1

Het was Inschrijvingsweek aan de Technische School. Henry Wilt zat achter een tafel in lokaal 467 en staarde in het gezicht van de serieuze vrouw tegenover hem en probeerde belangstellend te kijken.

“Nou, er is plaats vrij in de cursus Snellezen op maandagavond,” zei hij. “Als u het formulier daar even in zoudt willen vullen…” Hij zwaaide vaag in de richting van het raam, maar de vrouw liet zich niet afschepen.

“Ik zou er graag meer over willen weten. Ik bedoel, het helpt toch wel?”

“Helpen?” zei Wilt, die weigerde ertoe gebracht te worden haar enthousiasme voor zelfontplooiing te delen. “Het ligt er aan wat u bedoelt met helpen.”

“Mijn probleem is altijd geweest dat ik zo langzaam lees. Als ik een boek uit heb kan ik me niet meer herinneren waar het begin over ging,” zei de vrouw. “Mijn man zegt dat ik praktisch analfabeet ben.”

Ze glimlachte troosteloos en impliceerde een uit elkaar vallend huwelijk dat Wilt kon redden door haar aan te moedigen haar maandagavonden buitenshuis door te brengen en de rest van de week snel boeken te lezen. Wilt had z’n twijfels over die therapie en probeerde de last van het adviseren op iemand anders af te schuiven.

“Misschien zoudt u beter een cursus Literaire Vorming kunnen nemen,” stelde hij voor.

“Dat heb ik vorig jaar al gedaan, en meneer Fogerty was geweldig. Hij zei dat ik potentieel had.”

De aandrang onderdrukkend haar te vertellen dat Fogerty’s opvatting van potentieel niets te maken had met literatuur, en meer lichamelijk van aard was – hoewel het een raadsel was wat hij in godsnaam in dit serieuze schepsel kon zien – capituleerde Wilt.

“Het doel van Snellezen,” zei hij, zijn praatje afdraaiend, “is uw leesvaardigheid te verbeteren, zowel wat snelheid als het onthouden van wat u gelezen hebt betreft. U zult merken dat, hoe sneller u leest, hoe beter u zich concentreert, en dat…”

Hij ging nog vijf minuten door met het houden van de vaste toespraak die hij gedurende vier jaar van inschrijven van potentiële Snellezers uit zijn hoofd had geleerd. De vrouw voor hem veranderde zichtbaar. Wat ze nu te horen kreeg, daarvoor was ze gekomen: het evangelie van de ontplooiing door avondklassen. Tegen de tijd dat Wilt was uitgesproken en ze het formulier had ingevuld straalde ze een nieuwe levendigheid uit.

Dat was bij Wilt minder het geval. Hij bleef de rest van de twee uur zitten luisteren naar andere, soortgelijke gesprekken aan andere tafels en vroeg zich af hoe Bill Passchendaele in vredesnaam na twintigjaar zijn bekerende vuur voor Een Inleiding Tot De Subcultuur Van Fenland nog wist te bewaren. De man straalde werkelijk van enthousiasme. Wilt huiverde en schreef nog zes Snellezers in met een gebrek aan belangstelling dat er op berekend was iedereen behalve de grootste fanatici te ontmoedigen. In de tussenpozen dankte hij de hemel dat hij geen les meer hoefde geven in dat onderwerp en er alleen was om de schapen de kooi binnen te leiden. Als Hoofd van de afdeling Kunst en Literatuur was Wilt de Avondklassen ontstegen en had het rijk betreden van roosters, comités, memoranda, het zich afvragen wie van zijn staf de volgende zenuwinzinking zou krijgen en zo nu en dan een college geven voor Buitenlandse Studenten.

Dat laatste had hij aan Mayfield te danken. Terwijl de rest van de school zwaar getroffen was door bezuinigingen betaalden de Buitenlandse Studenten voor zichzelf en Dr. Mayfield, nu Hoofd Academische Ontwikkeling, had een imperium van Arabieren, Zweden, Duitsers, Zuidamerikanen en zelfs verscheidene Japanners gecreëerd, die van het ene leslokaal naar het andere marcheerden, een begrip van de Engelse taal en, nog onmogelijker, van Engelse Cultuur en Gewoontes najagend, een hutspot van colleges die onder de naam Gevorderd Engels voor Buitenlanders viel. Wilts bijdrage was een wekelijkse verhandeling over het Britse Gezinsleven, wat hem in staat stelde over zijn eigen gezinsleven te spreken met een vrijheid en openhartigheid die Eva woedend zou hebben gemaakt en Wilt zelf zou hebben gegeneerd had hij niet geweten dat het zijn studenten aan het inzicht ontbrak om te begrijpen wat hij hun vertelde. Het verschil tussen Wilts verschijning en de feiten stelde zelfs zijn beste vrienden voor een raadsel. Voor een klas van tachtig buitenlanders was hij verzekerd van anonimiteit. Hij was verzekerd van anonimiteit, punt uit. In lokaal 467 gezeten kon Wilt de tijd doden met het mijmeren over de ironie van het leven.

In lokaal na lokaal, verdieping boven verdieping, in departementen door de hele school heen zaten docenten achter tafels, stelden mensen vragen, kregen geïnteresseerde antwoorden en vulden uiteindelijk de formulieren in die er voor zorgden dat de docenten hun baan nog minstens een jaar zouden houden. Wilt zou zijn baan altijd houden. Kunst en Literatuur kon niet ten onder gaan aan gebrek aan studenten. Daar zorgde de Wet op het Onderwijs wel voor. Leerplichtige Werkende Jongeren moesten hun wekelijkse uur progressieve opinies krijgen, of ze het nu prettig vonden of niet. Wilt was veilig, en als de verveling er niet was geweest zou hij een gelukkig mens zijn geweest. De verveling en Eva.

Niet dat Eva vervelend was. Nu ze de vierling had om voor te zorgen hadden de enthousiasmen van Eva Wilt zich uitgebreid tot elk ‘Alternatief dat maar bestond. Alternatieve Geneeskunst werd afgewisseld door Alternatief Tuinieren en Alternatieve Voeding en zelfs verschillende Alternatieve Godsdiensten, zodat Wilt als hij thuiskwam na het dagelijkse gebrek aan keuze op school, nooit wist wat hem te wachten stond behalve dat het iets anders was dan de avond tevoren. Ongeveer het enige dat constant bleef was de herrie die de vierling maakte. Wilts vier dochters aardden naar hun moeder. Eva was enthousiast en energiek, maar zij waren onvermoeibaar en verviervuldigden haar veelvoudige enthousiasmen. Om te vermijden dat hij thuis kwam voor ze in bed lagen was Wilt begonnen te voet van en naar school te gaan en was hij resoluut onegoïstisch wat het gebruik van de auto betrof. Wat zijn problemen nog vergrootte: Eva had een erfenis gehad van een tante en aangezien Wilts salaris was verdubbeld waren ze van Parkview Avenue verhuisd naar Willington Road en een groot huis met een grote tuin.

De Wilts waren gestegen op de maatschappelijke ladder. Naar de mening van Wilt was het geen vooruitgang, en er waren dagen dat hij snakte naar de goeie ouwe tijd toen de enthousiasmen van Eva enigszins in toom werden gehouden door wat de buren zouden denken. Nu, als moeder van vier kinderen en meesteresse van een villa, kon het haar niet meer schelen. Er was een vreselijke zelfverzekerdheid ontstaan.

En dus, aan het einde van zijn twee uur, bracht Wilt zijn register met nieuwe studenten naar het kantoor en liep door de gang van het Administratiegebouw naar de trap. Terwijl hij naar beneden liep voegde Peter Braintree zich bij hem.

“Ik heb net vijftien landrotten ingeschreven voor een cursus Navigatie. Een sensationeel begin van het jaar, vind je niet?”

“De sensatie begint morgen pas met die verdomde vergadering van het cursuscomité van Mayfield,” zei Wilt. “Vanavond was daarbij vergeleken niets. Ik heb geprobeerd verscheidene vastberaden vrouwen en vier puisterige jongemannen er van te weerhouden Snellezen te nemen, zonder succes. Ik vraag me af waarom we geen cursus organiseren over hoe je in precies een kwartier de kruiswoordpuzzel in de Times kunt oplossen. Het zou waarschijnlijk hun zelfvertrouwen meer oppeppen dan het vestigen van een nieuw snelheidsrecord voor Paradise Lost.”

Ze gingen naar beneden en staken de hal over, waar juffrouw Pansak nog steeds mensen zat te recruteren voor Badminton voor Beginners.

“Daar krijg ik trek in een biertje van,” zei Braintree. Wilt knikte. Hij vond alles goed als dat betekende dat hij nog niet naar huis hoefde. Buiten kwamen er nog steeds achterblijvers aan en langs Post Road stonden de auto’s dicht op elkaar geparkeerd.

“Hoe is jullie vakantie in Frankrijk geweest?” vroeg Braintree.

“Zoals je zou verwachten met Eva en het gebroed in één tent. We werden verzocht de eerste camping te verlaten nadat Samantha de lijnen van twee tenten had losgemaakt. Het zou nog niet zo erg zijn geweest als die vrouw in een van die tenten geen astma had gehad. Dat was aan de Loire. In La Vendée werden we naast een Duitser gezet die aan het Oostfront had gevochten en aan gevechtsneurose leed. Ik weet niet of je ooit wel eens ‘s-nachts wakker bent gemaakt door een man die over Flammenwerfern ligt te gillen, maar ik kan je verzekeren dat het je van je stuk brengt. Die keer zijn we vertrokken zonder dat het ons verzocht werd.”

“Ik dacht dat jullie van plan waren naar de Dordogne te gaan. Eva had Betty verteld dat ze een boek over drie rivieren had gelezen en dat het gewoon betoverend was.”

“Het boek misschien wel, maar die rivieren niet,” zei Wilt, “niet die rivier waar wij naast stonden. Het regende en natuurlijk moest van Eva de tent in wat zo ongeveer een zijrivier was staan. Het was al erg genoeg om dat ding droog op te zetten. Toen woog het al een ton, maar het om twaalf uur ‘s-nachts uit een plotselinge overstroming halen en honderd meter met braamstruiken begroeide oevers op slepen terwijl dat verdomde ding doorweekt was…” Wilt zweeg. De herinnering was hem teveel.

“En ik neem aan dat het doorging met regenen,” zei Braintree medelevend. “Dat is in ieder geval onze ervaring geweest.”

“Inderdaad,” zei Wilt. “Vijf volle dagen lang. Daarna gingen we in een hotel.”

“Dat kan je maar het beste doen. Je krijgt fatsoenlijk te eten en kunt comfortabel slapen.”

“Jij misschien. Wij niet. Niet nadat Samantha in het bidet had gescheten. Zo rond een uur of twee ‘s-ochtends vroeg ik me af wat ik toch voor stank rook. Maar laten we over iets beschaafders praten.”

Ze gingen de Kat in de Zak binnen en bestelden bier.

“Natuurlijk zijn alle mannen egoïstisch,” zei Mavis Mottram terwijl zij en Eva in de keuken zaten in Willington Road. “Patrick komt vrijwel nooit voor acht uur thuis en hij heeft altijd wel een excuus over de Open Universiteit. Dat is het helemaal niet, of als het dat wel is is het de ene of andere gescheiden studente die extracoïtus wil. Niet dat ik het nog erg vind. Ik zei laatst tegen hem: ‘Als jij jezelf voor aap wilt zetten door achter andere vrouwen aan te zitten dan zijn dat jouw zaken, maar denk niet dat ik die gedragingen van je pik. Ga jij jouw weg maar, dan ga ik de mijne.’”

“En wat zei hij toen?” vroeg Eva, die het stoomstrijkijzer probeerde en aan de jurken van de vierling begon.

“Oh, iets stoms over welke gedragingen van zijn pik ik bedoelde. Mannen zijn zo grof. Ik snap niet waarom we ons nog met ze inlaten.”

“Soms wou ik dat Henry eens een beetje grover was,” zei Eva peinzend. “Hij was altijd al lethargisch, maar nu beweert hij dat hij te moe is omdat hij elke dag naar school loopt. Het is tien kilometer, dus ik neem aan dat het zou kunnen.”

“Ik kan nog wel een andere reden bedenken,” zei Mavis verbitterd. “Stille waters enzovoorts.”

“Henry niet. Dat zou ik merken. Bovendien is hij sinds de geboorte van de vierling heel bedachtzaam.”

“Ja, maar waar is hij zo bedachtzaam over? Dat moet je je afvragen, Eva.”

“Ik bedoel dat hij attent voor me is. Hij staat om zeven uur op en brengt me thee op bed en ‘s-avonds maakt hij altijd een kop Horlick’s voor me.”

“Ik zou heel wantrouwig zijn als Patrick zich zo ging gedragen,” zei Mavis. “Het klinkt niet natuurlijk.”

“Nee, hè, maar zo is Henry nou. Hij is echt aardig. Het enige is dat hij niet erg dominant is. Hij zegt dat dat komt doordat hij omringd wordt door vijf vrouwen en hij weet wanneer hij verslagen is.”

“Als het doorgaat met dat au pair-meisje worden het er zes,” zei Mavis.

“Irmgard is geen echt au pair-meisje. Ze huurt de bovenste verdieping en ze zei dat ze in huis zou helpen wanneer ze maar kan.”

“En dat is nooit, als we op de ervaringen van de Everards met hun Finse mogen afgaan. Ze bleef tot twaalf uur in bed liggen en at hun zowat de oren van het hoofd.”

“Finnen zijn anders,” zei Eva. “Irmgard is een Duitse. Ik heb haar ontmoet op het W.K. Protestfeest van de Van Donkens. Weet je, ze hebben bijna honderdtwintig pond bij elkaar gekregen voor de Gemartelde Tupamaro’s.”

“Ik wist niet dat er nog Tupamaro’s waren in Argentinië. Ik dacht dat ze allemaal uitgemoord waren door het leger.”

“Dit zijn degenen die zijn ontsnapt,” zei Eva. “Hoe het ook zij, daar heb ik juffrouw Müller ontmoet en ik zei dat we die bovenste verdieping hadden en zij wilde hem dolgraag hebben. Koken en dat soort dingen doet ze allemaal zelf.”

“Dat soort dingen? Heb je haar gevraagd wat voor dingen ze in haar hoofd had?”

“Nou nee, niet precies, maar ze zegt dat ze een hoop wil studeren en ze is erg gebrand op lichamelijke fitheid.”

“En wat heeft Henry over haar te zeggen?” vroeg Mavis, die afstevende op wat haar werkelijk bezighield.

“Ik heb het hem nog niet verteld. Je weet hoe hij is wat andere mensen in huis betreft, maar ik dacht als ze ‘s-avonds in het appartement en bij hem uit de buurt blijft…”

“Lieve Eva,” zei Mavis met verregaande oprechtheid, “ik weet dat het mijn zaken niet zijn, maar is dit niet een beetje het lot verzoeken?”

“Ik zou niet weten waarom. Ik bedoel, het is een goede regeling. Ze kan babysitten als wij uit willen gaan en het huis is veel te groot voor ons en er komt nooit iemand op de bovenste verdieping.”

“Maar als zij daar zit wel. Er komen allerlei soorten mensen door je huis en ze heeft vast en zeker een stereoinstallatie. Dat hebben ze allemaal.”

“Zelfs al heeft ze die, dan horen we het nog niet. Ik heb biezen tegels besteld bij Soales, en ik ben pas geleden boven geweest met de transistor en je hoort nauwelijks iets.”

“Nou, het zijn jouw zaken, liefje, maar als ik een au pairmeisje in huis had met Patrick in de buurt zou ik sommige dingen wèl willen kunnen horen.”

“Ik dachtdat je Patrick gezegd had, dat hij kon doen wat hij wilde?”

“Ik zei niet in mijn huis,” zei Mavis. “Daarbuiten mag hij doen wat hij wil, maar als ik hem er ooit thuis op zou betrappen dat hij de Casanova speelt zou hij daar nog spijt van krijgen.”

“Nou, Henry is anders. Ik denk dat hij haar niet eens op zal merken,” zei Eva zelfvoldaan. “Ik heb haar verteld dat hij heel stil en huiselijk is en zij zegt dat ze zelf ook alleen maar rust en vrede wil.”

Met de onuitgesproken gedachte dat juffrouw Irmgard Müller het wonen in hetzelfde huis als Eva en de vierling noch vredig noch rustig zou vinden dronk Mavis haar koffie op en stond op om te vertrekken. “Toch zou ik Henry in de gaten houden,” zei ze. “Hij is misschien wel anders, maar ik zou een man geen haar vertrouwen. En het is mijn ervaring met buitenlandse studentes dat ze hier heel wat meer komen doen dan alleen de Engelse taal leren.”

Ze liep naar haar auto en reed naar huis terwijl ze zich afvroeg wat zo sinister was aan Eva’s onnozelheid. De Wilts waren een vreemd echtpaar, maar sinds ze verhuisd waren naar Willington Road was de overheersing van Mavis Mottram afgenomen. De dagen dat Eva haar protegée was geweest in de bloemschikklas waren voorbij en Mavis was ronduit jaloers. Aan de andere kant lag Willington Road beslist in een van de beste buurten van Ipford en vielen er maatschappelijke voordelen te behalen aan het kennen van de Wilts.

Op de hoek van Regal Gardens vingen haar koplampen Wilt in hun licht terwijl hij langzaam naar huis liep, en ze riep naar hem. Maar hij was diep in gedachten verzonken en hoorde haar niet.

Zoals gewoonlijk waren de gedachten van Wilt duister en mysterieus, en dat werden ze nog meer door het feit dat hij niet begreep waarom hij ze had. Ze hadden te maken met vreemde, gewelddadige fantasieën die in hem opwelden, met ontevredenheden die slechts ten dele verklaard konden worden door zijn baan, zijn huwelijk met een menselijke dynamo, de afkeer die hij voelde voor de atmosfeer van Willington Road, waar alle andere bewoners belangrijke figuren waren op het gebied van hoge-energie-fysica of supergeleiding en die meer verdienden dan hij. En na al deze verklaarbare redenen voor ontevredenheid was er het gevoel dat zijn leven grotendeels betekenisloos was en dat zich buiten het persoonlijke vlak een universum bevond dat lukraak en chaotisch was en toch de een of andere bizarre samenhang bezat die hij nooit zou doorgronden. Wilt peinsde over de paradox van de materiële vooruitgang en de geestelijke decadentie en kwam zoals gewoonlijk niet tot een conclusie, behalve dat bier op een nuchtere maag hem niet goed bekwam. Eén troost was dat nu Eva zich op Alternatief Tuinieren had gestort hij waarschijnlijk een goede maaltijd zou krijgen en dat de vierling vast zou slapen. Als die kleine etters nu ‘s-nachts maar niet wakker werden. Wilt had gedurende de vroege jaren van borstvoeding en flessen opwarmen meer dan genoeg verstoorde nachtrust gehad. Die tijd was nu grotendeels voorbij, en afgezien van de aanvallen van slaapwandelen die Samantha af en toe had en Penelope’s blaaskwaal waren zijn nachten rustig. En dus wandelde hij langs de bomen die Willington Road omzoomden en werd begroet door de geur van stoofpot die uit de keuken kwam. Wilt voelde zich relatief opgewekt.