37
Sylvia zat achter haar bureau en keek wanhopig naar de lege stoel naast zich. Clementine was op 31 augustus naar kantoor gekomen om haar spullen te halen en afscheid te nemen; dat was van meet af aan de afspraak geweest, want Polly werd op 1 september terug verwacht van zwangerschapsverlof. Alleen wilde nu niemand meer dat ze wegging. Ze was een uiterst efficiënte secretaresse gebleken, en voor Sylvia een goede vriendin. Meneer Atwood had haar een schandalig bedrag geboden om te blijven, maar dat had ze afgeslagen. Begrijpelijk, want welke vrouw vindt geld nou belangrijker dan een reis van een half jaar door Zuid-Amerika met de man van haar dromen?
Het verbaasde Sylvia dat mevrouw Atwood zich niet van haar man had laten scheiden. Ze vroeg zich af wat voor deal ze gesloten hadden. Misschien had hij beloofd dat hij zijn inbrekerspak ook een keer voor háár zou aantrekken. Misschien was zijn vrouw leuker dan hij gedacht had. Hoeveel andere vermommingen gebruikte hij? Die gedachten maakten Sylvia aan het glimlachen op de dagen dat ze Clementine miste.
Het najaar had hen zonder ook maar de geringste waarschuwing overvallen, want eerlijk gezegd hadden de hele maand juli en augustus ook al als het najaar gevoeld, met heel vochtige luchten en een onafgebroken motregen. Polly was terug, niet in staat om ook maar één zin uit te spreken zonder haar dochtertje er ergens tussen te persen. Het was snoesje dit en snoesje dat, en Sylvia begreep niet waarom ze de echte naam van het meisje niet kon gebruiken: Esme, toch een heel mooie naam.
Clementine had er stralend van geluk uitgezien. Sylvia was niet jaloers geweest, want jaloezie betekende wrok, en Sylvia kon met geen mogelijkheid wrok ten aanzien van Clementine voelen, maar ze bespeurde bij zichzelf wel iets dat in de buurt kwam van afgunst. Clementine werd niet alleen mooier van de liefde, maar ze kreeg er ook iets zorgeloos door, alsof niets ter wereld ertoe deed zolang zij maar bij de man was van wie ze hield. De schaduw was opgetrokken en had haar defensiviteit ook meegenomen. Geen ongelukkigheid meer, geen verbittering, geen zwelgen in zelfmedelijden.
Sylvia reserveerde tegenwoordig in het weekend voor de lunch in het Polzanze. Vroeger hoefde je nooit te reserveren, maar het was erg druk in het hotel en de enige manier om een tafeltje te krijgen was om van tevoren te reserveren of om Jake op zijn mobiele telefoon te bellen, waarvan hij het nummer alleen aan heel speciale klanten gaf, van wie Sylvia er één was. De inwonende kunstenaar was weg, maar het hotel werd nu bezocht door de hipste inwoners van Devon en de kamers zaten altijd vol. Marina had een advertentie in de Dawcomb Devlish Gazette gezet waarin ze weer om een kunstenaar vroeg, en William Shawcross had iedereen bij het eerste literaire diner, dat uitverkocht was geweest, een leuke avond bezorgd. Hij was niet alleen een welbespraakt en interessant spreker, maar hij was nog verdraaid knap ook. Sylvia was erin geslaagd hem een hele tijd aan de praat te houden en hij had beleefd naar haar geluisterd toen ze vertelde dat geschiedenis op school altijd haar lievelingsvak was geweest.
Ze kauwde op het uiteinde van haar balpen en bedacht dat het leven voor Clementine wel heel plotseling een andere wending had genomen. Na Zuid-Amerika gingen ze trouwen en zouden ze zich in Italië vestigen. Ze hadden er heel lang over nagedacht waar ze wilden neerstrijken, want Rafa wilde graag dicht in de buurt van zijn moeder blijven, maar zijn vader, Dante, wilde graag dat ze bij hem in La Magdalena kwamen wonen. Uiteindelijk hadden ze besloten hun tijd te verdelen tussen Argentinië en La Magdalena, waarbij ze Rafa’s moeder dan elke zomer naar Italië lieten overvliegen. Het leek Sylvia fantastisch om erachter te komen dat je echte vader een van de rijkste mannen van Italië was. Ze keek even naar Polly, die druk bezig was door de website van Mothercare te scrollen, en fronste haar wenkbrauwen. Die Clementine had het maar getroffen, terwijl Sylvia niet eens Freddie meer had om lekker tegenaan te kruipen. Ze had zich nog nooit zo eenzaam gevoeld.
Net op dat moment ging de deur open en liep Jake binnen, uit het Polzanze. Het was grappig om hem zo buiten zijn vertrouwde omgeving te zien, in een spijkerbroek en met een vrijetijdshemd aan. Ze vond hem er blits uitzien met zijn blonde haar zo over zijn voorhoofd en zijn blauwe ogen zo helder als een lagune. ‘Hé, Jake, hallo!’ zei ze opgewekt. ‘Wat doe jij hier nou?’
Hij keek een beetje zenuwachtig om zich heen. ‘Ik kwam voor jou, eigenlijk.’
Sylvia rechtte haar rug. ‘O ja?’
‘Ik vroeg me af of je thee met me wilde drinken.’
Ze was verbaasd. ‘Nu?’
‘Als je het niet te druk hebt.’
Ze draaide zich om naar Polly. ‘Zou jij zo goed willen zijn om de telefoon voor me op te nemen? Ik neem even pauze. Het is niet goed om de hele dag binnen te zitten.’
Jake grijnsde haar jongensachtig toe. ‘Is Devil’s wél goed voor je?’
‘Mijn favoriete tent.’
‘Ik heb gehoord dat ze daar heel lekkere scones met room en jam hebben.’
‘Reken maar. Ben je er dan nog nooit geweest?’
‘Ik moet tot mijn schande bekennen van niet, nee.’
‘O, Jake, dan staat je iets heerlijks te wachten.’ Ze trok haar jas aan en pakte haar tas.
Ze liepen het kantoor uit en de straat op. ‘Ik wilde je al een hele tijd mee uit vragen,’ bekende Jake.
Sylvia veerde helemaal op van genoegen. ‘Echt waar?’
‘Ja, al sinds je voor het eerst in het Polzanze kwam. Ik had nog nooit zo’n sensuele vrouw als jij gezien.’
‘Gut, Jake, wat een compliment. Er heeft nog nooit iemand tegen me gezegd dat ik sensueel ben.’
Haar glimlach moedigde hem aan nog iets verder te gaan. ‘Dat vind ik echt. Ik moest alleen de moed verzamelen om je mee uit te vragen.’
‘Maar waarom heeft dat dan zo lang geduurd?’
‘Je bent een mooie vrouw, Sylvia. Ik wist niet zeker of je wel zou willen.’
Ze lachte vol ongeloof. ‘In dat geval moeten we Devil’s maar als ons eerste afspraakje beschouwen, Jake.’
Het was warm in Devil’s en het rook er naar vers gebakken taart. Ze gingen zitten aan een tafeltje bij het raam en bestelden scones en thee. Jake keek verrukt toe hoe Sylvia met gezonde trek op de room en jam aanviel. ‘Ik hou van vrouwen die niet bang zijn om van hun eten te genieten,’ zei hij.
‘O, dit zou ik mezelf nooit kunnen ontzeggen,’ zei ze enthousiast, en ze likte de room van haar vinger.
‘Het staat je goed, moet ik zeggen,’ zei hij, en hij bewonderde haar volle boezem, die tegen de stretchstof van haar jurk drukte. ‘Waarom is zo’n mooie vrouw als jij niet getrouwd?’
Ze keek naar haar ringloze vinger en zuchtte. ‘Ik ben gescheiden, moet ik bekennen, en ik moet de juiste man nog tegenkomen. Diep in mijn hart ben ik een ouderwets meisje. Weet je, ik geloof in de grote liefde; zo’n liefde die je overrompelt, net als in romans. Met minder moet je geen genoegen nemen. Ik ben liever alleen dan met een man van wie ik niet hou.’ Ze keek hem grijnzend aan en dacht aan Clementine en aan wat die zou zeggen als ze haar nu kon horen. ‘Ik wil het hele sprookje,’ voegde ze er vastberaden aan toe. ‘Voor minder doe ik het niet.’
Grey stuurde de kleine vissersboot de beschutte baai in. Meeuwen streken vanuit de lucht neer op het water om naast de boot mee te zwemmen in de hoop te kunnen meegenieten van de picknick die Marina had klaargemaakt. Het water was rustig en de lucht was bewolkt op een paar stukken blauw na, waardoor ze zo nu en dan even een glimp van de hemel opvingen. Er stond een frisse najaarswind en Marina trok haar jas om haar schouders en rilde. Ze trok Koekie dichter tegen zich aan om warm te blijven.
Grey stuurde de boot het zand op en zette de motor uit. Hij sprong eruit en trok hem verder het strand op, waarbij hij er goed voor zorgde dat hij niet terug de zee in kon glijden. Marina gaf hem de kleden en de picknickmand aan, en lachte toen Koekie over de boeg sprong en opgewonden aan de rotsen begon te snuffelen. Grey stak Marina zijn hand toe en hielp haar eruit. ‘Hier is het,’ zei hij trots. ‘Hier heb ik je altijd al mee naartoe willen nemen.’
‘Prachtig is het hier,’ zei ze opgetogen, en ze pakte een deken en schudde die uit op het zand.
‘Het lijkt wel alsof hier nooit iemand komt.’
‘Dan wordt het ons geheime plekje.’
‘Dat klinkt goed.’ Hij ging naast de mand zitten. ‘Wat zit erin?’
‘Allemaal dingen die jij lekker vindt,’ antwoordde ze, en ze ging bij hem op de deken zitten.
‘Aha, brood, paté, gerookte zalm, kaas en chocolademousse.’ Hij lachte. ‘Lieve schat, je denkt ook aan alles.’
‘En het belangrijkst van alles: de wijn.’ In een koeler zat een koude fles sauvignon blanc. Grey haalde de glazen tevoorschijn en schonk de wijn in. Hij hief zijn glas. ‘Op afwezige vrienden,’ zei hij betekenisvol.
‘Op afwezige vrienden.’ Ze nam een slokje. ‘Ik mis ze, maar wel op een fijne manier.’
‘Zo te horen hebben ze het heerlijk daar in Zuid-Amerika.’
‘Dat is het leuke aan e-mail. In mijn tijd hadden we alleen maar brieven, en die deden er een eeuwigheid over.’
‘Je hebt me nooit verteld dat je al die liefdesbrieven die ik je geschreven heb nog had.’
‘Ik bewaar alles. Ik kan er niets aan doen. Het ligt nu eenmaal in mijn karakter om alle bewijsmateriaal van mijn leven te bewaren.’ Ze schonk hem een weemoedige grijns. ‘Waarschijnlijk omdat ik altijd toch een beetje bang ben om het kwijt te raken.’
‘Clementine heeft dankzij jouw eksterinstinct een prachtige diamanten verlovingsring.’
‘Ik vond het heel vreemd om die sieraden terug te zien. In die tijd waren ze ontzettend belangrijk voor me. Nu zijn het gewoon sieraden.’
‘Maar Clemmie zal er haar eigen associaties aan toekennen en dan worden ze voor haar ook weer bijzonder, net zoals ze dat ooit voor jou waren.’
Ze pakte zijn hand. ‘Grey, schat, je bent ontzettend begripvol geweest gedurende deze hele periode.’
‘Vergeet niet hoeveel jaar ik gewacht heb tot je openheid van zaken zou geven.’
‘Dan is geduld dus je meest bewonderenswaardige eigenschap.’
‘Als het had gemoeten had ik nog veel langer gewacht. Maar het was een stuk eenvoudiger geweest als je het me meteen in het begin al had verteld. Ik zou je er nooit om veroordeeld hebben.’
‘Dat weet ik. Maar het was zo vers dat ik er niet over kon praten. Nu kan ik openlijk over mijn zoon spreken.’ Ze glimlachte tevreden en haalde diep en voldaan adem. ‘Mijn zoon – wat heerlijk om die woorden in de mond te kunnen nemen.’
‘Wie had dat ooit gedacht: Rafa en Clementine? Jouw zoon en mijn dochter.’
‘Als ze in mei trouwen zal ik wel je ex moeten verdragen.’
‘Zij zal moeten verdragen dat de bruiloft in het Polzanze wordt gehouden, en dat lijkt me een stuk erger.’
‘En ik ga Maria Carmela ontmoeten.’ Ze beefde van opwinding. ‘Ze neemt foto’s mee van Rafa toen hij klein was. Wat een geluk dat hij in zo’n fijn gezin terecht is gekomen. Ik ben padre Ascanio veel dank verschuldigd, en Zazzetta ook, van wie ik altijd dacht dat het een slechterik was.’ Ze nam nog een slokje wijn. ‘Weet je, ik heb zo’n rijk leven gehad doordat ik twee keer heb geleefd. Als het lot niet die verschrikkelijke wending had genomen, zou ik jou, Clemmie en Jake nooit hebben ontmoet. En Koekie niet,’ voegde ze eraan toe toen de hond op het kleed ging liggen en aan de mand begon te snuffelen.
‘Wie zal zeggen wat voor soort mensen we geweest zouden zijn als we elkaar niet hadden ontmoet?’
‘Dat is een heel diepe vraag.’
‘Heerlijk toch dat we de hele middag de tijd hebben om erover te praten?’
Toen ze teruggingen naar het Polzanze, werd het al donker. De dagen waren inmiddels korter. Het zonlicht was zwakker en het gras bezaaid met knisperende bruine bladeren en stekelige kastanjes. Alleen de duiven op de daken koerden alsof het nog steeds zomer was.
Marina keek omhoog naar het huis dat haar zo dierbaar was en dacht aan Dante, die dit alles mogelijk had gemaakt; Dante, die wederom deel uitmaakte van haar leven. Ze kon nu met plezier aan alles terugdenken, en terwijl ze dat deed, kwamen er herinneringen die diep onder het puin begraven hadden gelegen als bloemen naar de oppervlakte en zochten hun weg door de brokstukken, naar het licht toe, waar ze zich er met haar ogen nostalgisch aan te goed deed.
Er kwam maar één mooie roos door het puin naar boven, vol doornen. Het deed haar pijn ernaar te kijken, dus negeerde ze hem, ook al werd hij met de dag groter en aanlokkelijker. Tot ze op een winterse middag in december de hal binnenliep, waar Jennifer aan het telefoneren was. ‘Ah, daar zul je haar hebben,’ zei ze, en ze trok een gezicht naar Marina. ‘Het is voor jou.’ Ze stak haar de hoorn toe.
‘Wie is het?’
Jennifer haalde haar schouders op. ‘Ik weet het niet. Ze zegt dat ze een vriendin van vroeger is. Ze heet Costanza.’