31
‘Ik kan gewoonweg niet geloven dat het al afgelopen is,’ zei Pat bedroefd. ‘Het is veel te snel gegaan!’
‘Ik wou dat we nog een week konden blijven, jij niet, Grace?’ zei Veronica erachteraan, terwijl ze zich naar voren boog om nog één keer aan de lelies te ruiken. ‘O, wat ruikt het hier toch zalig.’
‘Dan zullen jullie volgend jaar terug moeten komen,’ zei Marina.
‘Ik heb het hier heerlijk gehad,’ zei Jane, en ze probeerde opgewekt te klinken, maar ze had het gevoel dat ze vanbinnen vol beton was gestort. ‘Ontzettend bedankt, Marina.’ Marina merkte hoe bezwaard haar gemoed was en vroeg zich af of het iets met de Brigadier te maken had. Ze waren de afgelopen paar dagen onafscheidelijk geweest, maar het was haar opgevallen dat hij niet aan het ontbijt was verschenen.
‘U bent altijd welkom,’ antwoordde ze zacht, zodat de anderen het niet zouden horen. ‘Dan bent u mijn gast.’
Janes wangen werden rood toen ze begreep wat Marina bedoelde, en ze wuifde het haastig weg. ‘O, ik wil je beslist niet tot last zijn. We komen volgende zomer vast allemaal weer.’
‘Als we er dan nog zijn,’ viel Grace haar droogjes bij.
Marina liep met hen mee naar het grindpad, waar het busje klaarstond om hen naar huis te brengen.
‘Het is hier een oase. Je vergeet jezelf gewoon,’ zei Pat, en ze liet haar blik nog één keer over het huis gaan.
‘Je hebt gelijk, het is hier heerlijk,’ beaamde Veronica. ‘Ik begin nu pas weer aan mezelf te denken.’
‘Wat een ellende,’ zei Grace gevat.
‘Nou, zo erg is dat ook weer niet. Ik voel me een ander mens,’ wierp Veronica tegen. ‘Maar ik zal mijn mooie kamer wel missen.’
‘En ik zal de maestro missen,’ zei Grace toen ze Rafa op het pad zag, met een uitgelaten Koekie achter zich aan.
‘Wat jammer dat jullie weggaan,’ zei hij tegen de vertrekkende dames. Hij probeerde niet naar Marina te kijken, die peinzend naar de hond staarde.
‘Koekie ziet er een stuk beter uit dan op de avond dat jullie hem gered hebben,’ vond Pat, terwijl ze luid floot en op haar bovenbenen sloeg. Koekie draafde enthousiast naar haar toe.
‘Dus jullie houden hem?’ vroeg Veronica.
‘Natuurlijk,’ antwoordde Rafa. ‘Hij kan nergens anders naartoe.’
Pat bukte zich en wreef hem eens stevig over zijn krullerige rug. ‘Wat ben je toch een brave hond. Ja, je bent een heel brave hond.’
Grace rolde met haar ogen. ‘Waarom denken Engelsen toch allemaal dat hun hond begrijpt wat ze zeggen?’
‘O, maar hij begrijpt het echt, hoor,’ hield Pat vol.
Grace maakte een afkeurend geluidje. ‘Het draait allemaal om de toon waarop je iets zegt. Kijk, Pat.’ Ze liep naar de hond toe en op dezelfde opgewonden toon als Pat zei ze: ‘Je bent een heel stoute hond. Ja, een heel stoute hond.’ Koekie kwispelde zo hard dat hij bijna als een helikopter opsteeg. ‘Zie je wel? Als je het met dezelfde intonatie zegt, begrijpt dat stomme beest het verschil niet.’
‘Je bent een cynisch oud mens,’ zei Pat. ‘Of moet ik het met mijn meest opgewekte stem zeggen? Je bent een stomme ouwe taart, Grace.’
Ze namen afscheid en stapten in. De bestuurder startte de motor. Marina, Rafa en Koekie deden een stapje achteruit om hen uit te zwaaien. Net toen ze de oprit af reden, kwam de oude Mercedes van de Brigadier de hoek om. Hij claxonneerde ten teken dat ze moesten stoppen. ‘Wat is hij laat voor het ontbijt,’ merkte Marina met een blik op haar horloge op.
‘Volgens mij komt hij niet voor het ontbijt,’ zei Rafa.
De Brigadier sprong als een jonge agent uit de auto, boog zich over de achterbank en haalde een enorme bos witte rozen tevoorschijn. Het portier van het busje ging langzaam open en een blozende Jane stapte lichtvoetig uit.
‘Ik wil je vragen of je wilt blijven,’ zei de Brigadier, terwijl hij haar de bloemen gaf.
Jane duwde haar neus erin en wist niet wat ze moest zeggen. Ze voelde zich verlegen met haar onhandigheid. ‘Wat ruiken ze heerlijk,’ zei ze. ‘Wat ontzettend lief van je om aan me te denken.’
‘Ik heb enorm mijn best gedaan om geurende rozen te vinden,’ zei hij. ‘Die heb ik gekozen omdat ze net zo ruiken als jij.’ Er trok een warme gloed over haar gezicht en ze glimlachte verlegen.
De Brigadier wiegde heen en weer op zijn hakken en verzamelde de moed om de korte speech af te steken die hij de hele avond had geoefend. Hij schraapte zijn keel. ‘Het is al heel lang geleden sinds ik een meisje mee uit heb gevraagd.’
‘Het is al heel lang geleden sinds ik mee uit ben gevraagd,’ zei Jane, en haar blos werd nog dieper.
‘Ik wil graag met je trouwen, Jane.’
‘Met me trouwen?’
‘Ja, natuurlijk. We hebben niet meer alle tijd van de wereld, dus waarom zouden we er nog langer omheen draaien? Ik vind je heel erg leuk. Echt heel erg leuk, en volgens mij jij mij ook.’
‘Ja, dat is zo.’
‘Nou, wat denk je ervan?’
Jane keek om zich heen; ze voelde zich ongemakkelijk om zo het middelpunt van de aandacht te zijn. Marina sloeg haar hand voor haar mond, stomverbaasd over het onverwachte aanzoek van de Brigadier. Ze kenden elkaar pas een week. Rafa glimlachte van oor tot oor. Veronica, Pat en Grace hingen zo’n beetje uit het busje, zo graag wilden ze haar antwoord horen. Jane beet op haar onderlip om te zorgen dat die ophield met trillen. ‘Eh… ja,’ antwoordde ze timide. ‘Waarom ook niet? Ja, graag.’
‘Sue McCain zou heel trots op je zijn,’ zei de Brigadier met een knipoog naar Pat. ‘Haar motto was iets in de trant van “pluk de dag”.’
Pat grinnikte en schudde haar hoofd. ‘Heel grappig, Brigadier. Ik weet eerlijk gezegd niet wat haar motto is. Ik zal het haar eens vragen.’ Ze stapte uit en ging bij hen staan.
‘Nou, jongeman,’ blafte Grace tegen de bestuurder. ‘Geen getreuzel. Haal Janes koffer er maar weer uit. Zij blijft hier.’
‘O, wat is het toch een mazzelaar! Zij mag lekker in Devon blijven!’ zei Veronica overdreven, terwijl ze met een zakdoekje haar ogen depte. ‘O jeetje, nu moeten we weer helemaal opnieuw afscheid nemen.’
Eindelijk reed het busje de oprit af. Terwijl de Brigadier Janes koffer naar binnen droeg keek zij bedrukt toe. ‘Wat gaan we nu dan doen?’ vroeg ze. ‘Ik moet op een gegeven moment toch naar huis om wat dingen te regelen en het aan mijn familie te vertellen.’
De Brigadier pakte haar hand. ‘Maak je geen zorgen, liefje, daar heb je nog alle tijd van de wereld voor. Eerst gaan wij heerlijk ontbijten.’
‘Ja, lekker.’ Jane had nog nauwelijks iets gegeten.
‘Van het huis,’ zei Marina. ‘En de champagne ook.’
‘Champagne?’ zei Jane haar verbaasd na.
‘Natuurlijk. Een verloving kun je alleen maar vieren met een champagneontbijt.’
‘Een champagneontbijt, op onze leeftijd,’ lachte Jane.
‘Daarom maken we er ook haast mee,’ zei de Brigadier hartelijk. ‘Ik stel voor dat we zo snel mogelijk in het huwelijksbootje stappen. Waar zou je met huwelijksreis naartoe willen?’ vroeg hij.
‘Ik zou het liefst hier blijven,’ antwoordde ze, en ze liep achter Marina aan het hotel in.
‘Echt waar? Gewoon hier, in het Polzanze?’
‘Ja, Brigadier. Ik heb het hier vreselijk naar mijn zin.’
‘Dan komen we hier na de bruiloft terug, maar vandaag breng ik je naar huis.’ Hij trok zijn borstelige wenkbrauwen op. ‘En het lijkt me hoog tijd dat je Geoffrey tegen me gaat zeggen, vind je niet?’
‘Geoffrey,’ zei ze zacht. ‘Die naam past goed bij je.’
‘Geoffrey en Jane. Dat klinkt mooi.’
‘Vindt u het goed als ik u voor uw huwelijksreis naar een mooiere kamer verhuis, mevrouw Meister?’ vroeg Marina, met de kamer waar Grace net uit was in gedachten.
‘Ik ben heel tevreden met de kamer die ik had,’ wierp Jane tegen.
‘Nou, maar ik niet,’ antwoordde Marina. ‘Ik heb veel liever dat de Brigadier en u de eerste dagen van jullie huwelijk in onze mooiste suite doorbrengen.’
‘Goed dan, als je erop staat.’
‘Dat is dan geregeld. Dan gaan we nu de champagne ontkurken.’
Meneer Atwood trok de panty over zijn hoofd. Die was zo dik dat zijn gezicht er niet doorheen te zien was, maar nog wel zo dun dat hij er zelf doorheen kon kijken. Hij had een zwarte broek aan, een zwarte polo en zwarte schoenen met zachte zolen, zodat hij geen enkel geluid maakte als hij het huis binnensloop. Hij liep op zijn tenen het pand rond naar waar in de tuin tegen de achtermuur een ladder was neergezet. Het was zo donker dat hij opging in de nacht, maar uit het raam van de buren viel een lichtstraal op het gazon, die hij zorgvuldig vermeed. Hij voelde zich net een kat die heel zacht over het bedauwde gras trippelt.
Langzaam beklom hij de ladder. Sport voor sport. Hij moest vooral niet vallen en zich bezeren; zijn vrouw dacht dat hij een zakendiner had. Als hij in inbrekersoutfit naar het ziekenhuis werd gebracht was het spel misschien ten einde. Hij grijnsde tevreden, blij dat hij in staat was om al die verschillende ballen van zijn leven in de lucht te houden. Het was heel vermakelijk om verschillende persoonlijkheden aan te nemen. Hij was een vader, een echtgenoot, een zakenman, een minnaar – en nu dus ook een inbreker. Hij kwam bij het raam dat men een stukje open had laten staan en schoof zijn vingers door de kier. Heel zachtjes tilde hij de haak omhoog en trok het zo ver open dat hij erdoor naar binnen kon klimmen.
Terwijl hij onhandig naar binnen klauterde – toch niet helemaal de katachtige inbreker die hij uit alle macht probeerde na te doen – hoorde hij iemand scherp inademen en toen een opgewonden gil. Zijn hart ging tekeer, want daar op het bed, naakt en met armen en benen wijd, lag Jennifer. Haar ledematen waren aan de vier bedstijlen vastgebonden, haar lichte huid, haar beursje van goudblond schaamhaar en haar ronde borsten doemden uit het donker op, en ze huiverde verwachtingsvol.
‘Wat zie ik daar?’ zei hij met zijn kilste stem.
‘Doe me geen pijn,’ jammerde ze.
‘Je pijn doen? Ik ga je genot bezorgen tot de dood erop volgt.’
‘Ooo, nee!’
‘Ja, dit wordt heel leuk, lekker speeltje van me.’
‘Laat me met rust, alsjeblieft!’
‘En jij bent helemaal vastgebonden en ligt op mij te wachten.’
Ze trok aan haar armen en probeerde met haar benen te wiebelen, maar het haalde niets uit. Ze lag echt goed vastgebonden. Hij ging naast haar staan en streek met een gehandschoende vinger langs haar hals, over de heuvel van haar borst, om de tepel, die hard werd van verlangen, omlaag over haar buik, door het beursje en tussen haar benen, waar hij bleef liggen.
Ze gingen zo op in hun spel dat ze het geritsel in de tuin beneden niet hoorden, en het luide gefluister van de politie die het huis inmiddels omsingeld had ook niet. De buurvrouw keek gefascineerd vanuit haar badkamerraam toe. Een agent klom in ijltempo de ladder op. Toen hij bij het raam kwam, gluurde hij naar binnen en zag dat de inbreker op het punt stond om zijn slachtoffer met een reusachtige erectie te bestijgen.
Met de snelle, soepele bewegingen van de kat die meneer Atwoord nooit zou zijn, sprong de agent de kamer binnen en drukte hem tegen de grond. Voor meneer Atwoord wist wat er gebeurde, lag hij geboeid en hulpeloos op de grond en werd de panty zo hardhandig van zijn hoofd getrokken dat hij er een gekneusde neus aan overhield. Het licht ging aan en de kamer vulde zich met de bekende gezichten van de politieagenten van Dawcomb Devlish, die hem verbijsterd stonden aan te staren. Ze keken van meneer Atwood naar Jennifer, die er als een varken bij de slager vastgebonden open en bloot bij lag. Slechts één van hen had het fatsoen om zijn ogen af te wenden. Op een gegeven moment gooide een van de agenten een handdoek over haar blote lichaam en begon de touwen los te maken.
‘Dit is een vreselijk misverstand,’ zei meneer Atwood, naar adem happend.
‘Alles wat u zegt kan en zal voor de rechter tegen u worden gebruikt.’
‘Ik breek hier niet in, ik doe een rollenspel met mijn maîtresse. Godallemachtig, dit slaat nergens op!’
‘Meekomen!’ zei agent Dillon, en hij hees hem overeind.
Meneer Atwood keek omlaag en zag dat zijn zojuist nog zo trotse erectie tot een roze wormpje was verschrompeld. ‘Nou, als u per se wilt dat ik met u meega, trekt u dan alstublieft mijn broek omhoog!’
De volgende ochtend had het verhaal zich als een lopend vuurtje verspreid en had men het in Dawcomb Devlish over niets anders. Meneer Atwood kwam niet naar kantoor, en dat was maar goed ook, want buiten stond een groep fotografen van de landelijke dagbladen. De menigte toeschouwers werd alleen maar groter, totdat agent Dillon dranghekken moest neerzetten om te zorgen dat het verkeer niet stagneerde.
‘Ze dachten dat ze Baffles te pakken hadden,’ zei Sylvia, en uit haar ogen sprak een en al vrolijkheid. ‘Moet je je voorstellen, meneer Atwood nota bene!’
‘Het gaat mijn voorstellingsvermogen te boven,’ beaamde Clementine, terwijl ze naar de deinende menigte buiten keek.
‘Moet je je voorstellen dat hij zich verkleedt en doet alsof hij bij het huis van jullie receptioniste inbreekt.’
‘Ik wist wel dat hij een verhouding met haar had, want die idioot heeft me een keer meegenomen om een armband voor haar te kopen. Kon hij nou echt niet bedenken dat ik die armband zou herkennen als zij hem om had en dat ik dan meteen wist hoe laat het was?’
‘Misschien denkt hij dat jij niet goed kunt klokkijken.’
‘Misschien is hij Baffles wél, en is dit een dubbele misleiding,’ opperde Clementine.
‘Zo slim is hij niet.’
‘Ik vraag me af of we Jennifer vandaag nog te zien krijgen.’
‘Of dat we haar ooit nog te zien krijgen!’
‘Ik zou het land uit gaan als mij dat was overkomen.’
Sylvia giechelde. ‘Ik vind het wel een spannend idee. Bij de juiste man zou ik er behoorlijk opgewonden van raken.’
‘Dus niet bij meneer Atwood?’
Ze moesten allebei lachen. ‘Nee, níét bij meneer Atwood! Ik stel voor dat we de tent sluiten voor vandaag en dat we lekker gaan lunchen.’
‘Kijk, dat noem ik nog eens een goed idee,’ beaamde Clementine, en ze pakte haar tas. ‘De vissenkom is niks voor mij.’
‘En, hoe loopt het allemaal met Rafa?’ vroeg Sylvia, terwijl ze op het terras van de brasserie een slok nam van een glas pinot noir.
‘O, niets te melden.’
‘Maar het is pas een week gaande!’
‘Ik weet het. Ik kan ook niet verwachten dat het meteen storm loopt. Ik heb alleen het gevoel dat ik hem al mijn hele leven ken.’ Ze haalde haar schouders op, want ze wilde niet dat Sylvia merkte hoezeer het haar aan het hart ging.
‘Je moet weggaan, zodat hij je zal missen.’
‘Tot september ga ik helemaal nergens naartoe.’
‘Dat is te laat. Je moet nu weggaan.’
‘En waar moet ik volgens jou dan heen?’
‘Maakt niet uit. Verderop in de straat voor mijn part, zolang hij maar denkt dat je weg bent.’
‘Ik heb niet genoeg geld, of vakantiedagen.’
‘Jammer. Door afwezigheid wordt het hart vuriger.’
‘Of het hart vergeet alles helemaal.’
‘Dat is niet erg waarschijnlijk, schatje. Vertrouw mij nou maar. Ik ben een kei in hard to get spelen.’
Clementine lachte, want ze nam aan dat Sylvia dat ironisch bedoelde, maar die keek haar heel ernstig aan.
Ze kuchte. ‘Je hebt ongetwijfeld gelijk,’ zei ze toen maar vlug. ‘Als iemand het koelbloedig kan spelen, ben jij het wel.’
Rafa keek Marina na toen ze in haar auto de oprit af reed en liep toen schielijk naar het stallencomplex. Grey was met zijn boot het water op, de schilders waren druk bezig in de moestuin en Harvey was op het dak met lijm, touw en duct-tape een van de schoorstenen aan het repareren. Meneer Potter zat in de kas thee te drinken met biscuitjes erbij, met Koekie naast zich, en Bertha was Rafa’s kamer aan het opruimen, waarbij ze er zo lang mogelijk over deed om zijn kleren van de avond ervoor op te vouwen en op te hangen.
Hij liep de trap op en stak de overloop over naar de kamer van Marina en Grey. De geur van haar parfum dreef de gang in en bleef in zijn neusgaten hangen alsof ze vlak voor hem stond. Hij keek even angstvallig om zich heen en ging toen naar binnen. Maar hij had zich geen zorgen hoeven maken; er was niemand. Het bed was niet opgemaakt en lag te wachten op de komst van Bertha. Het raam stond wijd open, met een schitterend uitzicht op zee. Terwijl zijn hart in zijn keel bonkte, begon hij heel voorzichtig dingen op te pakken. Ze had niet veel snuisterijen staan, en hij kon niets ongewoons ontdekken.
Hij trok haar laden open en ging met zijn handen over de bodem en langs de achterkant om te voelen of er verborgen voorwerpen lagen. Maar er lag niets achter de kleren weggestopt, en hij schaamde zich dat hij haar privacy had geschonden. Toen hij bij haar kast kwam, zag hij een mooie gebloemde archiefdoos, die deels schuilging onder haar schoenen, en zijn hart sprong op. Hij schoof de schoenen opzij en haalde de doos tevoorschijn. Met bevende handen maakte hij hem open. Hij zat vol brieven. Het papier was vergeeld, dus ze waren oud. Hij hield zijn adem in. Hij pakte de bovenste brief eruit. Maar toen zag hij tot zijn teleurstelling dat het een liefdesbrief van Grey was, uit 1988. Hij zocht nog dieper in de doos, maar het waren allemaal brieven van Grey of kinderfoto’s van Jake en Clementine.
Hij vond hun trouwboekje en een paar foto’s van hun trouwdag. Hij ging met zijn hand helemaal naar de bodem en haalde de laatste brief eruit, in de hoop dat er iets onthullends in zou staan. Maar het was een gedicht, uit een boek getiteld My Marine Marina gescheurd, uit 1968, van John Edgerton. Hij las het en de tranen sprongen hem in de ogen, want het had over haar kunnen gaan. ‘O, trieste ziel die smacht naar zee / Rusteloos en ontevreê / Je droomschip, nu een wrak zo diep / Toen ’t op de klippen van je wanhoop liep. Het was een gedicht over liefde, maar ook over verlies. Hij vroeg zich af of ze de dichter had gekend en of hij het soms voor haar had geschreven.
Plotseling hoorde hij de voordeur opengaan en dichtslaan. Hij stopte de doos snel terug in de kast en zette de schoenen er weer bovenop. Hij liep snel de kamer uit. Toen hij de overloop op liep, verbraken de planken met een luid gekraak de stilte. Jake hoorde hem en keek vanuit de gang beneden naar boven. ‘Rafa! Wat doe jij daar?’ vroeg hij, en hij keek argwanend naar hem op.
‘Ik zoek Koekie,’ antwoordde Rafa, en hij probeerde daarbij nonchalant te klinken. Hij stak zijn handen in zijn zakken. ‘Hij loopt wel eens de trap op en gaat dan op het bed van je vader liggen.’
‘O ja?’ Jake was niet overtuigd.
‘Maar hij is er nu niet.’
‘Waarom zoek je hem?’
‘Ik wil hem door mijn leerlingen laten schilderen.’
‘Echt waar?’ Jake keek hoe hij de trap af liep. ‘Zeg, heeft Harvey jou onlangs niet naar het huis van Edward en Anya Powell meegenomen?’
Rafa knikte. ‘Ja, daar hebben we de duiventil geschilderd.’
‘Hmm.’
‘Hoezo?’
‘Zomaar,’ antwoordde Jake, en hij wreef peinzend over zijn kin.
Hij keek de kunstenaar na toen die het huis uit liep en naar het hotel wandelde. Plotseling kreeg hij het akelige gevoel dat Rafa niet was wie hij leek te zijn.