaf me het gevoel dat ik op mijn tenen moest lopen en extra voorzichtig moest zijn. Zoals ik had voorzien, voelde ik me verloren toen ik op de bank ging zitten, alsof ik in alle rijkdom zou kunnen verdrinken. Señora Rosario keek naar me terwijl ik de luxe om me heen probeerde te verwerken. Ten slotte verzachtte de trek om haar mond. Het was niet helemaal een glimlach, maar het kwam er in de buurt. Ik vroeg me af of ze net zoals ik had gereageerd toen ze voor het eerst in deze haciënda kwam.

'Como se llama?' vroeg ze.

'Delia.'

'Señora Dallas quisiera que usted me llama señora Rosario, maar,' ging ze nog steeds in het Spaans verder, 'als we alleen zijn kun je me

Alita noemen, maar nooit, nooit als señora Dallas erbij is,' zei ze nadrukkelijk.

'Het is zo mooi hier,' zei ik.

Ze knikte, als iemand die gewend is dat te horen. 'Het is allemaal erg kostbaar. Bijna alles wordt uit de een of andere plaats geïmporteerd.'

'Het lijkt wel een museum.'

Ze glimlachte nu voluit, maar keek snel weer ernstig.

'Zeg dat nooit tegen señora Dallas. Zij denkt dat het een thuis is.'

Ze vertelde me dat ze mi tia Isabela zou laten weten dat ik er was en ging weg.

Ik bleef stijf rechtop zitten, bang om me te bewegen of iets aan te raken. Ik was zo zenuwachtig dat ik dacht dat ik flauw zou vallen. Wanneer zou ik mijn nicht en neef ontmoeten? vroeg ik me af. Te oordelen naar dit vertrek moest mijn kamer wel net zo mooi en groot zijn als oma had voorspeld. Alleen al de gedachte dat ik een eigen kamer zou hebben was opwindend, maar toen ik dit alles zag, ging mijn fantasie met me op de loop.

Er stond een klok in wat eruitzag als een ovaal stuk zwart marmer op de schoorsteenmantel van een melkwitte marmeren open haard, die nog nooit een vonkje, Iaat staan een vuur scheen te hebben gezien. Hij was vanbinnen net zo schoon als de rest van de kamer.

Na meer dan tien minuten ontspande ik me en leunde achterover op de bank. Het was doodstil. Ik hoorde zelfs geen voetstappen. Waar was mijn tante? Waarom was ze niet meteen gekomen? Ik haalde diep adem. De reis was vermoeiender geweest dan ik gedacht had. Spanning, angst en verwarring hadden me uitgeput. Onwillekeurig deed ik mijn ogen dicht. Ik verzette me ertegen, maar mijn oogleden hadden een eigen wil, en zonder het te beseffen viel ik in slaap.

Ik werd wakker omdat iemand tegen me stond te schreeuwen.

'Ongemanierd, ongewassen en onbeleefd! Moetje dat zien!'

Ik opende snel mijn ogen en ging rechtop zitten. Ik keek even op de klok en zag dat ik bijna een uur had zitten wachten. Een vrouw van wie ik wist dat ze mijn tante moest zijn stond voor me, met haar handen op haar heupen. Een oudere man, met dik, goed geknipt haar stond naast haar en glimlachte naar me.

Natuurlijk had ik statige, elegante vrouwen gezien in tijdschriften, maar nog nooit iemand met zo'n vorstelijk voorkomen als mi tia Isabela. Ze was langer dan mama, had een goed gevuld figuur in een strakke, met lovertjes bestikte jurk die de kleur had van een alligator. Het V-vormige decolleté was diep uitgesneden. Haar gitzwarte haar leek te glanzend en dik om natuurlijk te zijn. Alles aan haar leek geaccentueerd. Het was alsof ze onder een vergrootglas liep dat de aandacht vestigde op haar ogen, haar lippen, haar lichaam en haar teint. Niets was imperfect. Er waren geen rimpeltje en geen vlekje te bekennen. Het leek alsof een van haar standbeelden tot leven was gekomen. Ik kon haar alleen maar vol ontzag aankijken. Toen ik me op haar concentreerde, leek ze in de lengte te groeien.

Natuurlijk zocht ik wanhopig naar gelijkenissen met mama, maar behalve de ronding van haar kin en een zelfde kleine neus, zag ik niets dat iemand ervan zou kunnen overtuigen dat ze zusters waren.

De man naast haar droeg een grijs sportjasje en tennisschoenen. Al zijn gelaatstrekken waren iets te groot, te beginnen met zijn scherp naar voren stekende neus en dikke lippen. Zijn kin was rond, met een smalle kloof, en als hij glimlachte toonde hij een paar grote tanden. Hij was tenger gebouwd en minder lang dan mijn tante. Ik zag dat hij lange, slanke vingers had die eerder vrouwelijk dan mannelijk leken. Die handen hadden nog nooit zwaar werk verricht, dacht ik. Hadden nog nooit een stevig gesloten bus opengemaakt. Zo zou papa ze hebben gekarakteriseerd.

'Moet je zien hoe ze ons zit aan te gapen. Zeg eens dat ze rechtop gaat zitten,' zei mijn tante. 'Vooral in mijn aanwezigheid.'

'Siéntese derecho, señorita joven, especialmente en la presencia de su tia,' vertaalde de man gehoorzaam.

Waarom moest hij het voor mijn tante vertalen, en waarom sprak ze nu alleen maar in het Engels tegen me? Ze moest toch weten dat mijn kennis van die taal heel beperkt was, dacht ik. Dit was niet het moment om te proberen me te imponeren. Bovendien hoefde ze niets extra's te doen om indruk op me te maken.Ik ging zo recht mogelijk zitten. Ze gebaarde dat ik op moest staan, en ik gehoorzaamde. Toen liep ze om me heen en nam me van onder tot boven op. Plotseling legde ze haar handen onder mijn borsten en tilde ze op.

'Waarom draag je geen beha?' vroeg ze. Ik wist wat ze bedoelde.

'No lo tengo,' antwoordde ik, en haar gezicht vertrok.

'Nu zie je hoe ze leven, John.'

'Je dochter draagt meestal ook geen beha,' zei hij. Ze draaide zich met een ruk naar hem om. Ik verstond een paar woorden, en te oordelen naar zijn zelfgenoegzame glimlachje meende ik te begrijpen dat hij het over mijn nichtje had.

'Wél als het fatsoenlijk is om dat te doen, John. Het zou niet meer dan fatsoenlijk zijn geweest van haar familie om haar een beha te laten dragen voor haar eerste kennismaking met mij.'

'Maar haar ouders zijn verongelukt,' zei hij.

Ik begreep dat hij me verdedigde. Waarom was ze zo kwaad?

'Haar grootmoeder had... o, waar praat ik over? Ze hebben daar geen flauw benul van sociale omgangsvormen. Zeg tegen haar dat ik een beha naar haar kamer zal laten brengen en dat ik wil dat ze die altijd draagt.'

Hij deed het, nog steeds naar me glimlachend. Ik dacht dat het tijd was om haar te zeggen of te vragen Spaans tegen me spreken.

ik ken heel slecht Engels,' zei ik. 'Alstublieft, spreek español.'

'Ze klinkt belachelijk. Wil je dat ik español spreek?' vroeg ze liefjes.

Ik knikte.

Zonder enige waarschuwing hief ze haar hand op en gaf me een harde klap in mijn gezicht. Ik wankelde en moest me vasthouden aan de armleuning van de bank.

'Nooit! Vertel me nooit wat ik moet doen!' schreeuwde ze. 'Zeg het haar, John.'

Hij sprak snel in het Spaans; hij keek net zo ontsteld als ik. De tranen sprongen in mijn ogen, maar ik drong ze snel terug. Ik wilde niet huilen. Ik legde mijn palm tegen mijn wang, die nog pijn deed.'Ga zitten!' schreeuwde ze, wijzend naar de stoel. Ik gehoorzaamde. Ze liep een tijdje met over elkaar geslagen armen te ijsberen en begon toen tegen de man te praten, die zich vervolgens tot mij richtte.

'Mijn naam is señor Baker. Ik ben al jaren met tussenpozen de leraar van señora Dallas' dochter, en nu, in afwachting van je komst na de tragedie in je familie, heeft ze me aangenomen om jou Engelse les te geven. Je mag alleen Spaans spreken met het personeel en nooit meer tegen señora Dallas, tenzij ze je toestemming daarvoor geeft.

'Verder wil mevrouw Dallas dat je onmiddellijk je Mexicaanse achtergrond vergeet. Spreek nooit over je familie of de... sloppen waar je vandaan komt. Ze geneert zich voor elke zinspeling daarop of op je familie. Je neef en nicht spreken geen Spaans, dus reken daar niet op.

'Uiteindelijk zal mevrouw Dallas je adoptie officieel maken en zul je een legale Amerikaanse worden, maar tot die tijd moet je hier je kost en onderdak verdienen als elke andere bediende. Señora Rosario zal je wijzen waar je slaapt en je vertellen watje taken zijn. Je mag niet zonder toestemming hier rondlopen of iemands kamer binnenkomen. Je moet je werk goed en efficiënt verrichten en je bent verantwoording schuldig voor alles watje breekt of beschadigt.'

'En school?' vroeg ik.

'Tot je voldoende Engels kent om de lessen te volgen, ga je niet naar een openbare school. Dat zijn de specifieke instructies van je tante. Voorlopig, tot je iets anders gezegd wordt, mag je niemand vertellen dat je het nichtje bent van señora Dallas.'

Wat?

Ik keek haar aan. Natuurlijk begreep ze alles wat hij in het Spaans zei, maar ze bleef me met een strak gezicht aanstaren.

'Por que'?' vroeg ik. Ik moest weten waarom ik dat niet mocht. Ze was de zus van mama. We hadden hetzelfde bloed.

Ze mompelde iets tegen hem dat ik niet verstond.

'Señora Dallas geniet hoog aanzien in Palm Springs. Ze wordt gerespecteerd en bewonderd. Ze zou het gênant vinden als bekend werd dat er een onopgeleid, ongewassen familielid onder haar dak woonde.' 'Ongewassen?'

'Ze bedoelt niet dat je vuil bent. Het betekent alleen dat je eenvoudig en onopgeleid bent.'

ik ben niet onopgeleid. Ik ga naar school!'

'Dat is niet hetzelfde. Wees maar niet bang. Ik zal je alles leren over omgangsvormen. Ik ben erg goed in mijn vak. Ik zal je in een mum van tijd hebben klaargestoomd voor school, als je naar me luistert en doet wat ik zeg,' voegde hij er glimlachend aan toe, en kwam heel dicht naar me toe.

Hij is degene die er ongewassen uitziet, dacht ik. Zijn tanden waren geel, en nu hij zo dichtbij was, kon ik zien dat hij zich niet erg zorgvuldig scheerde. Er zaten kleine plukjes stoppels op zijn kaakbeen. Hij legde zijn hand op mijn linkerbovenarm.

'Herhaal wat ik zeg, Delia, in het Engels. Dank u, mevrouw Dallas. Ik ben blij dat ik hier ben en dankbaar voor alles wat u voor me doet. Toe dan.' Hij knipoogde. 'Dat zal haar bevallen.'

Hij herhaalde het en drong er bij me op aan om het na te zeggen.

Ik draaide me naar haar om en zei het.

'Zie je hoe gemakkelijk dat was?'

'Goed, John,' zei mijn tante wier houding zich ontspande. 'Als iemand haar kan omtoveren tot iets dat enigszins draaglijk is, dan ben jij het wel.'

ik zal misschien veel meer tijd met haar moeten doorbrengen,' zei hij. Hij nam me op alsof hij me ging adopteren en niet zij. ik zal je laten weten wanneer we beginnen en ik weet hoeveel werk ik met haar zal hebben. Ik heb geen idee hoe snel ze kan leren.'

'Je kunt zoveel tijd met haar doorbrengen als je wilt. Ze heeft op het ogenblik geen belangrijke afspraken.' Ze lachten allebei. Ik kende de woorden doorbrengen en tijd en belangrijk. Ik kon merken dat ze de spot met me dreven.

'Mag ik opmerken dat ik enige gelijkenis zie?' vroeg señor Baker, wijzend naar mij en naar haar.

'Nee. Ze lijkt meer op haar vader dan op mijn zus.'

'Je tante zegt dat je op je vader lijkt.' Ik vatte het op als het eerste teken van enige warme verwantschap, maar toen ik naar mijn tante keek, leek ze eerder woedend. Ik was bang iets te zeggen of zelfs maar te glimlachen.

Ik keek even naar de voordeur.

Even ging het door me heen dat ik nu mijn koffer zou moeten oppakken en weglopen, maar hoe kwam ik in Mexico? Ik had geen geld en wist zelfs niet hoe ik terug moest. Bovendien zou oma teleurgesteld zijn, zelfs al zou ik de weg naar huis kunnen vinden.

Mijn tante zag de uitdrukking op mijn gezicht en de richting waarin ik keek.

'Zeg haar dat ze weg kan wanneer ze wil, terug kan naar die smeerboel die ze haar thuis noemt,' zei ze tegen señor Baker, die het voor me vertaalde.

Ik keek haar recht aan. Ik wilde niet via hem praten.

ik ben nu hier,' zei ik in het Spaans, ik zal doen wat ik moet doen om het u naar de zin te maken en ten slotte zult u er trots op zijn dat mensen me uw nichtje noemen.'

Ze moest bijna glimlachen, maar ze beheerste zich. 'Zeg haar dat ik geen woord heb begrepen van wat ze zei,' zei ze tegen señor Baker. Hij begon, maar ik glimlachte, wendde mijn blik af en mompelde: 'Sí, dat deed u wél.'

Ze hoorde me. Haar wangen kleurden rood en de vurige blik verscheen weer in haar ogen.

'Mevrouw Rosario!' schreeuwde mijn tante.

Señora Rosario kwam zo snel binnen dat het duidelijk was dat ze buiten had staan wachten tot ze geroepen werd.

Mijn tante wees naar mijn koffer.

'Hoe kon u toestaan dat dat smerige vod hier binnen werd gebracht?'

ik... Ze had...'

'Laat maar. Neem haar en dat vod mee naar haar kamer en vertel haar wat haar taken zijn. Behandel haar niet beter dan iemand anders, en laat het me weten zodra ze niet doet wat u zegt.'

'Ja, mevrouw Dallas.'

'Meneer Baker zal haar Engelse les geven als ze klaar is met haar werk. Doe wat nodig is om het hem gemakkelijk te maken in de bibliotheek.' 'Ja, mevrouw Dallas.'

'Zet haar aan het werk. Ik tolereer niet nóg een luie Mexicaanse in mijn huis of tuin,' zei mijn tante, en draaide zich om.

Ik keek naar señor Baker en sprak snel mijn nieuwste Engelse woorden.

'Dank u, mevrouw Dallas. Ik ben blij dat ik hier ben en dankbaar voor alles wat u voor me doet.'

Ze keerde zich met een ruk en met opengesperde ogen om. Ik hield mijn blik strak op haar gericht. Ik wilde niet behandeld worden alsof ik de eerste de beste cucaracha was, iemand die kon worden vertrapt en aan de kant gezet. Ze keek even naar meneer Baker, die zich een kort lachje permitteerde en zijn schouders ophaalde.

'Ze heeft pit,' zei hij. 'Ze lijkt misschien meer op je dan je denkt.'

Ze zweeg en staarde me even aan. Ik bleef haar zelfbewust in de ogen kijken.

'We zullen zien,' zei ze en liep de kamer uit Haar hoge hakken tikten in een woedend ritme op het travertijn, een woede die ik niet begreep. Mijn aanwezigheid leek haar woede te wekken, maar waarom had ze me dan laten komen? Waarom wilde ze me in haar huis hebben? Als ze nog steeds zo'n hekel had aan haar familie, waarom wilde ze dan een levend memento daaraan in haar buurt hebben?

Maar iets zei me, waarschuwde me, dat ik nog maar een vonkje van de vlam had gezien. Er brandde een fel vuur in haar hart, een vuur dat jaren geleden ontstoken was in ons dorp. Zou ik het ooit leren begrijpen?

Belangrijker nog, zou het me verteren of zou ik het vóór die tijd kunnen doven?

'Je vangt meer vliegen met honing dan met azijn,' zei mijn oma altijd tegen me. 'Woede is gemakkelijk. Vriendelijkheid is moeilijker maar lonender.'

Ik had de woede gezien.

Waar bleef de vriendelijkheid?