30

 

 

 

 

 

 

 

Marina en Grey zaten aan de keukentafel te eten toen de auto van Clementine voor het hotel stilhield. Ze stapte uit en bleef een poosje zo in het donker moed staan verzamelen om hen onder ogen te komen. Dat ze bij Joe was ingetrokken was een daad van verzet geweest, maar ze gaf nu toe dat het ook een roep om hulp was geweest. Het had niet de reactie teweeggebracht waarop ze had gehoopt. Of als het dat wel had gedaan, hadden haar vader en stiefmoeder hun gevoelens voor zich gehouden.

Ze dacht aan Rafa en aan de raad die hij haar had gegeven. Het was hoog tijd dat ze eens met Marina praatte. Engelsen waren een kei in problemen uit de weg gaan. Ze ploeterden liever verder en deden net alsof ze niet bestonden. Haar familie was erger dan de meeste. Ze hadden nog nooit over het verleden gesproken of eerlijk verteld hoe ze zich voelden. Maar Rafa had haar de moed gegeven om dat wel te doen. Ze zou naar haar stiefmoeder luisteren, naar haar kant van het verhaal, dat aanvaarden en het dan loslaten.

Ze pakte haar tas uit de kofferbak, haalde diep adem en liep naar het stallencomplex. Marina hoorde de deur opengaan en nam aan dat het Jake was. Toen ze Clementine in de deuropening zag staan, was ze verrast. Grey zag achter haar in de gang haar koffer. ‘Clementine!’ riep hij blij uit. ‘Wat leuk!’

‘Is alles goed?’ vroeg Marina, en ze pakte haar glas wijn.

‘Ik kom thuis,’ verklaarde Clementine.

Marina wist dat het van cruciaal belang was hoe zij nu reageerde, als ze tenminste niet wilde dat het meisje wederom de benen nam. ‘Wil je erover praten?’ vroeg ze voorzichtig.

‘Ik heb het uitgemaakt met Joe.’

‘Kom zitten, liefje. Je lust vast wel een glas wijn,’ zei Grey. Hij stond op om een glas voor haar te pakken.

‘Ik had hier nooit weg moeten gaan.’

Marina merkte dat de zware wolk die haar stiefdochter meestal overal vergezelde niet meer te bekennen was. Ze had haar zwaard neergelegd en was in vrede bij hen gekomen. ‘Ik ben ontzettend blij dat je terug bent,’ zei ze naar waarheid. ‘Wat jammer dat het niks is geworden met Joe en jou. Dat moet een grote teleurstelling voor je zijn. Maar ik ben blij dat je thuis bent.’

‘Het is helemaal geen teleurstelling. Ik heb nooit om Joe gegeven. Ik heb zelfs nooit echt om mezelf gegeven. Maar nu wel.’ Als een zelfvoldane kat sloop er een glimlachje over haar gezicht. ‘Ik zie de wereld nu door andere ogen. Ik neem nooit meer genoegen met de tweede plaats.’

Marina hoefde niet te vragen wie er achter dit nieuwe perspectief zat. Grey tastte echter in het duister en fronste niet-begrijpend zijn voorhoofd. ‘Mooi zo,’ zei hij, en hij schonk haar een glas pinot grigio in.

‘Marina, ik zou je graag even onder vier ogen willen spreken. Vind je dat erg, papa?’

‘Dan zal ik haar wat versterking geven,’ zei hij, en hij schonk haar wijn bij. De twee vrouwen stonden op.

‘Laten we naar buiten gaan,’ stelde Clementine voor. Marina weigerde aan de verleiding toe te geven en haar man aan te kijken. Ze voelde zijn verbaasde blik. Ze nam aan dat Clementine over Rafa wilde praten en ze voelde haar hart zwellen van blijdschap dat het kind eindelijk bij haar kwam om haar om raad te vragen. Ze zou het Grey later wel vertellen als ze alleen waren.

‘Ik pak mijn jas even,’ zei ze, en ze liep de gang in.

‘Ik ook. Het is kil, maar wel een prachtige avond. Ik wil onder de sterren zitten.’ Grey merkte wel dat ze een andere toon aansloeg, maar de toon waarop ze ‘prachtige’ zei was echt anders, alsof ze het met haar hart zei en het echt meende.

De avond was van een diepe duisternis, maar ook zo zacht als fluweel. Er woei een stevige wind vanaf zee, maar wel een warme wind, die naar zout en vochtig gras rook, en het gebulder van de golven die tegen de rotsen in de diepte sloegen vormde in de verte een vriendelijk gerommel. De maan scheen helder en werd zo nu en dan aan het zicht onttrokken door wolken die langs de hemel joegen. Clementine en Marina liepen het gazon over om op het bankje te gaan zitten. Ze zaten daar onbeschut, met uitzicht over de zee en in de verte het schiereiland, waar de vuurtoren zijn waarschuwende licht door het pikkedonker liet schijnen. Ze sloegen hun jas om zich heen en gingen zitten.

‘Ik heb nooit begrepen waarom jij het hier zo heerlijk vond,’ zei Clementine met een tevreden zucht. ‘Ik was een stadsmeisje, dat liever over stoeptegels liep dan over gras. Nu is het net alsof de schellen me van de ogen zijn gevallen en zie ik hoe bijzonder en mooi het hier is.’

‘Echt waar?’

‘Ja, en dat geeft me een prettig gevoel.’

‘De natuur heeft een geweldige geneeskrachtige werking. Als ik wel eens ongelukkig ben, ga ik hier zitten en zuig ik het allemaal in me op. Als ik dan terugga, voel ik me altijd een stuk beter.’

Clementine nam een slok wijn. ‘Marina, ik wil je mijn excuses aanbieden omdat ik zo bot ben geweest.’ Marina nam ook een slok; ze was heel verbaasd haar stiefdochter dit te horen toegeven. Ze dacht niet dat ze haar in al die jaren dat ze haar kende ooit ‘sorry’ had horen zeggen. Toch was ze nog niet helemaal overtuigd, en ze besloot haar mond te houden tot ze zeker wist dat er niet nog een andere reden achter haar verontschuldiging zat.

‘Ik weet wat je denkt,’ ging Clementine verder. ‘En terecht. Als ik in jouw schoenen stond zou ik mij ook niet geloven. Maar ik vind het echt erg. Ik heb van jongs af aan gedacht dat jij ons gezin overhoop hebt gehaald en dat je mijn vader onder de neus van mijn moeder hebt afgepakt. En ik vond dat je hem ook van mij had afgepakt. Maar een verhaal heeft altijd twee kanten, en ik wil graag dat van jou horen, als je het me wilt vertellen. Ik wil het graag vanuit jouw standpunt begrijpen en een einde maken aan mijn kinderachtige interpretatie. Ik ben volwassen genoeg om te weten dat dingen nooit helemaal zwart-wit zijn.’

Marina voelde dat haar keel zich samenkneep en ze knipperde haar tranen weg. Ze pakte de hand van haar stiefdochter vast. ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik had nooit gedacht dat we ooit de kans zouden krijgen om zo met z’n tweeën een gesprek te hebben en eerlijk en open tegen elkaar te zijn. Je hebt geen idee hoe lang ik al als vrouwen onder elkaar met je wil praten en je wil vragen of je het me wilt vergeven.’

Het verbaasde Clementine hoezeer dit haar raakte. Ze vroeg zich heel even af of ze soms door de wijn zo weekhartig was geworden, maar toen voelde ze de warmte in Marina’s hand en drong het tot haar door dat liefde het ijs had ontdooid en als een tulp was opengebloeid. ‘Ik hoef jou niets te vergeven,’ zei ze zacht.

‘Jawel. Toen ik verliefd werd op je vader, was hij getrouwd en had hij twee kleine kinderen. Ik had weg kunnen gaan en hem ongelukkig en wel alleen kunnen laten, maar dat heb ik niet gedaan. Ik neem aan dat je moeder je nooit heeft verteld hoe bitter het eraan toeging. Volgens je vader waren jullie wel een intact gezin, maar heel erg verscheurd.

Grey en ik hebben elkaar gevonden omdat ik ook dolende was. Ik herkende die eenzaamheid in hem omdat ik die zelf ook tot in mijn botten voelde. Er was een groot leeftijdsverschil en hij was heel hoogopgeleid, en ik niet. Maar we hadden iets gemeen en samen kwamen we tot de ontdekking dat we over het vermogen beschikten elkaar te helen. Het is nooit mijn bedoeling geweest hem af te pakken en ik wilde al helemaal geen gelukkig gezin kapotmaken. Maar Clemmie, jullie waren geen gelukkig gezin, en uiteindelijk heeft onze liefde al het andere overschaduwd. Dat drukt altijd op mijn geweten.

Het was niet goed wat we gedaan hebben, maar we hadden het gevoel dat het voor iedereen het beste was, ook voor Jake en jou. Ik weet niet of kinderen beter af zijn met ongelukkige ouders of met gelukkige stiefouders. Ik weet het antwoord niet. Maar één ding is zeker, en dat is dat je vader van Jake en jou altijd het meest heeft gehouden, meer dan van wie ook, ook meer dan van mij. Je hebt het misschien niet zo gevoeld, want als klein meisje was je altijd zo boos dat je hem wegduwde zodra hij dicht bij je in de buurt kwam. Ik dacht dat je mij ook wel zou wegduwen, maar ik heb het toch geprobeerd. Als je maar weet dat hij onvoorwaardelijk van je houdt.’

Ze dronk haar glas leeg, hoewel haar keel zo dik was dat slikken pijn deed. Ze keek uit over de zee en Clementine voelde van binnenuit kou over haar huid trekken.

‘Je weet dat ik geen kinderen kan krijgen, Clemmie. Dat is mijn grootste verdriet en iets dat dag en nacht aan me vreet. Soms kan ik amper normaal functioneren doordat het verlangen om lief te hebben zo groot is. Het grootste deel van de tijd stort ik me op het hotel en geef daar alle zorg en aandacht aan die ik aan een kind zou geven. Het is een armzalige compensatie, maar meer zit er voor mij niet in. Jake en jij zullen nooit mijn kinderen zijn; ik heb jullie erbij gekregen en daar ben ik het lot innig dankbaar voor. We hebben het niet gemakkelijk gehad, jij en ik. Maar ik begrijp het wel. Ik kan nooit een moeder voor je zijn, en dat verwacht ik ook niet. Maar ik wil wel heel graag een vriendin voor je zijn.’

Clementine begon te huilen. Ze besefte dat ze haar stiefmoeder volkomen verkeerd had begrepen. De feiten inzake de scheiding van haar ouders waren irrelevant, net als de feiten van de verhouding van Marina en Grey – dáár was het haar nooit om te doen geweest. Als de artisjok van haar leven blaadje voor blaadje werd afgepeld, bleef er een kern van liefde over, én het feit dat Clementine het gevoel had gehad dat ze niet genoeg had gekregen.

‘Ik ben ontzettend egoïstisch geweest,’ snufte ze. ‘Ik heb altijd alleen maar aan mezelf gedacht en aan dat ik zo weinig aandacht kreeg. Daar komt het gewoon op neer. Ik voel me zo stom.’ Ze dacht aan Rafa en aan hoe hij al die tijd al langs de stekelige blaadjes heen naar de kern had kunnen kijken. ‘En, Marina…’

‘Ja?’ zei haar stiefmoeder, en ze legde een arm om haar heen en trok haar tegen zich aan. ‘Wat is er?’ Clementine huilde nu zo hard dat ze geen woord kon uitbrengen. ‘Het is niet erg, je hoeft je niet te schamen. Het is heel normaal dat je je zo voelt. Elk kind wil dat zijn ouders meer van hem houden dan van wie ook, en als ze dan uit elkaar gaan…’

‘Nee, dat bedoel ik niet.’ Clementine veegde haar gezicht met haar mouw af en ging rechtop zitten.

‘O, ik begrijp het al. Er is iets anders.’

‘Ja. Ik ben verliefd. Ik ben hoteldebotel verliefd en ik weet niet wat ik ermee aan moet.’ Haar adem bleef steken in haar borst.

‘Op Rafa?’

Ze knikte. ‘Ik weet niet wat hij voor mij voelt. Het ene moment denk ik dat hij me gaat kussen, en dan deinst hij weer terug. Ik weet niet of hij zo met iedereen is of dat hij mij bijzonder vindt. Ik ken hem nog maar heel kort, maar ik ben stapel op hem.’

‘Ik zal niet zeggen dat me niet is opgevallen dat je op hem valt. Maar ik heb jullie niet vaak genoeg samen gezien om je te kunnen zeggen hoe hij er volgens mij in staat.’

‘Hij heeft vandaag tegen me gezegd dat hij me heel bijzonder vindt. Hij pakte mijn handen en zei dat ik mooi was. Toen ik hem vroeg of hij dat tegen alle vrouwen zegt of alleen tegen mij, zei hij dat hij dat alleen tegen mij zegt. Ik had durven zweren dat hij zich naar me toe wilde buigen en me zou gaan kussen. Hij keek me heel doordringend aan. Maar toen zijn we opgestaan en terug naar Dawcomb gereden, waar hij me voor het appartement van Joe heeft afgezet. Hij wist dat ik het met hem ging uitmaken.’

‘En hij had geen idee dat hij daar zelf de reden voor was?’

‘Volgens mij niet. Hij zei dat hij wel merkte dat ik niet van Joe hield.’

‘Daar waren we allemaal wel achter.’

‘Dus wat moet ik doen?’

Marina aarzelde geen moment. ‘Helemaal niets.’ Daar keek Clementine van op, want ze verwachtte eigenlijk een lange preek over dat ze zich niet een-twee-drie moest laten veroveren. ‘Je bent een beeld, Clemmie, gewoon zoals je bent. Hij zou wel heel stom zijn als hij je liet lopen.’

Clementine had alweer zin om te huilen, van dankbaarheid. ‘Dank je wel.’ Ze sloeg haar armen om de smalle schouders van haar stiefmoeder en omhelsde haar stevig. ‘Ik ben heel blij dat we vriendinnen zijn.’

‘Ik ook,’ beaamde Marina, en ze deed haar ogen dicht.

 

Toen de twee vrouwen weer terug waren bij het stallencomplex, zat Grey op Sky nog naar een documentaire over het diepzeeleven te kijken. Hij was heel verbaasd om ze allebei met een rood gezicht en een glimmende neus te zien. Zonder er verder een woord aan vuil te maken liep Clementine naar hem toe en sloeg haar armen om zijn nek. Ze drukte hem lang en hard tegen zich aan en gaf hem een kus op zijn wang. ‘Ik ga in bad; ik heb ijskoude voeten.’ Toen ze met lichte tred de kamer uit liep, keek hij haar verbaasd na.

‘Wat heeft die?’ vroeg hij aan Marina.

‘Kom mee naar boven, dan vertel ik het je. Ik moet ook warm worden.’

‘Wat hebben jullie in godsnaam uitgespookt?’

‘Dat is een lang verhaal, maar ik voel me heerlijk.’ Ze zuchtte diep en legde daarmee jaren van verdriet van zich af. Ze trok een brede grijns en zei: ‘Je zult je oren niet geloven.’

 

‘Wat een drukte in het hotel,’ zei Bertha de volgende ochtend terwijl ze als een broedse kip op de keukenstoel ging zitten. ‘Jammer dat het zo in de problemen zit.’

‘Hoe bedoel je, problemen?’ vroeg Heather met haar handen om haar beker koffie geslagen.

‘Ik heb gehoord dat ze door hun geld heen zijn,’ zei ze met zachte stem. ‘Maar dat heb je niet van mij, hoor.’

‘Van wie heb jij het dan?’

Ze trok aan haar oorlelletje. ‘Je oor te luisteren leggen. Er schijnt een of andere hoge pief uit Londen te komen om ze een bod te doen.’

Heathers mond zakte open. ‘Weet je dat zeker?’

‘Een Jood.’ Bertha trok een wenkbrauw op.

‘Nou en?’

‘Jake zegt dat Joden slim zijn. Heel slim.’

‘Dat betekent nog niet dat ze het hotel verkopen als ze dat niet willen.’

‘Nou, ik heb Jake in het stallencomplex met zijn vader horen praten, en voor zover ik het begrepen heb, hebben ze niet veel keus.’

‘Over Marina’s lijk. Die geeft zich niet zonder slag of stoot gewonnen. En wat gebeurt er dan met ons?’

‘Geen idee. Ze ontslaan misschien wel wat mensen, maar ons niet. Wij zijn misbaar.’

‘Onmisbaar zul je bedoelen.’

‘Dat zeg ik: onmisbaar.’

‘Jíj misschien, Bertha, maar voor mezelf weet ik het zo net nog niet. Iedereen kan mijn werk doen.’

‘Maar ze willen niet iedereen, hè? Ze willen ervaren personeel dat van de hoed en de rand weet.’

‘Ik hoop dat je gelijk hebt. Blijf je oor maar te luisteren leggen en laat het me weten als je nog iets anders hoort.’

 

Clementine was geen kunstenaar, maar de enige manier om bij Rafa te kunnen zijn was door zich bij zijn groepje aan te sluiten. Hij was aangenaam verrast toen ze op het klif verscheen om samen met Pat, Grace en Veronica de vuurtoren te schilderen. ‘Ik heb dit weekend toch verder niks te doen,’ zei ze, terwijl ze met Koekie op een deken ging zitten. Rafa gaf haar een schetsboek en wat waterverf.

Hij bukte zich en fluisterde in haar oor: ‘Nu is het voor mij meteen een stuk leuker.’

‘Ik kan er niks van, hoor,’ antwoordde ze, en ze glimlachte om zijn complimentje.

‘Niet je kwaliteiten met je negatieve houding de kop indrukken.’

‘Ik heb anders niet meer geschilderd sinds ik op school zat.’

‘Je bent hier om het leuk te hebben en om van deze vredige plek te genieten. Ik wil wedden dat je nog nooit bent gaan zitten om elke golf, elke wolk, elke grasspriet en elke bloem eens goed te bekijken.’ Ze keek hem niet-begrijpend aan. ‘Het merendeel van de tijd jagen we met onze ogen dicht het leven door, in beslag genomen door gedachten waar maar geen eind aan komt. De eenvoudige magie van een boterbloem verscholen tussen het gras zien we gewoonweg niet. Nu kun je echt de tijd nemen om met je ogen wijd open om je heen te kijken en van de natuur te genieten. Je kunt helemaal in het nu zijn.’ Hij grijnsde en stond op.

Ze doopte haar penseel in het water. ‘Oké, dan leef ik in het nu. Maar ik weet niet of mijn schilderij daar wel beter van wordt.’

Hij legde zijn hand op haar schouder. ‘Maar jíj wel.’

 

De zes meisjes van het vriendinnenweekend waren een dagje naar een kuuroord en de vogelaars uit Nederland waren op zoek gegaan naar de Amerikaanse bosruiter. ‘Ik ben blij dat wij onze laatste dagen niet met die ordinaire wichten hoeven door te brengen,’ zei Grace, terwijl ze een sjaal van Hermès onder haar kin vastknoopte om haar kapsel tegen de wind te beschermen.

‘Ze zijn nog jong, Grace,’ zei Veronica. ‘Ze hebben gewoon plezier.’

‘Dat kan wel zijn, maar ze hebben geen stijl. In onze tijd kon je je als vrouw niet als een man gedragen.’

‘Ik kwam daar anders dicht bij in de buurt,’ zei Pat. ‘Ik was een echte wildebras.’

‘Dat is iets anders. Jij verslond geen jonge mannen.’

‘Als ik eruit had gezien zoals jij en de charme had gehad van Veronica, had het zomaar gekund,’ wierp Pat tegen.

 

Clementine was aanvankelijk niet in staat geheel in haar omgeving op te gaan. Al deed ze nog zo haar best, ze was zich te zeer bewust van Rafa, die van de een naar de ander liep en advies gaf. Pas toen hij naast haar ging zitten en opging in zijn eigen schilderij, was ze in staat zich te ontspannen. De stilte was prettig. Ze had niet het gevoel dat ze die met kletspraat moest vullen. Rafa leek in een allesabsorberende wereld te vertoeven, en al snel volgde ze zijn voorbeeld en zag ze elke meeuw en elke rots, tot ze zichzelf helemaal vergat.

Toen ze terugliepen naar het hotel, ging de zon al onder. Rafa was onder de indruk van Clementines schilderij. ‘Dat zeg je alleen maar om aardig te zijn,’ protesteerde ze.

‘Je hebt een interessant kleurgebruik.’

Ze moest lachen. ‘Interessant, vast, maar niet erg goed.’

‘Laat dat oordeel maar aan mij over.’ Zijn blik bleef op haar rusten – heel lang leek het wel.

‘Waarom kijk je zo?’ vroeg ze, plotseling ongemakkelijk.

‘Het licht is zo goudkleurig vanavond.’

‘Inderdaad.’

‘Ik zou je graag willen tekenen.’

‘O, Rafa, alsjeblieft; zelfs jij kunt geen Venus van Botticelli van me maken.’

‘Dat hoeft ook niet. Je bent prima zo.’ Ze keek hem fronsend aan. Marina had dat ook al gezegd. Zou het dan kunnen zijn dat hij dat echt begon te denken? ‘Ik meen het. Ik wil je tekenen voor de zon ondergaat.’ Hij gooide het kleed op het gras en zei dat ze moest gaan zitten. Koekie ging naast haar liggen en rolde zich op zijn rug in de hoop dat ze de hint begreep en hem over zijn buik zou aaien. Pat, Veronica en Grace liepen over het gazon weg en lieten hen alleen.

Hij maakte zijn doos met tekengerei open en zocht een schoon blad papier.

‘Wat moet ik doen?’ vroeg ze.

‘Tegen me praten,’ antwoordde hij, en hij keek haar doordringend aan.

Ze zuchtte. ‘Ik geloof dat hij ons echt gaat tekenen,’ zei ze tegen Koekie.

‘Nee, ik ga jóú tekenen,’ verbeterde hij haar. Toen smeerde hij de pastelkleuren met een grijns over het papier uit. ‘Je bent een heel mooi meisje, Clementine. Maar het is wel heel Engels aan je dat je geen complimentje kunt aanvaarden. In mijn land bedanken meisjes een man als hij iets vleiends tegen hen zegt.’

‘Goed dan: dank je wel.’

‘Graag gedaan. En nu moet je tegen me praten.’

Het was alsof de zon boven de rij bomen vlak voor Rafa bleef zweven. Het licht was zacht en omfloerst, de lucht doortrokken van de geuren van gemaaid gras en kamperfoelie, en in de hoogste takken gingen de vogels al op stok. ‘Ik heb gedaan wat je gezegd hebt: ik heb met Marina gesproken,’ zei Clementine. ‘Weet je, jij bent de enige die me ooit echt goede raad heeft gegeven.’

‘Daar geloof ik niets van.’

‘Jij bent de enige die ooit heeft gezegd dat ik met haar moet praten. Mijn vrienden vinden het heerlijk om mijn verhalen te horen, en ik moet tot mijn schande bekennen dat ik het ook leuk vind om ze te vertellen en dat ik ze vreselijk aangedikt heb om maar aandacht te krijgen. Mijn moeder was altijd bekrompen en kleinburgerlijk; ze had liever dat ik met háár samenkliekte dan dat ze me aanspoorde om bruggen te bouwen. Ze is nooit erg groothartig geweest, en ik vermoed dat ze het wel leuk gevonden heeft dat ik het nooit goed heb kunnen vinden met de vrouw op wie mijn vader verliefd was geworden. Maar niemand heeft ooit tegen me gezegd dat ik vriendschap met haar moet sluiten. Dat was nog nooit in me opgekomen. En het was nog nooit in me opgekomen dat ik eens moest luisteren naar wat zíj te zeggen had.’

‘Maar dat heb je nu dus wel gedaan?’

‘Ja, en je had gelijk. Een verhaal heeft altijd twee kanten. Ze is bij nader inzien toch niet de boze stiefmoeder, dus ik zal haar nooit meer de Duikboot noemen.’ Ze sloeg haar ogen neer en wreef Koekie over zijn buik. ‘Ik geloof dat ik nu iets meer van de liefde begrijp.’

‘O ja?’

‘Ja. Liefde is net een fel licht dat alle negativiteit wegbrandt. Als de zon de mist. Toen ik naar Marina luisterde, voelde ik mijn hart opengaan en alle zware, nare mist trok zomaar op. Het was heel bijzonder. Dat heeft me aan het denken gezet. Gelukkige mensen lopen over van liefde; ongelukkige mensen hebben maar heel weinig liefde, misschien zelfs helemaal geen. Daar kun je de wereld in onderverdelen: in mensen die liefhebben en in mensen die niet liefhebben. Het is eigenlijk doodeenvoudig. Als iedereen liefhad zouden er geen oorlogen worden gevoerd. Dan zou iedereen in vrede leven.’

‘Volgens mij moet je je kandidaat stellen voor het presidentschap.’

Ze lachte. ‘Maar hoe leer je mensen hoe ze moeten liefhebben?’

‘Er zijn veel leermeesters geweest. Jezus, Mohammed, Boeddha, Gandhi, om er een paar te noemen. Nu kunnen we Clementine Turner aan de lijst toevoegen.’

Ze keek naar hem terwijl hij schetste, hoe zijn hand zelfverzekerd over het papier bewoog, en ze bedacht dat het heel aantrekkelijk was om zo getalenteerd te zijn. ‘Rafa, ben jij wel eens verliefd geweest?’

‘Ik ben heel vaak verliefd geweest,’ zei hij, en hij grijnsde naar haar. ‘Er is een groot verschil tussen verliefd zijn en van iemand houden. De liefde begint als de verliefdheid overgaat en je die ander echt leert kennen. Hoe kun je anders van diegene houden als je hem niet echt kent?’

‘Goed, heb jij dan wel eens echt van iemand gehouden?’

‘Eén keer.’

‘Wat was ze voor iemand?’

Hij dacht even na. ‘Ze was heel lief.’

‘Blond haar, bruin haar?’

‘Bruin haar.’

‘Wat is er gebeurd?’

‘Ik was er niet aan toe om me te binden.’

‘Wilde ze met je trouwen?’

Hij schokschouderde. ‘Ze was Argentijnse; dat was het enige waar ze aan dacht.’

‘Schrok dat jou af?’

‘Niet echt, maar ik was rusteloos. Het kwam op het verkeerde moment.’

‘Wat is er toen gebeurd?’

‘Ze heeft het met me uitgemaakt en iemand anders gevonden, en is met hem getrouwd.’

‘Was je erg verdrietig?’

‘Natuurlijk, maar wat moest ik?’

‘Denk je nog wel eens aan haar?’

‘Soms.’

‘Heb je er spijt van dat je niet met haar bent getrouwd?’

‘Nooit.’

‘Hebben jullie nog contact?’

‘Nee.’ Hij kneep zijn ogen samen en zijn ene mondhoek krulde. ‘Wil je nog meer weten of is de ondervraging ten einde?’

‘Je doet heel vaag.’

‘Vaag?’

‘Ja, je geeft niet veel over jezelf prijs. Oké, je vertelt wel over je ouders en over Argentinië, maar je hebt het niet over jezelf.’

Hij slaakte een dramatische zucht. ‘Goed dan. Ik ben een spion die undercover voor de Argentijnse regering werkt. Maar meer kan ik je niet vertellen, anders moet ik je vermoorden.’

Ze keek hem peinzend aan. Hij keek terug. Even zei geen van beiden een woord. Alles viel stil. De zon zakte eindelijk weg achter de bomen, waardoor zij in schaduw gehuld achterbleven. Ze voelden allebei dat de energie tussen hen sterker werd. Maar Clementine was gewend aan het warme verlangen en aan de hoop op de kus die nooit kwam. Ze had er al haar wilskracht voor nodig om haar ogen van hem los te maken. ‘Ben je klaar?’ vroeg ze, en verbrak daarmee te betovering. ‘Ik begin stijf te worden.’

‘Het licht is veranderd.’

‘Zullen we naar binnen gaan?’

Hij zuchtte, alsof hij het erg vond. ‘Als je dat wilt.’

Ze kwam overeind. Koekie rolde zich om en rekte zich uit. De energie sijpelde weg, de wind stak op en ze voelde zijn teleurstelling. ‘Mag ik eens kijken?’

Hij gaf haar het schetsboek. Ze keek naar zijn tekening en slaakte een kreetje van verbazing. Het meisje in het goudkleurige licht was beeldschoon. Hij pakte zijn spullen bij elkaar en stond op. ‘Zie ik er echt zo uit?’ vroeg ze, terwijl ze naar de tekening keek.

‘In mijn ogen wel, Clementine.’

Ze keek hem fronsend aan en vroeg zich af waarom hij haar, als ze er voor hem zo uitzag, niet in zijn armen nam en kuste. ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen.’

‘Ja, dat weet je wel,’ antwoordde hij.

‘Dank je wel.’ Ze gaf hem het boek terug. ‘Kom je ook naar binnen?’

‘Zo meteen. Ik moet nog even een telefoontje plegen.’

‘Welterusten dan maar. Tot morgen.’ Clementine liep met Koekie het gazon over. Ze voelde Rafa’s ogen in haar rug, maar draaide zich niet om. Ze had er al haar wilskracht voor moeten oproepen om zo weg te lopen; ze had niet genoeg om dat nog een keer te doen.

Rafa keek haar na en zag haar om de hoek van het hotel verdwijnen. Een frons rimpelde zijn voorhoofd. Hij voelde zich niet tevreden. Hij wist niet hoe lang hij dit nog kon volhouden. Clementine begon bezit van hem te nemen. Elke keer dat hij aan iets anders probeerde te denken, verscheen zij weer in zijn gedachten. Hij dacht dat hij zijn gevoelens wel in de hand had, maar het werd steeds duidelijker dat dat niet het geval was.

Hij haalde zijn BlackBerry tevoorschijn en belde zijn moeder. Op momenten als deze miste hij haar vreselijk. Hij miste haar stem en alles waar ze voor stond. ‘Mama.’

Rafa, mi amor. Is alles goed met je?’

‘Mama, ik ben verliefd.’

Het was even stil. Toen begon ze weer te praten, met een verbazingwekkende kalmte. ‘Is ze heel bijzonder?’

‘Ze is uniek.’

Maria Carmela begreep misschien niet waarom hij hier was, maar als het op liefde aankwam, begreep ze hem maar al te goed. ‘Waarom klink je dan zo verdrietig?’

‘Ik ben in de war. Ik ben hier maar voor één ding gekomen. En niet om verliefd te worden.’

‘Volg je hart, Rafa.’

‘Dat wil ik ook. Maar dat kan ik niet als ik niet eerlijk tegen haar kan zijn.’

‘Dan moet je schoon schip maken, Rafa. Je moet haar vertellen waarom je daar bent. Je moet hun allemaal de waarheid vertellen.’

‘Dat zou vreselijk verkeerd kunnen aflopen.’

Er volgde weer een moment van stilte. Maria Carmela wist niet wat ze hem moest aanraden. Dit ging haar verstand te boven.

‘Ze weten niets. Niets. En ik weet het nog steeds niet zeker. Ik heb meer tijd nodig.’ Hij zuchtte zwaar. ‘Ben ik egoïstisch? Ze vormen een gelukkig gezin, en ik mag iedereen ontzettend graag. En dan jij. Jij bent de belangrijkste persoon in mijn leven; als jij je twijfels over me hebt, kan ik het niet.’

‘Ik heb zitten denken: als dit zo belangrijk voor je is, dan moet je het doen en zal ik je steunen. Je vader zou er niet blij mee zijn, maar dat regel ik wel met hem als ik hem in een volgend leven weer zie. Laat hem maar aan mij over. Op dit moment moet je zien dat je je rust vindt. Dat is het enige wat telt. Je staat in je recht, en ik wijk niet van je zijde.’

Zijn keel zat zo dicht dat hij bijna geen woord kon zeggen. ‘Dank je wel.’

‘Mijn liefde voor jou geeft me de moed je los te laten.’

‘Ben je niet bang meer?’

‘Nee, ik berust erin en ik ben tevreden. Ik weet niet waarom ik ooit aan je heb getwijfeld.’

Hij wreef over de brug van zijn neus. ‘Je hebt geen idee hoeveel dit voor mij betekent.’

‘O, jawel hoor. Zeg, wil je nog horen wat die stomme papegaai vandaag heeft gedaan?’

Hij lachte en veegde het vocht uit zijn oog. ‘Nou, vertel op.’

 

Toen Clementine maandagochtend op haar werk aankwam, stond Sylvia bij de dossierkast, haar gezicht verscholen achter een waterval van golvend haar. Toen Clementine wat beter keek, zag ze dat ze huilde.

Meneer Atwood was er nog niet, en meneer Fisher ook niet. Clementine negeerde de telefoon, zette de koffiebekers op haar bureau en liep naar Sylvia toe. ‘Zeg, gaat het wel met je?’ vroeg ze.

Sylvia snufte en knikte. ‘Ik heb gehoord dat je het hebt uitgemaakt met Joe.’

‘Ja, dat klopt. Het liep niet. Het was niet eerlijk van me om hem aan het lijntje te houden.’

‘En je bent verliefd op Rafa, toch?’

Clementine fronste haar wenkbrauwen. ‘Huil je daarom?’

Sylvia keek op van de la en zette een zielige glimlach op. Ze knikte. ‘Ik hou niet van Freddie,’ bekende ze. ‘Nooit gedaan ook. Als ik eerlijk ben heb ik eigenlijk nog nooit van iemand gehouden. Maar gisteren…’

‘Kom even zitten.’ Clementine sloeg haar arm om haar heen. Sylvia liet zich naar haar stoel leiden. Clementine gaf haar de kartonnen beker koffie, waarvan ze halfhartig een slokje nam.

‘Ik heb Rafa en jou samen gezien, en… Nou ja, ik kon het gewoon voelen.’

‘Wat kon je voelen?’

‘Ik voelde dat jullie iets heel bijzonders samen hebben. Dat heb ik nooit gehad. Daar heb ik nooit in geloofd.’ Ze keek Clementine hulpeloos aan. ‘Dat wil ik ook.’

Clementine voelde zich opgelucht. Het zou niet leuk zijn om achter dezelfde man aan te zitten. ‘Dus je bent niet verliefd op Rafa?’

‘O, dat zou ik best kunnen zijn, want hij is heel sexy. Maar nee, ik ben niet verliefd. Ik wil het alleen graag zijn.’

‘Hou dan eens op met dat cynische gedoe en wacht tot iemand je helemaal op je grondvesten doet schudden!’

Sylvia’s vuurrode lippen krulden zich tot een glimlachje. ‘Ik durf te betwijfelen of Freddie ooit bij zijn vrouw weggaat.’

‘Ik weet het niet, maar je moet geen huwelijk kapotmaken als het niet hoeft.’

‘Ik ben een slecht mens.’

‘Je bent hooguit misleid.’

Ze zuchtte. ‘Ik zie er vast vreselijk uit. Is mijn mascara uitgelopen?’

‘Ga maar snel naar de wc, voordat meneer Fisher er is. Heeft die om half tien niet een vergadering?’

‘O hemel, helemaal vergeten. Zou jij mij een plezier willen doen, lieve schat, en even wat broodjes willen halen? En als je een of andere knappe buitenlander tegen het lijf loopt, neem die dan in godsnaam voor mij mee!’

Clementine liep snel naar buiten. Het was een warme, zonnige dag. De duiven streken neer op het trottoir om restjes te schooien en meeuwen cirkelden hoog in de lucht rond als zweefvliegtuigjes. Ze zuchtte blij en vulde haar longen met frisse zeelucht. Ze voelde zich die dag lichter vanbinnen, alsof ze van een zware last was bevrijd. Ze liep met haar schouders naar achteren en haar kin vooruit, en merkte dat de mannen die haar op straat passeerden geïnteresseerd naar haar keken. Dat had weinig te maken met haar kleren of hoge hakken, maar alles met haar houding. Ze was tevreden met zichzelf, en dat zelfvertrouwen straalde als zonlicht om haar heen. Toen ze de Black Bean Coffee Shop in liep, nam ze zich voor om Marina’s advies op te volgen en gewoon zichzelf te zijn. Rafa vond haar mooi – dat was een goed begin – en hij had toch gezegd dat het onmogelijk was om van iemand te houden als je diegene niet goed kende? Ze hadden de hele zomer de tijd om elkaar te leren kennen – en ze verheugde zich erop om bij haar stiefmoeder op bed te gaan liggen en haar over haar vorderingen te vertellen.

 

‘Ze zijn hem op het spoor,’ vertelde Jake aan zijn vader toen Grey zich klaarmaakte om met een paar gasten een boottocht te gaan maken.

‘Je spion bij de politie?’

Jake knikte gewichtig. ‘Ze schijnen een aanwijzing te hebben.’

‘O ja? Nou, dat is mooi.’

‘Hij wordt een beetje zelfgenoegzaam.’

‘Zelfgenoegzaamheid zal uiteindelijk zijn ondergang worden.’

‘Hij kan er beter mee ophouden nu hij nog een voorsprong heeft.’

‘Dat doen ze nooit. Het is net een drug. Ze kunnen er niet mee ophouden.’

‘Het zal niet lang meer duren voor ze hem te pakken hebben, maar hou dat vooral voor je. Ze willen niet dat hij onderduikt.’

Op dat moment verscheen Marina in de deuropening van de bijkeuken. ‘Ik heb goed nieuws voor je, lieveling.’ Grey trok zijn wenkbrauwen op. ‘William Shawcross heeft net gebeld.’

Greys ogen klaarden op. ‘En?’

‘Hij komt graag tijdens ons eerste literaire diner een praatje houden.’

‘Nou, dat is geweldig nieuws.’

‘Ik heb zijn nummer, dus je kunt hem terugbellen.’

Grey klopte zijn zoon eens stevig op de rug. ‘Fantastisch idee, zoon.’

‘Bedankt, pa.’ Marina liep de gang weer in en ze keken haar na.

‘Al weet ik niet zeker of het genoeg is om ons te redden,’ zei Grey er zachtjes achteraan.

‘Wat denk je?’

‘Ik doe mijn uiterste best om níét te denken, maar het ziet er niet goed uit. Ik voel de hete adem van de bank in mijn nek. Het is een kwestie van tijd en dan zullen we de knoop toch moeten doorhakken.’

‘Je zou met pensioen kunnen gaan.’

‘Ik ben niet rijk genoeg om met pensioen te gaan.’

‘Koop een lot.’

‘Er is meer nodig dan geluk alleen,’ zei Grey duister. ‘Er is een wonder nodig.’