3
De volgende ochtend zat Marina aan de ontbijttafel met Grey in het woonhuis waartoe ze de oude stallen tegenover het hotel hadden verbouwd. ‘Ik ben blij dat Jake vanochtend terug is,’ zei ze strak. ‘Lange afspraak bij de tandarts. Wat heeft die man wel niet allemaal gedaan? Zeker al zijn tanden uit zijn mond getrokken en ze er weer in gezet?’
‘Hij is naar Thurlestone geweest.’
‘Hoezo? Hij is híér de manager, niet in Thurlestone.’
‘Hij is geïnteresseerd in die inbreker.’
‘Dus hij heeft een beetje de detective lopen uithangen?’
‘Precies.’
‘Mooi zo. Nu kunnen we allemaal ’s nachts rustiger slapen.’ Ze nipte van haar koffie.
‘Ik geloof niet dat Jakes aanwezigheid daar erg helpt om de inbreker te vinden.’
‘Kennelijk denkt hij dat hij een steentje kan bijdragen.’
‘Amateurdetective.’
‘Hij zou zijn energie aan zijn werk hier moeten besteden, anders neem ik een andere kracht aan.’
Grey wierp een blik op de klok aan de wand. ‘Ik denk dat je Clementine moet gaan wakker maken; straks moet zij ook nog een andere baan gaan zoeken.’
‘Die meid zou eens moeten leren zich wat verantwoordelijker te gedragen.’
‘Nood doet wonderen.’
‘Het is een beetje laat om haar te leren op eigen benen te staan. Ze weet dat jij haar toch altijd wel weer uit de nesten haalt.’
‘Als ze terug wil naar India, zal ze zelf het geld moeten verdienen.’
‘Grey, lieve schat, ze zou helemaal niet terug moeten willen naar India. Ze zou een fatsoenlijke baan moeten zoeken. India is alleen maar een vlucht voor de rest van haar leven.’
‘Ze is dol op reizen.’
‘Toen ik zo oud was als zij, moest ik helemaal voor mezelf zorgen. Ík had geen rijke ouders die me steunden.’
‘Is het dan niet fijn dat Clementine die wel heeft?’
‘Hád, zul je bedoelen. We hebben geen geld meer uit te delen.’
‘Ik zie er niets verkeerds in dat ze zolang ze nog vrij en ongebonden is wat rondreist en iets van de wereld ziet.’
‘Natuurlijk, daar is niets mis mee. Maar ze doet het om de verkeerde redenen. Als ze geen verantwoordelijkheid voor haar eigen leven neemt, wordt ze nooit volwassen. Je bent te soft. Dat ben je altijd al geweest.’
‘Ik ben een schuldbewuste vader.’
‘Je hebt geen enkele reden om je schuldig te voelen. Je hebt die kinderen alles gegeven wat hun hartje begeerde. Jake woont en werkt hier, Clementine heeft in haar vakanties de hele wereld rondgereisd. Ze hoefde niet eens te werken om haar collegegeld te betalen. Ze hebben het allebei goed gehad, en het gevolg is dat ze tot op het bot verwend zijn. Maar het zijn niet mijn kinderen, dus…’ Ze haalde haar schouders op. ‘Het is niet aan mij om kritiek te geven.’
‘Maar die geef je wel.’ Hij keek haar toegeeflijk aan.
‘Omdat het me aan het hart gaat.’
Hij glimlachte. ‘Dat weet ik.’
‘Maar zíj niet. Zij denken dat ik de vijand ben.’
‘Dat is niet waar. Diep in hun hart mogen ze je graag.’
‘Dat laten ze anders niet erg blijken.’
‘Jij ook niet.’
Ze slaakte een zucht. ‘Schaakmat.’
‘Neem een croissantje.’
‘Je verandert van onderwerp.’
Hij grijnsde. ‘Ja, dat doe ik zeker.’
‘Heel goed, dan neem ik een croissantje. Zo meteen wordt het tijd om het Hondenkoekje te ontvangen.’
‘En om mijn dochter wakker te maken.’
‘Ik offer me wel weer op.’
‘Maar het is wel een mooi offer.’
Marina dronk haar koffiekopje leeg. ‘Jij gaat vanochtend zeker vissen?’
‘Het is er prima weer voor.’
‘Prachtig, ja. Soms zou ik willen dat ik met je mee kon.’
‘Ja, kon dat maar. Het zou je goeddoen om er even tussenuit te zijn en aan iets anders te denken.’
‘Ik zou niet weten waar ik over zou moeten nadenken. Het hotel neemt me helemaal in beslag.’
‘Dat bedoel ik nou.’ Hij stond op. ‘Tussen de middag ben ik terug. Veel succes met de Hondenkoek.’
Marina zette een zorgelijk gezicht en slaakte een hulpeloze zucht. Toen Grey langs haar stoel liep, bukte hij zich om haar een kus op haar hoofd te geven. Hij bleef even dralen, voelde de spanning van haar af stralen en zou dolgraag haar last voor haar willen dragen. Hij sloot zijn ogen en ademde haar warme vanillegeur in. ‘Wat er ook gebeurt, schat, we zijn samen.’ Hij gaf een kneepje in haar schouder en ze legde een hand op de zijne. Zijn aanraking ging vergezeld van zo veel onuitgesproken woorden dat ze de moed niet had om antwoord te geven, dus gaf ze hem maar een kneepje terug. Ze bleven even zo staan en lieten zich waar woorden niets konden uitrichten troosten door hun liefde. Toen gaf hij haar nogmaals een kus en ging de kamer uit.
Clementine werd wakker met een hoofd vol neushoorns die met elkaar in gevecht waren. Ze bracht haar hand naar haar voorhoofd en wreef erover zonder dat dat iets hielp. Terwijl ze langzaam bij zinnen kwam, doken er een voor een flarden van de vorige avond op, totdat zich voor haar geestesoog een onverkwikkelijk beeld aftekende. Ze kreunde om haar eigen dwaasheid. Ze had zich niet alleen door Joe laten kussen, wat op dat moment best fijn was geweest, maar ze had het ook goedgevonden dat hij allerlei andere dingen deed, waaraan ze nog maar vage, verwarde herinneringen had, die gepaard gingen met een gevoel van schaamte. Ze rolde zich om en trok een kussen over haar hoofd. Was het tot de daad gekomen? Tot haar ontzetting ontdekte ze dat ze zich er niets van herinnerde.
De deur ging open en Marina kwam zachtjes binnen. ‘Clementine, je moet opstaan. Het is kwart over acht.’
Clementine bleef roerloos liggen en deed of ze het niet hoorde. Marina liep naar het raam en schoof de gordijnen open. Het zonlicht tuimelde naar binnen. ‘Het is weer een prachtige dag. Geen wolkje aan de lucht.’ Ze kwam naar het bed en tilde het kussen op. ‘Ik weet dat je wakker bent. Zware nacht gehad?’
‘Te veel wodka in de Dizzy Mariner,’ mompelde Clementine.
‘Ik zal sterke koffie voor je zetten. Neem een douche, daar knap je van op.’
‘Ik wil slapen.’
‘Ik ga niet opbellen om te zeggen dat je zogenaamd ziek bent.’
‘Alsjeblieft…’
‘Nee, dat gaat me echt te ver. Schiet op nou, anders kom je nog te laat.’
Clementine sleepte zichzelf de badkamer in en tuurde in de spiegel boven de wastafel. Haar gezicht zag grauw, de kringen onder haar ogen waren zo donker als paarse stormwolken, en ze had een ontsierend puistje op haar kin. Haar schouderlange haar zat in knopen en klitten, alsof er ’s nachts een vogel in gevangen had gezeten die een uitweg had gezocht. Haar lippen waren gezwollen van al het zoenen. Geen enkele hoeveelheid oogdruppels zou haar bloeddoorlopen ogen kunnen verhelpen, en wat haar zelfrespect betrof – ze zocht naarstig naar de paracetamol –, dat was al helemáál hopeloos verloren.
Uiteindelijk kwam ze beneden in de keuken. Bij de geur van verse koffie en warme croissants leefde ze enigszins op. Marina zat aan tafel de Vogue te lezen. Ze zag er elegant en verzorgd uit in een beige broek met een kleurige bloemetjesblouse, haar kleine voeten in schoenen met hoge sleehakken gestoken. Ze sloeg haar ogen op van het tijdschrift en glimlachte vriendelijk. ‘Dat is beter.’ Maar niet meer dan een klein beetje. Clementine had geprobeerd een en ander te camoufleren met te veel foundation en oogpotlood.
‘Ik had nooit zo veel moeten drinken.’
‘We doen allemaal wel eens domme dingen.’
‘Ach, ik weet niet, Marina. Jij ziet er niet uit alsof je ooit ook maar één dom ding in je leven hebt gedaan.’
‘Daar zou je nog raar van opkijken.’
‘Ja, dat zou ik zeker.’ Clementine kon zich niet voorstellen dat haar stiefmoeder ooit dronken was geweest en een ruige man die links en rechts wat kluste zijn euvele zin met haar had laten doen. Ze schonk een kop koffie voor zichzelf in en knabbelde met tegenzin aan een puntje van een croissant. Al kauwend sloeg haar de schrik om het hart: wat nou als hij geen condoom had omgedaan? Stel nou dat ze zwanger was? Of een ziekte had opgelopen? Moest ze naar de dokter? Ze voelde het bloed tot in haar tenen omlaagzakken.
Marine wierp haar een blik toe en merkte wel dat ze zich ellendig voelde. ‘Alles goed? Je ziet er beroerd uit.’
‘Het gaat wel. Ik heb alleen een kater.’
Marina was niet overtuigd. ‘Als je je echt niet goed voelt, zou je niet moeten gaan werken, en zeker niet in de auto moeten stappen. Ik bel meneer Atwood wel om het te zeggen.’
‘Maak nou geen drukte. Ik zei toch dat het wel gaat?’ Het was niet Clementines bedoeling om haar stem zo scherp te laten klinken, maar ze voelde zich te zwak om zich te verontschuldigen. Ze keek op haar horloge. ‘Ik moest maar eens gaan.’
‘Je hebt amper gegeten.’
‘Ik heb geen trek.’ Ze stond op.
‘Neem die croissant dan mee om hem in de auto op te eten.’
‘Ik haal in de stad wel iets.’
Omdat ze geen toestanden wilde maken, drong Marina niet aan. Ze keek naar de croissant die op tafel was blijven liggen en waarvan nauwelijks was gegeten, en voelde een golf van moederlijke bezorgdheid. Het was niet gezond om de dag op een lege maag te beginnen. ‘Tot later dan maar. Een fijne dag.’ Clementine reageerde niet. Ze ging de keuken uit en nam de donkere wolk die om haar heen hing met zich mee. Even later sloeg de voordeur met een klap dicht. Een windvlaag kwam de keuken in, maar toen keerde de rust weer en voelde het vertrek opnieuw licht aan.
Marina’s gedachten dwaalden naar Rafa Santoro. Ze keek er niet naar uit om hem te ontmoeten. Ze zag ertegen op en voorvoelde een teleurstelling. Als Paul Lockwood nou maar eens terugkwam, zou alles in orde komen. Ze dronk haar koffiekopje leeg en ruimde de tafel af. Terwijl ze de borden opstapelde hoorde ze de deur weer opengaan en klonk de luide zucht waarmee Bertha’s komst altijd gepaard ging. ‘Môge,’ bromde Bertha. ‘Weer een heerlijke dag in het Polzanze.’ Ze kwam de keuken binnendenderen en zeulde haar zware lichaam het vertrek door. Bertha, een vrouw die veel weghad van een varken, met een vlekkerige roze huid en bleekblond haar in een paardenstaart, werkte in het hotel en kwam elke ochtend een paar uur naar het stallencomplex om Marina daar te helpen.
‘Goedemorgen, Bertha. Hoe is het vandaag met je?’
‘Nou, met mijn verkoudheid gaat het stukken beter, maar mijn rug… Nou…’ Ze overhandigde Marina een ansichtkaart, liet zich op een stoel zakken en bediende zich van Clementines aangeknaagde croissant die nog steeds op tafel lag. ‘Helemaal uit Canada. Mooi handschrift.’
‘Katherine Bridges,’ zei Marina met een glimlach. ‘Mijn lerares van vroeger.’
‘Grappig om nog steeds contact te hebben met je lerares.’
‘Ze was meer dan dat. Een bijzonder mens.’
Bertha trok een gezicht. ‘De dokter zei dat ik het eens met dat naaldengedoe moest proberen. Hoe heet dat ook alweer?’
‘Acupunctuur,’ antwoordde Marina afwezig, terwijl ze haar ogen over de ansichtkaart liet gaan.
‘Dat klinkt pijnlijk, met al die naaldjes. Ik geloof niet dat ik daartegen kan. Ik heb nogal een lage pijngrens. Toen ik lag te bevallen blééf ik er bijna in. Als ik niet bij al mijn kinderen een ruggenprik had gekregen, had ik vast het loodje gelegd.’
Marina verstrakte. ‘Ik kan nu beter naar de overkant gaan. Wil je Clementines kamer vanochtend een flinke beurt geven?’
‘Ik zag haar net nog de oprijlaan af rijden. Ze ziet er vanmorgen niet best uit. Er kon geen glimlachje af.’
‘Voor mij ook niet, Bertha.’
‘Zo veel kost een glimlach je niet.’
‘Wel als je zo’n enorme kater hebt, zoals zij. Vergeet haar kamer niet, wil je?’
‘Ik zal mijn best doen.’ Langzaam, met één hand tegen haar onderrug, kwam ze overeind, waarna ze naar de vaatwasser sjokte, waar ze halfhartig de borden in begon te zetten.
Marina stak de ansicht in haar zak en liep over het grind naar het hotel. Bertha controleerde of ze echt weg was, waarna ze de waterkoker aanzette, weer ging zitten, de Daily Mail uit haar handtas haalde en een boeiend artikel begon te lezen over een klein katje dat door de wc was gespoeld en dat had overleefd.
Jennifer en Rose stonden toen Marina binnenkwam bij de receptie te praten. In tegenstelling tot zijn zus was Jake een opgewekt persoon, een jongeman die veelvuldig glimlachte en een innemende manier van doen had. Hij was net als zijn vader lang en was met zijn heldere blauwe ogen en lange, rechte neus op een klassieke manier knap. Maar wat afdeed aan zijn charme was dat er geen karakter uit zijn gezicht sprak. Er was maar weinig dat hem onderscheidde van andere knap te noemen Engelsen die in hun leven alleen maar hadden lopen flierefluiten.
Hij begroette zijn stiefmoeder joviaal, en zij glimlachte terug, of ze nu wilde of niet. ‘Ik zou kwaad op je moeten zijn.’
‘Ik weet het. Het spijt me. Ik had tegen je moeten zeggen dat ik een omweg zou maken naar Thurlestone. Maar ik had nooit verwacht dat ik zo lang weg zou blijven.’
‘En, wat ben je over de inbreker te weten gekomen?’
‘Behalve dat hij bedankbriefjes achterlaat?’
‘Dat is toch vaste prik bij hem?’
‘Volgens mij vindt hij het heel leuk dat hij Baffles de elegante dief wordt genoemd. Hij moet wel helemaal op Raffles, die oude filmheld, gefixeerd zijn. Je weet wel, die film waar David Niven in speelde.’
‘Oorspronkelijk was het een roman van E.W. Hornung, de zwager van Arthur Conan Doyle, de schepper van Sherlock Holmes. Grey heeft het me verteld; hij weet veel van literatuur. Nou, Baffles kan maar beter oppassen. Straks wordt het nog zijn ondergang. Dieven raken altijd veel te erg met zichzelf ingenomen.’
‘Misschien heb je gelijk. Maar op dit moment staat iedereen wel degelijk voor een raadsel. Hij kent de hotels en voorname huizen kennelijk goed, maar niemand komt erachter hoe dat kan.’
‘Ik ben geen detective, maar zelfs ik snap dat hij zich dan moet uitgeven voor een gast.’
‘Wie weet. Maar gasten hebben toch geen toegang tot alle andere kamers van een hotel?’
‘Hij klimt uit het raam en springt als een kat van vensterbank naar vensterbank.’ Ze glimlachte terwijl ze terugdacht aan Harvey die het gedicht over ‘Van Zonderen’ geciteerd had.
‘Of hij is iemand die zijn diensten aanbiedt aan hotels – als meteropnemer of reiniger van tapijten.’
‘Vroeg of laat krijgen ze hem wel te pakken,’ voegde ze er hoopvol aan toe. ‘Zulke figuren komen daar nooit mee weg.’
‘Hij zou ermee moeten stoppen nu hij nog niet gepakt is.’
‘Als hij briefjes achterlaat, doet hij dat omdat hij ervan geniet. Hij is lekker op dreef.’
Jake schudde zijn hoofd. ‘Hij gaat nog wel een keer op zijn gezicht, let op mijn woorden. Als hij te zelfingenomen wordt, gaat hij domme dingen doen.’
‘Laten we het maar hopen – liever vroeg dan laat.’
Jake liep met haar mee de gang in. ‘Ik hoorde dat je sollicitatiegesprekken gisteren niet zo goed gingen?’
‘Ik zie het niet meer zitten.’ Marina liet haar schouders hangen en glimlachte meewarig.
‘Papa zei dat er vanochtend een Argentijn komt.’
‘Rafa Santoro. Dat klinkt als een of ander bijzonder merk hondenkoekjes.’
‘Van een niet ál te bijzonder merk, mogen we hopen!’
‘Ik zou het liefst zien dat hij een heel gewone schilder is. Ik ben niet uit op een apart figuur. Ik hoef hier geen excentriekeling te hebben; daarvan hebben we er al genoeg!’
‘Nu we het daar toch over hebben: meneer Potter wil je spreken. Iets over lathyrus.’
‘Straks.’ Marina keek op haar horloge. ‘Ik ga nu even een praatje maken met de oude Brigadier voordat de Hondenkoek hier komt. Als hij vroeg is, ben ik in de eetzaal. Laat hem maar in mijn werkkamer, en als het een rare kwast is, wil ik het niet weten. Vanochtend ben ik niet in de stemming voor rare kwasten.’
De Brigadier zat aan zijn vaste tafeltje aan de overkant van de eetzaal, naast het raam. Hij was gekleed in een driedelig tweedpak en een lichtgele das, en zat thee te drinken en de Times te lezen, hardop grinnikend om de dwaasheid van de wereld. De zaal was gezegend met een hoog plafond en enorme ramen die uitzicht boden op de prachtige ceder, zodat de ochtendzon stralend de zaal binnenviel en zijn hoofd deed oplichten als een aureool. Toen hij Marina in het oog kreeg, kwam hij wankelend overeind, al zei ze hem nog zo vaak dat dat niet hoefde, en begroette hij haar vrolijk met zijn stentorstem. ‘Wat een verrukkelijke aanblik zo vroeg op de morgen.’ Zijn gezicht was een vlezige massa rosse huid en gesprongen adertjes, keurig getrimde bakkebaarden en een snor, en daarboven een volle bos dik wit haar. Zijn ogen mochten dan zo klein zijn als rozijnen, hij zag er prima mee en hij liet zijn blik over haar heen gaan alsof hij een mooie merrie keurde. ‘Je bent een toonbeeld van lieftalligheid, Marina.’
‘Dank u,’ zei ze terwijl ze ging zitten.
‘Grey heeft me gisteren een heel interessant boek geleend. Ik ben ’s avonds begonnen te lezen en ik kon het niet meer neerleggen.’
‘Welk boek is het?’
‘Wereld in vlammen, van Andrew Roberts. Fantastische lectuur. Prachtig geschreven. Puur genieten. Soms zou ik willen dat ik de klok terug kon draaien. De beste tijd van mijn leven.’
‘Ik ben heel blij dat we dat niet kunnen.’
‘Je mag me een oude dwaas vinden, maar in die tijd had ik een doel in mijn leven. Ik had een zaak om voor te strijden, en nadien is niets in mijn leven meer zo goed geweest. Ik ben net een oude trein op de schroothoop die zich verliest in herinneringen aan gelukkiger tijden.’
‘U hebt wel degelijk iets om voor te leven, Brigadier. U hebt kinderen, kleinkinderen en uw achterkleinkind Albert. U bent bepaald niet op de schroothoop beland.’
Hij grinnikte. ‘Ah, ja. Kinderen zijn een zegen. Wanneer je geen nageslacht hebt voortgebracht, heb je niet echt het gevoel dat je de wereld iets hebt nagelaten. Als ik doodga, weet ik tenminste dat mijn bloedlijn wordt voortgezet. We hebben niet voor niets gevochten, ook al waarderen de meeste jonge mensen niet wat we voor hen hebben gedaan. Als wij er niet waren geweest, zouden ze nu Duits spreken en door het stof kruipen voor al die Hunnen! Wat God verhoede!’ Hij stikte bijna in zijn lach en schraapte luidruchtig zijn keel om het slijm weg te slikken. ‘Over kinderen gesproken: hoe is het met die van jou? Die Jake wordt elke keer dat ik hem zie alleen maar langer.’ Marina had het hart niet om hem eraan te herinneren dat Jake en Clementine niet háár kinderen waren.
Het praatje met de Brigadier had haar afgeleid van de ophanden zijnde komst van haar afspraak van tien uur. Toen Jack de zaal door kwam benen, was ze die bijna helemaal vergeten. ‘Ah, als je het over de duvel hebt…’ zei de Brigadier. Het viel Marina op dat Jake vreemd keek: met een mengeling van geamuseerdheid en vreugde.
‘Môge, Brigadier. Marina, de Hondenkoek is er,’ zei hij.
‘Wat kijk je nou?’ vroeg ze, terwijl haar maag verkrampte van beklemming.
‘Hoe kijk ik dan? Hij zit in je werkkamer.’
‘En, is hij een beetje… normaal?’
‘Ik vind hem persoonlijk helemaal niet normaal.’
‘Je plaagt me, zeker?’
‘Ga nou maar naar hem toe.’
‘Wat is dat allemaal over koekjes?’ kwam de Brigadier tussenbeide. ‘Het klinkt mij goed in de oren, zeker als er melkchocola op zit.’
Toen Marina de hal in kwam, zag ze Shane, Jennifer, Rose, Heather en Bertha op een kluitje bij elkaar staan giechelen als een groep dwaze schoolkinderen. Zodra ze Marina zagen, schoten ze schuldbewust uit elkaar. Er hing opwinding in de lucht, alsof de Kerstman zeven maanden te vroeg was gekomen en nu in haar werkkamer zat te wachten. ‘Wil je dat ik koffie kom brengen?’ vroeg Heather met hoogrode wangen.
Marina kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Nou, eerst maar eens kijken wat hij wil.’
‘Hij lijkt mij een koffiedrinker,’ zei Bertha.
‘En wat brengt jóú naar het hotel, Bertha?’ vroeg Marina.
‘De Cif is op,’ antwoordde ze gniffelend. ‘Dat had niet op een beter moment kunnen gebeuren.’
‘Waarom haal je dan niet een fles uit de kast? Heather, kom jij met mij mee. Dan kunnen jullie verder allemaal aan het werk gaan.’
Enigszins optimistisch gestemd stapte Marina haar werkkamer in. Te oordelen naar de blos op de gezichten van haar personeel moest het een aantrekkelijke man zijn. Dat verraste haar niet, want van Argentijnen was bekend dat ze vaak aantrekkelijk waren. Ze was echter niet voorbereid op de stille aantrekkingskracht van Rafa Santoro.
Hij stond bij het raam uit te kijken over zee, met zijn handen in zijn zakken en verzonken in gepeins. Hij droeg een lichtgekleurd suède jasje, een blauw shirt en een verwassen spijkerbroek, en hij was van gemiddelde lengte, breedgeschouderd en sportief. Ze schatte dat hij dertig was, want zijn gezicht was verweerd, zijn kin stoppelig, en zijn lichtbruine haar viel een stukje over zijn voorhoofd, dat breed was en getekend door fronsrimpels. Toen hij haar hoorde binnenkomen, leek hij even te aarzelen voordat hij zich omdraaide, alsof hij zichzelf bij elkaar moest rapen. Ze nam zijn aristocratische neus en krachtige kaaklijn in zich op, en voelde een groeiende bewondering. Hij was zonder meer knap te noemen. Hij draaide zich om en keek haar aan, en ze was onmiddellijk onder de indruk van zijn ogen. Die waren bruin als karamel en lagen diep in hun kassen, maar het was de uitdrukking die erin lag die haar de adem benam. Die kwam haar bijna vertrouwd voor, en hakkelend begon ze te spreken.
‘Aan… Aangenaam kennis te maken.’
‘Insgelijks,’ zei hij, en hij stak zijn hand uit. Zijn accent was zacht en warm als karamel. Ze pakte zijn hand aan en voelde de warmte van zijn huid door haar arm heen helemaal omhoogtrekken.
‘Volgens mij ben jij de eerste Argentijn die een voet in het Polzanze zet,’ zei ze omdat ze niets beters wist te bedenken.
‘Verbazingwekkend. Zuid-Amerikanen houden anders erg van reizen.’
‘Nou, hartelijk welkom in elk geval,’ zei ze, en ze wendde haar ogen even af, want zijn blik werd haar te veel. ‘Leuk om voor de verandering eens een buitenlands accent te horen.’
‘Ik zou anders denken dat zo’n mooie plek als deze mensen van over de hele wereld aantrekt.’
‘Je vleit me.’
‘Dat is ook de bedoeling.’ Hij zei het zo losjes dat ze er niets flirterigs in zag.
Beleefd glimlachte ze. ‘Dank je.’ Ze mocht hem nu al. Hij bezat niet Jakes oppervlakkige knappe trekken, maar had de rimpels en onvolmaaktheden van een man die het leven in al zijn facetten had doorleefd.
‘Ik hoop dat u niet hoopte op een Engelse kunstenaar.’
‘Helemaal niet. Ik heb geen voorkeur, zolang het maar de juiste man voor deze functie is.’ Ze zag dat er een zilveren gesp aan zijn riem zat, waarin zijn initialen stonden gegraveerd: R.D.S.
Hij grijnsde, en zijn huid plooide zich in diepe lachrimpeltjes rond zijn mondhoeken en ogen. ‘Een cadeautje van mijn vader.’
‘Mooi, hoor. Laten we gaan zitten.’
Hij nam plaats op de bank en Marina liet zich dromerig in de fauteuil neerzakken. Heather, die met een diepe blos stokstijf bij de deuropening bleef staan, was ze helemaal vergeten. ‘Wil je thee of koffie?’ vroeg ze, toen haar gastvrouwelijke plichten haar weer te binnen schoten.
‘Een vruchtensapje lijkt me erg lekker.’
‘Dan neem ik er ook een. Sinaasappelsap, vers geperst,’ zei Marina.
Verrast keek Heather op. ‘Zal ik ook wat lekkere koekjes brengen?’
‘Goed idee, Heather.’
‘Wilt u ijs in uw sap?’
‘Nee, dank je,’ antwoordde hij.
Haar blos werd nog dieper. ‘Verder nog iets?’ Ze maakte geen aanstalten om weg te lopen.
‘Alleen de deur, Heather,’ zei Marina welbewust. ‘Doe die maar achter je dicht. En,’ vervolgde ze tegen Rafa, ‘hoe raakt een Argentijn in Devon verzeild?’
‘Dat is een goede vraag. Ik ben ver van huis.’
‘Heel ver, ja.’
‘Ik werk voor een reclamebureau in Buenos Aires, op het creatieve vlak. Ik doe al het artwork. Mijn vader is overleden, dus toen heb ik besloten een jaar vrijaf te nemen.’
‘Wat erg voor je.’
‘Hij was heel oud. Ik ben het jongste kind van vijf, twintig jaar jonger dan degene boven me.’
‘Dat is niet niks.’
‘Nee, zeker niet. In elk geval, ik besloot te gaan reizen. Dus heb ik de afgelopen maanden door Europa rondgetrokken.’
‘Om te schilderen?’
‘Ja. Het is een goede manier om de tijd te nemen alles goed te bekijken.’
‘Dan zul je inmiddels wel een mooie verzameling hebben.’
‘Inderdaad. Maar ik ben bang dat ik niet alles wil bewaren. Ik kan niet rondreizen met koffers vol schilderijen.’
‘Dat spreekt voor zich. Wat ga je er dan mee doen? Je gaat me toch niet vertellen dat je ze weggooit?’
‘Nee. Dat zou te pijnlijk zijn. In zekere zin ben ik aan elk schilderij gehecht. Dus laat ik ze achter in hotels, restaurants… of ik geef ze weg.’
‘Wat gul van je.’
‘Het is niet moeilijk om gul te zijn. Ze kosten me niets.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘En trouwens, zo veel zijn ze niet waard. Ik ben niet beroemd. Ik ben niet eens bekend.’
‘Als je dat wel was, zou je hier niet zijn.’
‘Misschien niet, nee. Ik ben door toeval in Devon terechtgekomen, en ik vond het er zo mooi dat ik besloot te blijven. Terwijl ik liep te piekeren hoe ik dat zou moeten aanpakken, zag ik uw advertentie in de plaatselijke krant. Ik zou graag de zomer hier doorbrengen.’
‘En daarna terug naar Argentinië?’
‘Ja. Terug naar Buenos Aires.’
‘Ik ben nog nooit in Argentinië geweest.’
‘Het is daar ook mooi. Naar uw goede smaak hier in het hotel te oordelen, denk ik dat het u wel zou bevallen.’
‘Ze zeggen dat het er wemelt van de Italianen die Spaans spreken en dolgraag Engels willen zijn.’ Ze lachte en ontspande zich in haar stoel. Hij had zo’n prettig gezicht dat ze zou willen dat er geen einde aan het sollicitatiegesprek kwam. Ze wist nu al dat Rafa Santoro de zomer in het Polzanze zou doorbrengen, of hij nu kon schilderen of niet.
‘Dat klopt denk ik wel – wat mij betreft in elk geval. Hoewel ik niet geloof dat ik Engels zou willen zijn. Ik ben tevreden met wie ik ben.’
Op dat moment ging de deur open en kwam Heather binnen met een dienblad met sap en koekjes, gevolgd door Harvey,die graag wilde zien om wie alle drukte te doen was. Hij had het viertal in de hal weer aan het werk gezet, in de wetenschap dat Marina het niks vond als ze maar wat rondhingen zonder dat er iets uit hun handen kwam, zeker als het om Bertha ging, die zo lui was als een varken in de zon. ‘Dit is Harvey,’ zei Marina, en haar ogen lichtten op toen ze hem zag. Hij schudde Rafa de hand en keek grijnzend naar hem omlaag. Marina had onmiddellijk in de gaten dat hij hem goedkeurde en haar stemming klaarde daar helemaal van op. ‘Harvey is al bij ons sinds we dit pand achttien jaar geleden gekocht hebben. Hij is mijn Vrijdag. Zonder hem had ik van het hotel geen succes kunnen maken.’
‘Luister maar niet naar haar,’ protesteerde Harvey met een twinkeling in zijn ogen. ‘Er is hier op het terrein gewoon niemand anders die zo goed gloeilampen kan vervangen als ik. Zelfs op mijn vijfenzeventigste nog!’
‘Je ziet er niet uit als vijfenzeventig, Harvey.’
Hij gaf Rafa een knipoog. ‘Dankzij dat soort vleierij klim ik nou telkens weer de ladder op en maak ik keer op keer de dakgoten schoon.’
‘Heb je wat werk meegebracht om ons te laten zien?’ vroeg Marina.
‘Natuurlijk.’ Rafa trok een bruinleren tas op zijn knie en ritste die open. Hij haalde er een schetsboek uit en legde het op de salontafel.
Gretig boog Marina zich naar voren. ‘Mag ik?’
‘Natuurlijk.’
Ze sloeg het eerste blad op. ‘Prachtig,’ bracht ze ademloos uit bij een met veel flair en warmte geschilderde aquarel van een rivier. Een vlucht vogels steeg op in de lucht, sommige nog in het water, andere al hemelwaarts stijgend, en ze voelde de waterspatten bijna terwijl ze met hun poten het oppervlak in beroering brachten. De volgende tekening was een schets van oude vrouwtjes die op een markt zaten te roddelen, met gezichten die een scala aan emoties uitdrukten, van verbittering tot trots. ‘Je bent een veelzijdig kunstenaar.’
‘Dat moet wel, in mijn werk. De ene dag moet ik een colafles tekenen, de volgende dag een landschap, en de dag daarna een karikatuur. Het is nooit hetzelfde.’
‘Waar heb je leren tekenen?’
‘Niet speciaal ergens.’
‘Dus je bent met tekentalent geboren?’
‘Het zou kunnen.’
‘Wat ben je dan een geluksvogel.’
Rafa grijnsde naar Harvey. ‘Maar dakgoten leegscheppen kan ik niet goed.’
Marina bladerde het hele schetsboek door en bij elke nieuwe tekening groeide haar bewondering. ‘We zouden het heel fijn vinden als je de zomer bij ons wilt doorbrengen,’ zei ze terwijl ze achteroverleunde in haar stoel.
Rafa keek blij. ‘Graag.’
Ze keek enigszins opgelaten. ‘We kunnen je alleen niet betalen, ben ik bang. Maar je krijgt wel gratis kost en inwoning. Het enige wat we van je vragen is dat je beschikbaar bent om de gasten schilderles te geven. Uiteraard zorgen wij voor alle materialen.’
‘Wanneer wilt u dat ik begin?’
Opgetogen klapte Marina in haar handen. ‘Volgende maand. Zullen we zeggen 1 juni?’
‘Dan wordt het 1 juni.’
‘Kom dan een dag eerder, zodat je tijd hebt om je te installeren.’
‘Ik kijk ernaar uit.’
‘Ik ook,’ antwoordde ze, blij dat hij tevreden leek met wat ze hadden afgesproken. ‘Je hebt geen idee hoe moeilijk het is geweest om je te vinden.’ Vervolgens gingen haar gedachten naar Clementine. Nu zou die tenminste iets krijgen om haar dankbaar voor te zijn.