'Consumeren of consuminderen?' Dat zou de titel zijn van het debat, maar hij had er spijt van dit ooit te hebben voorgesteld. Modern, actueel, relevant. Religie was niet alleen oud en stoffig, maar gaf ook inspiratie om over dergelijke thema's na te denken. Hij moest een inleidende tekst schrijven, en op een gespreks- avond in de Aanbouw zouden twee mensen daarop reageren, zo was afgesproken. Dan zou een algemene gedachtewisseling volgen. Hen van de discussianten was Gerard Luif. Bart kende hem vaag. Hij woonde in het nieuwe dorp, was lidmaat van de kerk, maar kwam bijna nooit naar de dienst. Hij scheen leraar biologie te zijn, dus zeker een strijder voor het Groene Front, voor Het Milieu. Braamhorst was zijn tegenstrever. Geen gelukkige keus, maar hij had zichzelf opgeworpen. Toen Bart het idee ontwikkelde en ook had besproken met Evelien waren ze beiden enthousiast geweest, maar nu kon hij zich alleen met de grootst mogelijke moeite op het onderwerp concentreren. Ja, gunstig of ongunstig, goed of kwaad, eerlijk of vals.

Vanavond zou hij het Evelien vertellen. Eerlijkheid, daar moest hij voor kiezen, en ook voor openheid en trouw. Trouw aan Evelien. Ze zou hem begrijpen, ze zou hun liefde blijven koesteren. Hij huiverde ondanks het zweterige, plakkerige gevoel op zijn rug.

Zoekend naar geschikte teksten bladerde hij voorde zoveelste keer in brochures van milieugroepen en in het blad van de Landen Tuinbouwbond. Hij schreef verder.

Josje drong onweerstaanbaar zijn geest binnen. In de logeerkamer hadden ze de liefde bedreven, eerst wild en onstuimig, later rustig en teder. Hier, in zijn eigen huis, in het huis dat hij met Evelien deelde, dat ze samen hadden ingericht, waarin Bartjan was geboren. Hij vervloekte zichzelf, zijn zwakheid, zijn onvermogen. Wat was er in een paar dagen gebeurd? Hij had zich gek laten maken, hij had zichzelf klem gezet, en waarvoor, waarom? Hij vroeg het zich af en tegelijk wist hij wat het antwoord was, zonder het te kunnen omschrijven. Dat antwoord zat in zijn lichaam. Het broeide, het kookte, het brandde. En het moest naar buiten. Als hij het opsloot, werd het alleen maar erger.

Josje was hier naar dit huis gelopen, ze had aangebeld, was naar binnen gegaan. Had iemand haar opgemerkt? Hij wist niet eens meer of hij mensen op straat had gezien of bij de buren in de tuin. Wat zouden ze denken? Gewoon, bezoek voor hem, of misschien voor Evelien? Er kwamen hier veel mensen, hij ging bij veel mensen langs. Het was zijn beroep.

'Mevrouw Smulders, ik krijg net van de administratie door dat de afgelopen termijn nog steeds niet is voldaan.'

'Ik weet het, maar over een paar dagen...'

Rube onderbrak haar. 'Over een paar dagen... over een paar dagen. Die smoesjes horen we vaker. Niks over een paar dagen, mevrouw Smulders. Nu. Vandaag, telefonisch overgemaakt. Of laten we zeggen morgen, want we zijn ook de beroerdste niet.'

'O nee?'

'Misschien dat u de cynische opmerkingen aan ons over kunt laten.'

'Dat zal ik doen, want dat is waarschijnlijk uw specialisme.'

Rube mocht dit wel. Een kittig vrouwtje. Niet op haar mondje gevallen. Leuk. Zag er goed uit. Had wat meegemaakt in het leven. Geen naïef, dom dingetje. Maar financieel natuurlijk wel een brokkenpiloot. 'Ons specialisme is kredietverstrekking, zoals u weet,' zei hij op een effen toon.

'Ja, ja, daar ben ik van op de hoogte.'

'We verwachten dus uiterlijk morgen een voorlopige betaling binnen te hebben van minstens drieduizend gulden, en dan zijn we nog heel schappelijk. Anders zullen we andere maatregelen moeten nemen.'

'Andere maatregelen? Wat voor maatregelen?'

'De directie...' Rube schraapte zijn keel,'... beraadt zich nog op de stappen die in dit geval wenselijk zijn.'

Ze probeerde iets te zeggen, maar hij drukte haar woorden weg: 'Tot ziens, mevrouw Smulders, en nog een prettige dag.'

Evelien had Bartjan naar Helga gebracht. Hij zou vanochtend bij haar dochtertje Wanda spelen. Ze had een paar stenen uit de kast gehaald en voor zich op tafel gelegd. Ze staarde naar het stuk schriftgraniet. Ze pakte de stenengids van Tirion er nog eens bij. Het schriftgraniet was ontstaan doordat lange kwartskristallen regelmatig vergroeid voorkwamen met alkaliveldspaatkristal- len. Op de breukvlakken gaven ze de indruk van Oudgermaanse runentekens.

Ze probeerde iets in de tekens te lezen. Ze zocht helderheid. Natuurlijk maakten de tekens niets duidelijk, maar als ze lang genoeg bleef kijken, daagde er misschien een inzicht. Tielerink, wat was er met die man? Het was een beetje beangstigend dat hij haar op die krantenfoto Jantien had genoemd. Misschien moest ze er ook niets achter zoeken. Tielerink was gewoon een beetje vreemd; de alledaagse werkelijkheid was hem ontglipt, en hij leefde in een eigen wereld. Maar welke plek had zij in die wereld?

Ze legde het stuk schriftgraniet weer in de kast, en pakte een glanzend zwarte obsidiaan. Ze gleed met haar vingers over het gladde oppervlak, en over de scherpe randen. Scherp, pijnlijk, gevaarlijk. Je zou je er lelijk aan kunnen snijden.

Timmie stond naast haar stoel en legde een poot op haar bovenbeen. 'Straks mag je naar buiten. Nu nog niet.'

Die rijkdom aan stenen in de aarde... de mineralen. Altijd was ze er weer door verbaasd. Drie jaar geleden, voor de geboorte van Bartjan, waren ze nog in Frankrijk in een grot geweest. Maar daar mocht je natuurlijk niet op zoek gaan naar bijzondere stuk- ken. Af en toe kocht ze iets. Een paar keer had Bart haar een steen gegeven, sommige met een fossiel erin. Natuurlijk, die fossielen waren ook prachtig, die versteende herinneringen aan een vroeger leven, aan plantjes, diertjes. Alles was vergaan, maar hun afdruk was bewaard gebleven. Wat zou er overblijven van hen, van hun liefde? Samen in één graf. Ze kon zich niets anders voorstellen dan dat ze samen of vlak na elkaar dood zouden gaan.

Tien minuten geleden was ze naar boven geweest, naar Barts werkkamer, om te vragen of hij al bijna klaar was. Verstoord had hij opgekeken. Of zag zij dat er alleen maar in, en was hij gewoon verdiept in zijn werk?

Ze legde de stenen terug. 'Kom, Timmie... gaan we een lekkere wandeling maken.'

Het was helder, droog weer. Ze liep door het dorp en hield even halt bij het winkeltje met bric a brac. Wie weet vond ze hier iets voor Barts verjaardag. Of verkocht ze ook oud speelgoed voor Bartjan. Bijvoorbeeld een mooie houten vrachtwagen met blokken? Een oude houten garage? Jochem had thuis zoiets gehad. Zij had er ook mee gespeeld. Hun opa had de garage voor hem getimmerd. Ze vroeg zich af waar het ding gebleven was.

Ze liep verder. Timmie plaste tegen een lantaarnpaal, tegen een verkeerspaal, tegen een gevel, tegen een boom, en perste er nog een paar druppeltjes uit tegen de volgende lantaarnpaal. Panlaarntaal. Dat was haar woord geweest voor lantaarnpaal toen ze een jaar of drie was. De rest van het gezin had dat woord overgenomen. Ze had er dus niets van begrepen toen andere kinderen in de kleuterklas haar uitlachten omdat ze het een keer overeen panlaarntaal had.

Toen ze thuiskwam, zat Bart nog op zijn werkkamer. Ze ging naar hem toe. 'Kwart over elf, en je zit nog steeds te zwoegen. Mijn arme schat.'

'Het gaat niet. Ik weet niet wat het is.'

'Misschien moetje het gewoon van je afzetten, en er morgen mee doorgaan. Misschien dat het dan beter gaat.' Ze liet haar hand door zijn haar gaan.

'Nee, ik...'

'Wat is er?'

'Ik wil...' Hij legde zijn handen naast het toetsenbord. 'Morgen moet dat stuk af zijn. Dat heb ik beloofd. En als ik het nou niet doe... Ik heb morgen weer allemaal andere afspraken en morgenavond een vergadering.'

'Een vergadering?'

'Ia, je weet wel van... eh, van de classis.'

'Dus dan ben je niet thuis.'

'Ik dacht dat ik dat al gezegd had.'

'Niet dat ik weet. O, ik moet je nog iets vertellen, over Tiele- rink.' Ze vertelde over Jantien en het krantenknipsel. 'Wat moet ik daar nou mee?'

'Niks, helemaal niks. Die man is het contact met de werkelijkheid een beetje kwijtgeraakt.'

Er was de hele dag geen klant geweest. Zo verdiende ze vandaag nog geen dubbeltje en de vaste lasten gingen maar door. Ze probeerde het telefoontje van Interkrediet uit haar gedachten te bannen. Minstens drieduizend gulden. Dat kreeg ze nooit bij elkaar. Ze zag die man van Interkrediet weer voor zich. Rube, een vreemde naam, die ze nooit elders was tegengekomen.

's Middags om vier uur ging de winkelbel. De vrouw van Bart en hun zoontje, die in een buggy zat, kwamen de winkel binnen. Met de hond Timmie. Die rende meteen kwispelstaartend op haar af.

'Hier Timmie.'

'Misschien kunt u hem beter buiten aan die boom vastmaken of zo. Hier kan-ie van alles omgooien.'

'Natuurlijk.'

Ze verdween uit de winkel. Josje wilde ook weg, het liefst zo snel mogelijk. Wat kwam ze doen? Verhaal halen, excuus vragen, ruzie maken? Zou Bart het hebben verteld? Maar dan had hij haar toch wel kunnen waarschuwen? Ze zeeg neer in een oude leren crapaud. Het jongetje keek haar met grote ogen aan.

De vrouw kwam weer binnen met een schaduw van een glimlach op haar gezicht. 'Ik heb u afgelopen zondag toch in de kerk gezien?'

'Dat klopt.'

'En... is het bevallen?' Weer die glimlach.

'Ach...' Ze haalde haar schouders op. Was dit een manier om meer informatie boven tafel te krijgen? Misschien vermoedde ze alleen iets en probeerde ze op deze indirecte manier achter de waarheid te komen.

'Bart, dat is mijn man, de dominee, die was die dag geloof ik bepaald niet op z'n best. U zou het komende zondag nog eens moeten proberen. Ik weet natuurlijk niet waar hij dan over preekt, maar...'

'Misschien.'

'U bent ook nog in de Aanbouw geweest?'

Josje knikte. Alweer zo'n suggestieve vraag.

'Dus u voelt zich al een beetje opgenomen in het dorp. U maakt al deel uit van de gemeenschap.'

Gemeenschap... legde ze de nadruk op dat woord? Keek ze een beetje schalks, ondeugend? ik...eh, nou, niet direct. Ik voel me toch nog een beetje een buitenstaander, soms bijna een indringer.'

'Maar als u nou 's...'

Josje onderbrak haar. 'Zeg maar "je".' We slapen tenslotte met dezelfde man, voegde ze er voor zichzelf aan toe.

'Als u... ik bedoel als je mij dan ook maar tutoyeert. Gelijke monniken, gelijke kappen. Maar wat ik wilde zeggen...'Het jongetje probeerde zich uit zijn buggy te worstelen. 'Nog even wachten, Bartjan, we gaan zo weer. Rustig blijven zitten. Kijk, hier heb je je autootje. Ik vond het in het begin ook moeilijk hier, absoluut. Ik kende niemand, ik was een vreemdeling, maar ik heb allerlei relaties aangeknoopt.'

Allerlei relaties, dacht Josje. Voorlopig heb ik één relatie. Nog nooit had ze zo sterk het gevoel gehad tegenover een concurrente, een rivale te staan. Met Anton destijds hadden ze het ook niet helemaal monogaam gehouden en daarna was hij die stompzinnige, beledigende affaire begonnen. Maar daarvoor, als zij een vrouw zag met wie hij geslapen had, raakte het haar nauwelijks. Nu hoefde ze haar ogen niet eens te sluiten om deze vrouw met Bart in bed te zien, om te zien hoe hij haar borsten streelde, hoe zijn hand tussen haar dijen verdween, hoe hij in haar kwam. Verdomme, hoe hij in haar kwam.

'...en er zijn allerlei groepen waarbij je je kunt aansluiten. Die bijbelkring van ons bijvoorbeeld, over de vrouw in de Bijbel, is ontzettend interessant... en ook gezellig. Je leert nog eens wat, je praat met anderen, en je hoeft absoluut niet gelovig te zijn of zo. Het thema is meer een aanleiding. Aan de hand daarvan komen we op allerlei onderwerpen. Soms schiet het gesprek de gekste kanten uit. Laatst bijvoorbeeld... Nee, dat is te ingewikkeld om te vertellen en het doet er eigenlijk ook niet toe. In ieder geval, zo heb ik hier ook een paar heel goede vriendinnen gekregen.'

Josje zag de glimlach weer. 'Dus het is meer voor de gezelligheid, zo'n kring?'

'Ja, precies. Buitenstaanders denken weieens dat de kerk alleen maar zieltjes wil winnen, maar zo is het al jaren niet meer, tenminste niet als het aan ons ligt, aan Bart... aan mijn man en mij. De kerk is ook een plaats voor ontmoeting... ja, Bartjan, we gaan zo weg. Je zou ook lid kunnen worden van de tennisclub bijvoorbeeld. Die is natuurlijk algemeen, openbaar. Ook leuk. Alleen dit seizoen heeft het niet zo veel zin meer, maar misschien in het voorjaar. Ontmoet je ook allerlei mensen. Hè, ik praat maar en ik praat maar. Ik kwam eigenlijk voor iets heel anders.'

Josje zette zich schrap. 'Waarvoor dan wel?'

ik zocht iets leuks, iets origineels voor Bart, voor zijn verjaardag. Binnenkort is hij jarig, ziet u... eh, zie je, en nou wil ik 's iets geven wat anders is dan anders, iets wat hij helemaal niet verwacht.'

Vlak voor de supermarkt kwam Evelien Linda van Tellingen tegen. 'En, hoe gaat het nu met Nienke?'

Linda schudde haar hoofd. 'Slecht. Ze eet nog steeds niet...drinkt alleen af en toe een glaasje water of een kopje thee. Ik weet niet wat ik moet doen. Gister stond in de krant dat vijftien procent van de anorexiapatiënten aan de ziekte overlijdt, vijftien procent!'

'Misschien moet je Veldkamp nog eens vragen of ze kan worden opgenomen of zoiets, of er therapieën zijn. Alleen red je het niet. Dat is ook veel te zwaar voor je.'

Linda legde een hand op haar arm. De tranen stonden haar in de ogen. 'Wil jij nog 's met haar proberen te praten? Misschien dat ze deze keer wel luistert.'

In de supermarkt zette Bartjan het op een huilen. Evelien kocht een pak ligakoeken, maakte het alvast open, en gaf er een aan Bartjan, die braaf begon te knabbelen. Ze zag Froukje Sevenster, en probeerde haar te ontlopen door snel achter een stelling weg te schieten, maar aan de andere kant kwam ze haar weer tegen. Froukje stond enigszins gebogen, haar jas droop in grote plooien om haar heen.

Onderweg naar huis passeerde ze mevrouw Rombouts. Haar man lag in het ziekenhuis. Dus voelde ze zich min of meer verplicht om een praatje aan te knopen. Hij was geopereerd, maar het zag er nog steeds slecht uit.

'Hij kan niet eten en hij kan niet...' Mevrouw Rombouts maakte haar zin niet af.

Evelien zei iets over moeilijke tijden, over hoop en vertrouwen, en over steun aan elkaar. En dat ze er maar het beste van moesten hopen.

Minutenlang hielden ze elkaar vast in een zwijgende, klemmende omhelzing. Nooit zouden ze elkaar meer loslaten, nooit konden ze elkaar meer loslaten.

'Wat lekker dat je kon komen.'

'Ik heb gelogen,' zei Bart. 'Ik heb gezegd dat ik een vergadering had.' Hij voelde nu nog de wrange pijn om de leugen, maar op het moment dat hij het had gezegd, ging het zomaar. Hij had er niet eens over nagedacht.

'Ja, een vergadering met mij... we hebben heel wat te bespre- ken, een hele serie agendapunten. Weetje trouwens dat ze vanmiddag hier binnen is geweest, in de winkel?'

'Wat?' Hij liet haar los en deed een stap naar achteren.

'Ja, ze kwam binnen met je zoontje in z'n buggy.'

'Maar...' Bart kon verder geen woord uitbrengen. Alles stortte donderend in elkaar, zijn leven, zijn werk, zijn gezin. Hij liet zich in een stoel vallen.

Josje ging op haar knieën naast hem zitten. 'Je trekt helemaal wit weg. Er is niks gebeurd, niks ernstigs... je hoeft niet bezorgd te zijn. Ze kwam wel voor jou, maar alleen maar voor je verjaardag.'

Hij verstond nauwelijks wat ze zei. Evelien, hier in dit huis, terwijl Bartjan erbij was. Dit was het einde. Maar waarvan?

ik wist niet datje binnenkort jarig was,' zei Josje.

'Hè?'

'Ja, dat zeg ik toch. Ze heeft iets uitgezocht voor je verjaardag. Een pennenstandaard van ingelegd hout. Heel mooi. O, dat had ik natuurlijk niet mogen zeggen. Nu is het geen verrassing meer. Ik heb een schappelijk prijsje gerekend, een vriendenprijs.'

Hij zat met zijn hoofd in zijn handen. 'Ik wou dat we weg konden gaan, dat we konden verdwijnen.'

Evelien had Bartjan naar bed gebracht, afgewassen, afgedroogd en opgeruimd. Eerst even naar muziek luisteren. Ze zette een cd op van Mahlers negende en liet zich meevoeren door de dreigende, bezwerende klanken. Ze lag op de bank, met haar ogen gesloten en zweefde weg op de violen. Het koper deed bijna pijn, maar ze moest het ondergaan, net als de paukenslagen.

Toen de muziek afgelopen was, hoorde ze gekrijs van boven. Bartjan! Wat stom, ze had de versterker natuurlijk te luid gezet. Met drie treden tegelijk rende ze de trap op. Gierende wanhoop klonk er in het gehuil. Hij stond in zijn bedje, een knalrood hoofd en allemaal snot en tranen.

Ze tilde hem op en drukte hem tegen zich aan. 'Stil maar, stil maar... mama is er nu toch? Stil maar.'

Hij bleef doorhuilen, bijna nog harder.

Ze ging zitten en nam hem op schoot. 'Mama is weer bij je. Wat is er nou, m'n lieve jongetje, m'n lieve Bartie?'

Bartjan huilde onstuitbaar. Ze wiegde hem zachtjes heen en weer, streek doorzijn haar, kuste zijn natte, snotterige wangen, maar hij bleef huilen. Ze legde haar hand tegen zijn voorhoofd, dat gloeiend heet aanvoelde.

Hij bleef huilen. Ze verschoonde de luier, die hij 's nachts nog altijd aanhad, en nam hem daarna weer op schoot. Zo zat ze meer dan tien minuten, terwijl Bartjan bleef krijsen alsof hij verschrikkelijke pijnen leed. Ze pakte de thermometer. Bijna veertig graden. Dit had ze nog nooit meegemaakt. Wat moest ze doen, wat kon ze doen? Waarom was Bart er nu niet?

Ze belde met Veldkamp. Die beloofde langs te komen. Met een huilende Bartjan op schoot ging ze telefonisch op zoek naar Bart. Via verschillende nummers en doorverwijzingen kwam ze terecht bij Theo Honselaar, de scriba van de classis. Een vergadering? Nee, hij wist nergens van. Daar zou hij zelf toch ook bij moeten zijn.

Ondertussen bleef Bartjan hartverscheurend huilen.

Een of andere werkgroep misschien? Hij zou op het rooster kijken. Nee, niets. Hij kon haar niet verder helpen. Er moesteen vergissing in het spel zijn. Een vergissing? Ze herinnerde zich nog letterlijk wat Bart had gezegd.

De bel ging, en even dacht Evelien dat het Bart was die aanbelde. Zijn sleutels vergeten, alles een misverstand, voor niets de reis gemaakt.

Veldkamp stond voor de deur. 'Zo, zo, de kleine jongen is er niet zo goed aan toe, lijkt het wel.'

Evelien barstte in snikken uit.