Evelien keek naar Bart. Ze deed een poging hem te transformeren met haar ogen, een ander mens van hem te maken, nee, niet anders, maar zoals hij vroeger was. Maar hij bleef een vreemde, een vreemde man in haar huiskamer, een vreemde man die hun kind naar bed had gebracht, een vreemde man die morgenochtend weer tegenover haar aan de ontbijttafel zou zitten. Zou het ooit overgaan?
Ze pakte haar boek. Misschien had ze dat valiumpje niet moeten nemen, maar het was zo verleidelijk om alles te dempen en in nevelen te hullen. Om negen uur had ze de fles wijn al gepakt, maar Bart had heel resoluut gedaan. 'Nee, niet meer drinken, voorlopig niet, zeker niet met die medicijnen.' Ze had allerlei tegenwerpingen in gedachten, maar schikte zich.
Morgen was Bart jarig. Ze hadden er niet meer over gepraat, ook niet tegenover Bartjan. Geen kinderkunstwerk van klei, geen versierde stoel, geen verjaardagsliedjes, geen taart. Die dingen moest hij maar halen bij... bij... Ze schudde even haar hoofd. Morgen zouden er telefoontjes komen. Haar schoonouders, Jochem en Alice, en ze zou mooi weer moeten spelen. Het gelukkige domineesvrouwtje met haar jarige echtgenoot, in het aardige dorpje met het leuke kerkje! En dat schattige antiekwinkeltje! Nee, geen antiek, meer bric a brac of hoe noemden ze dat? Met zo'n lieve mevrouw, een nieuwe dorpsbewoner die het winkeltje dreef, echt een aanwinst voor de gemeente. Jammer dat ze niet godsdienstig was, maar wel kerkelijk. O ja, wel kerkelijk. Ze verscheen vaak genoeg in de kerk.
Jochem wist wel beter, en Alice ook. Misschien kwamen ze het weekend. En dan? Wat had dat te betekenen? Bart zou zeggen dat hij ermee ophield. Dat had hij al eerder beloofd. Belofte maakt schuld. Bart was zo schuldig als de pest. Hoe ging die psalm ook alweer over schuld en vergeving. Ze liep naar de boekenkast, pakte Het Liedboek voor de kerken en bladerde erin tot ze het gevonden had.
Ze begon te zingen. 'Heil hem, wien God zijn ontrouw heeft vergeven en toegedekt al wat hij heeft misdreven...'
'Evelien!'
'God rekent hem zijn dwalingen niet aan - heil hem, die recht voor God is komen staan.'
'Evelien! Hou daarmee op! Doe niet zo raar!'
Ze zong nog luider, ik kwijnde weg, zolang ik zwijgen wilde, in zelfbeklag mijn levenskracht verspilde...'
Bart stond op en liep naar haar toe.
'... want dag en nacht woog zwaar op mij Uw hand, mijn leven werd zo dor als dorstig land.'
Hij deed een vergeefse greep naar het boek.
Ze schreeuwde het uit. 'Nu heb ik, Heer, mijn zonde U beleden: ik weet dat ik...'
Bart had nu het liedboek. 'Evelien, Evelien...'
Volstrekt uit het niets schoot een herinnering haar hoofd binnen. Vroeger, toen ze een jaar of vijftien was, hadden jongens op straat weieens gezongen. 'Evelien, mag ik je kutje even zien, je je tietjes even zien, je kutje even zien...'
Ik wil zingen,' zei ze. 'Weet je wat straatjongens vroeger wel 's zongen als ik langskwam?'
Bart leidde haar naar de bank. 'Ga nou rustig zitten.'
'Evelien, mag ik je kutje even zien, dat zongen ze.'
'Of liggen... ga maar liggen, zo ja.'
'Ik begon net tietjes te krijgen, van die kleine heuveltjes. Ik vond het hartstikke spannend. Evelien, mag ik je tietjes even zien, dat zongen ze ook. En ik moest eraan denken als ik 's avonds in bed lag...''Rustig nou maar.'
'... en dat vond ik zo opwindend, dat ik iets had wat zij wilden hebben, wat ze wilden zien, wat ze wilden voelen. Dat wil jij toch ook, jij wilt me toch ook zien en voelen? Hè, Bart?'
'Natuurlijk.'
'Je houdt toch van me.'
'Ik hou van je.'
Evelien begon zachtjes te huilen. Ze dacht aan wat Jochem tegen haar had gezegd. Ze moest hem voor zich zien te winnen. Geen slachtoffer zijn. Wat ze nu gedaan had, was verkeerd. Het moest allemaal anders. Beter. Veel beter. Ze moest zichzelf weer in de hand zien te krijgen. Werken aan haar huwelijk. Werken aan de toekomst voor hun drieën. Ze moesten elkaar een kans geven. Ze moest Bart helpen om het te overwinnen. Door haar tranen zag ze zijn gezicht. Ze kon niet zonder hem. Nooit.
'Ik zal een glas warme melk voor je maken.'
'Bitch, bitch, bitch.' Rube zoog de lucht door opeengeklemde tanden zijn mond binnen, terwijl hij zijn handen op zijn kruis hield. Fuck nog aan toe, wat deed dat pijn. Vroeger, bij het voetballen, had hij een keer een bal op zijn kloten gehad, maar voorzover hij het zich kon herinneren, was dat lang niet zo erg geweest als dit. Krom en ellendig van de pijn was hij naar zijn auto gestrompeld, en nu zat hij achter het stuur. Godverdomme, haar volle knie met kracht tegen zijn zak. Hij was er nog duizelig en misselijk van. Het gevoel dat zijn ballen ergens in zijn keel zaten te klaverjassen en een scherpe pin in zijn onderbuik was geslagen. Nee, eigenlijk was de pijn nergens mee te vergelijken. Hij ademde zwaar door zijn mond. Als er verdomme maar niks kapot was. Kon er iets kneuzen of breken of voorgoed beschadigd raken? Gelukkig dat hij in een reflex haar ook nog een flinke veeg had gegeven, dat teringwijf met haar stomme, armetierige troep. Hij kon nog een schimmig beeld oproepen van haar terwijl ze viel. Had ze geschreeuwd?
De pijn werd iets minder. Moest hij teruggaan om te kijken water met haar aan de hand was? Nee, nergens voor nodig. Zijn rechterhand voelde een beetje pijnlijk aan. Met zijn ring moest hij over haar wang zijn gegaan. Te goed had ze zich gevoeld, te goed voor hem, te goed voor een simpele wip, terwijl ze geen cent te makken had. Hij streek met zijn vingers over zijn kruis. 'Godsklere!'
Ze was nog niet van hem af, dat klotewijf. Hij kreeg haar nog wel.
Bart liep door de woonkamer. Ik ben aan het ijsberen, dacht hij, ik ben aan het ijsberen, op het ritme van zijn stappen. Heen en terug, heen en terug. Hen paar dagen geleden had hij nog een boekje over een ijsbeer voorgelezen aan Bartjan. Het ging over een ijsbeer die niet meer in een huis van ijsblokken wilde wonen, een iglo, maar in een stenen huis. Toen hij eenmaal een stenen huis had, was en bleef hij in z'n eentje, zielig en eenzaam. Daarna trok hij weer in bij andere ijsberen in hun iglo. Die versierden de iglo met kleurige papieren bloemen om deze terugkeer feestelijk te vieren.
Hij pakte de krant op en legde hem in de krantenbak
Hij pakte Het Liedboek voor de kerken en zette het terug in de kast.
Hij pakte de stukken voor de vergadering van morgen en stopte ze in een mapje.
De telefoon ging. Hij keek op zijn horloge. Kwart over elf. Afgezien van een religieus spoedgeval of iets ergs in de familie, was er maar één persoon die zo laat kon bellen. Hij nam niet op. Keek naar het toestel of hij het zo tot zwijgen zou kunnen brengen. Hij wilde haar stem horen, maar nam niet op. De telefoon rinkelde, heviger dan hij ooit had gerinkeld.
Hij pakte de hoorn. Over de lijn klonk slechts geruis.
'Ben jij het?' vroeg hij.
Een snik.
'Josje?'
'Ja.'
'Waarom bel je?' Stilte. Bart voelde zijn hart bonken. 'Wat is er? Is er iets gebeurd of zo?'
'Je moe... je moet komen,' zei ze.
'Maar wat is er dan?'
'Je moet komen.'
'Maar...' Ze had de hoorn neergelegd.
Hij ging naar boven en keek om de hoek van de slaapkamerdeur. Het slaaptablet had kennelijk zijn werk gedaan. 'Evelien,' zei hij halfluisterend, maar ze vertoonde geen teken van leven. 'Evelien,' zei hij nu iets luider. Nog steeds geen reactie. Op zijn tenen liep hij naar het bed en bracht zijn hoofd dicht bij het hare. Hij hoorde haar ademhaling, zag ook haar borst licht op en neer gaan.
Er brandde licht bij Josje. Hij tikte tegen het raam.
Toen ze opendeed, zag hij meteen dat er iets mis was. 'Wat is er met je gebeurd?'
Ze zei niets, maar ging hem voor naar de kamer. Toen ze zich omdraaide, schrok hij. Haar gezicht was aan één kant dik. Haar linkeroog was nauwelijks meer te zien. Ze duwde een doekje tegen haar jukbeen. Toen ze het even weghaalde, zag hij de wond. Er druppelde bloed uit. Nu zag hij ook de bloedvlekken op haar spijkeroverhemd.
'Wat is... Wie heeft dat gedaan?'
'Hou me vast.' Haar stem klonk vreemd, alsof ze een snoepje achter haar kiezen had.
Hij sloeg zijn armen om haar heen. Zo bleven ze minutenlang staan. Ze rilde, waarop hij haar nog harder tegen zich aan drukte.
'Je mag me niet in de steek laten,' zei ze. 'Ik heb je nodig, ik heb je zo verschrikkelijk nodig.'
'Stil maar, stil nou maar.'
Na een paar minuten maakte ze zich los uit zijn armen, en vertelde wat er was voorgevallen.
'Je moet naar de politie gaan,' zei Bart.
'Dan zegt-ie natuurlijk dat het zelfverdediging was. Ik heb hem ook geraakt, en niet zo zuinig. Z'n ballen zijn volgens mij tot moes.' Ze lachte grimmig, waardoor haar gezicht er nog vreemder uitzag. 'Ballenmoes.' 'Maar hij wilde je verkrachten!'
'Hoe kan ik dat bewijzen? Ik heb trouwens niks te drinken. Ik heb iets nodig.'
'Je zei datje schulden bij hem had, dat-ie eigenlijk geld kwam vragen. Is dat zo?'
Ze knikte.
'Financiële problemen?'
'Zoiets ja.' Ze liep naar de tafel, zocht tussen allerlei papieren een kaartje en gaf het aan Bart.
Hij las hardop, interkrediet, voor al uw financiële transacties. Leningen, hypotheken, adviezen, verzekeringen, beleggingen. August Rube. Heet-ie zo, August Rube?'
'Ja.'
Hij stak het kaartje in zijn broekzak. 'Ik vind nog steeds datje naar de politie moet. Om het aan te geven. Vandaag kan niet meer, maar morgen moetje naar Batteloo gaan, naar de politie. Opbellen lijkt me niet genoeg.'
'En dan?'
'Ik weet niet, maar... Zo'n schoft moet niet denken dat-ie zoiets ongestraft kan doen.'
ik heb schulden,' zei ze, 'en niet zo'n beetje ook, bij hem, bij zijn bedrijf. De winkel loopt voor geen meter, en ik denk niet dat het helpt als ik hem aangeef bij de politie.'
'Laat die wond 's zien.'
Ze haalde de papieren zakdoek weg die ze tegen haar jukbeen gedrukt hield. Het was of het bloed zich even inhield om hem een goede blik te gunnen.
'Daar moetje mee naar Veldkamp. Die is toch ook jouw huisarts? Het moet gehecht; worden, anders blijft het een lelijk litteken.'
Ze pakte een schoon zakdoekje en drukte het tegen de wond. 'Oké, naar Veldkamp. Jij moet mee. Ik kan niet rijden.'
In de oude Volvo gingen ze naar de rand van het dorp waar Veldkamp in een grote bungalow met een aangebouwde praktijkruimte woonde. Bart bleef in de auto zitten. Hij keek toe hoe Josje het pad naar de bungalow op liep. Even voelde hij de korte,maar hevige behoefte om de auto te starten en weg te rijden. Plankgas. Weg, oneindig ver weg.
Bart werd meteen schok wakker. Evelien stond naast zijn bed.
'Heb ik je wakker gemaakt?'
'Ja... is niet erg.' Hij keek op zijn horloge. Halfvier. Hij had het nog kwart voor twee zien worden. Zou Evelien vannacht iets hebben gemerkt?
Ze ging op de rand van zijn bed zitten. 'Je bent al jarig.' Snel drukte ze een zoen op zijn voorhoofd.
'Jarig? O ja... zevenendertig alweer.'
'Ik nog maar vijfendertig. Ik heb geen cadeautje voor je. Niet aan toe gekomen. Maar je houdt het te goed, echt waar. Dat beloof ik.'
'Is niet nodig,' zei Bart.
Ze ging naast hem liggen op het smalle bed en streelde zijn gezicht. 'We moeten het weer goedmaken met elkaar. Ik wil het weer goedmaken.'
'We moeten slapen,' zei Bart. 'Morgen een drukke dag.'
'Ja, een drukke dag.' Ze volgde met de toppen van haar vingers zijn kaaklijn.
'Zullen we er nog een beetje een feestje van maken, ook voor Bartjan?'
'Ja, doen we.'
Haar handen kropen onder zijn pyjama. Ze praatte door over eerdere verjaardagen, over een taart, over een versierde stoel, terwijl ze zijn geslacht streelde.
Josje schonk nog een glas wijn in. Veldkamp had verschrikkelijk gemopperd, maar hij had toch de wond gehecht. Natuurlijk vroeg hij wat er gebeurd was. 'Gevallen. Op de rand van het aanrecht terechtgekomen, heel ongelukkig.' Het was niet duidelijk of hij haar geloofde. Alleen toen ze de deur uitstapte, vroeg hij, naar het donkere silhouet in de auto wijzend: 'Heeft hij het gedaan? Durft-ie daarom niet binnen te komen?'
Met Bart was ze mee naar zijn huis gereden. Hij had twee flessen wijn voor haar gepakt en haar daarna naar huis gebracht. Nee, hij wilde niet mee naar binnen. Ze pakte een sigaret en zocht haar aansteker, haar dierbare aansteker. Verdomme, die had die hufter van een Rube zeker in zijn zak gestoken.
Het was onvermijdelijk: ze zou alles moeten verkopen, haar verlies moeten nemen, en ergens anders opnieuw beginnen, met iets kleins, gewoon een baantje of zo, achter de tap in een café bijvoorbeeld of als serveerster in een restaurant. Of was ze daar al te oud voor? Overal in de stad zag je tegenwoordig van die studentenmeisjes, enigszins wankel, maar toch trots op hun slanke benen. Die werkten waarschijnlijk voor nog geen tientje per uur.
Weg. En Bart?
Ze dronk van haar wijn. Bart zou hier blijven, als dominee, als gerespecteerd burger. Ze vloekte, maar dat luchtte niet op. Integendeel.
Ze kroop weer in haar fantasie. De gebeurtenissen volgden elkaar op. Bart en Evelien. Evelien alleen. Zijzelf. Maar dan? Hoe moest het verder?
En toen met Anton? Hoe was dat dan gegaan? Soms wist ze het niet meer. Het was een verhaal dat ze vertelde, een verhaal dat ze naar believen een andere wending kon geven. Pas op, Anton, dat is gevaarlijk! Een verschrikt gezicht. Wat doe je nou? Een schreeuw. Wat wist die Daisy eigenlijk, wat vermoedde ze?
Evelien had alle stenen uit de kast gehaald en ze op de tafel gelegd.
'Nee, Bartjan, daar mag je niet mee gooien. Je mag helemaal niet met stenen gooien, en zeker niet met deze.'Vanochtend had ze een taart gehaald en met Bartjan had ze twee grote, kleurige vingerverfschilderijen gemaakt terwijl Bart naar de vergadering van de ring was. Ze moesten een nieuw rooster maken voor onderlinge vervanging. Willem Altena was nog steeds ziek, overspannen scheen het, dus dat betekende extra preekbeurten. Verder zouden ze het hebben over een mogelijk gezamenlijke bijbelkring of een gespreksgroep. Maar waarover? Over euthanasie bijvoorbeeld? Vanochtend bij het ontbijt had ze er met Bart over gepraat, en ze had haar uiterste best gedaan om zich op het onderwerp te concentreren. Samen praten, samen dingen bedenken, daar ging het om.
Ze stofte de stenen af en zette ze terug in de kast.
'Kijk, Bartjan, dit is een obsidiaan. En dit is nopjeslei. Allemaal stipjes, zie je wel? Stipjes of nopjes. Dat zit zomaar op stenen die in de grond zitten. Gek, hè?'
Er waren telefoontjes geweest van haar schoonouders. Ja, binnenkort zouden ze weer eens naar Zeeland komen, maar het was zo druk. Elke dag van de week was er wel iets te doen. Ze had geprobeerd zo luchtig mogelijk te praten. Hoewel ze deed alsof ze er geen aandacht aan schonk, had ze scherp geluisterd naar de toon in Barts stem: ook vriendelijk en geamuseerd. Barts ouders hadden kennelijk gevraagd of Bartjan nog even aan de telefoon kon komen. Met weinig enthousiasme pakte hij de hoorn aan. Het enige wat hij zei, was een keer 'hallo' en drie keer 'ja'.
Toen Bartjan in bed lag voor zijn middagslaapje, begon ze te stofzuigen, af te nemen, te vegen en te poetsen alsof haar leven ervan afhing. Het moest schoon zijn in huis, blinkend schoon. Ze had de boel de laatste tijd veel te veel verwaarloosd.
Linda van Tellingen belde op om te zeggen dat Nienke in het ziekenhuis was opgenomen. Ze vroeg wanneer het bezoekuur was en beloofde binnenkort langs te komen. 'Dat zal Nienke leuk vinden.' Was er wel iets wat Nienke leuk vond?
Toen Bartjan uit bed was, zette ze hem in zijn buggy en ging boodschappen doen. In de supermarkt maakte ze een praatje met Helga, die Wanda voor in haar kar had gezet. Ja, alles was oké, een stuk beter dan laatst toen ze een beetje in een dipje had gezeten. Had Helga misschien wel gehoord van Charlotte. Daarom was ze de laatste keer ook niet op de bijeenkomst van de kring geweest O ja, was het leuk? Over wie ging het? Over Judith? Interessant. Evelien zag het bloedende hoofd van Holofernes voor zich.
Aan tafel had ze het met Bart over Willem Altena en de kerk in Darshuizen, over Ferdinand en Sylvia Wissink, over vakantie volgend jaar - weer een huisje op Terschelling of deze keer iets heel anders? - over de peuterspeelzaal waar Bartjan met ingang van januari drie ochtenden in de week naartoe zou kunnen, over de computercursus die ze dan wilde volgen, over...over alles. Ze was licht en open in haar hoofd, maar het ging goed. I let was gezellig, leuk met z'n drieën. Bartjan leek het aan te voelen. I lij gedroeg zich als een voorbeeldig kind.
'Vind je het eten lekker?'
'Heerlijk.'
'Ik zal het maar eerlijk zeggen: de saus komt uit een pakje.'
'Als het maar lekker is.'
Nadat ze hadden afgewassen en Bartjan naar bed was gebracht, dronken ze koffie.
'Het is voorbij, hè? Het is toch voorbij?'
Bart knikte.
'We zetten er toch een streep onder? Voltooid verleden tijd.'
'Ja, voltooid verleden tijd.'
'Jij nog koffie?'
'Nee, dank je.'
Evelien deed een paar lampen uit en stak enkele kaarsen aan. 'Gezellig, vind je niet?'
Bart keek hoe ze door de kamer liep. Zo te zien opgewekt en vol energie. Maar hij vertrouwde het niet. Het evenwicht was wankel. Wat wilde ze? Wat suggereerde ze? Een streep eronder, was dat wel mogelijk? Gisternacht hadden ze gevreeën. Hij had zijn best moeten doen, en dat was niet goed geweest.
Bij de vergadering vanmiddag was hij een groot deel van de tijd afwezig geweest, mentaal afwezig. Ferdinand had het waarschijnlijk in de gaten, want hij vroeg wat er was. 'Ach... problemen.' 'Hoezo?' Hij had alleen in algemene termen iets gezegd over toestanden thuis, tussen hem en Evelien. 'We gaan door een lastige periode, maar het zal wel weer opklaren.' De bespreking was bij Ferdinand thuis. Sylvia was er ook bij komen zitten, en ze hadden verder gepraat over moeilijke tijden in een huwelijk, maar hij had niets over Josje verteld.
'Oké, schatje,' zei Rube, 'dat was lekker, hè?'Sharon gaf hem een zoen. 'Je bent een beest.'
'En dat geld, daar hoefje je voorlopig geen zorgen om te maken. Dat komt wel.'
'Je bent een lief beest.'
'En ik was dus de hele nacht bij je.'
'Tuurlijk, Guus. We konden er geen genoeg van krijgen. Steeds maar weer.' Sharon lachte haar eigen geile lach.
'Dus niet meer uitgaan of zo. Gewoon binnenblijven tot morgenochtend. En als er iemand belt, moetje zeggen dat je bezoek hebt.'
'Doe ik.'
Rube liep naar zijn auto. Hij draaide zich om. Sharon stond in een dun lingeriedingetje in de open deur. 'Zo vat je nog kou!'
Hij stapte in zijn auto en keek op zijn horloge. Halftien. Sharon, dat was heel wat anders dan dat mens van Smulders. Die kon de zon niet in het water zien schijnen. Zou ze denken dat ze van hem af was, dat alle problemen waren opgelost? Hij lachte even. Ze waren pas begonnen.
'Laten we nog een glaasje nemen,' zei Evelien. 'Je bent maar één keer in het jaar jarig.'
De telefoon ging. Bart nam op. Evelien vermoedde dat het Jo- chem was. Na een paar minuten gaf Bart de hoorn aan haar over.
'Ja, we zijn gezellig met z'n tweetjes. Geen drukte, geen toestanden, ook wel 's lekker.'
'En tussen jullie?'
'Goed... beter in ieder geval.' Ze keek even naar Bart. 'Een stuk beter.'
'Gelukkig. Ik hoor het aan je stem. Dat is de goeie houding. Ik weet trouwens niet of we dit weekend langs kunnen komen. Ali- ce voelt zich niet zo lekker.'
Ze praatten nog een tijdje over de gezondheidstoestand van Alice, over Bartjan en over hun moeder.
'En als er echt wat is, dan moet je bellen,' zei Jochem.
'Doe ik.'
Ze legde de hoorn neer. 'Het is toch goed? Het is toch een stuk beter?' vroeg ze aan Bart.
Hij knikte.
Evelien zette Mahlers zesde op. 'Of vind je dat een beetje zwaar voor nu, wil je iets lichters?'
'Nee, het is goed zo.'
Ze praatten over Mahler, over Alma Mahler. Evelien had laatst haar autobiografie gelezen. 'Wel een interessante vrouw, maar niet sympathiek. Verschrikkelijk egoïstisch. Mahler zelf ook natuurlijk. Zij was voor hem eigenlijk een ondergeschikte.'
'Zoals jij bij mij? Bedoel je dat?'
'Natuurlijk niet. Nog een glaasje?'
'Nog eentje dan.'
Evelien spoelde het slokje wijn in haar mond heen en weer. 'Je krijgt nog een cadeautje van me.'
'Hoeft niet.'
'Maar ik wil het. Ik koop volgende week iets. Maar niet meer in de Brocanterie!' Ze hoorde hoe haar lach schel klonk.
'Nee, dat begrijp ik.'
Bart begreep altijd zoveel. Dat was zijn beroep: de Grote Be- grijper. Begreep die vrouw het ook, die Josje? 'Het is nu echt afgelopen tussen jullie, toch?'
'Ja.'
' Heb je er met haar over gepraat?'
'Zo'n beetje.'
'Gaat ze weg? Gaat ze verhuizen?'
'Dat weet ik niet.'
'Maar dat moet. Ze moet wel verhuizen.'
'Tsja... je kunt mensen niet dwingen. Dat moet ze zelf beslissen.'
'Misschien moet ik 's met haar praten,' zei Evelien. 'Ja, dat ga ik doen. Dat lijkt me het beste, dat ik 's met haar ga praten.' Ontkennen loste niets op, dat wist ze. Ze moest het onder ogen zien en alles doen wat in haar macht lag. 'Jochem heeft ook gezegd dat ik...'
'Wat heeft Jochem gezegd?'
'Niks.'
'Heb je soms met hem...'
'Het klinkt misschien wel stom,' onderbrak Evelien, 'maar gewoon van vrouw tot vrouw, zal ik maar zeggen. Heel direct en eerlijk, dan begrijpt ze me wel. Ik weet best wat haar bezielt. Ik ben ook...'
'Maar je kunt toch niet...'
'Ik hou ook van je, ik ben ook verliefd op je, nog steeds, dus ik kan begrijpen dat een andere vrouw dat die... Ik zie wel 's vrouwen in de kerk, zoals ze naar je kijken. Voor hen ben je toch een lichtend voorbeeld, een leidsman.'
'Dat heeft alleen met het geloof te maken.'
'Niet alleen. Als je verhalen leest of hoort over seksueel misbruik door dominees of geestelijken, ook bij de katholieken, dan is ook vaak een factor dat die vrouwen, dat die iets in die mannen zien, meer dan alleen een dominee of een pastoor of zo.'
'Misschien wel.'
Gelukkig. Hij was het met haar eens. Ze mochten geen ruzie maken, nu zeker niet. Geen onenigheid, geen vinnige discussies. Ze zwegen beiden. Evelien luisterde naar de muziek. Waarom zou ze niet meteen gaan? Nu. Direct. Uitstel loste niets op, maakte alles alleen maar onduidelijker. De lange baan was een duistere baan. Ze zouden schoon schip moeten maken, een nieuwe start, zonder de last van het verleden. Niet meer slachtoffer zijn. Het heft in handen nemen. Het was de enige mogelijkheid. Bovendien, als ze nu, onaangekondigd ging, had ze de voorsprong van de verrassing.
'Ik denk dat ik nu meteen maar bij d'r langsga.'
'Wat? Nu?'
'Ja, het is nog geen halfelf. Zo vroeg zal ze wel niet naar bed gaan.'
'Maar je kunt toch niet onverwachts bij haar langsgaan om over zoiets te praten.'
'Natuurlijk kan dat. Ze lijkt me een wat artistiekerig type. Daar bedoel ik niks kwaads mee, hoor. Dus zal ze heus nog wel op zijn.'
'Maar het is vandaag m'n verjaardag. Dat kun je toch niet...'