13
Marina had in geen jaren last gehad van nachtmerries, niet sinds ze aan haar huwelijkse leven was begonnen. Maar die nacht werd ze badend in het zweet wakker, met een hart dat hamerde in haar borstkas en een keel verstikt door snikken. Ze schoot overeind en greep naar haar borst, waarna ze langzaam terugkeerde in het hier en nu en haar bed, waarin Grey vredig naast haar lag te slapen. Ze pakte het glas water van haar nachtkastje. Met trillende hand bracht ze het naar haar lippen. Geleidelijk aan werd haar hartslag rustiger en stopte het gehamer. Ze haalde diep adem en wreef over haar gezicht. Toch hing de droefheid die de droom had opgeroepen nog als een wade om haar heen.
Ze stapte uit bed en liep op onvaste benen naar de kast waarin ze haar kleren bewaarde. Voorzichtig, om geen geluid te maken, opende ze de deur en tastte rond op de bovenste plank, achterin, waar achter haar truien een schoenendoos tegen de kastwand stond verstopt. Ze had hem al jaren niet meer tevoorschijn gehaald, ook al leek hij een merkwaardige aantrekkingskracht op haar te hebben telkens wanneer ze haar kast opendeed, alsof hij haar aan zijn aanwezigheid wilde herinneren.
Met de doos veilig tegen haar borst gedrukt liep ze op haar tenen naar de badkamer en draaide de deur op slot. Ze knipte het licht aan en huiverde even bij het felle schijnsel. Langzaam liep ze naar de wc, klapte het deksel omlaag en ging erop zitten. Ze bleef roerloos naar de doos zitten staren, met zijn eenvoudige witte deksel, tot haar ogen ervan prikten. Hij zag eruit als een kleine doodskist, zo puur en onbezoedeld. Ze streek met haar vingers over het gladde oppervlak en haar tranen drupten zwaar en snel neer. Van angst verkrampte haar hart, tot het nog maar een klein bolletje was, als een koude steen.
Ze vreesde de inhoud van de doos, hoewel ze die net zo goed kende als haar eigen pijn. Haar ademhaling werd moeizaam en er ontsnapte haar een kreet. Ze smoorde haar snik met haar hand, sloot haar ogen en huilde stilletjes. Het deed er niet toe of ze de doos nu wel of niet openmaakte, want hij zou er altijd zijn om haar aan haar vergissing te herinneren. En als ze de doos nou weggooide? Dan zouden de herinneringen toch blijven, onuitwisbaar in haar ziel gegrift, en in nachtelijke angstbeelden weer opduiken om haar te herinneren aan haar schuld. Alleen God wist hoezeer ze leed.
Ze bleef in de badkamer zitten tot haar hartslag was bedaard en haar verdriet zakte. Toen zette ze de doos weer achter in haar kledingkast en ging terug naar bed.
Grey draaide zich om en trok haar tegen zich aan. ‘Gaat het, schat?’ fluisterde hij slaperig.
‘Nu weer wel,’ antwoordde ze, zich in zijn armen vlijend.
‘Toch niet weer die droom, hè?’
‘Jawel, maar die is nu voorbij.’ Het was jaren geleden dat die terugkerende nachtmerrie haar uit haar slaap had gehaald. Grey drukte een kus op haar hoofd en ze sloot haar ogen in de wetenschap dat ze nu weer veilig in slaap kon vallen zonder dat ze die nacht nog door de droom zou worden geplaagd.
De volgende ochtend kwam Harvey met een brede grijns haar keuken in, en Marina moest zich beheersen om niet haar armen om hem heen te slaan alsof hij een kind was. ‘O, Harvey, wat ben ik blij dat je terug bent. We hebben je gemist!’
Bezorgd keek Harvey haar aan. ‘Alles goed?’
‘Jawel. Maar Rafa is gisteren gearriveerd en vandaag komen mijn dames, en Grey wilde dat je hem ergens mee hielp. Hij is vroeg vertrokken om te gaan vissen, dus ik kan hem niet vragen wat het was. Maar goed, dat doet er nu niet toe. Neem een kop thee en doe je verhaal, dan ontbijt ik ondertussen even. Zo meteen komt Bertha en moet ik weg.’
Harvey rolde met zijn ogen. ‘Bedoel je de Workaholic?’
Marina lachte. ‘Dat is een prima naam voor haar.’
‘Ik heb nog nooit iemand zo snel van kamer naar kamer zien vliegen.’
‘Was dat maar waar.’
‘Zodra jij je hielen hebt gelicht, gaat ze volgens mij met een kop thee de kranten zitten lezen.’
‘Dat durft ze vast niet.’
‘Dat wil ze je graag laten denken.’ Hij trok een stoel bij en Marina schonk water uit de ketel in een mok. Ze wist hoe hij zijn thee graag dronk: Earl Grey met een flinke lepel honing. Ze gaf hem de mok aan en haar gekwelde hart kwam enigszins tot rust. Ze keek toe hoe hij hem aanpakte, zijn grote hand ruw en vol lijntjes, als de bast van een oude eikenboom.
Ze ging tegenover hem zitten en schonk zichzelf nog een kop koffie in. Met vriendelijke ogen keek hij haar aan. ‘En, wat is er allemaal gebeurd?’
‘Afgezien van de inbraak?’
‘Ik weet het, ik heb het gehoord. Het lijkt ongelooflijk in deze tijd, met al die forensische onderzoeken en alle techniek die ze tot hun beschikking hebben, dat ze helemaal niets kunnen vinden.’
‘Ze moeten wel een heleboel zilver in hun eetkamer hebben gehad om het voor de inbreker de moeite waard te maken in te breken en het te stelen.’
‘De inbreker is tenminste niet verder het huis in gegaan. Denk eens aan al die schilderijen.’
‘Vermoedelijk wist hij precies wat hij wilde. Tafelzilver is makkelijk te verkopen.’
‘Is er al over geschreven in de kranten?’
‘Die heb ik nog niet gelezen. Ik heb mijn informant bij de politiemacht.’
‘Zeker dezelfde als die van Jake. Hij kan niet wachten om het iedereen te vertellen, zeker? Waarschijnlijk vertelt hij het ook aan de plaatselijke krant.’
‘Volgens mij geniet hij ervan dat hij er meer van weet.’
‘En om met zijn kennis te pronken tegenover iedereen die maar luisteren wil. Geen wonder dat ze hem niet kunnen pakken; ze hebben het veel te druk met roddelen.’
‘En, hoe gaat het met de kunstenaar?’
Zodra hij over Rafa begon, klaarde Marina’s gezicht op. ‘Hij is charmant. Een positief, blij iemand in het hotel, net als jij.’ Harvey grijnsde boven zijn mok. ‘Hij is tegen iedereen vriendelijk, weet je. Jennifer en Rose zijn in de zevende hemel omdat hij aardig tegen ze doet, en het lijkt wel of iedereen blijer is. Het is net alsof hij toverstof over het hele hotel heeft laten neerdwarrelen. Ik heb zo’n idee dat hij veel voor ons gaat betekenen.’
‘Dat zie je vast goed.’
‘Maar ik geloof niet dat Jake hem erg mag.’
‘O nee?’
‘Het groenogige monster.’
‘Ah,’ zei Harvey, die meteen snapte wat ze bedoelde.
‘Jake kan soms heel onvolwassen doen. Maar Clemmie vindt Rafa het einde.’
‘Mooi zo.’
‘Het probleem is dat ze dat niet onder stoelen of banken steekt.’
‘Misschien heeft hij dat niet in de gaten. Mannen merken minder op dan je denkt.’
‘Ik weet niet. Maar hij is een volwassen man. Ik weet zeker dat hij zich er niet door van de wijs zal laten brengen.’ Ze keek ongemakkelijk.
‘Je wilt niet dat ze gekwetst wordt.’
‘Ze is nog nooit eerder echt verliefd geweest. Al heeft ze wel vriendjes gehad.’ Marina trok een gezicht. ‘Een heleboel vriendjes. Maar ze heeft nooit van iemand gehouden.’
‘Denk je dat ze verliefd wordt op Rafa?’
‘Dat weet ik wel bijna zeker. Ik ben bang dat ze het zwaar gaat krijgen.’
‘Misschien passen ze wel prima bij elkaar.’
‘Dat denk ik niet. Hij woont aan de andere kant van de wereld en hij is knapper dan goed voor hem is. Hij zal er wel aan gewend zijn dat vrouwen op hem vallen.’ Ze sloeg haar ogen neer en fronste. ‘Ik vertrouw knappe mannen niet als het op liefde aankomt.’
‘Maar je mag Rafa wel.’
‘Ja, ik mag hem heel graag. Het is ook alleen maar malligheid van me.’
‘Nee, dat is het niet. Je bent een goede stiefmoeder.’ Ze keek hem aan, en hij schonk haar zo’n warme glimlach dat haar keel zomaar ineens werd dichtgeknepen.
‘Dank je, Harvey. Je weet dat ik alleen maar het beste voor haar wil.’
‘Dat weet ik, ja.’
De voordeur ging open en bracht een windvlaag mee – en Bertha. ‘Goeie hemel, er staat vandaag een straffe bries.’
‘Tijd om naar het hotel te gaan,’ zei Marina tegen Harvey toen Bertha de gang door kwam naar de keuken. Ze dronken allebei hun kop leeg. Er zweefde een wolk Anaïs Anaïs op de luchtstroom naar binnen en toen stond Bertha in de deuropening, haar grote lichaam in een geelgebloemde tentjurk geperst. Marina zette haar koffiekopje neer en keek haar vol afgrijzen aan, terwijl Harvey zijn blik niet van haar kon losmaken. De gele stof viel recht naar beneden tot op haar enkels, die eronderuit staken als twee rauwe worstjes. Haar voeten had ze in goudkleurige pumps weten te wringen. Met knipperende ogen keek Marina haar aan, niet in staat een woord uit te brengen.
‘Zeg nou niet dat jullie hem niet mooi vinden,’ zei Bertha zonder te verblikken of te verblozen. ‘Ik ben de hele ochtend bezig geweest om hem dicht te ritsen.’
‘Je ziet er stralend uit,’ zei Harvey. Hij stond op en zette zijn pet weer op zijn hoofd. ‘Ik heb een zonnebril nodig als ik naar je kijk.’
‘Ik had vanochtend een positief gevoel.’
‘Mooi zo,’ zei Harvey. ‘Misschien kun je dan iets van die positiviteit in je werk leggen.’
‘Je weet, ik ben de grootste perfectionist die er bestaat.’ Ze zette haar tas op een van de keukenstoelen. ‘Ik denk dat ik maar eens een bakkie voor mezelf ga zetten.’ Harvey ving Marina’s blik en trok een wenkbrauw op. ‘Moet ik vandaag nog iets speciaals doen?’ Ze richtte haar vraag aan Marina.
‘Eh… nee. Ik bedoel: nee, niks speciaals.’
‘Wie moet de kamer van de kunstenaar eigenlijk schoonmaken?’
‘Ik weet niet. Daar gaat Jake over.’
‘Nou, als u wilt dat het goed gedaan wordt, moet u bij mij zijn.’
‘Dank je, Bertha.’ Marina liep naar de deur.
‘Praat eens met Jake. Misschien kan hij me deze zomer voor die kamer inroosteren.’ Ze stiefelde naar de ketel en hield hem onder de kraan. ‘Ik zou er maar niet op rekenen dat die malle kamermeisjes goed werk leveren. Hij is een knappe kerel en misschien raken ze in de problemen.’ Veelbetekenend keek ze Marina aan. ‘U weet hoe jonge meiden zijn. Veel te kwistig met hun schoot.’
Harvey en Marina liepen over het grind naar het hotel en moesten lachen om Bertha’s absurde gedoe. ‘Ik wist niet dat er jurken in die maat bestonden,’ zei Marina. ‘Of in dat model. Ik hou mijn hart vast voor wat de rest van mijn personeel heeft aangetrokken. Is het iedereen soms in de bol geslagen?’
Toen ze het hotel binnengingen, zaten Rose en Jennifer aan de receptie. Aan hún kleren was niets bijzonders te zien, maar ze hadden overduidelijk wel hun make-up met meer zorg aangebracht dan anders.
‘Hij is in de eetzaal,’ zei Jennifer toen Marina binnenkwam.
‘Mooi.’
‘Hij zit bij de Brigadier.’
Marina zette een zorgelijk gezicht. ‘O, oké.’
‘Met de Brigadier kan hij het vast goed vinden,’ zei Harvey toen ze de hal door liepen. ‘Zo heb je ze niet in Argentinië.’
‘Wat weet jij van Argentinië, Harvey?’ lachte Marina.
‘Dat ze daar geen mannen hebben zoals de Brigadier.’
Rafa zat inderdaad aan het vaste tafeltje van de Brigadier bij het raam. Ze waren diep in gesprek. Toen de twee mannen Marina zagen naderen, stonden ze op om haar te begroeten. ‘Blijf alsjeblieft zitten,’ zei ze, en ze zag de Brigadier, die nog maar net zijn achterwerk van zijn stoel had weten te hijsen, weer terugzakken. ‘Dus jullie hebben met elkaar kennisgemaakt.’
‘Boeiende jongeman,’ merkte de Brigadier enthousiast op. ‘Zijn vader heeft in de oorlog gevochten, voor de ándere kant.’
‘Vervolgens is hij naar Argentinië geëmigreerd om dat te vergeten,’ voegde Rafa eraan toe.
‘Ik wil het niet vergeten. De dag dat ik dat vergeet kunnen ze me net zo goed onder de grond stoppen. De beste tijd van mijn leven!’
‘Nee, uw leven is nú goed,’ zei Rafa.
‘Niet zo goed als vroeger, jongeman,’ grinnikte de Brigadier enigszins spijtig.
‘Maar het verleden is niet meer dan een herinnering, en de toekomst is alleen verwachting. De enige realiteit is het hier en nu.’ Rafa keek om zich heen de zaal door. ‘En u zit hier op een prachtige plek heerlijk te ontbijten. Daar is niet veel mis mee.’
‘Het kan toch geen kwaad om te dromen?’ vroeg Marina.
‘Natuurlijk niet, zolang je verlangens je maar niet ongelukkig maken.’
‘Ik heb al mijn dromen over pijproken opgegeven toen ik daar te oud voor werd. Nu rook ik alleen nog maar gewone tabak.’
‘U bent jong van hart,’ zei Rafa vriendelijk.
‘Ach, dat oude hart van me. Het ging nergens zo van kloppen als van het geluid van geweren en de geur van het slagveld.’ De Brigadier sloeg zijn waterige ogen op en snufte even. ‘Of van het mooie gezichtje van mijn meisje.’
Rafa voelde wel aan dat zijn meisje boven in de hemel was, bij zijn vader, en sloeg het melancholieke gezicht van de Brigadier met genegenheid gade. ‘Ze is nog steeds hier, hoor,’ zei hij zacht.
‘O, maar dat weet ik ook wel. Het is vijf jaar geleden, vijf lange jaren. Soms kan ik haar voelen, maar misschien haalt mijn geest wel gemene trucjes uit met een verdrietige oude man die dat graag wil geloven.’
‘Vast niet,’ kwam Marina tussenbeide. ‘Je moet geloven in wat je voelt.’
Ze wendde zich tot Rafa. ‘Wat zijn je plannen voor vandaag?’
‘Hij gaat me leren schilderen,’ zei de Brigadier.
‘O ja?’
‘Jazeker. Hij denkt dat ik me daar weer jong door ga voelen.’
‘Dan mag hij ons allemaal wel schilderles geven,’ zei Marina met een lach.
‘Jullie zijn allemaal welkom.’
‘Nog meer cursisten?’
‘Nee, alleen de Brigadier. We gaan de tuin in.’
‘Mooi.’
‘We gaan een boom schilderen.’
‘Een boom?’
‘Ja,’ beaamde Rafa resoluut. ‘Een boom.’
Clementine had in lange tijd niet zo goed geslapen. De avond ervoor had ze om tien uur een telefoontje van Joe genegeerd en haar mobieltje uitgezet. Rafa was om een uur of elf vanuit de tuin naar binnen gekomen en ze hadden tot middernacht in de serre zitten praten bij kaarslicht, tot de kaarsen bijna helemaal waren opgebrand. Hij had haar verteld over zijn vader, die hij ontzettend miste, en over zijn jeugd. Ze voelde zich gevleid dat hij zo veel aan haar kwijt wilde, alsof ze zijn vertrouwelinge was. Ze hadden samen al het geheimpje van de kerk, het huis dat God was vergeten, en van de verborgen baai. Toen ze waren opgestaan om naar bed te gaan, had ze bijna verwacht dat hij haar zou kussen. Maar dat had hij niet gedaan. Hij had geglimlacht en haar welterusten gewenst, waarna hij haar in de hal had achtergelaten bij Bill, de nachtportier.
Ze was bijna zwevend naar het stallencomplex gegaan, met een hoofd vol heerlijke fantasieën en een licht en bruisend gevoel in haar borst. Neuriënd had ze een bad genomen, ze had gedanst bij het afdrogen en gelachen toen ze zich had ingesmeerd met de een of andere lotion die ze ooit had gekocht maar nooit gebruikt. Met een tevreden zucht was ze onder het dekbed gekropen, en voor het eerst dat ze zich kon heugen had ze er echt naar uitgekeken om de volgende ochtend weer wakker te worden.
Voordat ze in haar Mini naar haar werk was gestoven had ze Rafa nog gezien. Ze waren elkaar tegengekomen in de hal – niet dat ze daar iets te zoeken had – en hij had voorgesteld om na werktijd een boottochtje te maken. Door het vooruitzicht van een uitje, alleen zij tweeën, was ze de hele weg naar Dawcomb in een goed humeur. Ze reed over de smalle weggetjes, langs weelderige groene hagen en bloeiende sleedoorn, waarvan de witte bloesem als sneeuw op de takken lag. Ze sloeg de vogeltjes gade die erin en eruit doken, en de meeuwen die boven haar hoofd rondcirkelden tegen een glinsterende lucht. Haar hart zwol van vreugde bij de glimpen die ze af en toe opving van de zee toen ze langs de kust naar het stadje koerste. Ze nam de schoonheid om haar heen in zich op en vroeg zich af waarom ze daar nooit eerder oog voor had gehad.
Sylvia stond bij haar bureau in een strak rood rokje en een satijnen blouse die bovenaan met een uitbundige strik gesloten was. Ze was in de weer met een bos lelies en knipte met een schaar de meeldraden eruit. Toen ze Clementine zag, keek ze nog eens goed en onderbrak haar bezigheden. ‘Lieve hemel, wat is er met jou?’
‘Niets,’ antwoordde Clementine, die met een schouderbeweging haar jasje uittrok.
Sylvia kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Eens even kijken. Je hebt je vandaag uitgesloofd, dus er moet iets zijn. Anders zie je er altijd uit als een zak aardappelen.’
‘Bedankt voor het compliment.’
‘Ga je het me nog vertellen of moet ik je eerst op de pijnbank leggen?’ Ze zette een hand op de welving van haar heup. ‘Die bloemen zijn van Freddie, trouwens. Voor het geval je daar benieuwd naar was.’
‘Dat ben ik niet.’
‘Ik zou graag denken dat het door Joe komt, maar dat is niet zo, hè?’
‘Nee,’ zei Clementine, die ging zitten en haar computer aanzette. ‘Herinner je je nog die Argentijn die ik in de Black Bean Coffee Shop tegenkwam?’
‘Ja. Die is toch niet teruggekomen?’
‘Híj is onze inwonende kunstenaar.’
‘Dat meen je niet!’ Sylvia legde haar schaar neer en kwam op de rand van haar bureau zitten. Ze kruiste haar benen en sloeg haar armen over elkaar. ‘Vertel!’
‘Hij is gisteren aangekomen.’
‘En je bent al met hem het bed in gedoken.’
‘Welnee.’ Clementine wapperde afwijzend met haar hand. ‘Natuurlijk niet!’
‘Arme Joe. Die zal er wel kapot van zijn. Heb je het hem al verteld?’
‘Er valt niets te vertellen.’
‘Joe denkt dat jij de ware bent.’ Ze snoof afkeurend. ‘God zegene hem, de arme dwaas!’
‘Nou, dat ben ik niet. Nooit geweest ook.’
‘Freddie is ook niet de ware.’ Ze wierp een blik op haar rode nagels en klakte met haar tong. ‘Ook al wil hij daar niets van weten.’
‘Stuurt hij je daarom bloemen?’
‘Hij voelt dat hij me dreigt te verliezen. Wat maar weer eens bewijst dat mannen goed bij de les blijven als je niet al te aardig doet. Mijn moeder zou zeggen dat een vrouw haar hele leven moet doen alsof ze niet zomaar te veroveren is.’
‘Wat vermoeiend.’
‘De vloek van het vrouw-zijn.’
‘Een van de vele,’ voegde Clementine eraan toe.
‘Wat zijn de andere dan?’
‘Zwangerschap.’
‘Maar denk eens aan die kleine schat die je aan het eind daarvan in je armen houdt.’
‘Wil jij kinderen, Sylvia?’
‘O, jawel. Maar ik red het zo best, hoor. Daarom hou ik Freddie ook aan het spit en bedruip ik hem af en toe als een smakelijke braadkip.’
‘Ik bedoel niet met Freddie. Die heeft al kinderen.’
‘Misschien is hij wel de enige die voor mij in aanmerking komt.’
‘Je mag het nog niet opgeven.’
‘Om de liefde te vinden? Je weet dat ik daar niet in geloof.’
Clementine grijnsde en draaide zich om naar haar beeldscherm. ‘Nou, ik anders wel!’
Rafa zette twee stoelen en twee ezels neer op het grasveld voor het huis, tegenover de ceder. De Brigadier was naar huis geweest om geschiktere kleren aan te trekken en zat nu op zijn stoel in het lichtblauwe linnen jasje dat zijn vrouw jaren geleden voor hem had gekocht, maar dat hij nog nooit had gedragen. Hij vond dat het niet mooi viel, want een goed jasje moest de lijn van je middel volgen. Hij had een strohoed op zijn hoofd gezet ter bescherming tegen de zon en keek nu verbijsterd naar het blanco vel papier. ‘Dus ik moet een boom schilderen?’
Rafa knikte. ‘Ja, maar ik wil meer zien dan een plaatje van een boom.’
‘O ja, de vogeltjes moeten er zeker ook in?’
‘Bijvoorbeeld. Ik wil niet dat u de boom alleen maar zíét, maar ook dat u hem vóélt.’
‘Dat wordt nog verrekte lastig. Zien is één ding, maar voelen is iets heel anders.’
‘Dat valt wel mee, Brigadier. Als ik een exacte kopie van die boom wilde, zou ik wel een foto nemen.’ Hij wreef even peinzend over zijn kin. ‘Vertelt u eens: wat voor gevoel geeft deze boom u?’
‘Ik word er zenuwachtig van,’ zei de Brigadier gnuivend.
‘Echt waar? Hoe dat zo?’
‘Omdat ik niet weet waar ik moet beginnen.’
‘Kijk eens goed naar de boom.’
‘Daar kijk ik naar.’
‘Niets zeggen, alleen kijken. Neem zo veel tijd als u wilt.’ De Brigadier deed wat hem werd gezegd en keek naar de boom. Hij keek er lang en goed naar, tot zijn ogen ervan prikten en hij moest knipperen. ‘En, wat voor gevoel krijgt u?’
De Brigadier wilde alweer zeggen dat hij er zenuwachtig van werd, maar toen bespeurde hij opeens een merkwaardige sensatie in de buurt van zijn middenrif. Hij keek naar de boom en dacht aan zijn vrouw. De boom deed hem denken aan de dag dat ze hun achtjarige dochtertje voor het eerst naar kostschool hadden gebracht. Er had een grote ceder naast de kapel gestaan en een heleboel kinderen klommen als aapjes over de takken. ‘Ik word er verdrietig van,’ zei de Brigadier bruusk.
‘Dus u ziet, de boom is meer dan een boom. Hij inspireert u tot bepaalde gevoelens. Ik wil die gevoelens ook krijgen als ik naar uw schilderij kijk.’
‘Lieve help, dat is geen makkelijke opdracht.’ Met een kuchje zette hij de onbekende emotie van zich af.
‘Het kan me niet schelen of uw schilderij waarheidsgetrouw is of niet, maar ik wil dat u geroerd wordt door wat u ziet en probeert dat gevoel om te zetten in verf op papier. Probeer het maar eens, maak u geen zorgen. Niet te veel nadenken. Doop gewoon uw kwast in de verf en laat die door uw gevoelens over het papier leiden.’
Met zijn gedachten bij zijn vrouw begon de Brigadier te schilderen.