20

 

 

 

 

 

 

 

Clementine zat op de passagiersstoel van Rafa’s huurauto en kon amper geloven dat ze eindelijk samen waren, echt met z’n tweetjes. Ze draaide het raampje omlaag en liet de heerlijke zomergeuren op de wind naar binnen waaien. Aanvankelijk was hun gesprek wat stroefjes verlopen doordat ze door elkaar heen praatten, over hun woorden struikelden en lachten om hun zenuwen te maskeren. De sfeer was veranderd. Clementine wist niet waarom of wanneer, maar er hing een huivering tussen hen die er eerder niet was geweest.

Rafa, nonchalant gekleed in een spijkerbroek en een wit overhemd, keek zo nu en dan even naar haar en grijnsde dan. Hij had een zonnebril op en zijn dikke haar ging rechtop staan als de wind erdoorheen blies. Ze had hem aldoor al knap gevonden, maar nu ze hem een beetje beter kende, zag ze wel in dat er achter zijn knappe uiterlijk meer schuilging. Hij had de gave om in iedereen het beste te zien en hij beschikte over een ruimhartigheid die zijn ogen en glimlach een uitzonderlijke straling verleende.

Maar in de allereerste plaats vond zij degene die ze zelf was als ze bij hem was leuk, alsof ze in zijn ogen een betere versie van zichzelf was: moediger, grappiger, knapper. Ze keek uit over het platteland en zag hoe weelderig dat was. Het helle groen van de bladeren en het oogverblindende blauw van de lucht vervulden haar tot ze bijna barstte van geluk.

Rafa zette de auto in een parkeerhaventje en liep naar de achterbak. ‘Wat zit daarin?’ vroeg ze, terwijl ze op het hek leunde en haar blik over het huis dat God vergeten was liet gaan.

‘Spullen,’ antwoordde hij met een grijns.

Ze draaide zich om en zag dat hij een canvas tas tevoorschijn haalde. ‘Wat is dat?’

‘Een picknick.’

‘Wie heeft die voor je gemaakt?’

‘Heather.’ Hij gluurde in de tas. ‘Qué bueno, ze heeft er een fles wijn bij gedaan.’

Clementines hart zwol. ‘Waar gaan we die opdrinken?’

‘Op het strand, lijkt me. Vind je ook niet?’

‘Goed plan.’

 

Het was toch niet zo’n goed idee geweest om een jurk aan te doen. Het pad naar het strand was smal en er stonden een heleboel braamstruiken langs. Toen ze haar kleren had klaargelegd, had ze niet aan praktische zaken gedacht. ‘Ik neem je wel op mijn rug,’ bood Rafa aan.

‘O nee, ik ben veel te zwaar,’ wierp ze tegen.

‘Welnee, helemaal niet. De vorige keer trok ik voor de grap zo’n gezicht. Je bent zo licht als een veertje. Ik zou je zo over mijn schouder kunnen gooien en er nauwelijks iets van merken. Hier, draag jij de tas maar.’ Hij ging op zijn hurken zitten. ‘Klim er maar op.’

Ze wilde dat ze een paar kilo lichter was, maar klom toch aarzelend op zijn rug. De intimiteit van hun lichamen joeg het bloed vuurrood naar haar wangen, maar ze had geen tijd om daar langer bij stil te staan. Hij kwam overeind, haakte zijn armen onder haar benen en liep het pad op. ‘Zie je wel? Ik merk nauwelijks dat je op mijn rug zit.’

‘Leugenaar,’ lachte ze.

‘Wie zei dat?’ zei hij, en hij draaide zich om, net alsof hij achter zich wilde kijken. Ze moest weer lachen. Hij draaide zich de andere kant op. ‘En wat was dat? Ik dacht dat ik alleen was.’

‘Gekkie!’

‘Wie zei dat?’

‘Als je je zo blijft omdraaien word ik nog zeeziek.’

‘O, jíj bent het.’

‘Ja, ik ben het, zo licht dat je gewoon vergeten bent dat ik op je rug zat.’

Rafa beende verder het pad over en zorgde er daarbij goed voor dat haar blote benen niet tegen de doornen kwamen. Eindelijk waren ze bij het zand en zette hij haar voorzichtig neer.

‘Zie je wel? Ik ben niet eens buiten adem.’

Ze gingen op het strand zitten en keken hoe de golven zachtjes aan kwamen rollen. Meeuwen cirkelden rond op de wind, en de brutaalste gingen vlakbij op de rotsen zitten in de hoop restjes van hun picknick te kunnen schooien. Rafa schonk de wijn in en Clementine pakte de broodjes uit.

‘Op onze hernieuwde vriendschap,’ zei hij, en hij hief zijn glas. ‘Ik wilde nog zeggen dat het me spijt dat ik me ermee heb bemoeid. Jouw relatie met Marina gaat mij niets aan. Het geval wil dat ik jullie allebei graag mag en dat ik wil dat jullie elkaar ook mogen.’

Ze hief haar glas. ‘Excuses aanvaard – met alle plezier dit keer.’

‘Dus we zijn weer vrienden?’

‘Ja. Zeker weten.’ Ze namen in stilte een slok.

Toen haalde Clementine diep adem. ‘Weet je nog dat je zei dat ik me moest losmaken van het verleden om het heden niet kapot te maken? Wat bedoelde je daar precies mee?’

Hij keek haar bedrukt aan. ‘Daar wil je het toch niet echt over hebben, hè?’

‘Jawel.’

‘Beloof je dat je er niet woedend vandoor zult gaan?’

Clementine lachte. ‘Het spijt me dat ik kwaad ben geworden. Ik beloof je dat ik er niet vandoor zal gaan. Trouwens, jij hebt de autosleutels.’

‘Goed, als je erop staat zal ik je vertellen wat ik erover denk – voor wat dat waard is.’

‘Dat is vast de moeite waard.’ Ze nam een hap van een sandwich met kalkoen. ‘Misschien steek ik er iets van op.’

‘Om te beginnen moet je mijn levensfilosofie begrijpen.’

‘En die luidt?’

‘Ik ga ervan uit dat wij in staat zijn ons lot zelf te kiezen. We komen op aarde om het leven te ervaren en om te leren om meelevende, liefhebbende mensen te zijn. Tijdens ons leven moeten we allerlei keuzes maken die invloed hebben op de mensen om ons heen én op onze eigen toekomst.

Stel je een kiezelsteen voor die in een vijver wordt gegooid. Je denkt misschien dat het kiezelsteentje gewoon naar de bodem zakt, maar dat is niet zo. Het steentje veroorzaakt rimpelingen die helemaal tot aan de rand komen, waar ze een blaadje van de oever duwen. Een bij verdrinkt in het water, maar nu kan hij op het blaadje klimmen en zichzelf redden. De bij vliegt weg en gaat op de arm van een kind zitten, die verwonderd naar de bij kijkt en daarmee liefde voor de natuur ontwikkelt. De ouders van het kind maken ruzie, maar de moeder ziet de bij en raakt in paniek omdat ze bang is dat haar kind gestoken wordt. Beide ouders snellen toe om het kind te helpen en vergeten hun ruzie, verenigd in hun liefde voor hun kind. De bij vliegt weg en… Nou ja, de rest van het verhaal mag je zelf verzinnen.

Het punt is dat je nooit iets doet wat overal volkomen los van staat. Vandaar dat het heel belangrijk is wat voor keuzes je maakt. Als je ervoor kiest om wrok te blijven koesteren, creëer je een toekomst die ongelukkig is, omdat elke beslissing uit je wrok zal voortkomen. Marina is verliefd geworden op je vader en is met hem getrouwd. Het doet er niet meer toe of ze hem van jouw moeder heeft afgepakt of dat ze hem van een ongelukkig huwelijk heeft gered – en neem van mij aan dat iedereen die hierbij betrokken is een eigen interpretatie van de gebeurtenissen zal hebben en dat die allemaal anders zullen luiden. Maar, Clementine, jij kunt kiezen hoe je reageert. Jij bent nu volwassen en moet aan je eigen toekomst bouwen. Als je jezelf er emotioneel van losmaakt, hun je zegen geeft, het goede in Marina probeert te zien in plaats van steeds naar het slechte te zoeken, creëer je een gelukkiger heden voor jezelf.’

Ze dacht er even over na en liet haar blik naar zee dwalen. ‘Ik heb Marina nooit een kans gegeven,’ zei ze zacht. ‘Ik heb het haar altijd kwalijk genomen dat ze papa van me af heeft gepakt.’

‘Je vader is nog steeds hier. Misschien moet jíj maar eens de ruimhartigste zijn en een stap naar hém toe doen.’

‘Het klinkt wel heel gemakkelijk zoals jij het zegt.’

‘Moet je horen, we zijn geen karikaturen, maar gecompliceerde, onvolmaakte mensen. Liefde stijgt boven ons allemaal uit. Je hoeft nu alleen maar in te zien dat zij hun redenen hadden – vermoedelijk andere redenen dan jij denkt – en dan bewust de beslissing te nemen om hen vrij te laten. Ze zijn een groot lijnschip dat jij over de golven achter je aan trekt. Hak het touw door. Maak jezelf vrij. Je kunt tot grote hoogten stijgen, ook al heb je nog zo’n slechte start in het leven gemaakt,’ zei hij, en hij glimlachte meelevend. ‘Maar waarschijnlijker is dat je dat kunt dankzíj die slechte start.’

‘Je zei dat ik Marina haar kant van het verhaal moest laten vertellen.’

‘Ooit moet je haar misschien, hier op het strand, als jullie alleen zijn en niet gestoord kunnen worden, eens vragen of ze jou wil vertellen wat er is gebeurd. Maar alleen als je bereid bent om naar haar te luisteren zonder haar te veroordelen. Pas als je je er genoeg van hebt losgemaakt om het niet allemaal op jezelf te betrekken.’

‘Je bent heel wijs, Rafa.’

‘Dat zegt iedereen, maar dat is niet zo. Ik ben nog steeds aan het leren, ik ben nog steeds zoekende.’

‘Volgens mij weet je al heel veel.’

‘Hoe meer je weet, hoe meer je je realiseert wat er nog allemaal te leren valt.’ Hij schonk nog een glas wijn in. ‘Jij nog wat?’

Ze knikte. ‘Je zult me wel terug moeten dragen, hoor.’

‘Nog een paar glazen en ik draag je helemaal terug naar huis!’

 

Terwijl ze op het zand zaten te kletsen, werd het langzaam maar zeker vloed. De oranje zon zonk tot laag boven de horizon, waardoor de wolken zich donkerpaars tegen de lichtblauwe hemel aftekenden. Het was zo romantisch met het hypnotiserende ritme van de golven en de melancholieke roep van de meeuwen op de achtergrond dat Clementine zeker wist dat hij zich naar haar toe zou buigen en haar zou kussen. Haar hart begon al verwachtingsvol te hameren. De doordringende manier waarop hij haar aankeek, zijn schalkse glimlach, zijn speelse geplaag – alles wees erop dat hij zich tot haar aangetrokken voelde. De wijn had haar zintuigen op scherp gesteld en ze voelde elke vibratie die tussen hen heen en weer ging, alsof ze elektrisch geladen waren.

Op dat moment, net toen ze dacht dat hij haar zou kussen, klonk het geblaf van een angstige hond, helemaal aan de andere kant van het strand, waar de zee tegen de rotsen beukte. Rafa kwam overeind. ‘Hoor je dat?’ Hij tuurde het strand af. ‘Ik zie hem niet. Zie jij hem?’

Clementine was lichtelijk geïrriteerd dat het moment verstoord was, maar de paniek die in het geblaf doorklonk leidde haar al snel af. ‘Kom, dan gaan we kijken.’

 

Ze liepen snel het strand op en lieten hun picknickspullen in het zand liggen. Er werd aanhoudend en doordringend geblaft, en de angst die erin doorklonk maakte dat ze er flink de pas in zetten. Al snel begonnen ze te rennen. Aan het eind van het strand bleven ze staan luisteren. Rafa keek haar ernstig aan. ‘Hij zit ergens vast op de rotsen, denk ik.’ Ze tuurden allebei de kliffen af, maar zagen niets.

‘Hoe kunnen we erbij komen?’

‘Ik zwem naar de andere kant.’

‘Is dat niet gevaarlijk?’

‘Hopelijk niet. Maar er verkeert een hond in nood, en als ik ergens niet tegen kan zijn het dieren die pijn lijden.’ Hij trok snel zijn kleren uit, tot op zijn onderbroek.

‘Dan ga ik met je mee.’ Ook zij begon zich uit te kleden.

‘Heel moedig van je, Clementine.’

‘Roekeloos, zul je bedoelen.’ Maar de manier waarop hij naar haar keek gaf haar moed.

Ze waadden de zee in. Het water was koud, maar na een tijdje raakten ze eraan gewend. Ze zwommen samen op, maar geen van beiden zei een woord, want ze hadden het te druk met naar het geblaf luisteren en proberen vast te stellen waar de hond zich bevond. Clementine zou zich zelf nooit zo ver in zee gewaagd hebben. De golven sloegen tegen de rotsen en het strand leek al heel ver achter hen te liggen.

‘Kijk, daar heb je een grot!’ riep Rafa. ‘Volgens mij komt het daarvandaan.’ Ze zwommen naar de inham, waar het water kalmer was, en liepen vlug het strandje op. Het werd al snel vloed, dus het zou niet lang meer duren voor de grot vol water stond. De hond voelde dat zij eraan kwamen en begon te janken. ‘Stil maar, jongen. Alles komt goed.’ Rafa ging op zijn hurken zitten en aaide het dier. De hond kwispelde opgewonden.

‘Moet je zien, hij zit aan een rots vastgebonden.’ Het dier was met opzet in die grot ter dood veroordeeld, zoveel was zeker. ‘Dat geloof je toch niet?!’

‘Kun je hem losmaken?’

‘Ja.’ Ze ging aan de slag met de knoop, verbijsterd dat iemand zo wreed kon zijn. Zodra de hond los was, ging Clementine bij Rafa op het zand zitten om het dier te aaien. ‘Wat voor hond is het?’

‘Een vuilnisbak. En dat is waarschijnlijk precies de reden waarom de eigenaar hem niet meer wilde.’ Hij begon in het Spaans tegen het dier te praten.

‘Hoe krijgen we hem op het strand?’

Rafa keek even naar de monding van de grot. ‘We kunnen maar beter gaan. Het wordt zo donker en het is vloed. Anders zitten we hier de hele nacht vast.’

‘Ik denk niet dat we een nacht zouden overleven. Deze grot staat bij vloed waarschijnlijk onder water.’

‘Oké, jongen, je zult met ons mee moeten.’

 

Aanvankelijk leek het erop alsof er geen beweging in de hond te krijgen was. Het dier was zo van slag en bang dat hij geen stap met zijn trillende poten wilde zetten. Als ze de zee niet over hadden gehoeven, had Rafa hem kunnen dragen, maar ze hadden geen keus; als de hond gered wilde worden, zou hij moeten zwemmen. Rafa nam zijn kop in zijn handen en keek hem recht aan. Toen sprak hij hem kalm en met gezag toe, alsof hij het tegen een kind had. ‘Je gaat met ons mee, makker. Wij gaan voor je zorgen en je in veiligheid brengen, maar je zult ons moeten vertrouwen.’

Hij aaide hem over zijn oren en snuit, en na een tijdje, terwijl de zee de grot binnensijpelde, kalmeerde de hond enigszins. Hij liep met hen mee de grot uit en het water in. Rafa bleef de hele tijd tegen hem praten, moedigde hem aan, fleemde en prees hem. Clementine zwom aan de andere kant van de hond mee, zodat hij zich aan beide kanten beschermd voelde. Langzaam zwommen ze de bocht om. De wind was opgestoken en de zee was nu wat ruwer. Zwemmen kostte meer inspanning en Clementine klemde haar kaken op elkaar en bleef strak naar het strand kijken. Het hondje zwom uit alle macht, met zijn neus in de lucht, opengesperde neusgaten en grote ogen van angst. Maar hij zwom door, want zijn moed won het toch van zijn angst.

Eindelijk kwamen ze bij het strand. De hond draafde het zand op en schudde het water uit zijn vacht. Toen kwispelde hij zo hard dat het leek alsof zijn staart eraf zou vallen. Clementine en Rafa wankelden de golven uit en vielen op hun knieën neer om de hond te aaien. ‘Goed gedaan!’ riepen ze ademloos uit, en de hond leek het te begrijpen, want hij likte blij hun gezichten.

‘We moeten met hem naar huis. Hij krijgt het koud en is uitgedroogd. God mag weten hoe lang hij in die grot vastgebonden heeft gezeten.’

‘We hebben water in onze picknicktas,’ opperde Clementine.

‘Prima. Kom, jongen, we gaan naar huis.’

De hond dronk uit de fles en at de restjes brood op. Hij had inderdaad honger en dorst.

‘Zeg, Marina heeft een hekel aan honden,’ zei Clementine.

‘Hoe kan iemand nu een hekel aan honden hebben?’

‘Weet ik veel. Zij in elk geval wel.’

‘Nou, dat zien we later wel. Eerst maar eens kijken dat we hem droog krijgen, en dan praten we wel met haar. Jij kunt hem niet meenemen naar je werk, dus ze zal moeten goedvinden dat hij in het hotel blijft.’

‘Ze wil vast dat je hem naar een asiel brengt.’

‘Die hond blijft bij mij. Dat is het lot, dat begrijp je toch wel? Het was voorbestemd dat wij hem zouden vinden.’ Hij grijnsde speels naar haar. ‘Ik kies ervoor hem te houden.’

Ze glimlachte terug en vond het heerlijk dat zij iets exclusief met z’n tweeën hadden meegemaakt. ‘Dan is hij ook van mij.’

Ze trokken hun kleren over hun natte lichamen heen aan en liepen helemaal tot aan de auto te rillen. Rafa bood nog aan om Clementine te dragen, maar dat wees ze af, want ze vond dat de hond hun aandacht nodig had. Dat hij met haar op zijn rug de heuvel af was gelopen, oké, maar ertegenop was een heel ander verhaal, en het interesseerde haar nu niet aan hoeveel doornen ze haar huid openhaalde, zolang haar de vernedering maar werd bespaard dat hij haar halverwege moest neerzetten omdat ze te zwaar was. Ze zetten het dier op de achterbank, waar hij als een doorweekte dweil ging liggen. Na een tijdje viel hij door het geronk van de motor in slaap.

De verwarming had in de auto aangestaan, maar desondanks rilden Clementine en Rafa nog steeds toen ze bij het Polzanze aankwamen. Ze waren tot op het bot verkleumd. ‘Ik praat wel met Marina,’ bood Rafa aan toen ze voor het huis stilhielden.

‘Mijn zegen heb je,’ zei ze, en ze beet zenuwachtig op haar lip. ‘Ik hoop maar dat we hem mogen houden.’

‘We houden hem, maak je maar geen zorgen.’

‘Dan ga ik wat oude handdoeken en een deken halen.’

‘Heb je iets bij je, zodat je je kunt verkleden?’

‘Ik leen de kamerjas van mijn vader wel.’

Tom kwam het hotel uit gebeend. Toen ze uit de auto stapten, keek hij hen verbaasd aan. ‘Tom, wil jij even bij de hond blijven terwijl ik wat dekens haal?’ vroeg Clementine.

‘Bij de hond?’

‘Ja. We hebben een hond gevonden, vastgebonden in een grot. Hij kon elk moment verdrinken. We moesten de zee in zwemmen om hem te redden. Nu ligt hij op de achterbank te slapen, de arme schat.’

Tom schudde zijn hoofd. ‘O-o, je weet hoe de baas over honden denkt.’

‘Dit is anders. Hij is bang en heeft niemand die voor hem kan zorgen.’

‘Waar is Marina?’ vroeg Rafa.

‘In de serre met de Brigadier en jouw dames.’

‘Mooi, ik trek eerst even droge kleren aan en dan ga ik naar haar toe.’

‘Succes,’ zei Clementine.

‘Dat heb je wel nodig, ja,’ zei Tom erachteraan.

 

Even later kwam Clementine in Greys kamerjas en op zijn pantoffels tevoorschijn, gewapend met een oude handdoek en dekens. Rafa, in een schone spijkerbroek en trui, kwam met Marina het hotel uit gelopen. Aan haar gezicht zag je meteen dat hij het haar nog niet had verteld. Clementine keek even achter in de auto. De hond sliep nog. Hij zag er schattig uit, met zijn bruine vacht krullerig van het zeewater en zijn lijfje dat op- en neerging door zijn ademhaling. Hoe kon iemand zo’n hulpeloos wezen nou niet willen?

‘Nou, wat is de verrassing?’ zei Marina, terwijl ze op de auto af liep. Tom zette angstige ogen op en liep stilletjes achteruit, maar bleef wel in de buurt om te kijken.

‘We hebben een hond gered,’ zei Rafa achteloos. ‘Hij zat vastgebonden in een grot, achtergelaten om te verdrinken. Clementine en ik zijn ernaartoe gezwommen om hem te redden.’

Marina’s mond zakte vol afgrijzen open. ‘Een hond?’

‘Ja, wat een schatje, hè? Hij slaapt nu. Hij was echt doodsbang.’ Rafa probeerde duidelijk op haar gevoel te spelen.

Marina tuurde in de auto en wrong daarbij bezorgd in haar handen. ‘Je weet dat ik geen honden in het hotel kan hebben,’ zei ze, maar Rafa bespeurde iets weifelends in haar stem en zette door.

‘Maar hij zou anders zijn doodgegaan. Het is onze verantwoordelijkheid om voor hem te zorgen. Hij is heel jong, bijna een puppy nog. We kunnen hem niet wegdoen.’

Marina keek hem aan. Ze schrokken allemaal van de angst in haar ogen. Clementine voelde geheel onverwacht een scherpe pijn in haar borst, en haar hart stroomde vol medelijden. Marina zag er heel klein uit, alsof ze door een windstoot zo omvergeblazen zou worden.

‘Rustig maar, Marina, ik neem hem wel mee,’ bood ze aan. ‘Meneer Atwood zal hem op kantoor moeten dulden. Hij kan onder mijn bureau slapen.’

‘Nee, je kunt hem niet naar je werk meenemen,’ zei Rafa.

‘Ik vraag wel of mijn moeder hem wil,’ stelde Tom voor. ‘Ze heeft al een kat, maar je weet maar nooit, misschien gaat het goed samen.’

Het leek erop dat Marina met haar geweten worstelde. ‘Ik kan hem niet wegdoen,’ mompelde ze. ‘Dat kan ik niet. We moeten voor hem zorgen.’

‘Ik kan hem wel op mijn kamer nemen,’ zei Rafa vriendelijk. ‘Je hebt me een reusachtige suite gegeven, Marina; er is ruimte genoeg voor ons allebei.’ Ze keek in de auto, naar de slapende straathond. De tranen sprongen haar in de ogen. Niemand wist wat hij moest zeggen. Deze reactie hadden ze niet van haar verwacht. ‘Het spijt me, Marina. Ik heb me niet gerealiseerd dat je bang bent voor honden.’

‘Ik ben niet bang voor ze,’ antwoordde ze, terwijl ze haar rug rechtte en zich vermande. ‘Het is een dot. Hoe gaan jullie hem noemen?’

‘Daar hebben we nog niet over nagedacht,’ antwoordde Rafa, en hij keek vragend naar Clementine.

‘Koekie,’ antwoordde ze met een grijns naar haar stiefmoeder.

Marina lachte flauwtjes en veegde haar wang af. ‘Koekie.’ Ze moest lachen. ‘Wat een leuke naam.’

‘Ik dacht wel dat je die leuk zou vinden.’

‘Prima,’ beaamde Rafa, die zich geen rekenschap gaf van het grapje tussen de twee vrouwen. ‘Ik breng hem nu naar boven en zorg dat hij een plekje heeft waar hij kan slapen.’

Marina nam de leiding. ‘Tom, ga jij in de keuken zeggen dat ze iets te eten voor hem klaarmaken en breng een bak water naar boven. Clementine, jij gaat met Rafa mee en je maakt een bedje voor hem. We hebben vast wel ergens een mand. Ik ga wel even kijken.’ Ze beende weg in de richting van het stallencomplex.

De anderen keken haar na. ‘Wat was dat nou allemaal?’ vroeg Rafa.

Clementine haalde haar schouders op. ‘Geen idee. Ze is een raadsel voor me. We weten nu in elk geval dat ze niet bang is voor honden.’

‘Als ze niet bang voor ze is, wat is dan het probleem?’

‘Misschien komt het door hun vacht; ze is heel trots op haar huis.’

‘Nee, het moet meer zijn. Ze was bijna in tranen.’

‘Dat heeft ze soms. Meestal is Harvey of mijn vader dan in de buurt om haar weer te kalmeren.’

Rafa fronste zijn voorhoofd. ‘Maar waarom dan?’

‘Je stelt te veel vragen, Rafa.’

Marina was al lang in het stallencomplex, maar Rafa bleef die kant op staren.

Rafa droeg Koekie naar boven en legde hem op de dekens die Clementine voor hem op het logeerbed had klaargelegd. Hij was heel slaperig en kon zijn oogjes bijna niet openhouden. Even later kwam Tom met een bak water en wat restjes kip, en Marina had een oude rieten picknickmand gevonden die als tijdelijke oplossing kon dienen. De volgende dag zouden ze in de dierenwinkel de benodigde spulletjes gaan kopen. Het zag ernaar uit dat Koekie een blijvertje was.

 

Clementine negeerde de drie gemiste oproepen op haar mobiele telefoon van Joe en zei dat ze zou blijven eten, terwijl haar kleren droogden. Ze gingen naar het stallencomplex en namen plaats rond de keukentafel om spaghetti met mosselen te eten, die Marina beter klaarmaakte dan welke chef-kok ook. Grey kwam erbij zitten en wilde graag over de hond horen, maar maakte zich vooral zorgen om zijn vrouw en over hoe zij op haar nieuwe gast reageerde. Hij stond ervan te kijken dat zij het dier überhaupt op het terrein had toegelaten. Rafa wilde dolgraag vragen waarom ze niet van honden hield, maar zijn intuïtie zei hem dat uitgerekend dát een duister en verraderlijk pad was.

Om elf uur stond Rafa op van tafel. ‘Ik ga maar even kijken hoe het met Koekie is, voor het geval hij wakker wordt en merkt dat hij alleen is. Misschien wordt hij bang.’

‘Ik kan me voorstellen dat hij na zijn avontuur wel een tijdje zenuwachtig blijft,’ zei Grey.

‘Ik moest ook maar eens gaan,’ zei Clementine. ‘Pap, kun jij me een lift geven? Want ik heb mijn auto in Dawcomb laten staan.’

‘Natuurlijk,’ zei Grey, en hij stond op. Marina fronste haar wenkbrauwen, want ze voelde Clementines tegenzin en wilde dat ze de moed had om toe te geven dat ze zich vergist had en dat ze weer thuis zou komen wonen.

‘Ik loop even met jullie mee,’ zei Rafa, en toen draaide hij zich om naar Marina. ‘Bedankt voor het eten. Je maakt nog lekkerdere spaghetti dan een Italiaan.’

Marina glimlachte. ‘Dank je wel. Dat is een heel compliment, van een halve Italiaan.’

Rafa liep met Clementine het grindpad op. ‘Wat een dag,’ zei hij, en hij stak zijn handen in zijn zakken.

‘Hoe komt het toch dat ik elke keer dat ik met jou ben uiteindelijk mijn kleren uittrek en in zee spring?’

‘Als je dat niet zelf kunt bedenken, ben je toch minder slim dan ik had gedacht.’

Ze glimlachte. ‘Dan doe je wel uitzonderlijk veel moeite om een vrouw uit de kleren te krijgen.’

‘Bij sommige vrouwen moet je wat uitgekookter te werk gaan.’

‘Geef Koekie een dikke kus van me, oké?’

‘En wel meer dan één. Kom morgen maar naar hem kijken. Hij is van ons alle twee, weet je nog?’

‘Dat zal ik doen.’

‘Ik bel je morgenochtend om te vertellen hoe het met hem gaat.’

‘Ik hoop dat hij goed slaapt vannacht.’

‘Na zo’n angstige dag slaapt hij vast als een roos.’ Hij lachte. ‘En ik ook.’

Clementine stapte in de auto van haar vader en ze reden de oprit af. Ze zag in het spiegeltje dat Rafa haar nakeek en ze zwaaide uit het raam. Hij zwaaide terug. Ze vlocht haar vingers ineen en zuchtte diep en voldaan. Grey zette haar voor het huis van Joe af, maar in plaats van naar binnen te gaan wachtte ze tot haar vader wegreed. Toen sloop ze weg naar haar Mini. Ze had nog geen zin om Joe te zien; ze wilde even alleen zijn en zich dicht bij Rafa voelen, dus reed ze naar het huis dat God vergeten was.

De maan stond groot en helder aan de hemel en overlaadde het landschap met zo veel licht dat ze helemaal tot over de akker kon kijken. Ze was niet bang zo in haar eentje. Het was lekker om hier buiten in de wind te zijn, omhuld door de nacht. Het was te donker om de kerk binnen te gaan, dus ging ze op het stoepje bij de ingang zitten, leunde tegen de muur en luisterde naar het geritsel van de bladeren en het gestage gemurmel van de zee in de diepte. Het maanlicht viel op de toppen van de golven, die rezen en daalden, en het bespatte ze met zilver. Deze avond maakte de schoonheid haar niet melancholiek, maar gelukkig. Haar hart voelde warm en vol aan, alsof het een cakeje was, net uit de oven. Ze wist nu dat er zoiets als Grote Liefde bestond en dat die je heel plotseling kon besluipen, bijna voor je hem herkende. Nou, zij herkende hem wel degelijk, en met een verwachtingsvolle huivering hunkerde ze ernaar die in haar leven toe te laten.