Evelien had drie dagen in bed gelegen. Op enkele moeizame beschuitjes na had ze niets gegeten. Een paar keer had ze zuur en scherp overgegeven.

Ze stond nu met trillende knieën naast het bed, wankelde even, bukte zich en steunde op de rand.

Bart keek zorgzaam toe terwijl ze haar ochtendjas aandeed. 'Gaat het?'

Ze knikte. Het onzegbare werd niet gezegd.

'Moetikje helpen?'

'Hoeft niet.' Ze schoof haar voeten in haar slippers die koud en vreemd aanvoelden en schuifelde naar de overloop. Er leek een waas voor haar ogen te trekken, maar ze wreef met haar hand over haar gezicht en het verdween.

'Hou je goed vast aan de leuning,' zei Bart, 'met twee handen.'

'Ja, met twee handen.'

Gek genoeg leek Bartjan haar eerst niet in de gaten te hebben toen ze de woonkamer binnenkwam. Hij was geconcentreerd met autootjes aan het spelen. Maar plotseling zag hij haar en hij vloog haar in de armen.

'Voorzichtig, voorzichtig,' waarschuwde Bart.

Ze ging op de bank zitten, Bartjan bij haar op schoot. Ze voelde zijn warme hoofdje tegen haar schouder, ze rook de geur van zijn haar, hoorde zijn gebabbel. Hij vroeg om een verhaaltje, om boekjes.

'Ja, straks ga ik voorlezen.'

Ze keek om zich heen. Op een of andere manier had ze verwacht dat het huis zou zijn veranderd, maar alles was bekend en vertrouwd, alsof er niets was gebeurd. Ze sloegen een stuk van de tijd over, een kleine twee weken. Lege blaadjes op de kalender. Niets. Niemand. De tranen liepen in haar ogen.

'Mama au?'

'Mama heeft een beetje au... hier.' Ze vond zichzelf belachelijk, maar wees toch op haar hartstreek.

Bartjan drukte zijn mond tegen haar linkerborst, gaf een klappende zoen en zei dat het over was.

'Ja, nou is het helemaal over.'

'Als het niet gaat, kun je misschien beter weer naar bed,' zei Bart. Hij stond toe te kijken, klaar om Bartjan van haar over te nemen.

"t Gaat wel, 't is allemaal een beetje raar.'

'Natuurlijk. Dat begrijp ik.'

Echt? Begreep hij het echt? Ze vroeg niet wat ze wilde vragen. De afgelopen periode was een bizarre nachtmerrie geweest, net als de krankzinnige dromen die ze de laatste dagen in bed had gehad. Hoe vaak had ze niet met een mes druipend van het bloed in haar handen gestaan, was ze in een kuil gevallen en had ze de eerste scheppen aarde op haar gezicht gevoeld of had ze in een auto gezeten waarvan de remmen weigerden?

'Wil je wat drinken? Koffie? Thee?'

'Thee graag.'

'Misschien ook iets eten?'

Evelien schudde haar hoofd.

'Zal ik meegaan?' vroeg Bart.

'Ik ga liever alleen.'

'Is het niet te vroeg om alweer naar buiten te gaan? Ben je al sterk genoeg?'

'Dat merk ik vanzelf wel.'

'Ja, maar ik wil niet datje midden op straat van je stokje gaat.''Dat gebeurt niet.' Ze wilde naar buiten. Eerst drie dagen in bed, toen een dag in de woonkamer als lopende patiënt, dat was bij elkaar meer dan genoeg geweest. De zon scheen. Het leek niet koud.

'Neem je Bartjan mee?'

Ze liep naar de gang en kwam terug met haar jas.

Hij herhaalde zijn vraag.

'Hij ligt toch te slapen?'

'Ja, maar ik dacht, als je nou even wacht, dan is-ie misschien wakker, dan kan-ie ook lekker even naar buiten.'

Ze trok haar jas aan. 'Ik ga fietsen, ik heb zin om te fietsen.'

'Maar...'

'Wat maar?'

'Nee, niks.' Hij legde een hand op haar schouder. 'Doe voorzichtig, pas goed op jezelf.'

Ze lachte even zonder te lachen. 'Pas jij ook goed op jezelf?'

De lucht was knisperend fris. Uren zou ze kunnen fietsen. Kilometers en kilometers. Ze keek om. Bart stond in de deuropeningen zwaaide met zijn rechterarm.

Ze reed voorbij de Brocanterie. Nee, niet kijken, niet aan denken, negeren. Zo'n tweehonderd meter verder stopte ze toch. Was er iets vreemd aan de hand? Van een afstand zag ze de winkel met het woonhuis. Het pand leek er net zo bij te liggen als normaal, maar tegelijkertijd straalde het iets anders uit. Er hing iets omheen. Dat was zelfs van deze afstand te zien en te voelen. Er stond een auto op het pad naast het huis. Zo op het oog de auto die er anders ook stond. Ze was dus thuis. Evelien wilde juist terugfietsen in de richting van de Brocanterie toen Charlot- te langskwam, een tas met boodschappen aan het stuur van haar fiets.

'Je bent weer beter?'

'Dat zie je.'

'Griep?'

'Zoiets, ja.' Een mentale griep. Niets om je druk over te maken. De koorts was alweer geweken. Was de koorts bij Bart ook verdwenen?

'Het was welvervelend, in de kerk, dat je zomaar flauwviel.' 'Ja, tamelijk vervelend.' En zij had toegekeken, die vrouw. Zij had het gezien. Onderuit in de kerk. Het onderspit gedolven op haar eigen territorium.

"t Is zo'n akelig gezicht, hè. Je zag ook lijkbleek.'

Dagenlang was er natuurlijk over gesproken in het dorp, zonder dat mensen wisten wat erachter stak. Plotseling leek dat belachelijk, dat niemand op de hoogte was. In ieder geval zou Charlotte, haar beste vriendin, het moeten weten.

'Het was geen griep,' zei ze.

'O nee? Wat dan?'

'Bart is... Die was met eh... Ach nee, niks, 't is ook niks.' Het lukte niet.

Charlotte zweeg even, mogelijk in de verwachting dat er sensationeel nieuws los zou komen. 'Is er iets met Bart?' vroeg ze.

Evelien haalde haar schouders op.

'Toch geen problemen tussen jou en Bart?'

Evelien zuchtte. Ze greep het stuur van haar fiets nog steviger vast.

'Ga anders even met me mee naar huis. Dan drinken we een kopje thee of zo. We staan hier zo openbaar.'

Evelien richtte haar blik weer op de Brocanterie.

'Wat kijkje? Is er iets met die winkel?'

'Nee, niks. Ik ga weer 's verder.'

'Kom je vanavond op de kring? Bij mij thuis.'

'De kring? Welke kring?'

Rube toetste het nummer in. Hij hoorde de telefoon overgaan, zeker zo'n twintig keer. Er werd niet opgenomen. Shit, een gewone middag, waarom was ze niet thuis? Die winkel moest toch open zijn, anders verkocht ze helemaal geen ene moer. Als ze niet gauw met een flinke aflossing over brug kwam, kreeg hij zelf nog problemen. Ze kon de hele handel weer verkopen natuurlijk, maar daar zou ze dik op verliezen.

Hij bleef op de rand van het bed zitten.

'Kom je weer bij me?' vroeg Sharon, terwijl ze een stukje naar hem toe kroop.

Hij ergerde zich plotseling aan haar stem, maar ging toch naast haar liggen.

'Nog een koppie thee?' vroeg Tielerink.

Evelien schudde haar hoofd.

'U ziet bleek. Dat had Jantien ook toen ze ziek werd.'

'Welke ziekte was het? Wat had ze?'

Tielerink keek van haar weg. 'Dat hebben ze nooit goed kennen vinden, die dokters. Ze bennen allemachtig knap, maar soms weten ze het ook niet. Dan moetje het maar overgeven.'

'Is ze overleden in het ziekenhuis?'

'In het ziekenhuis, ja, in het ziekenhuis, in de stad.' Met de rug van zijn hand veegde Tielerink langs zijn neus.

'U was erbij?'

Tielerink knikte. 'Maar soms komt ze weer terug. Dan wil Onze Lieve Heer dat ze weer terugkomt.'

Evelien legde haar hand op de knoestige vuist van Tielerink. 'Ik moet zo weer 's gaan. Volgende keer neem ik weer wat lekkers mee.'

'Wel slecht voor m'n tanden.'

Voor de Brocanterie stapte ze af. Het was bijna vijf uur en het begon al een beetje te schemeren. Toch brandde er geen licht. De auto stond er nog precies zoals hij er vanmiddag eerder had gestaan. Er was niemand te zien.

Evelien liep met onzekere passen naar de winkel, haar fiets naast zich voortduwend. Ze was gewoon een geïnteresseerde dorpsbewoner, een potentiële klant. Wie weet wat voor leuke spulletjes daar allemaal werden verkocht. Even kijken. Elke inlichting zonder verplichting. Koopjes halen en weinig betalen. Ik koop alles wat ik zie bij de Brocanterie. Had dat niet een keer in Het Advertentieblad gestaan? Of misschien in De Toren?

Door het winkelraam probeerde ze naar binnen te kijken, maar er viel niets anders te ontwaren dan de contouren van kasten, stoelen en tafels. Ze zette haar fiets neer en liep naar de zijkant van het huis. In het woongedeelte leek er ook niemand te zijn. Ze bracht haar vinger naar de bel, twijfelde even, maar drukte toen toch. Er klonk een schel gerinkel. Evelien kon niet zeggen waarom, maar het leek erop te duiden dat er niemand in het huis was. Het geluid onderstreepte de verlatenheid van de woning. Ze was weg. Evelien keek nog eens op het naamplaatje. Josje Smulders. Josje. Bart had ook 'Josje' tegen haar gezegd.

Waarom was ze weg? Gewoon een vrije dag? Familiebezoek? Ze zou zelf binnenkort weer naar haar moeder moeten. Haar normale ritme was één keer per week.

Evelien bleef treuzelen. Ze keek door het raam van de woonkamer naar binnen, maar zag niets.

Als ze weg was, waarom stond haar auto dan hier? Was ze opgehaald? Wat had dit te betekenen?

'Daniël en de leeuwen.' Ze liet Bartjan de tekening in de peuterbijbel zien. 'Kijk, dit is Daniël, en daar zit een lieveheersbeestje. Maar hij heeft geen stippen op z'n rug.' Ze las voor: '"Daniël hield van God. Hij bad iedere dag. Dat had God gevraagd." Zie je wel, hier is hij aan het bidden, hier is Daniël aan het bidden. "Een paar boze mannen vonden Daniël niet lief. Ze zeiden: 'Niemand mag meer bidden.'" Zie je wel, hoe boos die mannen kijken? Misschien wordt Daniël wel bang. Kan jij ook zo boos kijken?'

Bartjan deed zijn ogen krampachtig dicht.

'Nu het volgende plaatje. Daar is Daniël weer en een leeuw, een heel grote leeuw, zie je wel? "Maar Daniël bad wel. Toen gooiden ze hem in de leeuwenkuil." Gemeen, hè, om Daniël zomaar in de leeuwenkuil te gooien? Een leeuwenkuil is een hok voor de leeuwen. Het is natuurlijk niet een kuil in de zandbak. Daar kunnen toch geen leeuwen in, in de zandbak?'

Bartjan lachte uitbundig.

'O, kijk, hier op het volgende plaatje, daar staan nog twee leeuwen. Oei, die kijken wel erg boos, hè? Wat zullen ze doen? Gaan ze Daniël bijten? Gaan ze gemeen doen tegen Daniël?'

'Ia.'

'Nee, ze kijken wel boos, maar ze gaan niet bijten. Mama zal nog even lezen wat er onder dit plaatje staat. "Maar God hielp

Daniël. De leeuwen beten hem niet. Daar had God voor gezorgd." Liefvan God, hè?' Ze knuffelde Bartjan even. 'Zo, en nu moetje naar je bedje.'

Bartjan zeurde om nog een verhaaltje.

'Niks daarvan. Geef papa maar een kusje. Zo, naar je bedje, lekker slapen.'

Toen ze terugkwam in de kamer zat Bart nog de krant te lezen. Hij had ondertussen koffie gemaakt. Ze keek naar hem en kon zich niet voorstellen dat hij zijn aandacht bij de artikelen en berichten had. Ze zuchtte diep, maar hij leek het niet op te merken.

Ze pakte haar boek en legde het weer weg. De titel was ook te veelbetekenend, Het Lied en de Waarheid. De waarheid, welke waarheid, wiens waarheid? Ze stond weer voor die winkel. Het donkere etalageraam. Daarachter de schimmen van oude meubels, de schimmen van het verleden. Haar eigen stem klonk ook. Weg, weg... ze moet verdwijnen, voor altijd. Evelien wist wat de niet uitgesproken woorden hadden moeten zijn. Ze schaamde zich ervoor en toch ook weer niet. Zij was dit alles niet begonnen. Zij kon nooit dader zijn, alleen maar slachtoffer. Bart sloeg ritselend een pagina van de krant om en legde daarna het katern weg. Zij pakte het op en liet haar ogen over de krantenpagina's dwalen tot ze bij een klein berichtje was. 'Verpletterd' stond erboven. 'Een driejarig jongetje uit Wapenveld is donderdagmiddag verpletterd door een omgevallen boom. Het kind keek toe toen zijn vader en een buurman een boom velden. De politie kon gisteravond geen nadere details verstrekken.'

Drie jaar! Zo oud was Bartjan over een halfjaar. Hij stond daar. Op het grasveldje naast de kerk. Twee mannen waren bezig met een kettingzaag. Het was een oorverdovend geluid waar Bartjan geen last van leek te hebben. Twee mannen, Bart met Jochem. Ze hadden van die koptelefoons op hun hoofd. De beuk die naast de kerk stond begon te hellen, oneindig traag. Ze zag hoe de stam de kant uitviel waar Bartjan stond. Ze schreeuwde een waarschuwing, maar niemand hoorde haar.

'Wat is er, schat, wat is er? Waarom schreeuw je? Stil toch, stil maar.'Ze kon niets zeggen, en wees alleen naar het bericht uit de krant, prikte met haar vinger door het krantenpapier, verscheurde de krant, stond op, sloeg naar Bart, probeerde hem vast te houden, sloeg hem weer, stompte, huilde, schreeuwde.

Met zijn toga aan stond hij in de Aanbouw. Braamhorst en Kees van der Toorn waren er ook. Tielerink kwam binnen, leunend op een stok. Evelien, met een verpleegstersuniform aan - zelfs een wit kapje op haar hoofd - reed een bed binnen waar Rom- bouts op lag. Aan het bed waren twee standaards met infusen gekoppeld. Plotseling stond Rombouts op. Hij droeg een ouderwets nachthemd.

'Nou moet 't maar 's gebeuren,' zei Van der Toorn.

Bart vroeg wat er moest gebeuren. Niemand reageerde. De deur naar de kerk ging piepend en knarsend open.

'Die mag ook wel 's gesmeerd worden,' zei Braamhorst.

Josje kwam de Aanbouw binnen. Ze had de kimono aan.

'Daaronder heeft ze niks aan,' zei Van der Toorn. 'Helemaal naakt, in Eva's kostuum.' Hij lachte. 'Eva uit de Bijbel. Die ken je toch wel, Bart?' Hij lachte nu bulderend. 'Maar het is warm genoeg hier.' De kachel deed het weer. Hij stond te loeien in de Aanbouw. Het was een open kachel en de vlammen wierpen een rode gloed op de ruimte.

Bart keek om zich heen. Evelien was verdwenen, evenals Rombouts en Tielerink.

'Kijk 's naar die muren,' zei Van de Toorn. 'Vochtplekken... lekkage... als dat zo doorgaat stort de Aanbouw nog in.' Toen begon Van der Toorn een mop te vertellen. De anderen lachten, maar Bart begreep de clou niet.

Josje liep naar hem toe, en leidde hem naar het bed.

'De kozijnen zijn ook verrot,' ging Van der Toorn door. 'Je kunt zo een schroevendraaier door het hout steken.' Hij pakte een schroevendraaier van het bed, en stak hem door het kozijn. 'Zie je wel? Verrot... vergaan... 't is niks meer.'

Josje hielp hem bij het uittrekken van de toga.

'Niet doen,' zei hij, 'niet doen als er anderen bij zijn.' 'Waarom mogen ze het niet weten?' vroeg Josje.

'Het kan niet. Ik ben de dominee. Ik moet zuiver leven. Ik moet het goede voorbeeld geven.'

Josje lachte. 'Ik ben het goede voorbeeld. Ik ben jouw goede voorbeeld.'

Ze lagen in eikaars armen op het bed, naakt.

'Even het infuus aansluiten,' zei Van der Toorn, 'anders gaat het niet goed.'

'Dat doe ik zelf wel,' zei Bart.

'Goed, dan ga ik,' zei Van der Toorn, 'maar denk aan de offerte.'

Bart pakte de naald van het infuus, en de naald werd de schroevendraaier die Van der Toorn in zijn handen had gehad. 'Misschien doet het even pijn,' zei hij tegen Josje.

Zwetend werd hij wakker. Hij hijgde. Volgens zijn horloge was het kwart voor vier. Hij nam een slokje water, en liet zich terugvallen op het bed.

's Ochtends om halfzes stond Evelien beneden. Timmie keek zelfs slaperig.

'Naar buiten?' vroeg ze.

De hond spitste zijn oren. Ze pakte de riem en hij sprong tegen haar op.

Het was koud, lekker koud. 'Kom, Timmie, lopen!'

Ze renden door de donkere straat. In de lichtkegels onder de straatlantaarns hing de nevel waar ze dwars doorheen rende.

Natuurlijk was het bij de Brocanterie volledig donker. De auto stond nog op dezelfde plaats. Was ze er of was ze er niet? Stel dat ze er wel was, dat ze daar in bed lag, zich er niet van bewust dat er iemand bij haar voor de deur stond. Even overwoog Evelien om aan te bellen, maar ze deed het niet. Ze liep verder. Bij het speelparkje met de kleine glijbaan, de zandbak en de wipkippen bleef ze staan. Het begon zachtjes te regenen.

Tegen zeven uur was ze weer thuis. Timmie ging meteen in zijn mand liggen. Ze zette thee en at een beschuit met jam. Kwartover zeven. Het was nog stil in huis.Ze belde Charlotte. Evelien wilde net de hoorn weer neerleggen toen ze zich meldde met een slaperige stem. 'Wat bel je onaards vroeg. Er is toch niks ergs gebeurd?'

'Ben je alleen?'

'Chris ligt nog in bed. Ik hoorde toevallig de telefoon gaan. Weet je, dan ben ik altijd bang dat er wat met m'n moeder is, zo alleen in dat grote huis.'

'Bart heeft een verhouding,' zei Evelien.

'Wat?'

'Bart heeft een verhouding. Of hij had een verhouding... een relatie met een ander.'

'Wacht 's... wacht 's. Ik moet even gaan zitten.' Er klonk wat geruis en gekraak over de lijn. 'Vertel 's, wat is er met Bart?'

Evelien deed haar verhaal, van het moment dat ze het had gemerkt tot haar flauwvallen in de kerk.

'Maar dat kan toch niet? Dat is niks voor Bart. Hij is toch hartstikke gek op jou en op Bartjan? Hij zou toch nooit...' Ze zweeg even. 'Zoiets zou hij toch nooit doen?'

'Denk je dat ik het verzin?'

'Nee, natuurlijk niet.'

'Hij heeft het zelf toegegeven.' Ze begon te huilen.

'Zal ik naar je toe komen?'

'Nee, nee. Bart is thuis. Dat wil ik niet, dat kan niet.' Ze snikte nog steeds.

'En nu... hoe moet 't nu verder.'

'Ik weet niet. Ik ben helemaal... helemaal kapot vanbinnen. Net of er iets stukgemaakt is.'

'Als Chris zoiets zou doen, dan zou ik hem wel kunnen... dan zou ik hem wel kunnen vermoorden, denk ik... of die ander, natuurlijk. Eigenlijk mag je zoiets niet zeggen, maar...'

'Je mag het ook niet denken,' zei Evelien.

'Nee.'

Ze zwegen beiden.

'Hoe gaat 't nu verder?' vroeg Charlotte.

'Ik heb gezegd dat ze weg moet, dat ze moet verdwijnen. Als ze hier blijft, dan... dan kan Bart...' Haar tranen waren weer te sterk. 

'Dus ze moet verhuizen.'

'Zoiets, ja.'

'Zoiets?'

Stel dat ze wegging, naar Amsterdam, naar het noorden van het land, waar dan ook naar toe, zou Bart haar dan loslaten? Of bleef de dreiging aanwezig? Maar wat was eigenlijk erger, die dreiging of het feit dat het gebeurd was, dat Bart haar ontrouw was geweest, dat hij hun liefde te grabbel had gegooid, had besmeurd?

'Hallo, ben je daar nog?' vroeg Charlotte.

'Ja.' Er klonk gestommel van boven.

ik denk dat Bart zo beneden is. Ik ga ophangen.'

'Zal ik vanmiddag even bij je langskomen? Of anders jij bij mij? Ja?'

Weer stond ze voor het huis. Het was donker. Nog altijd die auto, op dezelfde plek. Timmie tilde zijn poot op bij een klein boompje naast het huis en plaste een miezerig straaltje. Hij blafte een paar keer.

'Stil, Timmie.'

Evelien liep even verder maar keerde terug naar het huis. Charlotte had vanmiddag gezegd dat ze het uit haar hoofd moest proberen te zetten. Hoe deed je zoiets? 'Bart heeft zich gewoon gek laten maken, z'n hoofd op hol laten brengen door zo'n... door zo'n...' Ze had haar zin niet afgemaakt. Door zo'n hoer, door zo'n slet? Misschien deden ze in bed wel heel speciale dingen. Kwam hij thuis bij haar tekort? Was het dus eigenlijk allemaal haar eigen schuld? Maar daar had hij nooit iets van laten merken.

Timmie gaf een jankerige blaf.

De gordijnen waren niet dicht. Evelien probeerde weer naar binnen te gluren, maar ze zag niets. 'Het gaat vast wel over,' had Charlotte haar voorgehouden. 'Ik weet 't zeker.' Ging het over? Was het een wond die ooit zou genezen?

l i.

Waar was ze, waar was die vrouw? Gister dicht, vandaag dicht. Wat was er aan de hand? Ze hoorde haar eigen stem weer, schreeuwend, eisend, dwingend. 

I

Ze keek op haar horloge - kwart over elf- en belde toen aan. De bel rinkelde zo luid alsof het hele dorp er wakker van zou moeten worden. Timmie spitste zijn oren.