27

 

 

 

 

 

 

 

Floriana klopte bij signora Bruno aan. Ze kreeg de geur van gebakken uien die naar buiten dreef in haar neus, waardoor haar maag zich omdraaide van misselijkheid. Ze vroeg zich af hoe lang die misselijkheid nog zou duren. Ze legde een hand op haar buik en zei in stilte tegen haar kind dat ze alles zou doorstaan wat de natuur haar aandeed, opdat hij maar gezond en sterk ter wereld zou komen.

De deur ging open en signora Bruno gluurde bezorgd naar buiten. ‘Ach, Floriana. Is er nog nieuws?’ vroeg ze, en ze trok het meisje aan haar rok naar binnen. ‘Heb je al met de padre gesproken? En wat zei hij?’

‘Ik heb met hem gesproken,’ jokte Floriana. Nou ja, indirect dan.

‘En?’

‘Ik ga naar een klooster.’

‘Dat is het beste voor je. Godzijdank.’

‘Het heet Santa Maria degli Angeli. Padre Ascanio heeft het voor me geregeld.’

‘Ik zei toch dat hij wel raad zou weten?’

‘Ik ben blij. Ik zal God elke dag danken dat Hij me een kind heeft geschonken.’

Signora Bruno zoog haar wangen in. ‘Wanneer vertrek je?’

‘Zodra hij het rond heeft.’

‘Wie brengt je ernaartoe?’

‘Dante.’

‘Weet Dante het dan?’

‘Natuurlijk. Het is toch ook zijn kind? Zodra de baby geboren is koopt hij een huis waar we kunnen wonen, en later, als hij niet meer afhankelijk is van zijn vader, gaan we trouwen. God zal ons heus wel vergeven dat we buiten het huwelijk een kind krijgen, en bovendien is het Zijn geschenk, dus kan Hij niet boos op ons zijn.’ Ze glimlachte opgetogen. ‘Ik ben zo blij, signora Bruno.’

De oude vrouw fronste haar wenkbrauwen. Hoe kon ze in haar situatie in ’s hemelsnaam blij zijn, terwijl haar toekomst zo onzeker was? Ze geloofde geen moment dat Dante met haar zou trouwen; dat soort happy endings was voor meisjes als Floriana niet weggelegd. Ze beet peinzend op de binnenkant van haar wang. ‘Nou, daar moeten we dan maar op hopen.’

‘Ik word moeder.’ Floriana zuchtte dromerig en viel neer in een leunstoel. ‘Het is een jongen, ik wéét het gewoonweg. Een prachtig jongetje. Ik praat de hele tijd tegen hem.’

‘Ik durf te betwijfelen of hij wel oren heeft om je te horen.’

‘Hij hoort me met zijn ziel.’ Floriana glimlachte voldaan, alsof het haar aan niets ontbrak. Signora Bruno had onwillekeurig bewondering voor haar optimisme, en vreesde het moment waarop het leven haar zou teleurstellen en dat voor altijd zou doven.

‘Heb je honger?’

‘Nee, ik leef van de lucht en voel me er prima bij.’

‘Je ziet er wel mager uit.’

‘Ik ben misselijk, maar mijn hart is blij.’

‘Het is niet goed voor de baby als je helemaal niets binnenkrijgt. Kom, ik heb soep gemaakt.’

Floriana liep met tegenzin met haar mee naar de keuken. Er hing een heel sterke geur van uien. ‘Ik geloof niet dat ik iets kan eten. Een cracker misschien. Hebt u een cracker?’

‘Met een beetje kaas.’

‘Nee, alleen een cracker.’

‘Ik doe er wat boter op.’

Floriana grijnsde liefdevol naar haar. ‘U gedraagt zich als een moeder.’

Signora Bruno fronste haar wenkbrauwen om haar emotie te verhullen. ‘Je hebt ook een moeder nodig.’

‘Wat een geluk dan dat ik u heb.’

‘Je gaat het zeker niet aan Elio vertellen?’

‘Natuurlijk niet. Op een dag wordt hij wakker en merkt hij dat ik weg ben.’

‘Voel je echt niets?’

‘Niets.’ Floriana draaide zich om en pakte een stukje uienschil. ‘Hij is geen vader voor me.’

‘Misschien komt hij weer op het rechte pad als hij grootvader is.’

‘Nee, dat gebeurt niet. Hij is door niets op het rechte pad te krijgen. Het komt echt niet meer goed met hem. Ik vind het niet vreemd dat mijn moeder bij hem is weggegaan. Ik denk wel eens dat ze ontzettende hekel aan me moet hebben gehad om me bij hem achter te laten.’

Signora Bruno schrok. ‘Dat geloof je toch niet echt, hè?’

Floriana schokschouderde. ‘Het doet er niet toe. Het zijn allemaal mislukkelingen, want ze zullen het prachtige kindje dat ik ter wereld breng niet kennen. Ik heb niets nodig, signora Bruno, niets en niemand, want ik heb straks mijn zoon. Ik zal nooit meer alleen zijn.’

Signora Bruno vond haar moed hartverscheurend.

 

Dante bleef in Milaan; hij vertrouwde erop dat zijn kind in het geheim geboren zou worden. Hij voelde de verscheurende angst in zijn maag niet meer, want de last was van zijn schouders getild en er was een regeling getroffen. Zijn vader zou er niet achter komen. Floriana was in goede handen. Ze konden hun relatie in een nieuwe stad, waar niemand hen kende, voortzetten. Over de toekomst hoefde hij nog niet na te denken. Voorlopig was alles prima. Maar in de stille ogenblikken voor hij ’s avonds in slaap viel en wanneer hij ’s ochtends wakker werd, huiverde hij bij de gedachte hoe dicht hij de afgrond was genaderd.

 

Floriana’s zwangerschap was een gevoelig onderwerp, en padre Ascanio wilde dat niet over de telefoon met de moeder-overste bespreken. Hij sprak af dat hij naar haar toe zou komen. Terwijl hij over het Toscaanse platteland reed, overpeinsde hij de betreurenswaardige situatie nog eens. Floriana kon binnen de veilige muren van Santa Maria degli Angeli haar kind ter wereld brengen en dan zou Dante haar meenemen naar een stad ver weg, om daar waar ze niemand kenden een nieuw leven te beginnen. Van alle mensen in zijn parochie was Floriana mentaal gesproken het minst in staat om met zo’n soort verandering om te gaan. Hij had er een hard hoofd in, voor haar, alleen met een kindje en zonder iemand om zich heen om haar te steunen. Misschien zou Dante regelen dat er hulp kwam, maar emotioneel gezien zou ze er toch alleen voor staan.

Als hij aan Dantes onbezonnen gedrag dacht, worstelde hij met zijn woede. Eén ogenblik van genot, en daarmee had hij het leven van een jong meisje mogelijk te gronde gericht. Floriana zag dat natuurlijk heel anders. Ze hield van hem en vertrouwde erop dat hij voor haar zou zorgen en misschien zelfs op een dag met haar zou trouwen. Maar padre Ascanio was oud en wijs en had de zwakte in het gedrag van de jongen ogenblikkelijk herkend, aangezien hij die al heel vaak bij anderen had waargenomen. Zoals hij hem niet recht aan had kunnen kijken, zoals hij zijn schouders verslagen had laten hangen – en bovendien kénde padre Ascanio die jongen. Hij had hem zien opgroeien onder het krachtige gezag van zijn vader. Als je dat soort invloed wilde breken had je een vurige wil en een ijzeren moed nodig, en die had Dante geen van beide, al zijn charme en hartelijkheid ten spijt.

Hij kwam aan bij de imposante poort van het klooster en aarzelde even voor hij uitstapte en aanbelde. Zodra Floriana deze poort door was, zag hij haar misschien nooit meer. Zijn hart trok samen en de plotselinge golf van emoties verbijsterde hem. Pas nu hij op het punt stond haar kwijt te raken realiseerde hij zich hoeveel hij om haar gaf.

 

Floriana belde Dante vaak vanuit de telefooncel bij Luigi. Ze konden niet lang met elkaar spreken, maar Dantes stem was al genoeg om haar gerust te stellen. In haar vrije tijd liep ze de heuvel op naar La Magdalena en zocht ze Truste. Dan liepen ze samen door de velden en vertelde ze hem over de toekomst die ze samen met Dante zou krijgen. Dan gingen ze op het strand zitten, terwijl het water zacht tegen de rotsen kabbelde, en zong ze voor haar ongeboren kind en de hond die meer van haar was gaan houden dan van wie ook.

 

Padre Severo nam nog een slok uit de fles die hij onder een vloerplank in zijn slaapkamer verborgen hield. Hij had zich al heel wat keren voorgenomen dat deze slok de laatste zou zijn. Hij wist dat padre Ascanio, als die hem betrapte, hem eruit zou zetten, want dat was een man van principes. Maar het lukte hem niet ermee te stoppen, en het slechte reukvermogen van padre Ascanio stelde hem in staat ermee door te gaan zonder ontdekt te worden. Die avond was padre Ascanio de deur uit. Hij was die middag met de auto vertrokken en was niet teruggekomen. Hij vroeg zich af of dat iets met Floriana te maken had. Hij voelde de glibberige vis van zijn geheim en genoot van het plezier dat hij eraan ontleende, doordat hij iets wist wat hij niet mocht weten en hij niet was gezwicht en het iemand had verteld. Hij kreeg een kick van zijn eigen discretie.

Hij nam nog een slok. Het was een mooie avond. Het licht was zacht, het was warm en herfstig. De geluiden van kinderen die buiten speelden weerkaatsten tegen de oude stenen muren en daardoor moest hij denken aan zijn eigen geïsoleerde jeugd en aan de jongens die niet met hem hadden willen spelen omdat ze voelden dat hij anders was. Hij besloot een wandelingetje te gaan maken om een frisse neus te halen. Terwijl hij langzaam de smalle straat op liep, omhoog naar de piazza, dacht hij aan padre Ascanio. Aan hoezeer hij hem bewonderde. Met al zijn tekortkomingen kon hij nooit aan hem tippen. Hij kende zijn gebreken en vond het prima om in de schaduw van een grote man van God te leven, zijn leven in dienst van anderen te stellen en te hopen dat hij door middel van zijn werk verlost zou worden. Hij onderdrukte de seksuele gevoelens die hij voor andere mannen had en bad elke dag om genezing. Maar de pijn hield aan en alleen alcohol hielp die te onderdrukken.

Aan het eind van de straat zag hij een man op zijn hurken op een drempel zitten, met zijn hoofd in zijn handen. Hij herkende hem meteen. ‘Elio,’ zei hij terwijl hij op hem toe liep. ‘Is alles goed met je?’ De man keek naar hem op en de pijn op zijn gezicht haalde de hulppriester met een ruk terug uit zijn eigen gedachtewereld.

‘Eerwaarde, help me.’

De hulppriester ging naast hem zitten. De alcoholwalm die uit Elio’s poriën sloeg was niet te harden. ‘Wat kan ik voor je doen?’

‘Mijn vrouw is bij me weg en nu raak ik mijn dochter ook nog kwijt.’

‘Hoe bedoel je, je dochter?’

‘Ze geeft geen zier om me. Ik heb haar in de steek gelaten. Ik zou moeten werken om haar te ondersteunen, maar kijk hoe ik erbij zit, verslaafd aan de drank. Ik heb de bodem van de put bereikt, eerwaarde, en ik weet niet hoe ik er weer uit moet komen. Ik wil voor haar zorgen, maar ze weigert nog met me te praten. Ik weet dat ze op een dag bij me weg zal gaan, net als haar moeder, en dan sterf ik eenzaam en alleen als de eerste de beste zwerver.’

‘Elio, de eerste stap op weg naar je herstel heb je al gezet. Door onder ogen te zien dat je een probleem hebt, ben je al op weg naar verbetering.’

‘Ik drink geen druppel meer.’

‘Daar is een erg sterke wil voor nodig,’ zei hij, en hij dacht aan zijn eigen zwakte en aan hoe hij keer op keer plechtig beloofde die de baas te worden.

‘Maar wat moet ik dan doen?’

‘Je hebt iets nodig om voor te leven, een doel dat je van de fles af houdt en je inspiratie geeft om weer te gaan werken en een leven zonder drank te leiden.’ Hij voelde de glibberige vis boven in zijn keel, en hoe die zich met een schok van opwinding verder omhoogwerkte.

‘Ik heb alleen Floriana maar, en zij wil niks van me weten.’

‘Je moet haar eerst bewijzen dat je het kunt. Het heeft geen zin om haar keer op keer te vertellen dat je zult stoppen met drinken, want dat is in het verleden al talloze malen mislukt. Je moet haar laten zien dat je serieus van plan bent om te veranderen.’

‘Ze houdt niet meer van me. Zodra de liefde dood is kan die niet meer tot leven worden gewekt.’

‘Onzin. Padre Ascanio zegt dat liefde altijd blijft bestaan, in ieders hart, zelfs in dat van hen die het niet weten. We moeten alleen alle negativiteit loslaten.’

‘Ik verdien haar liefde niet. Moet u me nou zien.’

‘Natuurlijk wel. Fouten maken is alleen maar menselijk. Jezus heeft ons geleerd te vergeven. Floriana is een goed christen. Diep in haar hart houdt ze van je, ook al is ze zich er niet van bewust. Je bent haar vader, en de enige familie die ze heeft.’

‘En wat heb ik voor haar gedaan?’

‘Je moet jezelf niet vragen wat je gedaan hebt, maar wat je nog kunt doen.’ De glibberige vis lag nu op zijn tong en kronkelde zo hevig dat hij er al zijn kracht voor nodig had om hem niet naar buiten te laten glippen. Het genot was overweldigend en er verschenen zweetdruppeltjes op zijn neus en voorhoofd. Hij had nog nooit met zo’n grote vis in gevecht gehoeven.

Elio hief zijn kin. ‘Ik ben niet gek. Ik weet best dat ze een vriendje heeft. Ze denkt dat ik het niet weet, maar ik heb ook ogen en oren, hoor, net als iedereen. Ze vertelt het me natuurlijk zelf niet. Ze vertelt me tegenwoordig nooit meer wat. Vroeger, toen ze klein was, vertelde ze wat er allemaal door haar hoofd ging, maar toen luisterde ik niet. Ik besteedde er geen aandacht aan.’ Hij zakte weer tot een hoopje zelfmedelijden in elkaar. ‘Wat voor vader ben ik nou helemaal? Op een dag trouwt ze en misschien wil ze me er niet eens op de bruiloft bij hebben. Ik hoor haar naar het altaar te brengen en weg te geven, maar wat voor man zal mij om haar hand vragen, als ik daar helemaal het recht niet toe heb? Ik heb haar in de steek gelaten.’ Zijn schouders begonnen te schokken.

‘Kom, ik breng je naar huis.’ De hulppriester kwam overeind. De glibberige vis gleed aanlokkelijk naar de punt van zijn tong.

Elio keek verloren naar hem op. ‘Ik heb niets,’ zei hij, en met die laatste wanhoopskreet gleed de vis naar buiten.

‘Je wordt opa, Elio,’ verkondigde de hulppriester. Hij kwam tot zijn verbazing tot de ontdekking dat het plezier van het verklapte geheim veel groter was dan dat van het bewaarde.

Elio keek verbijsterd naar hem op.

‘Ja, Floriana is zwanger,’ herhaalde hij opgewekt.

‘Zwanger? Floriana?’

‘Van Dante Bonfanti.’

Elio liet het bericht tot zich doordringen en was meteen een stuk nuchterder. ‘Weet u dat zeker?’

‘Geloof mij nou maar. Dus je hebt heus wel iets om voor te leven.’

‘Maar ze is nog zo jong.’

‘Ze is jong, maar ik denk dat die jongen wel met haar zal trouwen.’

‘Hij haalt haar hier vast weg.’

‘Niks daarvan.’

‘Natuurlijk wel.’ Elio kwam moeizaam overeind.

De hulppriester pakte zijn arm beet om hem op de been te houden. ‘Maar je mag het aan niemand vertellen, begrijp je dat?’ Elio hoorde hem amper. ‘Ik had het je niet moeten vertellen, maar toen je zo ellendig naar me keek, had ik het gevoel dat je iets nodig had om voor te leven. Dat heb je nu. Je wordt opa. Floriana zal je nodig hebben. Dit is je kans om alles goed te maken.’ De hulppriester kreeg plotseling het tevreden gevoel dat hij iets goeds deed.

‘Dante Bonfanti?’ mompelde Elio, en hij krabde zich op zijn hoofd. ‘De enige zoon van Beppe Bonfanti?’

‘Ja, die. Maar geen woord erover, tegen niemand!’

‘Geen woord,’ herhaalde Elio vaag.

‘Mooi zo. Kom, dan breng ik je naar huis. Ik wil dat je me alle flessen geeft die je hebt en dan spoelen we die door de wc. Van nu af aan word je een ander mens. Geen drank en geen zelfmedelijden meer. God heeft je een nieuwe kans gegeven. Het ligt binnen je macht om je leven te veranderen en de vader te worden die je altijd al hebt willen zijn.’

Elio strompelde over de kasseien en leunde daarbij zwaar op de hulppriester. Had hij nou echt gezegd dat Floriana zwanger was van Dante Bonfanti? Zou dat kunnen? Hij kreunde en struikelde bijna. De hulppriester kon hem nog net opvangen. In zijn beschonken toestand was veel onduidelijk. Eén ding scheen echter duidelijk als kwarts door de nevel heen: Beppe Bonfanti zou zijn enige zoon nooit toestemming geven met zijn dochter te trouwen.

 

De volgende dag sprak Dante via de openbare telefoon bij Luigi met Floriana. ‘Alles is geregeld,’ legde hij uit. ‘Ik kom vrijdag 19 november en haal je zaterdagochtend op. Het lijkt me het best als we bij de muur afspreken. Dan zijn we de hele dag samen en breng ik je daarna naar het klooster.’

‘Denk je dat je me daar kunt komen opzoeken?’

‘Natuurlijk. Het is geen gevangenis, hoor.’ Hij zweeg even. Ze hoorde hem aan de andere kant van de lijn ademen. ‘Je bent toch niet bang, hè piccolina?’

‘Nee, ik vind het spannend. Tot nu toe zie je er niets van, en als ik niet de hele tijd zo misselijk was, zou ik me afvragen of ik wel echt zwanger was.’

Zij mocht het dan spannend vinden, Dante wilde niets liever dan dat het vals alarm was. ‘Zodra je bij een dokter bent geweest weten we het zeker.’

‘O, ik weet het toch al zeker, hoor. Ik voel hem binnen in me, ook al is hij nog maar zo groot als een zaadje.’

‘En je denkt dat het een jongen is?’

‘Dat weet ik zeker. Ik ga je een zoon geven, Dante.’ Toen hij geen antwoord gaf, werd ze bezorgd. ‘Ben jíj soms bang?’

Hij wilde het niet toegeven. ‘Ik voel me schuldig dat ik je in deze ellendige toestand heb gebracht.’

‘Je hoeft je niet schuldig te voelen, liefste. Geen enkel kind komt zomaar ter wereld. Zo achteloos kan God nooit zijn. Elk kind is waardevol, hoe het ook verwekt is. Onze zoon is waardevoller dan de meeste kinderen, want hij is uit liefde verwekt.’

Dante moest onwillekeurig om haar idealisme lachen. Hij vroeg zich af of ze, als het kind eenmaal geboren was en de hele nacht huilde, nog net zo zorgeloos zou zijn. ‘Ik hou van je, Floriana.’

‘En ik hou ook van jou, Dante.’

‘Weet je nog die dag op het bankje, toen ik je hand pakte en vroeg hoe je heette?’

‘Natuurlijk weet ik dat nog. Dat vergeet ik nooit.’

‘Ik voelde toen al dat je deel zou uitmaken van mijn leven. Ik wist niet hoe, maar ik voelde gewoon dat we op de een of andere manier met elkaar verbonden waren.’

‘Dat voelde ik ook.’

‘Je was verdwaald en ik wilde voor je zorgen.’

‘Nu ben ik niet meer verdwaald.’

‘Zo lang ik leef, piccolina van me, zul jij niet meer verdwalen.’

 

Elio hield zijn dochter in de gaten zoals een leeuw een nietsvermoedende gazelle in de gaten houdt. Hij zag hoe ze in zichzelf neuriënd het huis binnenkwam en hoe ze het huppelend weer verliet. Toen ging hij zitten en schreef een brief – de brief die zijn lot voor altijd zou veranderen.

De hulppriester had al Elio’s flessen in de wc leeggegoten. Er was geen druppel alcohol meer in huis, maar dat interesseerde Elio niet, want zijn gedachten gingen uit naar een hoger doel, en daarvoor moest hij geconcentreerd en bij de les zijn. Voor het eerst in jaren was hij wakker geworden met het gevoel dat hij een doel had. Toen hij aan de benarde situatie van zijn dochter dacht en aan hoe hij daar gebruik van kon maken, trok er een tinteling door zijn lichaam.

Beppe Bonfanti was een van de rijkste mannen van het land. Het was gewoonweg uitgesloten dat hij zijn zoon en erfgenaam toestemming zou geven om met een meisje uit een obscuur dorpje in Toscane te trouwen. Ze kon zichzelf wel voorspiegelen dat dat wel zou gebeuren en Dante had zichzelf er misschien van overtuigd dat ze samen konden weglopen en nog lang en gelukkig zouden leven, maar voor iemand die zo lang had geleefd als hij was de werkelijkheid zonneklaar. Dat ging niet gebeuren. Dus als zijn dochter niet de echtgenote van een miljonair werd, moest hij uit de situatie zien te halen wat erin zat. Grinnikend schreef hij zijn brief aan Beppe. Hij had van zijn leven nog nooit zo gemakkelijk geld binnen handbereik gehad. Hij was een vreselijke vader geweest, maar nu kreeg hij de kans om het bij zijn dochter goed te maken. Hij kon niet eisen dat Dante haar eer redde, maar hij kon wel geld vragen om in het onderhoud van haar en haar buitenechtelijke kind te voorzien – en nog een beetje extra voor de zekerheid.

 

Floriana besloot dat ze niemand, behalve signora Bruno, zou vertellen dat ze wegging. Ze zou gewoon gaan. Signora Bruno moest haar vader maar vertellen dat ze vertrokken was om ergens anders een nieuw leven te beginnen, en dan kon hij het aan tante Zita vertellen. Ze was padre Ascanio echter grote dank verschuldigd en ze vond dat ze naar hem toe moest gaan om hem te bedanken voor zijn vriendelijke hulp.

De dag voor ze zou vertrekken huppelde ze met een opgeruimd hart over de kasseien. Haar toekomst boezemde haar in het geheel geen angst in. Nee, ze verheugde zich er juist op om naar een nieuwe stad te verhuizen en opnieuw te beginnen. Daar zou niemand medelijden met haar hebben vanwege de moeder die haar in de steek had gelaten en de vader die elke avond dronken werd en vals speelde met kaarten. Niemand zou iets over haar weten. Ze zou zichzelf een nieuwe identiteit geven als de moeder van een kindje, met een knappe jonge echtgenoot die in Milaan werkte – niemand hoefde te weten dat ze niet getrouwd waren. Niemand hoefde wat dan ook te weten. Ze zou een heel nieuwe identiteit in het leven roepen.

 

Op die koude novemberochtend droeg padre Ascanio de mis op. Ze schoof achter in de kerk binnen en wachtte tot hij afgelopen was. Op het plein kwam het bekende gezelschap samen, maar een half uur later waren ook de laatste achterblijvers huns weegs gegaan. Padre Ascanio glimlachte hartelijk toen hij haar zag. Ze stond een beetje opzij, met een jas stevig om haar schouders geslagen en haar armen over elkaar tegen de najaarskilte. Haar haar woei in haar gezicht, dat bleek en smalletjes was, en mooier dan hij het ooit had gezien. Ze zag er niet meer uit als een kind.

‘Floriana,’ zei hij, en hij pakte haar handen vast.

‘Ik kom u bedanken,’ zei ze, en ze sloeg haar ogen neer, verbaasd dat daar tranen in opwelden. Padre Ascanio en zijn kerk waren als een thuis voor haar geweest. Nu ze wegging wist ze niet wanneer ze die weer zou zien.

‘Niet huilen, kindje. God zal altijd bij je zijn, waar je ook bent.’

‘U bent altijd zo goed, begripvol en wijs geweest. Ik besef nu pas hoeveel ik aan u heb gehad.’ Haar stem stierf weg en ze kon niet verder praten.

‘Kom, dan gaan we naar binnen. Het wordt koud.’

‘Mag ik biechten, eerwaarde?’

‘Als je je daardoor beter voelt.’

‘Ja, vast. Voor de laatste keer.’

Ze nam plaats in de donkere biechtstoel en opende haar hart zoals ze nog nooit eerder had gedaan. Ze sprak over haar moeder en over het radeloze gevoel van in de steek gelaten zijn dat ze na haar vertrek had ervaren. Ze sprak over haar broertje, over haar verdriet over zijn plotselinge vertrek en over de jaloezie die ze had gevoeld omdat hij boven haar verkozen was. En ze sprak over haar vader en haar diepe schaamte. Ze sneed door de buitenste beschermlaag heen die ze voor zichzelf had opgebouwd, tot in het zachte, pijnlijke vlees van haar verdriet, en padre Ascanio luisterde begaan. Toen ze klaar was, deden ze er allebei het zwijgen toe, terwijl de woorden als sneeuwvlokken om hen heen neerdwarrelden. Nu ze haar hart geopend had en haar grieven de vrije loop had gelaten, voelde ze zich een stuk beter – minder bitter jegens haar vader, minder wrokkig jegens haar moeder – en in het licht van haar nieuwe leven met Dante voelde ze haar hart warm worden. ‘Nu begrijpt u waarom mijn kind zo belangrijk voor me is, eerwaarde. Ik geloof oprecht dat God hem mij geschonken heeft ter compensatie van alles wat ik ben kwijtgeraakt. En ik zal met hart en ziel van hem houden.’

Padre Ascanio bad in stilte dat de engelen haar een mooie, gelukkige toekomst in zouden dragen.