19
Eva was ook druk in de weer geweest. Ze had de ochtend deels doorgebracht met telefoneren met meneer Gosdyke en voor de rest met het ruziën met meneer Symper, de plaatselijke vertegenwoordiger van de Bond voor Persoonlijke Vrijheid. Het was een heel serieuze en bezorgde jongeman en normaliter zou hij ontzet zijn geweest door het schandalige gedrag van de politie die de levens van een bejaarde en vier ontvankelijke kinderen in gevaar had gebracht door te weigeren aan de gerechtvaardigde eisen van de vrijheidsstrijders die in Willington Road nummer negen werden belegerd tegemoet te komen. In plaats daarvan had Eva’s behandeling door de politie meneer Symper in de uitermate ongemakkelijke positie geplaatst het probleem vanuit haar oogpunt te moeten bekijken.
“Ik begrijp uw argumenten, mevrouw Wilt,” zei hij, door haar bont en blauwe verschijning gedwongen zijn vooroordeel ten gunste van radicale buitenlanders te onderdrukken, “maar u moet toegeven dat u vrij bent.”
“Niet om mijn eigen huis binnen te gaan. Dat mag ik niet. De politie verbiedt het.”
“Als u nu wilt dat we uw aanklacht tegen de politie wegens het inbreuk maken op uw vrijheid in behandeling nemen, dan zullen we…”
Dat wilde Eva niet. “Ik wil mijn eigen huis binnen.”
“Ik leef echt met u mee, maar het doel van onze organisatie is het beschermen van het individu tegen inbreuk op hun persoonlijke vrijheid door de politie, ziet u, en in uw geval…”
“Ze verbieden me om naar huis te gaan,” zei Eva. “Als dat geen inbreuk op mijn persoonlijke vrijheid is dan weet ik het niet meer.”
“Tja, dat begrijp ik natuurlijk.”
“Doe er dan iets aan.”
“Ik zou eerlijk gezegd niet weten wat ik er aan kan’doen,” zei meneer Symper.
“U wist wel wat u moest doen toen de politie een containerwagen met diepgevroren Bangladesjis tegenhield buiten Dover,” zei Betty. “U organiseerde een protestdemonstratie en…”
“Dat was iets heel anders,” zei meneer Symper op zijn tenen getrapt. “De douane had het recht niet te eisen dat het koelsysteem zou worden aangezet. Ze leden aan acute bevriezing. En bovendien waren ze op doorvoer.”
“Ze hadden zichzelf niet voor moeten doen als kabeljauwfilet, en bovendien beweerde u dat ze zich gewoon met hun gezin in Engeland kwamen herenigen.”
“Ze waren op doorvoer naar hun gezinnen.”
“En dat is Eva ook, of dat zou ze moeten zijn,” zei Betty. “Als er iemand het recht heeft met haar gezin herenigd te worden is het Eva.”
“Ik neem aan dat we om een gerechtelijk bevel zouden kunnen vragen,” zei meneer Symper, smachtend naar minder huiselijke zaken. “Dat zou de beste manier zijn.”
“Niet waar,” zei Eva. “Het zou de langzaamste manier zijn. Ik ga nu naar huis en u gaat met me mee.”
“Pardon?” zei meneer Symper, wiens bezorgdheid zich niet uitstrekte tot het zelf gijzelaar worden.
“U hebt me verstaan,” zei Eva, en ze torende boven hem uit met een woestheid die zijn vurige feminisme aan het wankelen bracht, maar voor hij een pleidooi kon houden voor zijn eigen persoonlijke vrijheid werd hij het huis uit geduwd. Buiten had zich een menigte journalisten verzameld.
“Mevrouw Wilt,” zei een man van de Kiek, “onze lezers zouden graag willen horen hoe het aanvoelt om als moeder van een vierling te weten dat uw geliefden als gijzelaars worden vastgehouden.”
Eva’s ogen puilden uit haar hoofd. “Hoe het aanvoelt?” vroeg ze. “Wil je weten hoe ik me voel?”
“Inderdaad,” zei de man die aan zijn balpen likte. “Human interest – ”
Verder kwam hij niet. Eva’s gevoelens waren het stadium van woorden of human interest gepasseerd. Enkel actie kon ze tot uitdrukking brengen. Haar hand kwam omhoog en daalde neer in een karateslag, en terwijl hij viel raakte haar knie hem in de maag.
“Zo voelt het aan,” zei Eva, terwijl hij zich oprolde in de foetushouding in het bloembed. “Zeg dat maar tegen je lezers.” En ze marcheerde de nu grondig geïntimideerde meneer Symper naar zijn auto en duwde hem naar binnen.
“Ik ga naar huis, naar mijn kinderen,” zei ze tegen de andere reporters. “Meneer Symper van de Bond voor Persoonlijke Vrijheid gaat met me mee en mijn advocaat staat op ons te wachten.”
En zonder verder nog een woord te zeggen klom ze achter het stuur. Tien minuten later, gevolgd door een klein konvooi van perswagens, bereikten ze de wegversperring in Farringdon Avenue waar meneer Gosdyke vruchteloos stond te argumenteren met de brigadier van politie.
“Ik ben bang dat het geen zin heeft, mevrouw Wilt. De politie heeft opdracht om niemand door te laten.”
Eva snoof. “Dit is een vrij land,” zei ze, terwijl ze meneer Symper uit de auto sleurde in een greep die die bewering tegensprak. “Als iemand probeert me ervan te weerhouden naar huis te gaan slepen we de zaak voor de rechtbank, de ombudsman en het parlement. Kom mee, meneer Gosdyke.”
“Ho eens even, dametje,” zei de brigadier. “Mijn bevelen…”
“Ik heb je nummer opgeschreven,” zei Eva, “en ik zal je persoonlijk voor de rechter dagen omdat je me de vrije toegang tot mijn kinderen hebt geweigerd.”
En de onwillige Symper voor zich uit duwend marcheerde ze door de opening in het prikkeldraad, voorzichtig gevolgd door meneer Gosdyke. Achter hen klonk er gejuich op uit de groep journalisten. De brigadier was een ogenblik te zeer overdonderd om te reageren, en tegen de tijd dat hij zijn walkie-talkie greep was het drietal de hoek van Willington Road om gegaan. Halverwege de straat werden ze tegengehouden door twee gewapende SGS-mannen.
“Jullie mogen hier niet zijn,” schreeuwde een van hen. “Weten jullie niet dat er een belegering aan de gang is?”
“Ja,” zei Eva. “Daarom zijn we hier. Ik ben mevrouw Wilt, dit is meneer Symper van de Bond voor Persoonlijke Vrijheid en meneer Gosdyke is hier om de onderhandelingen te leiden. Wees nu zo vriendelijk ons mee te nemen naar…”
“Hier weet ik niks van,” zei de soldaat. “Ik weet alleen dat we opdracht hebben te schieten…”
“Schiet mij dan maar neer,” zei Eva uitdagend, “en kijk wat je daarmee opschiet.”
De SGS-man aarzelde. In de reglementen stond niets over het doodschieten van moeders en meneer Gosdyke zag er te achtenswaardig uit om een terrorist te zijn.
“Goed, kom dan maar mee,” zei hij en hij escorteerde ze naar het huis van mevrouw de Frackas waar ze met scheldwoorden werden begroet door Inspecteur Flint.
“Wat is hier godverdomme aan de hand?” schreeuwde hij. “Ik dacht dat ik je opdracht had gegeven om hier vandaan te blijven.”
Eva duwde meneer Gosdyke naar voren. “Zeg het hem,” zei ze.
Meneer Gosdyke schraapte zijn keel en keek slecht op zijn gemak de kamer rond. “Als juridisch vertegenwoordiger van mevrouw Wilt ben ik hier om u te informeren dat ze eist met haar gezin herenigd te worden,” zei hij. “Bij mijn weten staat er niets in de wet dat haar verhindert haar eigen huis te betreden.”
Inspecteur Flint staarde hem met grote ogen aan. “Niets?” sputterde hij.
“Niets dat in de wet staat,” zei meneer Gosdyke.
“De wet kan m’n rug op,” schreeuwde Flint. “Denk je dat die klootzakken daar binnen zich een reet aantrekken van de wet?”
Meneer Gosdyke moest toegeven dat dat niet het geval was.
“Juist,” ging Flint verder. “We zitten met een huis vol gewapende terroristen die haar vier verdomde dochtertjes aan flarden schieten als iemand maar één stap in de richting van dat huis doet. Zo eenvoudig is het. Kun je dat niet door haar dikke schedel krijgen?”
“Nee,” zei meneer Gosdyke kortweg.
De Inspecteur plofte neer in een stoel en staarde Eva boosaardig aan. “Vertel u me eens, mevrouw Wilt,” zei hij. “U bent toch niet toevallig lid van de een of andere godsdienstige zelfmoordsekte? Nee? Ik vroeg het me maar af. Laat ik in dat geval de situatie aan u uitleggen in eenvoudige woorden van één lettergreep die zelfs u zult begrijpen. In dat huis bevinden zich – ”
“Dat weet ik allemaal wel,” zei Eva. “Dat heb ik al honderd keer gehoord, en het kan me niets schelen. Ik eis mijn recht mijn eigen huis binnen te gaan.”
“Juist. En u bent zeker van plan naar de voordeur te lopen en aan te bellen?”
“Nee,” zei Eva. “Ik ben van plan gedropt te worden.”
“Gedropt te worden?” zei Flint met een vonk van ongelovige hoop in zijn ogen. “Zei u werkelijk ‘gedropt’?”
“Door een helikopter,” legde Eva uit, “net zoals jullie gisteravond die telefoon bij Henry hebben gedropt.”
De Inspecteur hield zijn hoofd in zijn handen en zocht naar woorden.
“En het heeft geen zin om te zeggen dat het niet kan,” ging Eva verder, “want ik heb het op televisie gezien. Je krijgt een soort tuig om en de helikopter…”
“Oh, mijn God,” zei Flint, en hij deed zijn ogen dicht om dat ijzingwekkende visioen buiten te sluiten. “Dat kunt u niet serieus menen.”
“Jawel,” zei Eva.
“Mevrouw Wilt, als, en ik herhaal als, u het huis binnen zou komen door de methode die u net heeft beschreven, zoudt u dan zo goed willen zijn mij te vertellen hoe u denkt daar uw vier dochters mee te helpen?”
“Maakt u zich daar maar niet druk om.”
“Ik maak me er wel druk om, heel druk zelfs. Ik zou zelfs zo ver willen gaan te zeggen dat ik me er meer druk om maak wat er met uw kinderen gebeurt dan u schijnt te doen en…”
“Waarom doe je er dan niets aan? En zeg nietdat je dat wel doet, want dat lieg je. Je zit hier met al die transistor-apparatuur te luisteren hoe ze gemarteld worden en je vindt het nog fijn ook.”
“Fijn? Fijn?” gilde de Inspecteur.
“Ja, fijn,” gilde Eva terug. “Het geeft je een belangrijk gevoel en bovendien heb je een smerige geest. Je vond het leuk om naar Henry te luisteren in bed met die vrouw, ontken het maar niet.”
Dat kon Inspecteur Flint niet. Woorden schoten hem tekort. De enige die hem te binnen schoten waren obsceen en zouden vrijwel zeker tot een aanklacht wegens laster leiden. En natuurlijk moest dat stomme mens haar advocaat en die lul van die Persoonlijke Vrijheid-bende met zich meebrengen. Hij stond op, wankelde naar de speelkamer en sloeg de deur achter zich dicht. Professor Maerlis, Dr. Felden en de Majoor zaten te kijken hoe Wilt op het televisiescherm de tijd doodde door zijn eikel loom te onderzoeken op tekenen van beginnend koudvuur. Flint zette het onstellende beeld uit.
“Jullie zullen dit niet geloven,” schetterde hij, “maar die verdomde mevrouw Wilt eist dat we de helikopter gebruiken om haar aan het uiteinde van een touw door het zolderraam te zwaaien zodat ze zich bij haar klotegezin kan voegen.”
“Ik hoop dat u niet van plan bent dat toe te staan,” zei Dr. Felden. “Na wat ze gisteravond gedreigd heeft met haar man te doen lijkt me dat nauwelijks aan te raden.”
“Breng me niet in de verleiding,” zei Flint. “Als ik wist dat ik hier zou kunnen zitten en kijken hoe ze die kleine klerelijer aan stukken scheurt…” Hij zweeg om van de gedachte te genieten.
“Verdraaid kranig vrouwtje,” zei de Majoor. “Ik zou het mooi verdommen dat huis binnen te zwaaien aan een touw. In ieder geval niet zonder een heleboel dekkend vuur. Toch valt er wel iets voor te zeggen.”
“Wat dan?” zei Flint die zich afvroeg hoe iemand mevrouw Wilt in godsnaam een vrouwtje kon noemen.
“Afleidingstactiek, ouwe jongen. Ik kan niets bedenken dat die hufters meer van hun stuk zou brengen dan de aanblik van die vrouw die onder een helikopter bungelt. Ik zou in ieder geval in mijn broek schijten van angst.”
“Heel waarschijnlijk. Maar aangezien dat toevallig niet het doel is van de oefening zou ik graag een constructievere suggestie willen.”
Vanuit de andere kamer kon men Eva horen schreeuwen dat ze een telegram zou sturen aan de koningin als ze zich niet bij haar gezin mocht voegen.
“Dat ontbreekt er nog maar aan,” zei Flint. “De pers huilt om bloed en er is al maanden geen fatsoenlijke massazelfmoord geweest. Ze belandt zo op de voorpagina.”
“Ze zou zeker met een allemachtige dreun op die zolder belanden,” zei de Majoor praktisch. “Dan zouden we die zakken kunnen bestormen en – ”
“Nee! Geen sprake van,” schreeuwde Flint en hij stormde het Communicatiecentrum weer in. “Goed, mevrouw Wilt, ik zal trachten die twee terroristen die uw dochters gevangen houden over te halen u toe te staan zich bij hen te voegen. Als ze dat weigeren is het hun zaak en kan ik er ook niets meer aan doen.”
Hij wendde zich tot de brigadier achter het schakelbord. “Bel die twee olijvenslikkers en laat het me weten als ze klaar zijn met hun Fascistisch Varken Ouverture.”
Meneer Symper voelde zich geroepen om te protesteren. “Ik vind deze racistische opmerkingen werkelijk geheel onnodig,” zei hij. “Eerlijk gezegd is het onwettig. Buitenlanders olijvenslikkers noemen – ”
“Ik noem geen buitenlanders olijvenslikkers. Ik noem twee klotenmoordenaars olijvenslikkers en zeg me niet dat ik ze ook geen moordenaars zou moeten noemen,” zei Flint, terwijl meneer Symper er iets tussen probeerde te krijgen. “Een moordenaar is een moordenaar is een moordenaar en ik ben het nou zo’n beetje zat.”
Dat waren de twee terroristen ook, scheen het. Er klonk geen inleidende tirade van verwensingen. “Wat wil je?” vroeg Chinanda.
Flint nam de hoorn. “Ik wil een voorstel doen,” zei hij. “Mevrouw Wilt, de moeder van de vier kinderen die jullie gevangen houden, heeft vrijwillig aangeboden naar hen toe te komen om voor ze te zorgen. Ze is ongewapend en bereid aan alle voorwaarden die jullie willen stellen te voldoen.”
“Alle voorwaarden?” zei Chinanda ongelovig.
“Alle. Noemen jullie ze maar, dan voldoet zij eraan,” zei Flint terwijl hij Eva aankeek die knikte.
Er vond een gemompeld gesprek plaats in de keuken van nummer negen dat haast onverstaanbaar werd gemaakt door de kreten van de vierling en af en toe een gekreun van mevrouw de Frackas. Even later kwamen de terroristen weer aan de lijn.
“Dit zijn onze voorwaarden. Om te beginnen moet de vrouw naakt zijn. Naakt, versta je?”
“Ik versta wat je zegt, maar ik begrijp niet…”
“Geen kleren aan. Zodat we kunnen zien dat ze niet gewapend is. Oké?”
“Ik weet niet zeker of mevrouw Wilt het daarmee eens zal zijn…”
“Jawel,” zei Eva onverbiddelijk.
“Mevrouw Wilt stemt toe,” zei Flint met een zucht van walging.
“Tweede voorwaarde. Haar handen moet boven haar hoofd zijn vastgebonden!”
Eva knikte weer.
“Derde voorwaarde. Haar benen zijn vastgebonden.”
“Haar benen vastgebonden?” zei Flint. “Hoe kan ze in vredesnaam lopen als haar benen zijn vastgebonden?”
“Lang touw. Halve meter tussen haar enkels. Niet rennen.”
“Ik snap het. Ja, mevrouw Wilt vindt het goed. Nog iets?”
“Ja,” zei Chinanda. “Zodra ze binnen is gaan de kinderen naar buiten.”
“Pardon?” zei Flint. “Zei je ‘Gaan de kinderen naar buiten?’ Bedoel je dat je ze niet wilt hebben?”
“Wil hebben?” schreeuwde Chinanda. “Denk je dat we samen willen wonen met vier vuile, smerige, walgelijke kleine beesten die de hele vloer onderschijten en pissen en de…”
“Nee,” zei Flint. “Dat neem ik wel aan.”
“Neem dan ook die verdomde fascistische schijtmachientjes maar,” zei Chinanda en hij smeet de hoorn op de haak.
Inspecteur Flint wendde zich met een gelukkige glimlach tot Eva. “Ik heb het niet gezegd, mevrouw Wilt, maar u hoorde wat die man zei.”
“En dat zal hem nog berouwen,” zei Eva met vlammende ogen. “Goed, waar kan ik me uitkleden?”
“Hier niet,” zei Flint gedecideerd. “U kunt de slaapkamers boven gebruiken. De brigadier hier bindt uw armen en benen wel vast.”
∗
Terwijl Eva naar boven ging om zich uit te kleden raadpleegde de Inspecteur de Groep Psychologische Oorlogvoering. Ze lagen met elkaar overhoop toen hij binnen kwam. Professor Maerlis beweerde dat er progagandavoordeel te behalen viel uit het ruilen van vier gelijktijdig verwekte vrouwelijke verwanten voor één vrouw die nauwelijks gemist zou worden. Dr. Felden was het niet met hem eens.
“Het blijkt duidelijk dat de terroristen door de meisjes onder aanzienlijke druk worden gezet,” zei hij. “Als we ze nu van die psychologische last verlossen zouden we ze heel goed een morele oppepper kunnen geven.”
“Maak je maar geen zorgen over hun moreel,” zei Flint. “Als dat kreng naar binnen gaat bewijst ze me een gunst en daarna kan de Majoor hier voor mijn part Operatie Slachthuis beginnen.”
“Hallekiedee,” zei de Majoor.
Flint ging terug naar het Communicatiecentrum, wendde zijn ogen af van de monsterlijke onthullingen van een naakte Eva en keerde zich tot meneer Gosdyke.
“Laten we één ding goed begrijpen, Gosdyke,” zei hij. “Ik wil dat je goed snapt dat ik vierkant tegen de acties van je cliënte ben en dat ik niet bereid ben de verantwoordelijkheid op me te nemen voor wat er gebeurt.”
Meneer Gosdyke knikte. “Ik begrijp het volkomen, Inspecteur, en ik zou er net zo lief zelf ook niet bij betrokken zijn. Mevrouw Wilt, ik doe een beroep op u…”
Eva negeerde hem. Met haar handen boven haar hoofd gebonden en haar enkels met een kort stuk touw aan elkaar verbonden bood ze een ontzagwekkende aanblik en leek ze geen vrouw met wie iemand graag zou redetwisten.
“Ik ben klaar,” zei ze. “Zeg ze dat ik eraan kom.”
Ze hobbelde de deur uit en de oprit van mevrouw de Frackas af. In de struiken verbleekten SGS-mensen en dachten met weemoed aan boobytraps in Noord-Ierland. Enkel de Majoor, die het tafereel vanuit een slaapkamerraam bekeek, gaf Eva zijn zegen. “Zoiets maakt je trotsdat je Brit bent,” zei hij tegen Dr. Felden. “Allemachtig, dat vrouwtje zal ze hun vet geven.”
“Ik moet zeggen dat ik die opmerking van bijzonder slechte smaak vindt getuigen,” zei de dokter, die Eva vanuit zuiver fysiek oogpunt bestudeerde.
∗
Op nummer negen heerste er enigszins een misverstand. Chinanda, die Eva bekeek door de brievenbus in de voordeur van de Wilts, was net bedenkingen gaan koesteren toen een walm vari braaksel hem bereikte vanuit de keuken. Hij deed de deur open en richtte zijn pistool.
“Haal de kinderen,” schreeuwde hij tegen Baggish. “Ik dek die vrouw.”
“Wat doe je?” zei Baggish, die net de massa vlees had gezien die het huis naderde. Maar het was niet nodig om de kinderen te halen. Toen Eva de deurmat bereikte renden ze gillend van verrukking op haar af.
“Terug,” schreeuwde Baggish. “Terug of ik schiet.”
Het was te laat. Eva wankelde op de drempel terwijl de vierling zich aan haar vastklampte.
“O mammie, wat ziet u er gek uit,” krijste Samantha, en ze greep haar moeders knieën beet. Penelope klauterde over de anderen heen en wierp haar armen om Eva’s nek. Een ogenblik lang zwaaiden ze onzeker heen en weer en toen deed Eva een stap naar voren, struikelde en viel met een dreun zwaar neer in de hal. De vierling gleed voor haar uit over het gladde parket en de kapstok, die door de schok los werd gerukt van de muur, viel naar voren tegen de deur die dicht sloeg. De twee terroristen staarden omlaag naar hun nieuwe gijzelaarster terwijl mevrouw de Frackas in de keuken haar dronken hoofd ophief, één blik op het verbazingwekkende tafereel wierp en weer flauw viel. Eva hees zich op haar knieën. Haar handen waren nog steeds boven haar hoofd gebonden, maar al haar bezorgdheid was voor de vierling.
“Maak jullie maar geen zorgen, schatjes. Mammie is er,” zei ze. “Alles komt in orde.”
Vanuit de veiligheid van de keuken bekeken de twee terroristen het uitzonderlijke tafereel met ontzetting. Ze deelden haar optimisme niet.
“Wat moeten we nu doen?” vroeg Baggish. “De kinderen de deur uit gooien?”
Chinanda schudde zijn hoofd. Hij was niet van plan binnen het slagbereik van deze krachtige vrouw të komen. Zelfs met haar handen boven haar hoofd gebonden had Eva nog iets gevaarlijks en angstaanjagends over zich, en nu scheen ze op haar bolle knieën op hen af te schuifelen.
“Blijf waar je bent,” beval hij en hij hief zijn pistool op.
Naast hem ging de telefoon. Kwaad nam hij op.
“Wat wil je nu weer?” vroeg hij aan Flint.
“Dat zou ik ook aan jou kunnen vragen,” zei de Inspecteur. “Jullie hebben de vrouw en je zei dat je de kinderen dan zou laten gaan.”
“Als je denkt dat ik deze klotevrouw wil dan ben je niet goed snik,” gilde Chinanda, “en die klotekinderen willen niet bij haar vandaan. Dus nu zitten we met het hele stel.”
Flint liet iets horen dat als een gegrinnik klonk. “Dat is mijn schuld niet. Wij hebben niet om de kinderen gevraagd. Jullie hebben aangeboden…”
“En wij hebben niet om deze vrouw gevraagd,” schreeuwde Chinanda wiens stem hysterisch omhoog ging. “We sluiten een overeenkomst. Jullie…”
“Vergeet het maar, Miguel,” zei Flint, die er plezier in begon te krijgen. “Er worden geen overeenkomsten gesloten en te uwer informatie je zou me een plezier doen als je mevrouw Wilt neerschoot. Voor mijn part schiet je trouwens neer wie je wil, makker, want zodra je dat doet stuur ik mijn mannen naar binnen en jullie zullen niet snel sterven door waar ze jou en Kameraad Baggish dan raken. Jullie zullen…”
“Fascistische moordenaar,” gilde Chinanda, en hij haalde de trekker van zijn pistool over. Kogels sloegen gaten in een kaart aan de keukenmuur die tot dat moment de heilzame eigenschappen van een groot aantal alternatieve kruiden, waarvan het grootste gedeelte onkruid was, had verkondigd. Eva bekeek de schade boosaardig en de vierling zette een verschrikkelijke keel op.
Zelfs Flint was ontzet. “Heb je haar vermoord?” vroeg hij, zich er plotseling van bewust dat zijn pensioen vóór persoonlijke bevrediging kwam.
Chinanda negeerde zijn vraag. “Dus nu sluiten we een overeenkomst. Jullie sturen Gudrun naar beneden en binnen één uur staat het vliegtuig klaar. Van nu af aan spelen we geen spelletjes meer.”
Hij smeet de hoorn op de haak.
“Godver,” zei Flint. “Oké, haal Wilt aan de lijn. Ik heb nieuws voor hem.”