ZEVENTIEN

Het was vrijdag en net zoals op alle andere dagen van de week was het kerkje van Waterswick leeg. En net zoals op alle andere dagen van de week was dominee St. John Froude dronken. Die twee dingen waren onlosmakelijk met elkaar verbonden: het gebrek aan kerkgangers en de beschonkenheid van de dominee. Het was een oude traditie uit de tijd van de smokkelaars, toen gratis cognac voor de dominee zo ongeveer de enige reden was dat het geïsoleerde gehucht überhaupt een zielzorger had, en net als zoveel Engelse tradities had zij een lang leven. Het kerkbestuur zadelde Waterswick op met dominees met vele eigenaardigheden en excentrieke gewoontes, die hen ongeschikt maakten voor respectabeler gemeenten. Als troost en om de afgelegenheid van het plaatsje en het gebrek aan belangstelling voor religieuze zaken te vergeten, raakten ze steevast aan de drank. St. John Froude zette die traditie voort. Hij kweet zich van zijn plichten met hetzelfde anglokatholieke vuur dat hem zo impopulair had gemaakt in Esher en kneep een alcoholisch oogje toe bij de activiteiten van zijn kleine gemeente die, nu er minder vraag was naar cognac, af en toe een bootlading illegale Indiase immigranten smokkelde.

Toen hij na een ontbijt van advocaat en Irish coffee nadacht over de zonden van zijn meer beruchte collega’s, waarvan uitgebreid verslag werd gedaan in de zondagskranten, zag hij tot zijn verbijstering iets boven het riet van de Palingbocht schommelen. Het leken net ballonnen, witte, worstvormige ballonnen die even opstegen en weer verdwenen. Dominee St. John Froude huiverde, sloot zijn ogen, deed ze weer open en bedacht dat matigheid een deugd was. Als hij gelijk had, en hij wist niet of hij dat wel wilde hebben, werd de ochtend ontheiligd door een tros opgeblazen condooms, die grillig wiegden op een plek waar nooit eerder condooms gewiegd hadden. Hij hoopte tenminste dat het een tros was. Hij was er zo aan gewend dingen dubbel te zien dat hij er niet zeker van kon zijn of een tros opgeblazen condooms niet gewoon één condoom was, of misschien wel helemaal geen.

Hij wankelde naar zijn studeerkamer, pakte zijn verrekijker en ging naar het terras. Tegen de tijd dat hij de kijker scherp had gesteld, was de verschijning verdwenen. Dominee St. John Froude schudde treurig zijn hoofd. Alles, en vooral zijn lever, had een droevig stadium bereikt als hij zo vroeg in de ochtend al hallucinaties had. Hij ging weer naar binnen en probeerde zich te concentreren op een aartsdiaken in Ongar die eerst een geslachtsoperatie had ondergaan en toen de benen had genomen met de koster. Dat kon een goed onderwerp voor een preek zijn, als hij een geschikte tekst kon bedenken.

Achter in de tuin keek Eva hoe hij zich terugtrok en vroeg zich af wat ze moest doen. Ze was niet van plan poedelnaakt naar het huis te gaan en zich voor te stellen. Ze had kleren nodig, in elk geval iets tijdelijks. Ze zocht iets waarmee ze zich kon bedekken en besloot ten slotte de klimop die langs het hek van het kerkhof groeide te gebruiken. Met één oog op de pastorie gericht kwam ze achter de wilg vandaan en holde via het poortje in het hek naar het kerkhof. Daar trok ze wat klimop van een boom, hield het nogal onbeholpen voor zich en sloop over het begroeide pad naar de kerk. Meestal werd ze door de bomen aan het zicht onttrokken, maar een paar keer moest ze bukken en in het volle zicht van de pastorie van de ene grafsteen naar de andere rennen. Tegen de tijd dat ze bij het portaal van de kerk was, hijgde ze als een paard en voelde ze zich tien keer zo onzedig als eerst. Als het vooruitzicht om naakt bij een huis aan te bellen al te gênant voor woorden was, was bloot een kerk binnengaan helemaal heiligschennis. Ze bleef even staan in het portaal en probeerde de moed te verzamelen om naar binnen te gaan. In de sacristie lagen vast koorhemden en met een koorhemd aan kon ze met een gerust hart aanbellen. Of niet? Eva wist niet zeker wat koorhemden voor religieuze betekenis hadden en de dominee zou kwaad kunnen worden. Het was allemaal zo lastig. Uiteindelijk deed ze de kerkdeur open en ging naar binnen. Het was koud en vochtig en leeg. Met de klimop tegen zich aangedrukt liep ze naar de deur van de sacristie. Die zat op slot. Rillend probeerde Eva na te denken. Uiteindelijk ging ze weer naar buiten en probeerde warm te worden in de zon.

In de docentenkamer op school hield dr. Board zitting. “Al met al vind ik dat we er heel behoorlijk van afzijn gekomen,” zei hij. “De rector heeft altijd gezegd dat hij onze school bekendheid wilde geven en met behulp van onze vriend Wilt is hij daar glansrijk in geslaagd. De kranten hebben een formidabele hoeveelheid aandacht aan ons besteed. Het zou me niets verbazen als de studenten toestroomden.”

“De heeft onze faciliteiten afgekeurd,” zei meneer Morris. “U kunt moeilijk zeggen dat hun bezoek een onverdeeld succes was.”

“Persoonlijk vind ik dat ze waar voor hun geld hebben gekregen,” zei dr. Board. “Tenslotte krijg je niet iedere dag een lijkopgraving én een executie te zien. Het een gaat meestal aan het ander vooraf, en de ervaring om iets dat in alle opzichten een vrouw was binnen enkele seconden in een man te zien veranderen was werkelijk waanzinnig, om een modern idioom te gebruiken.”

“Nu we het toch over die arme Mayfield hebben,” zei het hoofd geografie, “ik heb begrepen dat hij nog steeds in die inrichting zit.”

“Is hij opgenomen?” vroeg dr. Board hoopvol.

“Hij is depressief en lijdt aan uitputting.”

“Dat verbaast me niets. Iemand die de taal zo kan gebruiken – of liever gezegd misbruiken – vraagt om moeilijkheden. Dat woord structureren, bijvoorbeeld.”

“Hij hechtte erg veel waarde aan de nieuwe studierichting en het feit dat die ook is afgekeurd…”

“En terecht,” zei dr. Board. “Het ontgaat me wat het voor educatieve waarde heeft om tweederangs studenten vol te pompen met vijfderangs ideeën over zulke uiteenlopende onderwerpen als Middeleeuwse Dichtkunst en Stadscultuur. Dan kunnen ze hun tijd wel beter besteden, bijvoorbeeld door te kijken hoe de politie het in beton gevatte lijk van een vrouw opgraaft, haar nek oprekt, haar kleren uitrukt, haar ophangt en haar ten slotte laat ontploffen. Dat noem ik nou een leerzame ervaring. Hij combineert archeologie met criminologie, zoölogie met natuurkunde, anatomie niet economische theorie en verveelt geen moment. Als er zo nodig nieuwe studierichtingen moeten komen, laten ze dan allemaal zo boeiend zijn. En praktisch bovendien. Ik denk erover zo’n pop te bestellen.”

“Het vraagstuk van mevrouw Wilts verdwijning is nog steeds niet opgelost,” zei meneer Morris.

“Ah, lieve Eva,” zei dr. Board weemoedig. “Nu ik haar evenbeeld in zulk detail heb gezien, zal ik haar met de grootst mogelijke hoffelijkheid behandelen als ik ooit het genoegen heb haar te ontmoeten. Een verbazingwekkend veelzijdige vrouw, met imposante proporties. Ik denk dat ik mijn pop Eva noem.”

“Maar de politie denkt nog steeds dat ze dood is.”

“Zo’n vrouw kan nooit sterven,” zei dr. Board. “Ze kan misschien exploderen, maar het beeld dat ze achterlaat blijft op ons netvlies gebrand.”

In zijn studeerkamer deelde dominee St. John Froude de; mening van dr. Board. Het beeld van een dikke en schijnbaar naakte vrouw, die hij in een flits achter een wilg vandaan had zien komen en die als een of andere weerzinwekkende, bovenmaatse nimf over het kerkhof was gehold, zou nog lang op zijn eigen netvlies gebrand staan. Zo kort na de verschijning van de opgeblazen condooms had dat het vermoeden versterkt dat hij het op alcoholgebied wat al te bont had gemaakt. Hij liet de preek die hij aan het voorbereiden was over de afvallige aartsdiaken van Ongar liggen – hij had ‘aan hun vruchten zult gij hen kennen’ in gedachten gehad als tekst – stond op en tuurde uit het raam. Hij vroeg zich net af of hij naar de kerk moest gaan om te kijken of daar een dikke naakte vrouw was toen het riet aan de overzijde van het water zijn aandacht trok. Daar waren die smerige dingen weer. Deze keer was er geen twijfel mogelijk. Hij greep zijn verrekijker en keek aandachtig. Hij zag ze nu duidelijker dan eerst en ze leken nog veel onheilspellender. De zon stond inmiddels hoog aan de hemel en boven de Palingbocht hing een nevel die de condooms een doorschijnende glans gaf, een bijna spirituele onstoffelijkheid. En als klap op de vuurpijl scheen er iets op geschreven te staan. De boodschap was duidelijk, zij het onbegrijpelijk: PESOEP. Dominee St. John Froude liet zijn verrekijker zakken, greep de whiskyfles en dacht na over de betekenis van EP, dat spookachtig afstak tegen de lucht. Tegen de tijd dat hij zijn derde glas naar binnen had geklokt en had besloten dat er iets te zeggen viel voor spiritualisme, al begreep hij niet waarom je bijna altijd in contact kwam met een indiaan die optrad als woordvoerder voor een tante, wat echter wel een verklaring zou kunnen zijn voor het exotische gerecht pesoep, had de wind de letters verwisseld. Toen hij opnieuw keek was de boodschap De dominee huiverde. Welke poes pelde er, en hoe?

“De straf voor zondige gedachten,” zei hij verwijtend tegen zijn vierde glas whisky voor hij het orakel weer raadpleegde, werd gevolgd door, hetgeen werd vervangen door wat nog erger was. Dominee St. John Froude schoof de verrekijker en de whisky opzij en knielde neer om te bidden om verlossing, of in ieder geval enige hulp bij het interpreteren van de boodschap. Maar steeds als hij opstond om te kijken of zijn wens was verhoord, was de combinatie van letters nog even zinloos of zelfs ronduit dreigend. Wat betekende bijvoorbeeld? Of Uiteindelijk besloot hij persoonlijk uit te vissen wat er aan de hand was. Hij trok zijn toga aan en zigzagde over het tuinpad naar het botenhuis.

“De dag zal hen rouwen,” mompelde hij terwijl hij in de roeiboot klauterde en de riemen pakte. Dominee St. John Froude was mordicus tegen voorbehoedsmiddelen. Het was een van de grondbeginselen van zijn anglo-katholicisme.

Aan boord van de motorboot sliep Gaskell als een blok. Ondertussen trof Sally haar voorbereidingen. Ze kleedde zich uit en trok de plastic bikini aan. Ze nam een vierkante lap zijde uit haar tasje, legde hem op tafel, haalde een kan uit de keuken, leunde overboord en vulde hem met water. Ten slotte ging ze naar het toilet en maakte haar gezicht op voor de spiegel. Toen ze weer naar buiten kwam droeg ze valse wimpers, waren haar lippen vuurrood en bedekte een dikke laag make–up haar bleke gezicht. Ze had een badmuts bij zich. Ze ging de kombuis binnen, hief een arm op en stak haar heup vooruit.

“Gaskelltje,” riep ze.

Gaskell deed zijn ogen open en keek haar aan. “Wat moet dat in godsnaam voorstellen?”

“Vind je het leuk, schatje?”

Gaskell zette zijn bril op. Ondanks alles vond hij het inderdaad leuk. “Als je denkt dat ik van gedachten verander, heb je het mis…”

Sally glimlachte. “Genoeg gepraat. Ik wil je, m’n biologisch afbreekbare schatje.” Ze liep naar hem toe en ging naast hem zitten.

“Wat voer je in je schild?”

“Ik wil het goedmaken, snoeperdje. Je verdient het om verwend te worden.” Ze streelde hem zacht. “Net als vroeger. Weet je nog?”

Gaskell wist het nog en voelde zich zwak. Sally boog zich voorover en drukte hem op bed neer.

“Surrogaat Sally,” zei ze en knoopte zijn hemd los.

Gaskell draaide heen en weer. “Als je denkt…”

“Niet denken, snoes,” zei Sally. Ze maakte zijn broek open. “Alleen maar erecteren.”

“O god,” zei Gaskell. Het parfum, het plastic, het maskerachtige gezicht en haar handen riepen oude fantasieën op. Hij bleef plat op bed liggen en staarde haar aan terwijl Sally hem uitkleedde. Zelfs toen ze hem op zijn buik draaide en zijn handen op zijn rug trok verzette hij zich niet.

“Bondagefreak,” zei ze zacht en ze pakte de lap zijde.

“Nee, Sally, nee,” zei hij zwakjes. Sally glimlachte grimmig en bond zijn handen vast. Ze wond de zijde zorgvuldig tussen zijn polsen en trok hem toen strak. Toen ze klaar was kreunde Gaskell. “Je doet me pijn.”

Sally draaide hem om. “Je vindt het heerlijk,” zei ze en kuste hem. Ze ging op haar knieën zitten en liefkoosde hem zacht. “Harder, schatje, keihard. Zet hem kaarsrecht overeind.”

“O, Sally.”

“Zo gaat ie goed en nu het condoom.”

“Hoeft niet. Ik vind het lekkerder zonder.”

“Maar ik wil het, G. Ik heb het nodig om te bewijzen dat je van me hield tot de dood ons scheidde.” Ze bukte zich en rolde het af.

Gaskell staarde haar aan. Er was iets verkeerd.

“En nu de muts.” Ze pakte de badmuts.

“De muts?” zei Gaskell. “Waarom die muts? Ik wil dat ding niet op.”

“Jawel, liefje. Het geeft je iets meisjesachtigs.” Ze zette hem de muts op. “Kom nu maar in Sally.” Ze maakte de bikini los en liet zich op hem zakken. Gaskell kreunde. Het was heerlijk. Het was lang geleden dat ze het zo goed had gedaan. Maar hij was nog steeds bang. Ze had een blik in haar ogen die hij nooit gezien had. “Maak me los,” smeekte hij. “Mijn armen doen pijn.”

Sally glimlachte en draaide alleen maar. “Als je klaar bent, G’tje. Als je komt.” Ze bewoog met haar heupen. “Kom, schooier, kom vlug.”

Gaskell rilde.

“Klaar?”

Hij knikte. “Klaar,” zuchtte hij.

“Voorgoed, schatje, voorgoed,” zei Sally. “Dat was de laatste keer. Het einde.”

“Het einde?”

“Je bent voor altijd klaar. Nu alleen nog een enkele reis Styx.”

“Stiks?”

“Van stikken. Het enige dat nog moet gebeuren.” Ze pakte de kan modderig water. Gaskell keek ernaar.

“Waar is dat voor?”

“Voor jou, schatje. Moddermelk.” Ze schoof over zijn lichaam omhoog en ging op zijn borst zitten. “Doe je mond open.”

Gaskell Pringsheim keek haar geagiteerd aan en begon te kronkelen. “Je bent gek. Je bent niet goed snik.”

“Blijf nou gewoon rustig liggen, dan doet het geen pijn. Het is zo gebeurd, liefje. Een natuurlijke verdrinkingsdood. In bed. Je schrijft geschiedenis.”

“Kreng, moordzuchtig kreng…”

“Noem me Cerberus,” zei Sally. Ze goot het water in zijn mond, zette de kan neer en trok de muts over zijn gezicht.

Dominee St. John Froude roeide met verrassend vaste hand voor iemand die een halve fles whisky achter de kiezen had en geteisterd werd door woede. Hoe dichter hij bij de condooms kwam, hoe groter zijn woede werd. Hij was zich niet alleen volkomen onnodig een ongeluk geschrokken vanwege de vermeende toestand van zijn lever toen hij die rotdingen zag (nu hij dichtbij was kon hij zien dat ze echt waren), maar hij hing ook de doctrine van de seksuele non-interventie aan. Naar zijn mening had God een volmaakte wereld geschapen, als je het boek Genesis mocht geloven, en was die sindsdien alleen maar achteruitgegaan. En je moest het boek Genesis wel geloven, anders sloeg de rest van de bijbel nergens op. Uitgaande van deze fundamentalistische stelling was dominee St. John Froude via een grillig pad dat langs Blake, Hawker, Leavis en een aantal obscure theologen liep tot de conclusie gekomen dat de wonderen van de moderne wetenschap het werk van de duivel waren, dat verlossing alleen te bereiken was door iedere materiële vooruitgang sinds de Renaissance en misschien nog wel eerder te schuwen en dat de natuur oneindig veel minder meedogenloos en barbaars was dan de moderne technologische mens. Kortom, hij was ervan overtuigd dat het eind van de wereld nabij was in de vorm van een nucleaire vernietigingsoorlog en dat het zijn plicht was als christen om dat feit te verkondigen. Zijn preken over het onderwerp waren van zo’n gruwelijke vurigheid geweest dat ze tot zijn verbanning naar Waterswick hadden geleid. Terwijl hij het kanaal uit roeide naar de Palingbocht, foeterde hij geluidloos op voorbehoedsmiddelen, abortus en het kwaad van de vrije seks. Het waren allemaal symptomen en oorzaken en oorzakelijke symptomen van de zedelijke chaos die het moderne leven was. Het ergste van allemaal waren de toeristen. Dominee St. John Froude verafschuwde toeristen. Ze vervuilden het kleine paradijs van zijn gemeente met hun boten, radio’s en onbeschaamde plezier in het heden en toeristen die het uitzicht vanuit zijn studeerkamer ontheiligden met opgeblazen condooms en zinloze boodschappen waren een gruwel. Tegen de tijd dat hij in het zicht van de motorboot was, viel er niet met hem te spotten. Hij roeide naar de boot, maakte vast aan de reling, trok zijn toga tot boven zijn knieën op en stapte aan boord.

In de kajuit staarde Sally naar de badmuts. Hij zwol en slonk, zette uit en werd tegen Gaskells gezicht gezogen. Sally kronkelde van plezier. Ze was de meest geëmancipeerde vrouw ter wereld, maar dan ook echt de meest geëmancipeerde. Gaskell lag op sterven en zij zou vrij zijn om te zijn, met een miljoen dollar op zak. En er zou nooit een haan naar kraaien. Als hij dood was zou ze de muts afzetten, zijn handen losmaken en zijn lijk overboord gooien. Gaskell Pringsheim zou een natuurlijke verdrinkingsdood zijn gestorven. Op dat moment ging de deur van de kajuit open en zag ze het silhouet van dominee St.

John Froude.

“Wat krijgen we nou…?” mompelde ze en ze sprong van Gaskell af.

Dominee St. John Froude aarzelde. Hij was gekomen om zijn zegje te doen en was dat ook vast van plan, maar het was duidelijk dat hij een uitermate naakte vrouw met een afschuwelijk opgemaakt gezicht gestoord had terwijl ze de liefde bedreef met een man die, voorzover hij kon vaststellen, helemaal geen gezicht had.

“Ik…” begon hij en zweeg toen. De man in de kooi was op de grond gerold en lag daar heel vreemd te kronkelen. Dominee St. John Froude staarde vol ontzetting naar hem. Niet alleen had hij geen gezicht, maar zijn handen waren op zijn rug gebonden.

“M’n beste kerel!” zei de dominee geschokt. Hij keek naar de naakte vrouw, om te zien of zij kon uitleggen wat er aan de hand was. Ze staarde hem met duivelse blik aan en had een groot keukenmes in haar hand. Dominee St. John Froude schuifelde achterwaarts naar buiten terwijl de vrouw op hem afkwam met het mes in beide handen. Ze was duidelijk volkomen krankzinnig, net als de man op de grond. Hij rolde heen en weer en schraapte met zijn hoofd van links naar rechts. De badmuts viel af, maar dominee St. John Froude had het te druk met overboord klauteren om dat te zien. Hij gooide los terwijl die afgrijselijke vrouw op hem afstormde en roeide haastig weg. Zijn oorspronkelijke missie was totaal vergeten. Aan dek schreeuwde Sally verwensingen en achter haar verscheen een gedaante in de deuropening van de kajuit. De dominee zag tot zijn opluchting dat de man nu een gezicht had, wel geen aardig gezicht, het was zelfs afgrijselijk vertrokken, maar toch. Hij sloop met duidelijk boosaardige bedoelingen naar de vrouw en een tel later bracht hij die bedoelingen ten uitvoer. De man wierp zich op haar, het mes viel op het dek, de vrouw greep naar de reling, gleed overboord en viel in het water. Dominee St. John Froude wachtte niet langer en roeide met krachtige slagen weg. Hij wist niet wat voor vreselijke, perverse orgie hij onderbroken had, maar hij wilde er niets mee te maken hebben en geverfde vrouwen met messen die hem onder meer een vuile tyfusklootzak noemden, wekten bij hem geen sympathie op als het voorwerp van hun obscene hartstocht hen in het water duwde. Bovendien waren het Amerikanen. Dominee St. John Froude haatte Amerikanen. Ze vertegenwoordigden alles wat hij verafschuwde aan de moderne wereld. Vol nieuwe walging voor het heden en met het voornemen om de whisky eens flink aan te spreken roeide hij naar huis en legde de boot vast.

Aan dek hield Gaskell op met schreeuwen. De geestelijke die zijn leven had gered had zijn schorre kreten om verdere hulp genegeerd en Sally stond tot aan haar middel in het water naast de boot. Nou, daar mocht ze blijven. Hij ging de kajuit weer binnen, draaide zich om zodat hij de deur met gebonden handen op slot kon doen en zocht toen iets waarmee hij het zijden sjaaltje door kon snijden. Hij was nog steeds doodsbang.

“Juist,” zei inspecteur Flint. “En wat deed je daarna?”

“Opstaan en de zondagskranten lezen.”

“En daarna?”

“Daarna at ik een bord zemelen met yoghurt en dronk ik een kop thee.”

“Thee? Weet je dat zeker? De vorige keer zei je koffie.”

“Welke keer?”

“De vorige keer dat je dit vertelde.”

“Het was thee.”

“En toen?”

“Gaf ik Clem te eten.”

“Wat voor merk?”

“Chappie.”

“De vorige keer zei je Bonzo.”

“Deze keer zeg ik Chappie.”

“Het is een van de twee. Welk merk was het?”

“Wat maakt het in jezusnaam uit?”

“Voor mij wel.”

“Chappie.”

“En toen je de hond gevoerd had?”

“Heb ik me geschoren.”

“De vorige keer zei je dat je in bad was gegaan.”

“Ik ben in bad gegaan en toen heb ik me geschoren. Ik probeerde tijd te besparen.”

“Vergeet de tijd, Wilt. We hebben zeeën van tijd.”

“Hoe laat is het?”

“Hou je mond. Wat deed je daarna?”

“Godallemachtig, wat doet het ertoe? Wat heeft het voor zin om steeds dezelfde dingen te herkauwen?”

“Hou je mond!”

“Goed,”zei Wilt.

“Wat heb je gedaan nadat je je geschoren had?”

Wilt staarde hem aan en zweeg.

“Nadat je je geschoren had?”

Maar Wilt bleef zwijgen. Uiteindelijk verliet inspecteur Flint de kamer en liet hij brigadier Yates komen.

“Hij wil niets meer zeggen,” zei hij vermoeid. “Wat nu?”

“Een beetje fysieke overredingskracht?”

Flint schudde zijn hoofd. “Gosdyke heeft hem gezien. Als hij maandag voor de rechter verschijnt en hem ook maar één haar gekrenkt is, klaagt hij ons meteen aan wegens mishandeling. Er moet een andere manier zijn. Hij moet een zwakke plek hebben, maar die kan ik met geen mogelijkheid ontdekken. Hoe versiert hij het?”

“Hoe versiert hij wat?”

“Om maar te blijven praten zonder iets te zeggen. Niet één ding waar we iets aan hebben. Die hufter heeft meer meningen over elk onderwerp dat je kunt bedenken dan ik haren op m’n hoofd heb.”

“Als we hem nog achtenveertig uur wakker houden, stort hij vast wel in.”

“Net als ik,” zei Flint. “We verschijnen allebei in dwangbuis voor de rechter.”

In de verhoorkamer legde Wilt zijn hoofd op tafel. Ze zouden zo weer terug zijn met nieuwe vragen, maar een paar tellen slapen was beter dan niets. Slapen. Lieten ze hem maar slapen. Wat had Flint gezegd? “Zodra je een bekentenis ondertekent, kun je net zo lang slapen als je wilt.” Hij dacht over die opmerking na. Een bekentenis. Maar hij zou geloofwaardig genoeg moeten zijn om hen bezig te houden terwijl hij uitrustte en tegelijkertijd zo onmogelijk dat hij door de rechtbank zou worden verworpen. Een vertragingsmanoeuvre, zodat Eva de tijd had om terug te komen en zijn onschuld te bewijzen. Net zoiets als toen hij Gasfitters 2 Shane te lezen gaf terwijl hij bedacht hoe hij zich van Eva moest ontdoen. Hij kon vast wel iets ingewikkelds bedenken, waar ze hun handen vol aan zouden hebben. Hoe had hij hen vermoord? Doodgeslagen in de badkamer? Niet genoeg bloed. Dat had Flint zelf toegegeven. Hoe dan? Wat was een lekker rustige manier om de pijp uit te gaan? Die arme ouwe Pinkerton had een vredige dood verkozen door een slang aan de uitlaat van zijn auto vast te maken…Dat was het. Maar waarom? Er moest een motief zijn. Eva die in bed lag met dr. Pringsheim?

Met die zak? Nog in geen jaar. Eva zou Gaskell geen tweede blik waardig hebben gekeurd. Maar dat kon Flint niet weten. En dat kreng van een Sally? Alle drie samen in bed? Dat zou verklaren waarom hij hen allemaal vermoord had en voor het soort motief zorgen dat Flint begreep. Bovendien paste het bij dat feestje. Hij pakte dus die slang…Wat voor slang? Hij had geen slang nodig. Ze zaten in de garage, om niet gestoord te worden. Nee, dat ging niet. Het moest de badkamer zijn. Eva en Gaskell die het samen deden in bad? Dat was beter. In een vlaag van jaloezie had hij de deur ingetrapt. Veel beter. Hij had hen verdronken, Sally was naar boven gekomen en hij had haar ook moeten vermoorden. Dat verklaarde het bloed. Een worsteling. Hij had haar niet willen vermoorden, maar ze was in het bad gevallen. Ja, dat klonk goed. Maar waar had hij hen gelaten? Het moest iets overtuigends zijn. Flint zou hem nooit geloven als hij zei dat hij hen in de rivier had gedumpt. En het moest ook gelijk een logische verklaring zijn voor de pop in de put. Flint was er rotsvast van overtuigd dat de pop een afleidingsmanoeuvre was geweest. Dat betekende dat hij tijd nodig had gehad om de lijken kwijt te raken.

Wilt stond op en vroeg of hij naar het toilet mocht. Zoals gewoonlijk ging er een agent mee, die buiten bleef staan.

“Moet dat nou?” vroeg Wilt. “Ik zal me heus niet verhangen met de ketting.”

“Dat is om ervoor te zorgen dat je je niet afrukt,” zei de agent grof.

Wilt ging zitten. Afrukken? Dat soort uitdrukkingen deden hem aan Vlees 1 denken. Vlees 1? Het was een moment van inspiratie. Wilt stond op en trok door. Aan Vlees 1 zouden ze zeker hun handen vol hebben. Hij ging terug naar de bleekgroene kamer waar de tl-buis zoemde. Flint zat op hem te wachten.

“Ben je nu van plan je mond open te doen?” vroeg hij.

Wilt schudde zijn hoofd. Om zijn bekentenis ook maar enigszins overtuigend te laten zijn, moest hij uit hem losgewrongen worden. Hij zou moeten aarzelen, iets zeggen, zwijgen, opnieuw beginnen, Flint vragen hem niet meer te martelen en weer beginnen.

Het zou hem in ieder geval helpen wakker te blijven.

“Gaat u weer bij het begin beginnen?” vroeg hij.

Inspecteur Flint glimlachte afzichtelijk. “Bij het allereerste begin.”

“U doet maar,” zei Wilt. “Vraag alleen niet steeds of ik de hond Chappie of Bonzo heb gegeven. Ik kan niet tegen al dat gepraat over hondenvoer.”

Inspecteur Flint hapte toe. “Waarom niet?”

“Het werkt me op mijn zenuwen,” zei Wilt huiverend.

De inspecteur boog zich voorover. “Werkt hondenvoer je op je zenuwen?” zei hij.

Wilt aarzelde meelijwekkend. “Hou op,” zei hij. “Hou alsjeblieft op.”

“Welk merk was het, Bonzo of Chappie?” zei de inspecteur, die voelde dat hij op het goede spoor zat.

Wilt legde zijn handen voor zijn gezicht. “Ik zeg niets meer. Niets. Waarom zaagt u maar door over eten? Laat me met rust.” Zijn stem schoot omhoog, net als de hoop van inspecteur Flint. Hij wist wanneer hij een gevoelige snaar had geraakt. Hij had beet.