Evelien vermoedde dat Bart ook niet sliep. Anders was zijn ademhaling regelmatiger. Met haar rechterhand beroerde ze zijn bovenbeen. Hij reageerde niet. Ze voelde de behoefte om haar armen om hem heen te slaan, hem dicht naar zich toe te halen, maar het was of er een schild buiten hem was, iets waar ze niet doorheen kon dringen.

'Bart,' fluisterde ze.

'Mmm.'

'Kan je ook niet slapen?'

'Als je begint te praten in ieder geval niet.'

Ze streelde zijn bovenbeen, legde haar hand op zijn buik en zoende zijn nek.

'En zo al helemaal niet,' zei hij.

Ze trok haar handen terug. 'Je hebt geen zin om te vrijen?'

Bart keek op de wekkerradio. Kwart over drie. Nog een uur of vier, dan begon de dag, een nieuwe dag. Misschien dat het dan zou lukken. Vanavond had hij het in ieder geval niet op kunnen brengen. Iets in de houding van Evelien maakte het hem onmogelijk om te vertellen wat er gebeurd was. En om te beloven dat het afgelopen was. Want dat was onverbrekelijk met elkaar verbonden. Hij redeneerde door: als je het zo bekeek, dan was het de consequentie van die houding van Evelien, dat hij het niet verteld had, en ook dat het met Josje dus niet afgelopen was. Eigen schuld dus? Nee, dat sloeg nergens op.Hij had zin om Josje te laten weten wat de stand van zaken was, maar misschien had hij nog meer behoefte om haar stem te horen, de licht naar plat neigende a- en ij-klanken die hem in de spraak van anderen soms ergerden, de bijna verbaasde uithaaltjes aan het eind van een vraagzin, het licht hese geluid. Voorzichtig stapte hij uit bed. Hij bleef enkele minuten op de rand zitten, zijn ogen gericht op Evelien, die met haar mond een klein beetje open, rustig doorsliep. Toen hij het koud begon te krijgen, stond hij op en sloop naar de deur.

Op zijn werkkamer pakte hij de telefoon. Natuurlijk sliep ze, maar ze zou misschien wakker worden en blij zijn dat hij belde.

Hij pakte de hoorn, begon het nummer in te toetsen dat in bed al door zijn hoofd zong, maar legde de hoorn neer voor hij het laatste cijfer had gehad. Waarom zou hij bellen? Morgen zou hij immers alles tegen Evelien vertellen. Hij kon zich dit helemaal niet veroorloven, niet tegenover Evelien op de eerste plaats, maar ook niet tegenover zijn gemeente. Mensen vertrouwden hem, openbaarden hun geheimen, veronderstelden dat hij betrouwbaar advies zou geven, kwamen bij hem voor huwelijksgesprekken voordat ze gingen trouwen. Niemand zou het begrijpen, helemaal niet vanwege Evelien en Bartjan.

Hij keek naar een prent van Peter van Straaten, die Evelien boven zijn bureau tegen de muur had geprikt. Een al wat oudere dominee, de stereotiepe dominee waarin hij zichzelf helemaal niet herkende, stond voor wat waarschijnlijk een kerk was. Tegenover hem een vrouw, haar fiets aan de hand: 'Dominee, kun je ook te véél bidden?' Dat plaatje had hij een keer gebruikt in een preek. Eigenlijk had hij bij die dienst een onderzoekje willen doen: ja, nee, geen mening. Kijken hoe de kerkgangers erover dachten. Maar zo'n vorm van nieuwlichterij, een opiniepeiling, ging iets te ver. Destijds had hij erover doorgefantaseerd. Elke kerkganger had een apparaatje met drie knoppen, zoals het publiek bij een spelletje of een quiz op de tv, om een keuze uit drie alternatieven te kunnen maken of iets dergelijks. De voorganger kon een kwestie aan de orde stellen, en op een scherm verscheen de mening van de aanwezigen: zo veel procent 'ja', enzovoorts.

Hij had zijn eigen visie naar voren gebracht: ja, je kon te veel bidden, als je veronderstelde dat alle heil wel van God zou komen, als je je redding van anderen verwachtte of van de Ander. Dan gebeurde er nog niets; het moest ook in jezelf wortelen.

De deur ging open. Geschrokken keek hij om.

'O, je zit hier,' zei Evelien.

Er ging een licht aan. Josje bleef staan kijken. Zou Bart in die kamer zijn? Wat voor kamer was het? Een slaapkamer, hun slaapkamer? Was hun zoontje wakker geworden?

Een paar keer had ze overwogen aan te bellen, binnen te stormen als er werd opengedaan, en de strijd te beginnen. Maar nee, dat was belachelijk. Welke strijd was het trouwens?

Tot ruim twee uur had ze wakker gelegen. Klaarwakker. Het had geen zin om in bed te blijven. Voor zichzelf herhaalde ze wat hij had gezegd. Afgelopen. Vertellen tegen Evelien. Dan kan het niet meer. Een blokkade. Nee, dat woord had hij niet gebruikt. Door hier in deze koude, winderige herfstnacht aan hem te denken, begon het verlangen heviger te worden. Ze begreep het zelf niet. Hij was totaal anders dan de andere mannen met wie ze ooit iets had gehad.

Ze kneep haar ogen dicht. De begeerte kwam in hevige golven opzetten. Ze werd bijna naar zijn huisdeur gedreven. Als ze hem maar even kon zien, kon aanraken, dan zou ze weer braaf naar huis gaan. Vertederd dacht ze aan die vaag beige pull-over die hij aan had gehad over dat bruine overhemd. Ze was nog nooit naar bed geweest met een man met een pull-over. Maar bij Bart kon het. Of eigenlijk deed het niet terzake.

Ze fantaseerde dat ze met Bart naar Amsterdam ging. Ze kwamen het CS uit, liepen het Damrak op, gingen naar de Bijenkorf, dronken koffie in een espressobar, aten een broodje, pasten kleren, dronken een glas wijn, nog een glas wijn, raakten samen aangeschoten, ja, namen een hotel ergens op een gracht, liepen giechelend en met wankele benen naar hun kamer, nagestaard door iemand in de lobby, door een receptionist...

Het licht ging uit. Het huis was donker.

'Klim maar op je auto. Toe maar, dat kun je wel, klim er maar op.' Tot aan vandaag eiste Bartjan altijd dat hij door een van hen op zijn autootje werd gezet, en Evelien probeerde hem er nu toe te brengen er zelf op te stappen. Bart bekeek het tafereel. Eigenlijk moest hij naar boven, De Eerste Dag en de Postille lezen om te bekijken waar zondag de preek over zou gaan. Evelien had engelengeduld met Bartjan. Hij zat op de grond, en zei: 'Mama doen... mama doen.'

'Nee,' zei Evelien, 'je kunt het echt helemaal alleen... heus waar.'

'Mama doen... mama doen.'

'Dan gaan we niet met de auto spelen. Dan halen we de blokken er ook maar weer uit. Haal jij de blokken eruit?' Evelien hield de klep van de kleine laadbak open.

'Mama doen.'

'Nee, ik doe het niet. Jij bent toch al mama's grote jongen?'

Vannacht was ze ook zo tactvol en lief geweest. Hij had gezegd dat hij niet kon slapen. Ze had gevraagd waarom niet. 'Spanning, stress, zoiets.' 'Maar dan moetje toch niet hier in deze koude kamer gaan zitten? Daar los je toch niks mee op? Kom maar weer lekker in bed. Daar is het lekker warm. Kom maar bij mij liggen.'

Bartjan probeerde nu op de loopauto te gaan zitten. Evelien steunde hem net op het goede moment en op de goede manier. Triomfantelijk zette hij zijn handjes op het stuurtje.

'Fantastisch,' zei Evelien. 'Grote kerel.'

Bartjan karde door de kamer.

'Ga nu de blokken maar naar de keuken brengen. De blokken moeten in de keuken.'

Evelien pakte de krant. 'Heb je dat al gelezen, al die commentaren op Ter Linden? Deze vind ik zo verkrampt, zo verschrikkelijk... moet je horen. "De feitelijkheid van de Schriftgegevens wordt ontkracht door een filosofisch stelsel. Ik betreur deze verschijning uitermate en wijs het boek radicaal af met de woorden: Kein anderes Evangelium. Ook de geseculariseerde mens heeft het ongewijzigd Evangelie nodig." De stelligheid waarmee zoiets wordt beweerd, over de zogenaamde feitelijkheid van de Schriftgegevens!'

Altijd die stukjes uit de krant voorlezen. Deze keer kon hij er helemaal niet tegen. Het kostte hem de grootst mogelijke moeite om zogenaamd oplettend en geïnteresseerd te luisteren.

"'In dit boek komen twee evangeliën aan het woord, maar er is geen Goddelijke boodschap meer, behalve datgene wat men er zelf van wil geloven. Dat is romantisch, subjectief en horizontaal." Dat "horizontaal", dat vind ik mooi. Maar nu komt het. "Dat is op fundamentalistische wijze alles wat naar orthodox riekt wegverhalen in op sentiment gericht lezerspubliek." Het is toch verschrikkelijk wat zo'n man zegt. Hij is ook predikant in Staphorst. Ter Linden zogenaamd fundamentalistisch, terwijl die orthodoxen zelf zo fundamentalistisch zijn als ik weet niet hoe. Even kijken wat Bartjan in de keuken aan het uitspoken is.'

Bart hoorde Evelien verontwaardigd tegen hun zoon praten. 'Maar dat mag toch niet... Dat is de vuilnisemmer, daar zitten allemaal vieze dingen in, daar mag je de blokken toch niet in doen. Dan worden ze ook vies!'

Bart ging naar zijn werkkamer. Hij las eerst de tekst in de Bijbel, uit Jesaja 5. Daarna de uitleg. 'Het is belangrijk om Gods verhevenheid en heiligheid goed te verstaan. Gods heiligheid is vooral Zijn anders-zijn. De Eeuwige is zo anders en doet zo anders dan wij vaak denken. Hij doet anders dan wij vaak voor mogelijk houden en handelt anders dan wij verdiend hebben. Gods heiligheid is niet in tegenstelling tot Zijn liefde, maar is een bepaling van Zijn liefde.' Heiligheid als bepaling van liefde. Bepalingvan liefde.

Hij legde de tekst weg, schoof de bijbel van zich af. Was het nog mogelijk om iets te lezen wat hij niet op Josje, Evelien en hemzelf betrok. Zelfs advertenties in een reclameblad leken toepasselijk. 'Nu een uniek aanbod...' 'Grijp je kans...' 'Voordeel...' Zijn hand ging in de richting van de telefoon, maar hij deed niets, hij bleef alleen achter zijn bureau zitten, verdwaasd, niet wetend wat te doen. Zijn ogen brandden, zijn slapen klopten.

Rube keek de financiële staten op de computer door. Smulders. Al drie maanden geen rente betaald en nog geen cent afgelost. Toen hij bij haar langs ging, de eerste keer, had hij er al niet veel fiducie in. Ze was kennelijk al bij een paar banken geweest. Toch was haar verhaal wel goed. Nieuwe kansen in een nieuwe omgeving, geen concurrentie in de buurt, nieuwe mensen die best in waren voor antiek, bric a brac en curiosa, een gat in de markt. Ja, ja, dat gat daar flikkerde zij natuurlijk in. Wel een leuke vrouw om te zien, trouwens. Er ging iets van haar uit, een soort zinnelijkheid of misschien wel gewoon pure geilheid. Zaadvragende ogen zou zijn oude maat Harry gezegd hebben. Harry, die stomkop, die eikel met zijn krankzinnige deals. In Veenhuizen zou hij niet veel zaadvragende ogen tegenkomen.

Hoeveel was het nu? Rente en aflossing ruim zevenendertig mille. Ze zou toch gauw over de brug moeten komen. Bij hem moest de schoorsteen ook roken, brood op de plank, drank onder de kurk en het liefst een leuke chick in bed.

Hij zette het bandje startklaar en draaide haar nummer.

'Met Josje Smulders van de Brocanterie.'

Hij drukte de knop van de recorder in. 'Met Julia Dams van Financieel Adviesbureau Interkrediet. Ik verbind u door met mijnheer Rube.' Hij drukte op een paar knoppen, wachtte nog even, en zei: 'Met August Rube.'

'Dag mijnheer Rube.'

'Alles goed?'

"t Gaat.'

ik zal meteen maar met de deur in huis vallen. Onze administrateur heeft mij net een uitdraai gegeven met zeg maar de stand van zaken van uw krediet.' Hij ritselde met een paar papieren die voor hem op zijn bureau lagen. 'En nu zie ik dat u onze afspraken vergeten lijkt te zijn. Ik wil u daar graag aan herinneren. Contract is contract, zou ik zeggen.'

'Niet vergeten.' 'O...' Hij wachtte even. ik wil niet brutaal zijn, maar mag ik dan misschien vragen waarom u de laatste drie maanden niet aan uw financiële verplichtingen heeft voldaan?'

'Aanloopproblemen en zo. Ik moet nog wat meer naam krijgen hier. Alles is geïnvesteerd in het opknappen van het pand en in het kopen van voorraad. Ik heb heel interessante spullen staan. Nu alleen nog...'

'Klanten,' vulde hij aan.

'Precies, klanten. Maar die gaan komen, dat weet ik zeker.'

'Ruim een halfjaar geleden wist u ook zeker dat u nu de rente zou kunnen betalen en zou kunnen beginnen met aflossen. Weet u nog, dat zogenaamde bedrijfsplan?'

'Dat was niet zogenaamd, dat was echt. Het gaat alleen allemaal iets minder snel dan ik gehoopt had.'

'En u denkt dat wij hier braaf en geduldig blijven zitten wachten tot het wel gaat lopen?'

'Ik wil graag uitstel.'

'Hoe lang?' Rube stak een sigaret op.

'Een paar maanden... een halfjaar.'

'Poeh... dat zal ik aan de directie moeten voorleggen. Dat is niet iets wat ik zomaar kan beslissen. We zullen het dan ook eens moeten worden over de voorwaarden. Ik kan nu al zeggen dat de aflossing misschien kan worden uitgesteld, maar dat de betaling van de rente onverwijld moet worden hervat. De schoorsteen moet hier ook...'

ia, roken, ik weet het,' zei ze met een vermoeide bijklank in haar stem.

'Bovendien zal in een nieuwe overeenkomst het rentepercentage toch zeker een paar tienden omhooggaan.'

'Shit.'

'Zegt u dat wel.'

Evelien rende naar de hoek van de baan, en wist de bal nog juist te raken. Hij stuitte hoog op voor Charlotte, die naar de andere hoek smashte.

'Gemeen!' riep Evelien. 'Hoeveel staat het nu?' 'Dertig-veertig, ik ga je breken.'

'Ik voel me allang gebroken.'

Evelien sloeg haar service. Charlotte retourneerde. Evelien probeerde de bal geplaatst terug te spelen, maar sloeg in het net.

'Hè, wat een stomme bal.' Evelien tikte een paar keer met haar racket tegen de grond. Het ging vandaag helemaal niet. Normaal won ze meestal van Charlotte, maar terwijl die vandaag goed stond te tennissen, had ze zelf een complete offday. Raadselachtig. Soms had ze er ook haar hoofd niet bij. Dan verraste de bal haar compleet.

'Vijf-vier,' zei Charlotte.

Met een lovegame maakte Charlotte het uit.

Ze waren alleen op het tenniscomplex, dat bestond uit twee banen met daarnaast een soort kleedhok, dat meer op een oude schuur leek. Dit was waarschijnlijk een van de laatste dagen dat ze konden tennissen.

'Is er nou eigenlijk al genoeg geld voor een clubhuis?' vroeg Charlotte, toen ze zich aan het verkleden waren.

ik weet niet. Volgens mij heeft de laatste actie nog geen vijfduizend gulden opgeleverd.'

In de weekenden werden er vanuit een oude caravan consumpties verkocht, maar nu was er niemand.

'Ga je nog mee naar mijn huis, iets drinken?' vroeg Charlotte.

'Nee, ik wil nog even bij Tielerink langs.'

'Hè, bah,' zei Charlotte, en ze trok haar neus een beetje op. 'Ik begrijp niet hoe je dat durft, hoe je dat elke keer weer op kan brengen. Ik zou meteen over m'n nek gaan als ik dat huisje van hem binnenkwam. Verschrikkelijk gewoon.'

'Die man heeft verder ook niemand. Iedereen kijkt hem met de nek aan. Kinderen staan hem uit te jouwen. Stel je 's voor wat voor leven die man heeft...'

Charlotte trok haar trainingsjack aan. 'Ik stel het me juist liever niet voor. Dat soort fantasieën kan ik missen als kiespijn. Maar ik moet eerlijk zeggen: ik vind het knap van je, dat je zoiets doet.'

Ze reden samen een stukje op in de richting van het nieuwe dorp. Evelien sloeg een half verhard pad in, dat langs een paar boerderijen liep, en dat daarna door het bos voerde. Een paar kilometer verder lag vakantiepark Zomervreugd met een stuk of dertig houten vakantiewoningen. Er gingen geruchten dat een projectontwikkelaar alles wilde opkopen en vervolgens slopen om er dure bungalows te bouwen met een nieuw tennispark en een klein zwembad, natuurlijk voor mensen met veel geld, voor de rijken. Zo werd alles kapotgemaakt, zo heerste de Mammon. Dat zou een mooie naam zijn als die onzalige plannen doorgingen, 'Vakantiepark Mammon'. Of misschien 'Mammon Re- sort', want zo heetten dit soort projecten toch? Ongeveer halverwege de weg naar Zomervreugd stond het scheef gezakte, verwaarloosde boerderijtje van Tielerink. Naast het huis lagen oude fietsen, roestige landbouwwerktuigen, stapels hout, een afgedankt keukenblok en nog veel meer onbestemde apparaten en afgedankte huisraad.

Evelien klopte op de deur. Na een tijdje hoorde ze Tielerink aan komen lopen. Ook in huis liep hij altijd op klompen. Hij had een deken om zich heen geslagen. Ze rook meteen de zurig bedompte stank die hij verspreidde. Na een paar minuten was ze eraan gewend, wist ze uit ervaring. Tielerink ging haar voor naar de woonkamer, terwijl er een paar poezen om zijn voeten liepen. Evelien was elke keer bang dat ze vlooien mee naar huis zou nemen.

'Koppie thee?' vroeg Tielerink.

'Graag.'

Het kopje waarin hij de thee goot, zag er redelijk schoon uit.

'Ik heb wat lekkers meegebracht.' Evelien haalde een pak chocoladekoekjes uit haar tas.

'Lekker,' zei Tielerink, 'met chocola. Alleen niet zo goed voor m'n tanden.' Lachend liet hij zijn tandeloze mond zien. Dit was zijn standaardgrap als ze koek had meegenomen.

'Hoe gaat het nu?' vroeg Evelien.

'Goed... 't gaat wel goed. Alleen, 't begint weer koud te worden.'

'Ik houd m'n jas maar aan.' 'D'r gaat niks boven een goeie jas, dat zei Jantien ook altijd.' Tielerink veegde zijn neus af aan de rug van zijn hand, die hij vervolgens langs zijn broek streek.

Evelien was het inmiddels gewend. De laatste tijd ging het elke keer over Jantien. In het dorp had ze daar weieens navraag over gedaan, maar niemand kende ene Jantien. Tielerink had altijd bij zijn ouders, die trouwe kerkgangers waren geweest, in hun boerderijtje gewoond. Toen zijn ouders waren overleden, vlak na elkaar, binnen een maand, was hij er gebleven. In het begin leek het goed te gaan, maar allengs vereenzaamde en verslonsde hij. Evelien probeerde hem minstens één keer in de twee weken te bezoeken. Hij kwam alleen in het dorp om boodschappen te doen in de supermarkt. In de kerk verscheen hij niet, hoewel Evelien wist dat hij vaak in de Bijbel las.

'Heeft u nog last gehad van jongens?' vroeg ze. Het was bekend dat er af en toe opgeschoten jongeren achter Tielerink aanliepen en hem uitscholden. Een paar maanden geleden was er een ruit ingegooid. Tielerink had een groot stuk hardboard tegen het raam gespijkerd, waardoor het in de kamer nog donkerder was.

'Ze komen 't erf op, die rotjongens, en dat wil ik niet hebben. Ze hebben hier niks te zoeken, die hufters. Ze nemen m'n spullen mee. Ze proberen... Nog een koppie thee?'

'Nee, dank u. Ik moet zo weer 's gaan.'

'«Maar u bent 'r net.'

'Dat is waar.'

'Bevalt 't nog altijd in het dorp?'

'Prima... we wonen goed. Het is een leuke gemeente.'

'Dat vond Jantien ook, maar ja...'

Tielerink pakte nog een koekje. Hij brak het in stukjes die hij op de grond gooide voor de poezen.

Evelien had het al verschillende keren willen vragen, maar ze had het nooit gedurfd. 'Wie was Jantien, eigenlijk?'

Tielerink keek haar aan met waterige oogjes. 'Jantien... een deksels goeie vrouw was dat.'

'Was u met haar getrouwd?'

'Een deksels goeie vrouw,' herhaalde Tielerink. 'Ook goed voor de beesten... kon goed overweg met de beesten.'

'Of was ze een vriendin... een verloofde?'

Tielerink deed zijn pet af en krabde op zijn vrijwel kale hoofd. Evelien wilde niet, maar moest wel kijken naar de witte korsten op zijn hoofdhuid. 'Een goeie vrouw... een lieve vrouw, dat was ze.'

Tielerink stond op en pakte van een oud dressoir een bijbel. Hij bladerde erin tot hij een krantenknipsel tegenkwam. Hij pakte het knipsel eruit en legde het voor Evelien neer. Ze herkende het meteen. Het was een foto uit een regionaal advertentieweekblad waarop zijzelf tamelijk groot was afgebeeld tijdens de rommelmarkt van de kerk, vorig jaar. Of was het alweer twee jaar geleden? Er had iets onder gestaan als: 'Evelien Kamphuis, de charmante en actieve echtgenote van dominee Kamphuis verkoopt oude spulletjes op de rommelmarkt. De opbrengst komt ten goede aan de renovatie van de Aanbouw, het gemeenschapshuis van de kerk.' Vooral aan dat 'charmante' had ze zich geërgerd.

Evelien kon even geen woord uitbrengen. Ze keek naar Tielerink, die haar nog steeds met waterige oogjes aanstaarde. 'Dit... eh, dit is Jantien?' vroeg ze.

Tielerink knikte.

'U herkent haar? Dit is haar echt? Niet iemand anders?'

Tielerink leek een beetje verontwaardigd. 'Tuurlijk niet.' Hij legde het krantenknipsel weer in de bijbel en sloeg het boek dicht.

's Ochtends was Josje in haar oude Volvo naar Batteloo gereden voor een inboedel. Een man had haar over de telefoon verteld dat zijn moeder was overleden, en dat er allemaal prachtige oude spullen in haar huis stonden, die de erfgenamen wilden verkopen. Josje had er niet te veel vertrouwen in. Meestal waren de mooie stukken er al uitgehaald, verdeeld onder de bijna altijd ruziemakende erfgenamen, en bleef er rommel over, nog niet eens geschikt voor de vrijmarkt op Koninginnedag. Ze werd ontvangen door een keurige, grijze man in een driedelig pak. Ze condoleerde hem met het overlijden van zijn moeder. De man leidde haar het huis in, dat volgepropt stond met waardeloze spullen uit de jaren zestig en zeventig. 'Mooie kastjes,' zei de man. 'Dit servies...' 'Koop je nu zo nog bij de Hema of de Blokker,' had ze aangevuld. Het was niets geworden. 'En dit kost me m'n halve ochtend,' had de man gemopperd. 'En wat dacht u dat het mij kostte?' had ze gevraagd. De man had niets meer teruggezegd, maar was met kwade stappen naar zijn auto gebeend, een Volvo die zo te zien zeker vijftien jaar jonger was dan haar eigen stationcar.

Tegen twee uur ging de telefoon. Even dacht ze dat het misschien weer die hufter van Interkrediet was. Ze zou de hoorn meteen neergooien. Maar het was Bart.

Zij had haar naam genoemd. Hij had zijn naam genoemd. Toen bleef het een tijdje stil. Ze durfde die stilte niet te verbreken, uit een vage angst om daarmee alles te verbreken.

'Ben je daar nog?' vroeg Bart na misschien wel meer dan minuut.

'Natuurlijk.'

ik heb het nog niet gezegd tegen Evelien. Ik kon het niet.'

Ze voelde plotseling steken in haar zij, alsof ze kilometers had hardgelopen. 'En?' vroeg ze, een hand in haar zij drukkend om te pijn te bezweren.

'Ik wil je zien... ik kan niet zonder je.'

'Maar...' Ze sloot haar ogen. 'Maar Evelien dan?'

'Die is weg, tennissen, en daarna bij iemand op bezoek. Ze is pas om een uur of vier thuis.'

Josje keek op haar horloge. Kwart voor drie. 'En je zoon?''Die ligt in bed... die slaapt.'