13

Hoofdinspecteur Misterson zat te genieten van een ogenblik van rust en comfortabele ontspanning op de mahonie bril van mevrouw de Frackas’ toilet toen de telefoon ging in de salon en de brigadier hem kwam vertellen dat de terroristen weer aan de lijn waren.

“Nou, dat is een goed teken,” zei de Hoofdinspecteur die haastig naar buiten kwam. “Gewoonlijk beginnen ze niet zo vlug met onderhandelen. Met een beetje geluk slagen we erin ze naar rede te laten luisteren.”

Maar zijn illusies op dat punt werden al snel de grond in geboord. Het gepiep dat uit de versterker klonk was uitermate vreemd. Zelfs de Majoor, wiens gezicht meestal een nietszeggend masker van opzettelijke onbenulligheid was, keek verbijsterd. Met vreemde falsetklanken van angst en keelklanken vanwege de noodzaak buitenlands en liefst Duits te klinken, omstebeurt piepend en snauwend, bracht Wilts stem een reeks buitengewone eisen.

“Dit ies communiqué Nummer Eins van das Alternatieve Volksleger. Wir eisen die onmiddellijke vrijlassung van alle kameraden die illegaal zonder proces vast sitzen in die Britische gevangenissen. Begrepen?”

“Nee,” zei de Hoofdinspecteur. “Ik begrijp er geen fluit van.”

“Fascistisches schweinenfleisch,” riep Wilt. “Ten zweite eisen wij…”

“Wacht eens eventjes,” zei de Hoofdinspecteur, “er zit bij ons niemand van uw…eh…kameraden in de gevangenis. We kunnen onmogelijk aan uw eisen tegemoet ko…”

“Leugenachtige zwijnhund,” schreeuwde Wilt. “Günther Jong, Erica Grass, Friedrich Böll, Heinrich Musil, om maar einen paar zu noemen. Allen in Britische gevangenissen. Jullie lassen ze binnen fünf uur vrij. Ten zweite eisen wij der onmiddellijke stopzetting von alle valse berichtgebung op televisie, transitorradio’s en der kranten gefinancierd door kapitalistisch-militaristische-liberalistische-pseudo-democratische-multi-nazionalistische und finanzialistische samenzwering over unserser strijd voor der vrijheid hier, ja. Ten drittens, eisen wir der onmiddellijke zurücktrekking aller militaristische truppen aus der garten under den linden und die strasse Villington Road. Viertens, eisen wij vrijgeleidung voor das Alternatieve Volksleger kader und die ontmaskering van het deviationistische und reformistische klassenverraad von de CIA-Zionistische-nihilistische moordernaars die zich valselijk Volksleger Groep 4 noemen en die de lebens von frauen en kinderen bedreigen in eine propagandistische poging das proletarische bewustzijn in die ware strijd für wereldvrijheid ein rad für die augen te draaien. Einde communiqué.”

De verbinding werd verbroken.

“Wat had dat in godsnaam allemaal te betekenen?” vroeg de Majoor.

“Ik snap er geen reet van,” zei de Hoofdinspecteur met een glazige blik in zijn ogen. “Er klopt beslist iets niet. Als mijn oren en dat afgrijselijke accent van die hufter me niet hebben bedrogen scheen hij te denken dat Chinanda en die groep van Schautz CIA-agenten zijn die voor Israël werken. Is dat niet wat hij leek te beweren?”

“Het is wat hij zei, inspecteur,” zei de brigadier. “Volksleger Groep 4 is de brigade van Schautz, en die kerel zat tegen ze uit te varen. Het zou kunnen dat we in het Alternatieve Volksleger met een splintergroepering zitten.”

“Het zou kunnen dat we met een stapelkrankzinnige zitten,” zei de Hoofdinspecteur. “Weet je zeker dat dat geleuter van hiernaast kwam?”

“t Kan nergens anders vandaan zijn gekomen, inspecteur. Er is maar één verbinding met het huis en daar zijn wij op aangesloten.”

“Als je het mij vraagt is er iemand een beetje in de war,” zei de Majoor, “tenzij dat stel van Schautz met iets nieuws is gekomen.”

“Het is in ieder geval wel nieuw voor een terroristische groepering om geen tv of persverslaggeving te vragen,” mompelde de Hoofdinspecteur. “Dat weet ik wel. Wat ik niet weet is hoe hij in godsnaam die lijst met gevangenen die wij verondersteld worden vrij te laten te pakken heeft gekregen. Voor zover ik weet houden wij niemand vast die Günther Jong heet.”

“t Zou de moeite waard kunnen zijn dat na te trekken, ouwe jongen. Sommige van dat soort dingen worden geheim gehouden.”

“Als het zo streng geheim is denk ik niet dat het Ministerie het er nu uit flapt. Hoe het ook zij, laat dat gezwets nog maar eens horen.”

Maar voor deze ene keer liet de verfijnde elektronische apparatuur hen in de steek.

“Ik snap niet wat er aan de bandrecorder mankeert,” zei de brigadier. “Ik had kunnen zweren dat hij aan stond.”

“Waarschijnlijk is er een zekering doorgeslagen toen we die maniak aan de lijn kregen,” zei de Majoor. “Dat gebeurde mij ook op een haar na.”

“Nou, zorg er voor dat dat rotding het de volgende keer doet,” snauwde de Hoofdinspecteur. “Ik wil een stemafdruk van die andere groep.” Hij schonk zich nog een kop koffie in en ging zitten wachten.

Onder de Anti-Terreur Brigade en de SGS mocht dan verwarring heersen na Wilts buitengewone tussenkomst, maar in het huis vierde de chaos hoogtij. Op de benedenverdieping hadden Chinanda en Baggish zich verschanst in de keuken en de hal terwijl de kinderen en mevrouw de Frackas de kelder in waren geduwd. De telefoon in de keuken stond op de grond, buiten de vuurlinie, en het was Baggish die had opgenomen en naar het eerste gedeelte had geluisterd. Gealarmeerd door de uitdrukking op het gezicht van Baggish had Chinanda de hoorn gegrepen en had zichzelf horen beschrijven als een Israëlische nihilistische moordenaar die voor de CIA werkte in een poging het proletarische bewustzijn een rad voor ogen te draaien.

“Het is een leugen,” schreeuwde hij tegen Baggish die nog steeds trachtte de eis van het Alternatieve Volksleger van vrijlating van kameraden die in Britse gevangenissen zaten te rijmen met zijn eerdere overtuiging dat het zolderappartement bezet werd gehouden door mannen van de Anti-Terreur Brigade.

“Hoe bedoel je, een leugen?”

“Wat ze zeggen. Dat we Zionisten in dienst van de CIA zijn.”

“Een leugen?” gilde Baggish, die wanhopig naar een krachtiger woord zocht om zo’n grove verdraaiing van de waarheid te beschrijven. “Het is…Wie heeft dat gezegd?”

“Iemand die zei dat hij het Alternatieve Volksleger was.”

“Maar het Alternatieve Volksleger eiste de vrijlating van gevangenen die illegaal werden vastgehouden door de Britse imperialisten.”

“Oh ja?”

“Ik heb het zelf gehoord. Eerst zeggen ze dat en dan vallen ze de valse berichtgeving op televisie aan en dan eisen ze dat alle troepen worden teruggetrokken.”

“Waarom noemen ze ons dan Zionistische CIA-moordenaars?” vroeg Chinanda. “En waar zijn die mensen?”

Ze keken wantrouwig omhoog naar het plafond.

“Denk je dat ze hier boven zitten?” vroeg Baggish.

Maar, net zoals de Hoofdinspecteur, wist Chinanda niet wat hij moest denken.

“Gudrun is boven. Toen we naar beneden gingen werd er geschoten.”

“Dus misschien is Gudrun dood,” zei Baggish. “Is een truuk om ons om de tuin te leiden.”

“Zou kunnen,” zei Chinanda. “Britse geheime dienst is slim. Ze weten hoe ze psychologische oorlogvoering moeten gebruiken.”

“Wat doen we nu?”

“We stellen onze eigen eisen. We laten zien dat we ons niet voor de gek laten houden.”

“Als ik even zou mogen storen,” zei mevrouw de Frackas, die uit de kelder tevoorschijn kwam, “het wordt tijd dat ik iets te eten maak voor de vierling.”

De twee terroristen staarden haar woest aan. Het was al erg genoeg dat het huis omsingeld was door soldaten en politie, maar als ze om hun moeilijkheden nog te vergroten het hoofd moesten bieden aan onbegrijpelijke eisen van iemand die het Alternatieve Volksleger vertegenwoordigde en tegelijkertijd werden geconfronteerd met de onverstoorbare zelfverzekerdheid van mevrouw de Frackas voelden ze de behoefte hun superieure gezag te doen gelden.

“Hoor eens, oude vrouw,” zei Chinanda, die om zijn woorden te benadrukken met een pistool onder haar neus zwaaide, “wij delen hier de bevelen uit en je doet wat wij zeggen. Als je het niet doet schieten we je dood.”

Maar zo gemakkelijk liet mevrouw de Frackas zich niet afschrikken. Gedurende een lang leven waarin ze gekoeieneerd was door gouvernantes, beschoten door Afghanen, uit twee huizen was gebombardeerd in twee wereldoorlogen en meerdere decennia aan de ontbijttafel tegenover een uitzonderlijk gallige echtgenoot had moeten zitten had ze een werkelijk opmerkelijke veerkracht ontwikkeld, en, wat nog nuttiger was, een diplomatieke doofheid.

“Dat zal ongetwijfeld,” zei ze opgewekt, “en nu zal ik eens kijken waar mevrouw Wilt haar eieren bewaart. Ik vind altijd dat kinderen nooit genoeg eieren kunnen krijgen, wat u? Het is zo goed voor het spijsverteringsstelsel.” En het pistool negerend trippelde ze druk door de keuken en doorzocht de kasten. Chinanda en Baggish overlegden zachtjes.

“Ik schiet het oude kreng nu dood,” zei Baggish. “Op die manier merkt ze dat we niet bluffen.”

“Op die manier komen we hier nooit weg. Als we haar en de kinderen houden hebben we een kans en zetten we de propaganda-oorlog voort.”

“Zonder tv hebben we geen propaganda-oorlog om voort te zetten,” zei Baggish. “Dat was een van de eisen van het Alternatieve Volksleger. Geen radio, geen tv, geen kranten.”

“Dus eisen wij het tegenovergestelde, zoveel mogelijk publiciteit,” zei Chinanda, en hij pakte de telefoon. Boven nam Wilt, die op de vloer lag met de hoorn aan zijn oor op.

“Mit das Alternatieve Volksleger. Communiqué Twee. Wir eisen…”

“Helemaal niet. Wij stellen hier de eisen,” schreeuwde Chinanda. “Wij kennen de Britse psychologische oorlogvoering.”

“Zionistische varkens. Wij kennen CIA-moordernaars,” riposteerde Wilt. “Wir strijden voor die bevrijdung van alle volkeren.”

“Wij strijden voor de bevrijding van Palestina…”

“Wir ook. Voor alle volkeren strijden wir.”

“Als jullie zo vriendelijk zouden willen zijn te besluiten wie voor wat strijdt,” viel de Hoofdinspecteur hen in de rede, “dan zou het misschien mogelijk zijn wat redelijker te praten.”

“Fascistisch politieschwein,” brulde Wilt. “Wij discussiëren nicht mit jou. Wir wissen met wie wij zu machen hebben.”

“Ik wou dat ik dat ook wist,” zei de Hoofdinspecteur, die prompt door Chinanda werd verteld dat de Volksleger Groep –

“Revisionistisch-deviationistische lumpen schweinen zijn,” viel Wilt hem in de rede. “Das revolutionaire volksleger verwerpt das fascistische vasthouden von gijzelaars und…” Hij werd onderbroken door dreunen vanuit de badkamer die zijn bewering tegen leken te spreken en Chinanda de gelegenheid boden zijn eisen te stellen. Ze omvatten ondermeer vijf miljoen pond, een jumbo jet en het gebruik van een pantserwagen om hen naar het vliegveld te brengen. Wilt, die de keukendeur dicht had gedaan om het geluid van Gudrun Schautz’ activiteiten buiten te sluiten, kwam op tijd terug om er nog een schepje bovenop te doen.

“Zes miljoen pond en twee pantserwagens…”

“Voor mijn part maken jullie er tien miljoen van,” zei de Hoofdinspecteur, “het maakt toch niets uit. Ik ga niet onderhandelen.”

“Zeven miljoen, anders doden we de gijzelaars. Jullie hebben tot morgenochtend acht uur om er mee in te stemmen, en anders sterven wij samen met de gijzelaars,” schreeuwde Chinanda en hij smeet de hoorn op de haak voor Wilt een verder aanbod kon doen. Wilt hing met een zucht zelf ook op en probeerde te bedenken wat hij nu in vredesnaam moest doen. Hij twijfelde er niet aan dat de terroristen beneden hun dreigement ten uitvoer zouden brengen tenzij de politie toegaf. En het was even zeker dat de politie niet van plan was voor een pantserwagen of een vliegtuig te zorgen. Ze zouden gewoon proberen tijd te winnen in de hoop het moreel van de terroristen te breken. Als ze daar niet in slaagden en de kinderen samen met hun gevangennemers stierven zou dat de autoriteiten nauwelijks iets uitmaken. Het algemeen belang eiste dat er nooit op de eisen van terroristen in mocht worden gegaan. In het verleden was Wilt het daar mee eens geweest. Maar nu schreef zijn privébelang alles voor wat zijn gezin maar zou redden. Om de noodzaak van het een of andere nieuwe plan nog te benadrukken klonk het alsof Fraulein Schautz bezig was het linoleum in de badkamer los te scheuren. Wilt dacht er eventjes over om te dreigen door de deuropening te schieten als ze niet ophield, maar besloot het niet te doen. Het had geen zin. Hij was niet in staat iemand te doden, behalve per ongeluk. Er moest een andere manier zijn.

In het Communicatiecentrum heerste ook een groot gebrek aan ideeën. Terwijl de echo van de laatste tegenstrijdige eisen wegstierf schudde de Hoofdinspecteur vermoeid zijn hoofd.

“Ik zei al dat het een gekkenhuis was, en dat is het verdomme ook. Zou iemand zo vriendelijk willen zijn me te vertellen wat er daar in godsnaam allemaal aan de hand is?”

“Je hoeft mij niet aan te kijken, ouwe jongen,” zei de Majoor. “Ik ben hier alleen om iedereen uit de buurt te houden terwijl jullie kerels van de Anti-Terreur Brigade tot een verstandhouding komen met die ploerten. Dat is de procedure.”

“Misschien is het wel de procedure, maar gezien het feit dat we met twee wedijverende groepen wereldverbeteraars te maken schijnen te hebben is het godverdomme ook vrijwel onmogelijk. Kunnen we niet op de een of andere manier voor een aparte verbinding met elke groep zorgen?”

“Ik zou niet weten hoe, inspecteur,” zei de brigadier. “Het Alternatieve Volksleger schijnt de tweede telefoon boven te gebruiken en de enige manier zou zijn om het huis binnen te gaan.”

De Majoor bestudeerde Wilts onbeholpen plattegrond.

“Ik zou om een helikopter kunnen vragen en een paar van mijn jongens op het dak droppen om die rotzakken weg te halen.”

Hoofdinspecteur Misterson keek hem wantrouwig aan. “Dat ‘weghalen’ bedoel je zeker niet letterlijk?”

“Letterlijk? Oh, ik begrijp wat je bedoelt. Nee. Dat betwijfel ik. Het zal ongetwijfeld wel een beetje rotzooi opleveren.”

“En dat is nou precies wat we moeten voorkomen. Als er nu iemand een plan zou kunnen bedenken waardoor ik met de ene groep kan praten zonder door de ander te worden overschreeuwd, dan zou ik dankbaar zijn.”

Maar in plaats daarvan zoemde de intercom. De brigadier luisterde en zei toen: “De psycho’s en de idioten-brigade aan de lijn, inspecteur. Ze willen weten of ze kunnen komen.”

“Ik neem aan van wel,” zei de Hoofdinspecteur.

“Idiotenbrigade?” zei de Majoor.

“Ideologische Oorlogvoering Analyse en de Psychologische Adviseurs. Het ministerie staat erop dat we gebruik van ze maken, en soms komen ze wel eens met een verstandige suggestie.”

“Jezus,” zei de Majoor. “Ik weet niet waar het heen moet met de wereld. Eerst noemen ze het leger een vredesmacht en nu moet Scotland Yard psychoanalysten hebben om hun speurwerk voor hen te doen. Vreemd.”

“Het Alternatieve Volksleger is weer aan de lijn,” zei de brigadier. Er klonk weer een stortvloed van scheldwoorden uit de telefoonversterker, maar deze keer was Wilt van tactiek veranderd. Zijn kelige Duits had een slechte uitwerking gehad op zijn stembanden en zijn nieuwe accent was een minder veeleisend maar even weinig overtuigend Iers dialect.

“Hemeltje lief, het is alleen jullie eigen schuld als we gedwongen zijn dat arme onschuldige schepsel van een Irmgard Müller voor acht uur ‘s-ochtends neer te schieten als die arme kleintjes niet terug worden gegeven aan hun mama, meneertje.”

“Wat?” zei de Hoofdinspecteur, verbijsterd door dit nieuwe dreigement.

“Ik herhaal mezelf niet graag voor reactionaire smeerlappen zoals jij, maar als je doof bent zal ik het nog een keer zeggen.”

“Laat maar,” zei de Hoofdinspecteur gedecideerd. “We hebben de boodschap de eerste keer al begrepen.”

“Nou, ik hoop dat die Zionistische schurken de boodschap ook begrepen hebben, potverdorie.”

Een gedempte stroom Spaans scheen er op te wijzen dat Chinanda het inderdaad had gehoord.

“Nou, dat is dan alles. Ik wil geen al te hoge telefoonrekening krijgen, nietwaar?” En Wilt smeet de hoorn op de haak. Het werd aan de Hoofdinspecteur overgelaten om dit ultimatum zo goed hij kon te interpreteren ten behoeve van Chinanda, een moeilijk proces dat haast onmogelijk werd gemaakt door de onwrikbare overtuiging van de terrorist dat het Alternatieve Volksleger een bende fascistische politiesmeerlappen onder het bevel van de Hoofdinspecteur was.

“We weten dat jullie Britten psychologische oorlogvoering gebruiken. Jullie zijn experts,” schreeuwde hij, “maar wij laten ons niet zo gemakkelijk voor de gek houden.”

“Maar ik verzeker je, Miguel…”

“Probeer me niet te overbluffen door me Miguel te noemen zodat ik denkdat je mijn vriend bent. Wij hebben jullie tactiek door. Eerst dreigen jullie en dan houden jullie ons aan de praat…”

“Nou, eerlijk gezegd hou ik jou helemaal niet aan de…”

“Hou je kop, smeerlap. Ik voer hier het woord.”

“Dat is het enige dat ik wilde zeggen,” protesteerde de Hoofdinspecteur. “Maar ik wil dat je weet dat er geen politie…”

“Gelul. Je hebt geprobeerd ons in de val te laten lopen en nu dreig je Gudrun te doden. Oké, wij reageren niet op jullie dreigementen. Als jullie Gudrun doden, doden wij de gijzelaars.”

“Ik verkeer niet in de positie om degeen die Fraulein Schautz vasthoudt tegen te houden…”

“Je probeert je smoesje vol te houden, maar het werkt niet. We weten hoe slim jullie Britse imperialisten zijn.” En Chinanda smeet ook de hoorn op de haak.

“Ik moet zeggen dat hij een heel wat hogere dunk van het Britse Imperium schijnt te hebben dan ik,” zei de Majoor. “Ik bedoel, ik zou niet weten waar we er eentje hebben, tenzij je Gibraltar meerekent.”

Maar de Hoofdinspecteur was niet in de stemming om over de omvang van het Imperium te praten. “Deze verdomde belegering heeft iets krankzinnigs,” mompelde hij. “Om te beginnen moeten we een aparte telefoonverbinding zien te krijgen met die halvegaren in dat bovenappartement. Dat is de allereerste prioriteit. Als zij schieten…Hoe noemde hij dat mens van Schautz in vredesnaam, brigadier?”

“Ik geloof dat de uitdrukking ‘dat arme onschuldige schepsel van een Irmgard Müller’ was, inspecteur. Moet ik de band nog eens laten horen?”

“Nee,” zei de Hoofdinspecteur, “we wachten wel op de analysten. Vraag ondertussen om een helikopter een veldtelefoon op het balkon van de flat te droppen. Op die manier krijgen we er in ieder geval enig idee van wie er daar zit.”

“Een veld telefoon met een tv-camera erbij, inspecteur?” vroeg de brigadier.

De Hoofdinspecteur knikte. “De tweede prioriteit is de afluisterapparatuur in positie te brengen.”

“Dat kunnen we pas doen als het donker is,” zei de Majoor. “Ik laat mijn jongens niet neerschieten tenzij ze terug mogen schieten.”

“Nou, dan zullen we nog even moeten wachten,” zei de Hoofdinspecteur. “Zo gaat het altijd met die verdomde belegeringen. Gewoon een kwestie van wachten. Hoewel ik moet zeggen dat dit de eerste keer is dat ik me met twee groepen terroristen tegelijk bezig heb moeten houden.”

“Je krijgt medelijden met die arme kinderen,” zei de Majoor. “Je moet er gewoon niet aan denken wat zij allemaal niet doormaken.”