28

 

 

 

 

 

 

 

Beppe en Dante kwamen, zoals elke ochtend, om negen uur op kantoor aan. Beppes chauffeur haalde hen op bij het huis aan de Via dei Giardini en bracht hen naar de fabriek – een rit van twintig minuten – gelegen op een streng beveiligd, speciaal tot dit doel gebouwd bedrijventerrein aan de rand van Milaan. Beppe was trots op zijn zoon. Hij was enthousiast, had een vlug verstand, verdeed zijn tijd niet, maar stroopte meteen zijn mouwen op en ging aan de slag om alle aspecten van het bedrijf, van de productievloer tot de directiekamer, te leren kennen. Hij stal de show met zijn donkerblauwe pak en kraakheldere witte overhemd, en het gezag straalde echt van hem af. Ooit zou hij in de voetsporen van zijn vader treden, en het stemde Beppe uitermate tevreden dat hij de juiste man voor deze baan was.

De lucht was grijs. Zo te zien was er regen op komst, maar binnen brandde licht en het gebouw gonsde van de bedrijvigheid. Beppes werknemers waren zich zeer goed bewust van diens hoge verwachtingen en zorgden er wel voor dat ze eerder op hun post waren dan hij. Er waren al zo veel werknemers zonder pardon de laan uit gestuurd dat niemand zijn baan vanzelfsprekend vond. Beppe beende door de kantoortuin met de werkplekken waar hoofden over toetsenborden gebogen zaten, telefoons rinkelden, sigaretten werden gerookt en de werknemers allemaal de indruk wekten het vreselijk druk te hebben. Hij glimlachte in zichzelf en genoot van hun angst, die een zeer hoge productiviteit genereerde.

Dante liep zijn kantoor in en liet zijn vader achter bij zijn kwieke en toegewijde secretaresse, signora Mancini. Ze begroette hem met zwarte koffie en een vuurrode glimlach, en kwam met de post achter hem aan zijn kamer in. Daar zat Beppe Bonfanti er als een vorst bij, in een vertrek dat net zo weelderig was ingericht als zijn eigen salon bij hem thuis. Er stonden een notenhouten drankkast met kristallen karaffen, een prachtige salontafel met stapels glanzende boeken erop, banken en leunstoelen met de mooiste zijde bekleed, en aan de muren schilderijen van kunstenaars van over de hele wereld. Zijn antieke bureau was gigantisch groot, om aan te geven hoe belangrijk hij was, en de grote ramen achter hem keken uit op een siervijver, compleet met zwanen en ganzen. ‘Iedereen zit in de directiekamer klaar voor uw vergadering van negen uur,’ zei ze, terwijl ze de brieven op zijn bureau neerlegde. ‘Signor Pascale heeft net gebeld om te zeggen dat hij iets later komt.’

‘Pascale is altijd te laat,’ gromde hij, terwijl hij zijn loden jas uittrok en zijn hoed afzette. Signora Mancini hing die op aan de staande kapstok naast de deur, zoals ze elke ochtend deed, en wachtte toen als een goed afgerichte labrador op nadere instructies. Beppe liet zijn blik op de stapel brieven vallen en fronste zijn voorhoofd. Bovenop lag een met de hand geschreven envelop waar met zwarte inkt in kloeke letters PERSOONLIJK & VERTROUWELIJK op stond. ‘Dan beginnen we wel zonder hem,’ ging Beppe verder, en hij pakte de envelop op en maakte hem open. ‘Hij heeft zich waarschijnlijk verslapen. Hij moet maar eens een betere wekker kopen.’

Signora Mancini zag hoe haar baas een velletje wit papier uit de envelop haalde. Terwijl hij snel keek wat erop stond, kneep hij zijn ogen samen. Toen haalde hij diep adem en zette zijn neusvleugels uit. Het werd koud in het kantoor en signora Mancini voelde haar bloed verkillen. ‘Laat Zazzetta hierheen komen,’ zei hij zacht zonder zijn ogen van de brief af te halen. Signora Mancini verliet de kamer met bonkend hart. Als Beppe Bonfanti boos was, verloor hij niet zijn kalmte, zoals andere mensen, maar werd hij heel koel en rustig, alsof hij een geweer richtte.

Even later stond Zazzetta voor hem. Signora Mancini deed de deur dicht en ging weer achter haar bureau zitten. Ze vroeg zich af wat er in vredesnaam in die brief had gestaan dat die haar baas zo’n hevige reactie had ontlokt. Het was echter niet haar taak daarbij stil te blijven staan en ook niet om zich af te vragen wat Zazzetta er verder mee zou doen. Dat kon ze maar beter niet weten.

Beppe gaf hem de brief. Zazzetta las hem. Hij toonde geen enkele emotie, maar de ondiepe holten op de plek waar zijn wangen hadden moeten zitten, kleurden licht, schoorvoetend roze. ‘Zo, dus de oude zuiplap heeft de fles net lang genoeg laten staan om te proberen ons te chanteren,’ zei Beppe, terwijl hij een sigaar opstak. Hij grinnikte cynisch. ‘Hij denkt vast dat hij het winnende lot in handen heeft.’

‘Weten we zeker dat Dante de vader is?’

‘Het kan elke man in Herba wel zijn. Het punt is alleen dat we dat risico niet kunnen nemen, hè?’

‘We willen natuurlijk geen schandaal,’ beaamde Zazzetta.

‘Niet te geloven dat mijn zoon zo stom kan zijn.’

‘Hij is jong en hij is verliefd.’

‘Hij loopt zijn pik achterna. Het is dat hij mijn zoon is, anders hakte ik die af.’

‘Als hij uw zoon niet was, zou het u niets interesseren.’

‘Maar hij is wel mijn zoon, dus wat gaan we doen, goede vriend?’ Beppe haalde zijn schouders op en blies een rookwolk uit.

‘We regelen het wel, Capo.’

‘Ja, we regelen het op de eenvoudigste manier. We betalen die ouwe schoft om zijn mond te houden en we helpen het probleem de wereld uit.’ Hij keek Zazzetta doordringend aan met de koude ogen van een man die al vele malen opdracht heeft gegeven zijn vijanden efficiënt uit de weg te ruimen. ‘We zorgen dat ze verdwijnt.’

‘Moeten we echt zulke drastische maatregelen nemen? Het is een jong meisje…’

‘Zorg maar dat het een ongeluk lijkt.’

‘Maar Capo…’

‘Dat is de enige manier, anders blijft die vader ons de rest van zijn leven uitzuigen. Dit is echt niet de laatste keer dat hij om geld komt vragen. Ik wil niet dat dit ons boven het hoofd blijft hangen, en ook Dante niet, die idioot. Het probleem moet verdwijnen, punt uit. Er is maar één manier waarop we zeker weten dat het ons niet blijft achtervolgen.’ Hij draaide zich om om naar buiten te kijken. ‘Ik vraag me af of die ouwe zuiplap het nog de moeite waard vindt als hij zich realiseert dat zijn kip met de gouden eieren voor altijd is verdwenen.’

‘Zal hij haar niet proberen te zoeken?’

‘Een man die in staat is op deze manier zijn dochter te verkopen heeft geen hart. Je weet net zo goed als ik dat Elio een bezopen, hopeloze gek is. Hij pakt het geld aan en gaat ervandoor – en hopelijk horen we dan nooit meer iets van hem.’

‘Komt voor elkaar, Capo.’

‘Mooi zo.’ Hij draaide zich weer naar Zazzetta om. ‘En geen woord tegen mijn zoon; misschien kunnen we iemand geld geven om te zeggen dat ze er met een tomatenverkoper vandoor is.’

 

Toen Floriana de kerk uit liep, zag ze Costanza, beladen met winkeltasjes, het plein oversteken. De meisjes keken elkaar argwanend aan. Het liep al een hele tijd stroef tussen hen. In plaats van snel door te lopen, zwaaide Floriana naar haar. Haar hart liep over van geluk nu ze op de drempel van haar nieuwe leven stond, en daardoor was er geen plaats voor verbittering. ‘Zal ik je even helpen?’ vroeg ze glimlachend. Costanza keek haar bedrukt aan. ‘Wees maar niet bang, hoor. Je moeder is nergens te bekennen.’

‘Zo zit het helemaal niet,’ wierp Costanza tegen, maar Floriana schudde smalend haar hoofd en verloste haar kwiek van een van de tassen.

‘Wat zit erin?’

‘Het spijt me, hij is echt heel zwaar.’

Floriana keek erin. ‘Fruit?’

‘Mijn moeder heeft me op dieet gezet.’ Costanza haalde haar schouders op. ‘Maar ik geloof niet echt dat het werkt.’ Ze glimlachte zielig.

Floriana werd overspoeld door nostalgie over hoe het vroeger tussen hen was en stelde voor om samen naar het strand te gaan. ‘Dan kunnen we gezellig net als vroeger wat kletsen.’

‘Ik weet het niet, hoor. Ik moet eigenlijk naar huis.’

‘Alsjeblieft?’

‘Nou, even dan. Als je het niet erg vindt om die tas te dragen.’

‘Ik ben sterker dan ik eruitzie.’

‘Goed dan. Ik ga mee, maar niet lang, want anders krijg ik problemen.’

Ze liepen de weg op die het dorp uit leidde. ‘Dus je moeder is echt vastbesloten dat je moet trouwen?’

‘Ze is plannen aan het smeden en van alles aan het bekokstoven.’

‘Uiteindelijk trouw je toch met wie jij wilt trouwen, en daarmee uit.’

‘Nee, ik trouw met wie zíj wil dat ik trouw. Dat is nu eenmaal mijn lot, dat weet ik. Ik heb de kracht en de moed niet om tegen haar in te gaan.’

‘Je hebt nog alle tijd om sterk te worden.’

‘Ik ben haar enig kind. Ze heeft al haar hoop op mij gevestigd.’

‘Zijn jullie nog steeds van plan om terug te verhuizen naar Rome?’

‘Mijn vader wordt industrieel,’ liet Costanza trots weten.

‘Een industrieel?’

‘Ja, misschien verhuizen we wel naar Milaan.’

‘Naar Milaan?’ Floriana dacht aan Dante en meteen kwam haar maag in opstand.

‘Ik vang alleen zo nu en dan wat op. Niemand vertelt me ooit iets. Ze denken nog steeds dat ik te jong ben om het te begrijpen. Of te stom. Hoe dan ook, volgens mij gaat hij iets voor Beppe Bonfanti doen. Consultancy, geloof ik. Hij heeft heel goede contacten op uitgerekend dat ene gebied waar Beppe die niet heeft.’

‘Het komt allemaal neer op afkomst,’ zei Floriana zacht.

‘Ja, ik ben bang van wel.’

Ze gingen in het zand zitten – twee meisjes die ooit heel dik met elkaar waren geweest – en tuurden uit over de zee. ‘Ik ga ook weg,’ zei Floriana.

Costanza wist niet wat ze hoorde. ‘Waar ga je naartoe?’

‘Ik weet het nog niet. Ik wil ergens opnieuw beginnen.’

‘En Dante dan?’

Floriana wilde niets liever dan Costanza in vertrouwen nemen, maar Dante had haar gesmeekt het aan niemand te vertellen. ‘Dante? O, dat was gewoon een zomerliefde,’ antwoordde ze achteloos.

Costanza keek oprecht bedroefd. ‘Ben je verdrietig?’

‘Nee, het gaat prima. Ik wil me nu op mijn toekomst richten. Het heeft geen zin om bij het verleden stil te blijven staan.’

‘Maar je was zo verliefd. Ik dacht dat je met hem zou trouwen en dat jullie nog lang en gelukkig zouden leven. Ik hoopte het echt, want dat zou mijn moeder echt razend hebben gemaakt.’

‘Misschien had je moeder al die tijd toch gelijk. Ik moet iemand uit mijn eigen kringen zien te vinden.’

‘Nee, ze heeft geen gelijk. Liefde kent geen grenzen van afkomst of leeftijd, of wat dan ook.’ Costanza pakte haar hand. ‘Beloof je me, waar je ook naartoe gaat, dat je contact met me zult houden?’

‘Hoe weet ik nu waar ik je moet bereiken als jullie naar Milaan verhuizen?’

‘Ik geef mijn adres wel door aan Luigi. Dan vraag je het maar aan hem. En, wanneer ben je van plan te vertrekken?’

‘Morgen.’

‘Zo snel al?’

‘Ja, alles is al geregeld.’

‘Dus je was niet eens van plan om afscheid te komen nemen.’

‘Nee, ik wilde er stilletjes vandoor gaan.’

‘Maar waar ga je dan naartoe?’

Floriana moest snel nadenken. ‘Ik heb een nicht in Treviso, dus daar ga ik naartoe.’

‘Ik dacht dat je behalve Elio en Zita niemand had?’

‘Ik ook niet, tot voor kort. Zita had het over haar en toen heb ik mijn kans gegrepen. Ze is getrouwd en heeft kinderen van mijn leeftijd. Ik mag bij haar in huis tot ik een eigen woning heb gevonden.’

‘Maar wat ga je dan doen?’

Floriana kreeg wel een steek van schuldgevoel toen ze haar leugentje verder oppoetste. ‘Dat is nou het verschil tussen jou en mij, Costanza. Ik vind alles prima. Echt alles: huizen schoonmaken, in de bediening werken, tuinieren. Ik ben bereid om alles aan te pakken. Meisjes als jij zijn te deftig om zo diep door de knieën te gaan.’ Ze moest lachen. ‘Maak je om mij maar geen zorgen; ik ben heel veerkrachtig.’

‘Dat heb ik altijd in je bewonderd, Floriana.’

‘Maar tegen niemand vertellen dat ik wegga, hoor. Alsjeblieft.’ Costanza fronste haar voorhoofd. ‘Nee, ik meen het. Tegen niemand. Ik kan je toch wel vertrouwen, hè?’

‘Dat weet je best. Maar waarom mag niemand het weten?’

‘Omdat ik niet wil dat mijn vader achter me aan komt.’

‘Aha.’

‘Ik wil gewoon weg, zonder gedoe.’

‘Maar Zita moet het toch weten?’

‘Ja, Zita weet het, maar ik ga haar niet vertellen dat jij het ook weet. Dus zeg het alsjeblieft niet tegen haar.’ Floriana was bijna buiten adem van het ingewikkelde web van leugens dat ze gesponnen had. ‘Hou het maar gewoon voor je.’

‘Dat zal ik doen.’ En toen zei ze er met een klein stemmetje achteraan: ‘Maar ik zal je wel missen.’

‘Ik jou ook.’

‘We hebben het leuk gehad samen, hè?’

‘Nou en of.’

‘Totdat mijn moeder ons uit elkaar haalde. Dat zal ik haar nooit vergeven.’

‘Je moet niet bitter blijven; zorg gewoon dat je niet net zo’n snob wordt als zij.’ Floriana trok een gezicht en ze moesten er allebei om lachen.

‘Tegenwoordig maakt niemand me meer aan het lachen,’ klaagde Costanza. ‘Ik zal je grapjes missen.’

‘Dan moet jij voortaan maar de grapjas zijn.’

‘Ik zal het proberen.’

‘Als je leuk gezelschap bent, ben je altijd populair en dan kun je trouwen met wie je maar wilt.’

‘Was het maar waar!’ Costanza keek op haar horloge. ‘Ik moet maar eens gaan. Ik vond het leuk om hier met je te zitten praten, net als vroeger. Kom je?’

‘Ik loop met je mee tot de afslag. De rest van de weg moet je alleen verder. Ik heb geen zin om je moeder tegen het lijf te lopen.’

‘Ik ook niet!’

Bij de afslag gaf Floriana Costanza de tas met fruit. ‘Niet allemaal in één keer opeten,’ zei ze, en ze had plotseling zin om te huilen.

‘Zoiets onverstandigs zou ik nooit mogen doen.’ Costanza keek haar vriendin verdrietig aan. ‘Pas goed op jezelf, Floriana.’

‘Jij ook.’

Plotseling zette Costanza de tassen neer en sloeg haar armen om Floriana’s schouders. Ze drukte haar lang en stevig tegen zich aan. ‘Ik hoop dat je gelukkig wordt in je nieuwe leven. Ik hoop dat het je alles geeft waar je ooit naar hebt verlangd. Ik hoop dat de engelen goed voor je zullen zorgen.’ Toen ze zich van haar losmaakte, zag Floriana dat ook zij huilde.

Floriana keek haar na toen ze de weg op liep, met langzame en zware tred. Ze kon het niet aanzien, draaide zich om en rende naar huis. Ze moest haar spullen nog pakken en zich gereedmaken voor de volgende dag. Ze was vastbesloten om niet aan het verleden te denken, dat ze nu achter zich liet, en dus richtte ze al haar aandacht op de toekomst die voor haar lag.

Toen ze weer bij haar huis aankwam, stond haar vader haar op te wachten. Hij was zo te merken niet dronken en had geen kater, maar hij had wel een uitdrukking op zijn gezicht die haar vreemd voorkwam. Voor ze ook maar iets kon zeggen zag ze dat er nog iemand in het vertrek was, iemand die ze niet kende: een sterke, gezette man met dik zwart haar en een vettige huid. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze, want ze voelde gevaar, maar wist niet welke vorm dat aannam.

‘Dochter,’ zei Elio, en hij stak zijn armen naar haar uit. Ze kromp ineen en kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Ik weet dat je in verwachting bent.’ Alles begon te tollen en ze legde haar hand tegen de muur om zich op de been te houden. ‘Je hoeft niet te schrikken. Ik ben blij voor je, Floriana. Ik word opa. Deze man brengt je ergens naartoe waar je veilig bent, zodat je je kindje ter wereld kunt brengen zonder dat er een schandaal van komt. Als alles achter de rug is, kun je terugkomen en dan vormen we weer een gezin.’ Ze keek naar de vreemde en haar mond werd droog. Waar was Dante? Hoe was haar vader erachter gekomen? Ze zag dat hij een dikke bruine envelop in zijn hand hield. ‘O, dit?’ zei hij, terwijl hij hem tegen zijn hand tikte. ‘Een cadeautje van Beppe.’

‘Hebt u hem gechanteerd?’ siste ze. Ze kon gewoonweg niet geloven dat haar eigen vader haar had verraden.

‘Je bent er nu misschien niet blij mee, maar later zul je me dankbaar zijn.’

‘Waar is Dante?’ vroeg ze. ‘Waar is hij?’

‘Hij wacht op je bij het huis,’ zei de onbekende man.

‘Maar ik zou hem morgen zien.’

‘Het plan is veranderd,’ ging de man verder. ‘Je moet nu mee.’

‘Mag ik mijn spullen pakken?’

De man knikte. ‘Natuurlijk.’ Ze liep langs hen heen naar haar kamer en deed de deur achter zich dicht.

Haar eerste ingeving was om uit het raam te klimmen en te vluchten. Maar als de man nu eens wel de waarheid sprak? Als haar vader Beppe nu eens inderdaad op de hoogte had gebracht en hij hem geld had gegeven om in haar levensonderhoud te voorzien? Als Dante nu eens wél bij La Magdalena op haar wachtte? Hij kon haar daar immers niet zelf van op de hoogte brengen, want ze hadden geen telefoon thuis. Misschien nam Beppe nu wel de leiding in de hele situatie; dat was dan toch vast goed? In dat geval hoefden ze niet meer stiekem te doen, maar konden ze openlijk voor hun liefde uitkomen. Terwijl deze gedachten door haar hoofd speelden, begon ze de paar spulletjes die ze had in een tas te stoppen. Daar was ze zo mee klaar. Ze wilde graag het huis uit en zo ver mogelijk bij haar vader uit de buurt zien te komen. Hij had iets hardvochtigs in zijn ogen, iets wat ze niet herkende en wat haar ook niet aanstond.

Toen ze weer tevoorschijn kwam, probeerde haar vader haar te omhelzen, maar ze deinsde vol walging achteruit en liep snel de trap af, achter de donkere man aan die naar goedkoop reukwater rook. Ze keek of ze signora Bruno nog ergens zag, maar nee. Toen ze achter in het zwarte autootje stapte dat in de Via Roma geparkeerd stond, werd ze heen en weer geslingerd tussen opwinding en angst. Dit was niet bepaald het soort auto voor Beppe Bonfanti, en ze aarzelde, want haar intuïtie schreeuwde haar toe dat er iets niet in de haak was. Maar ze was op dat moment niet bij machte er iets aan te doen. Terwijl ze haar hart tegen haar slapen voelde bonken, startte de onbekende man de motor en reed de auto ratelend de straat in.

Floriana zei geen woord. Daar was ze veel te bang voor. Ze bleef strak naar de weg voor zich kijken; ze gingen in elk geval de goede kant op. Ze keek naar de handen van de man. Die waren groot en sterk, en hij hield het stuur er heel stevig mee vast. Toen dwaalde haar blik af, langs de handen naar het portier, en ze zag dat dat op slot zat. Alle portieren zaten op slot. Haar adem stokte in haar keel en ze werd duizelig van angst. Voor hen doemden de poorten van La Magdalena op, en ze voelde een enorme golf verlangen over zich heen spoelen, waardoor ze terug op de achterbank werd gedrukt. Ze wrong haar handen en haar handpalmen werden vochtig van het zweet. Ze naderden de villa langzaam, zo langzaam dat het net was alsof ze zich buiten haar lichaam bevond en omlaag keek. Alsof ze naar een film van het leven van iemand anders zat te kijken.

Op dat moment sprong Truste de weg op en was de betovering verbroken. Ze ging rechtop zitten en keek radeloos naar de hond. Hij leek te begrijpen dat zij in de auto zat en keek reikhalzend of hij haar zag. De auto ging niet langzamer rijden, maar spoot langs de hond heen en langs de poorten van La Magdalena. Ze draaide zich om op de achterbank en bonkte op het raam. ‘Truste! Truste!’ De hond herkende haar onmiddellijk en vloog als een speer achter haar aan.

‘Zitten jij!’ commandeerde de man. ‘Anders vlieg ik nog ergens tegenaan.’

‘Waar brengt u me naartoe?’ vroeg ze. Toen hij geen antwoord gaf, begon ze te snikken. ‘U brengt me helemaal niet naar Dante, hè?’ Ze keek door het achterraam naar buiten en zag dat de hond langzamer ging lopen, tot een draf, en steeds kleiner werd, tot hij niet meer was dan een stipje op het wegdek. ‘Wat gaat u met me doen?’ De man antwoordde nog steeds niet. Hij had zo zijn bevelen. Hij greep het stuur beet tot zijn knokkels er wit van werden.

 

De volgende dag stortregende het. Dante wachtte onder een paraplu bij de muur op Floriana, zoals ze hadden afgesproken. Hij beende op en neer, op en neer, en keek zo nu en dan op zijn horloge en vroeg zich af waarom ze er nog niet was. Truste stond midden op de weg met zijn oren in zijn nek en zijn staart tussen zijn poten, net zo rusteloos als zijn baasje. Hij jankte en draafde in kringetjes rond, terwijl Dante steeds bezorgder werd, maar de hond kon zijn baasje niet laten weten wat hij had gezien.

Dante reed met een bezwaard hart naar Herba. Bij de deur kwam hij signora Bruno tegen, maar zij tastte net zozeer in het duister als hij. Ze was ervan uitgegaan dat het meisje naar hém toe was gegaan. Hij trof Elio bij Luigi drinkend aan de bar. De oude man zat boven zijn glas te snikken. ‘Ik ben mijn dochter kwijt,’ jammerde hij.

‘Waar is ze naartoe?’ vroeg Dante op strenge toon.

‘Net als haar moeder,’ zei Elio.

‘Waar hebt u het over?’

‘Ervandoor met haar minnaar.’

‘Wat voor minnaar?’

‘Een man die ze op de markt heeft leren kennen.’

‘U bent niet goed bij uw hoofd,’ zei Dante vinnig.

‘Nee, ze is een hoer!’ De oude man schaterde het uit. ‘En jij dacht zeker dat dat kind van jou was? Ha! Dat is nog wel het grappigste van het hele verhaal. Als ik niet zo doodongelukkig was, zou ik erom moeten lachen. Precies haar moeder. Nu ben ik pas echt alleen.’

Dante stond te tollen op zijn benen toen hij het café verliet. Hij wist diep in zijn hart wel dat het met geen mogelijkheid waar kon zijn wat Elio had gezegd. De man was dronken en had wanen. Hij móést haar vinden, maar waar ter wereld moest hij in vredesnaam beginnen te zoeken?

Toen hij weer bij La Magdalena aankwam, stond Truste bij de poort in de gutsende regen op hem te wachten. Dante herkende hem aanvankelijk bijna niet, zo drijfnat en verfomfaaid zag hij eruit, en het haar op zijn snuit was grijs geworden, waardoor hij oud en verdrietig oogde. Dante stapte uit de auto, rende naar hem toe en nam het dier in zijn armen. Maar toen hij terug naar de auto wankelde, werd hij overspoeld door een gevoel van verlies en viel hij op zijn knieën neer. Hij begroef zijn gezicht in de natte nek van de hond en huilde. ‘Waar is ze? Waar is ze naartoe?’

Truste wurmde zich los uit zijn omhelzing en liep hinkend naar het midden van de weg. Toen ging hij jankend liggen en legde zijn kop tussen zijn poten.