Rube toetste zonder enige verwachting het nummer in. Hij schrok bijna toen er aan de andere kant werd opgenomen. 'Met de Brocanterie. Josje Smulders.'

'Eh... wanneer stort je dat geld nou eindelijk 's?'

'Met wie spreek ik?'

'Zijn er dan nog meer bij wie je rood staat?'

Ze herhaalde haar vraag.

'Met je grote vriend August Rube van Interkrediet, maar dat wist je toch wel?' Hij stak een sigaret op. 'Nogmaals, wij doen niet aan liefdadigheid, dat heb ik je al vaker verteld. Wij hebben ook onze verplichtingen. Ons personeel wil ik ook graag aan het eind van de maand, en liefst wat eerder, zijn salaris gestort krijgen. Is dat duidelijk?'

'Ja, volstrekt helder.'

'Dus ik hoef niet langs te komen om u dat zeg maar nog een keer aan uw verstand te brengen?'

'Hoe wou u dat doen?'

'Daar hebben we zo onze manieren voor, maar het lijkt me beter om daar niet op vooruit te lopen... ja, Julia, dat kan mee. Moet je nog wel even een kopietje van maken voor mijnheer Dijkstal... Haha, nee, die andere Dijkstal.'

'Ik zal kijken wat ik kan doen.'

'Dat lijkt me niet voldoende. U moet zéker weten dat u iets...' Ze had de hoorn al neergelegd. 'Kutwijf!'

Bart keek om zich heen. Een paar verweerde plattelandskoppen. Harde, ondoordringbare gezichten. Afwerende ogen. In totaal negen mensen, hemzelf meegerekend. Rombouts en zijn vrouw waren in het dorp kennelijk niet zo geliefd. Hij had net gesproken in de rouwkapel. Toen hij het over haar huwelijk in de oorlogsjaren had, begon mevrouw Rombouts te huilen. Ze zocht in haar tas naar een zakdoekje, maar zo te zien had ze er geen bij zich. Bart was afgeleid en hij had zich een paar keer versproken. Het werd nog erger toen ze haar neus afveegde aan de mouw van haar jas. Hij zei 'het verband met Jezus' in plaats van 'het verbond met Jezus'.

Ze stonden nu bij het graf. Die mensen hier, ze wisten er niets van. Of liepen er al geruchten in het dorp? Nee, dat was onmogelijk. Voor hen was hij nog gewoon de dominee die hij altijd was geweest. Misschien waren ze een beetje verbaasd over Eve- liens afwezigheid. Maar ja, een klein kind, een handenbindertje, dan moest je weieens thuisblijven. Zoiets had hij ook tegen mevrouw Rombouts gezegd. De kraaien tilden de kist op het plankier boven het graf. Niemand wist het, niemand wist dat ze gisteravond bij hem was geweest. Ze had drie keer zachtjes tegen het raam van de woonkamer getikt. Hij had opengedaan. Wat kon hij anders? Ze hadden kort maar hevig gevreeën op de bank in de woonkamer. Even had hij de waanzinnige hoop gehad dat Evelien binnen zou komen. Dat zou zo erg geweest zij n, dan was alles ontploft. Hij zag het voor zich: een knal, een ontploffing, en daarna de grote leegte. Met de grond gelijk gemaakt, van de aardbodem verdwenen. Hij, Evelien, Josje, iedereen, alles, in het Totale Niets opgegaan. Alsof het Verschrikkelijke Beest met tien horens en zeven koppen zijn vernietigende werk had gedaan.

De leider van de kraaien stootte hem even aan. Misschien stonden ze al een tijdje op hem te wachten.

'De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen...'Evelien probeerde goed op te letten, maar soms zwom Bartjan weg in een zachte nevel. Misschien had ze dat pilletje niet moeten nemen. Wat was het geweest? Valium, waarschijnlijk. Bart had aangedrongen en zij was te zwak geweest om weerstand te bieden. 'Neem nou maar. Veldkamp heeft gezegd dat het geen kwaad kan.' Bartjan was aan het spelen met klei, en hij wilde dat zij er ook iets van maakte. Gedachteloos vormde ze een poppetje dat ze daarna weer platsloeg. Bartjan begon te huilen.

'Niet doen, Bartie, niet huilen, mama maakt wel weer... een nieuwe maken... mama gaat nog wel...' Ze had het idee dat de woorden uit haar mond kwakkelden. Ze rolden over elkaar, en de één duwde de ander weg.

De telefoon ging. Ze had geen zin om op te nemen, maar liep toch naar het toestel. 'Met Evelien Kamphuis.'

'Ja, met Jochem. Ik bel wel een beetje laat terug, maar het is oké.'

'Wat is oké?'

'Dat Bartjan hier een paar dagen logeert, dat had je toch gevraagd?'

'Het hoeft al niet meer.'

'Hebben jullie al een andere oplossing?'

'Nee, dat niet,' zei ze toonloos.

'Het kan gerust, hoor. Natuurlijk is het voor Alice wel een beetje moeilijk, maar aan de andere kant vindt ze het ook heel leuk om een paar dagen voor Bartjan te zorgen, zeker nu ze nog geen werk heeft. En ik wil ook graag m'n kleine neefje...'

'We gaan niet weg. Er is iets tussengekomen.'

'O, jammer, nou ja... Misschien komen we dan vrijdagavond nog voor Bart z'n verjaardag. Is dat goed?'

'Nee.'

'Wat doe je vreemd, Evie, wat praat je raar. Is er iets aan de hand of zo?'

'Bart is vrijdag niet jarig.'

'Maar ik weet zeker, dat op onze verjaardagskalender, daar staat op dat Bart vrijdag jarig is. En jij hebt gezegd, dat jullie...'

'Hij is vrij... hij is vrijdag niet jarig. Ik bedoel: we vieren het niet, we doen er niets aan.' We doen nergens meer iets aan, wilde ze eraan toevoegen, maar het lukte haar niet om de woorden bij elkaar te harken, ik kan de woorden niet uit m'n strot krijgen.' Dat zinnetje rolde wel zomaar uit haar mond.

'Evie, wat is er gebeurd?'

'Alles, alles is er gebeurd.' Ze voelde hoe Bartjan tegen haar aan kwam staan en een arm om haar rechterbeen sloeg.

'Wat is er? Moet ik langskomen?'

'Nee.'

'Maar...'

'Het gaat maar door tussen Bart en... tussen Bart en die minnares, die vrouw.' Ze keek naar het hoofdje van Bartjan.

'Maar dat was toch afgelopen?'

'Ja, dat dacht ik ook.'

Jochem vloekte, een paar keer achter elkaar. 'Zal ik weer eens met hem praten?'

'Ik denk niet dat dat helpt.'

'Maar zoals het nu gaat, gaat het ook niet goed. Je voelt je slachtoffer, en dan word je dat ook. Dat heb ik vaak genoeg gezien.'

'Maar wat moet ik dan?' vroeg Evelien.

'Je moet je niet zomaar opzij laten drukken,' zei Jochem. 'Je moet er iets aan proberen te doen, dat heb ik al eerder tegen je gezegd, je eigen huwelijk redden. Je bent niet alleen maar een machteloos, passief slachtoffer.'

Ze sputterde voorzichtig tegen, maar hij ging door over haar eigen verantwoordelijkheid, over alles wat ze kon doen om Bart te behouden. 'Als je huilend in een hoekje gaat zitten, weetje zeker dat het fout loopt.'

ik begrijp het. Ik zal het proberen.'

Jochem zei dat hij mogelijk het weekend langs zou komen. 'Jullie zijn dan thuis?'

Ze liet haar vrije hand door het haar van Bartjan gaan. 'Ja.'

'Misschien praat ik ook wel met die vrouw. Jij zou ook eens met haar kunnen gaan praten. Misschien is ze wel voor rede vatbaar.'

Bart dronk een kop koffie en at een plakje cake. Nu waren alleen mevrouw Rombouts en een buurvrouw er nog. Het was volkomen legitiem om naar huis te gaan, maar hij nam nog een plakje cake. Ze stonden in een zijzaaltje bij de rouwkapel. Het was hier koud. Vandaag waarschijnlijk maar één begrafenis, dus de moeite niet waard om de kachel te stoken.

Hij ging naar mevrouw Rombouts. De buurvrouw week beleefd terug. 'Wat denkt u, gaat het weer een beetje?'

Mevrouw Rombouts knikte, "t Zal wel moeten.'

Hij voelde de met speeksel vermengde cakesubstantie tussen zijn tanden en tegen zijn verhemelte. 'Ik kom van de week nog een keer langs, of in het weekend. Als u wilt praten, dan kunt u altijd bellen. Dat weet u. Ik ga nu maar 's. Het is al bijna vijf uur.'

Hij schudde twee harde, droge, gerimpelde handen.

Zijn fiets stond in het rek voor de rouwkapel. Hen van zijn banden bleek lek te zijn, en hij ging lopend op weg naar huis. Voor de Brocanterie hield hij stil. Er brandde licht. Ze was er weer. Natuurlijk was ze er weer. Hij liep een paar meter door, keek om zich heen, zag niemand en keerde toen op zijn schreden terug.

Door de winkeldeur ging hij naar binnen. Het duurde even voor Josje kwam. Ze omhelsden elkaar zonder iets te zeggen, maar toen duwde hij haar van zich af en liep de winkel weer uit. Ze kwam achter hem aan, op haar sokken.

'Kom in huis, Bart. Ga zo niet weg.'

ik moet naar Evelien. Ze is ziek.'

'Je kunt niet binnenkomen en dan meteen weerweggaan. Dat kun je niet maken. Kom nou.' Ze maakte een gebaar naar haar huis. 'Alleen maar om je even vast te houden, om je stem te horen.'

Hij liep mee de winkel in. Ze omhelsden elkaar weer. Sterker dan ooit voelde hij dat het waar was wat Evelien gezegd had: ze moest weg, ze moest verdwijnen. Hij moest ervoor zorgen dat het gebeurde, want dit leidde tot zijn ondergang. God had deze beproeving op zijn weg gelegd, en hij was onmachtig om hem te overwinnen. Hij prevelde en mompelde, hij sprak zichzelf toe, maar het lukte hem niet. Hij voelde Josjes handen onder zijn overhemd, op zijn rug. Hij trok haar sweatshirt omhoog en streelde haar lichaam.

ik moet gaan... ik moet naar huis.'

'Nu nog niet. Straks.'

'Nee, nu... nu meteen. Niet doen.'

Hij trok zich los van haar, maakte de knoopjes vast en deed zijn overhemd weer in zijn broek. Ze keek hem alleen maar aan.

'Ik moet echt naar huis. Je weet best waarom.'

Ze bleef kijken.

Evelien staarde naar het televisiescherm. Ze zag bewegende beelden en hoorde stemmen, maar kon bij benadering niet vertellen waar het over ging. Het was een discussieprogramma, zoveel was wel zeker. Bart zat boven. Bartjan lag in bed. Alles was geregeld, alles was klaar. Het huis zag er netjes uit. Ze kon een tevreden huismoeder zijn. Er kwam een man in beeld met een glimmend kaal hoofd waarop zweetdruppeltjes parelden. Hij vertelde iets over een ziekte of zo. Het was duidelijk geen vrolijk verhaal. Hij wreef nu over zijn hoofd zodat er geen druppeltjes meer te zien waren.

Evelien haalde een fles wijn uit de kast in de keuken en schonk zich een glas in. 'Proost.'

Op de televisie werd de kijker nu meegenomen in een betrekkelijk donkere straat, waar de camera langs de gevels veegde. Er klonk sombere muziek. Uiteindelijk bleef het beeld rusten op een plek waar een paar bossen bloemen lagen. Daar was kennelijk iets gebeurd, maar Evelien begreep niet wat. Ze wilde kijken en luisteren, maar ze kon niet doordringen in het verhaal dat werd verteld. Soms was het of de mensen in een andere taal spraken. Een paarwoorden werden steeds weer herhaald, misschien wel speciaal voor haar, zodat zij het ook zou kunnen begrijpen. Zinloos geweld... zinloos geweld. Ja, ze begreep de bedoeling. Maar was niet alles zinloos, had niet alles zijn betekenis verloren? Nu kwamen de mensen aan de discussietafel weer in beeld. De camera werd gericht op een magere man met donkere, holle ogen.

Bart kwam de kamer binnen. Ze volgde hem met haar blik, zag en herkende zijn bewegingen, zijn gebaren, maar die kregen tegelijk een andere betekenis. Die vrouw had ook zo naar hem gekeken. Voor haar waren die bewegingen en gebaren ook vertrouwd geworden. Ze had er bezit van genomen, ze had ze zich toegeëigend.

Hij ging zitten en pakte de krant op.

Ze schonk nog een glas wijn in. 'Jij ook?'

'Nee, dank je.'

' Drink je liever met haar? Vind je dat gezelliger of zo?'

'Zeg dat soort dingen niet. Het is zo al moeilijk genoeg.'

Ze herhaalde haar vraag.

Hij legde de krant weg. 'Nee, dat is het niet. Ik vind het niet gezelliger met haar. Normaal gesproken drinken we hier nooit 's avonds door de week, zeker niet zo vroeg, en...'

Ze lachte. 'Normaal, normaal? Noem je dit dan normaal? Noem je deze situatie normaal? Nou, staat u netjes, dominee Kamphuis! Zegt u dat ook in de preek?'

'Evelien, toe nou...'

'Leden van de gemeente,' ging ze door, 'bemin uw naaste, pleeg ontrouw, ontdek het genot van het vreemde vlees, gaat in tot een andere vrouw dan de uwe, en vrouwen, laat een andere man dan uw echtgenoot ingaan tot uw vlees... Of hoe zeg je dat ook alweer zo fraai, Bart? Daar heb je vast wel mooie, diepe woorden voor.' Ze dacht aan het advies van Jochem, maar nu moest ze dit zeggen, nu moest ze dit kwijt.

Hij pakte de krant.

'Luister naar me!'

'Ik wil wel met je praten, maar niet op zo'n manier. Dat leidt tot niets, alleen maar tot meer ellende.'

'O, niet op zo'n manier?' Ze herinnerde zich vaag dat ze zo al eerder ruzie hadden gemaakt, maar herhaling was onvermijdelijk. Omdat Bart zich had herhaald, en hij zich zou blijven herhalen. 'Moet het dan op jouw manier?'

'Nee, dat bedoel ik niet. Ik bedoel alleen maar dat we er zo niet uitkomen.'

Ze lachte weer, hoog en schel. 'Dat we er zo niet uitkomen! Goh, wat een interessante benadering, wat een vruchtbaar idee!'Ze dronk van haar wijn, verslikte zich en begon te hoesten.

Toen ze weer stil was, zei hij: 'Ik wil heel graag dat dit ophoudt, Evelien. Ik... ik weet dat ik schuldig ben, dat het allemaal mijn schuld is. Dacht je misschien dat ik dit leuk vind?'

'Vind je het dan niet leuk, vind je het dan niet lekker om met haar naar bed te gaan?'

'Ik bedoel natuurlijk deze situatie.' Zijn stem klonk vermoeid. 'Ik hou van jou, ik hou van Bartjan, en ik wil...'

'En je houdt van die Josje, van die antiekhoer, van die...' Ze zocht naar smerige woorden, harde woorden, gemene woorden.

'Dat is iets anders.' Bart liep naar de kast, pakte een glas en schonk de wijn in.

'Het bloed van Jezus,' prevelde Evelien. 'Geef mij daar ook nog maar een glaasje van. Kan ik wel gebruiken.'

Hij schonk haar glas bij. 'Drink je niet...'

'Nee, ik drink niet te veel. Ben je bij haar ook altijd zo bezorgd? Ze rookt geloof ik ook. Vind je dat niet smerig als je haar zoent? Als je met je tong in haar mond...'

'Hou op, Evelien. Je doet jezelf ook alleen maar pijn door die dingen te zeggen.'

'Als je zo bezorgd bent over de pijn die je me doet, had je nooit iets met haar moeten beginnen, Bart Kamphuis.'

Hij boog zijn hoofd. 'Weet ik. Het is allemaal mijn fout. Dat besefik verdomd goed. Maar ik bén iets met haar begonnen, en...'

'En nou weet je niet meer hoe je er een eind aan moet maken.'

'Ik weet het wel, maar ik kan het niet.'

Geslagen zat hij erbij, geslagen en kapot. Even voelde ze medelijden met hem, maar dat doofde al snel. 'Waarom kun je het niet?'

Hij haalde zijn schouders op.

Ze dronk van haar wijn en kwam overeind om naar de wc te gaan. De kamer bewoog. Vreemd hoe die muren plotseling van elastiek leken. 'We moeten toch Kees van der Toorn eens vragen. Die... die muren... die zijn niet... Straks stort het hele huis nog in elkaar.'

Bart ging ook staan en liep op haar toe.

'Nee, nee.' Ze deed een paar wankele stappen in de richting van de gang. 'Ik moet alleen even plassen. Zo gebeurd, niks aan de hand. Alles onder controle, majoor!' Haar hand bracht ze in een saluutgebaar naar haar hoofd. Ze deed nog een paar passen. Die vloer, daar mocht ook weieens iets aan gebeuren. Misschien waren de balken onder vloer wel verrot. De deur, de deur naar de gang. Ze grijnsde naar Bart die ongeveer een meter van haar af stond. 'Lieve Bart, lief domineetje van me. Blijf je mijn lieve do- mineetje? Voor altijd?' Ze pakte de deurklink. Lekker koud, zo'n metalen deurklink. Stom dat die deur niet open wilde. Ze moest nodig plassen, heel nodig. Straks zaten ze hier opgesloten, konden ze er niet uit, moest ze hier op de grond plassen. 'Of in een bloempot,' zei ze.

Vaag hoorde ze de stem van Bart. De woorden 'medicijnen' en 'alcohol' kon ze nog net determineren. In een bloempot, maar daar stroomde alles dan weer uit, door dat gat dat er onderin zat. Ze lachte weer, voelde ook de lach in haar keel. Ha, ha, ha. Bart lachte niet. Bart lachte nooit meer. Waarom zou die nog lachen? En onder die bloempot stond een schotel, een... Hoe noemde je dat? En daar stroomde het dan in. Ze rukte nog eens aan de deur. Op slot? Dichtgetimmerd? Had dat mens van de Brocanterie dat gedaan?

Bart probeerde haar opzij te duwen. 'Laat mij nou maar... ik zal je helpen.'

'Helpen?'

Ze lachte weer, hard en hevig, zodat haar lichaam slap werd. De warme urine stroomde langs haar benen.

Josje telde de kolommen voor de derde keer op. Het display van het rekenmachientje gaf weer hetzelfde resultaat. Binnenkort zou ze een grote slag moeten slaan. Misschien een actie hier in het dorp? Extra kortingen? Maar zou ze dan allerlei stukken zonder winst moeten verkopen? Of zelfs onder de inkoopprijs om aan geld te komen? Harde cash, daar ging het nu om. Tijmen wilde nog wel een tijdje wachten, maar lang kon dat niet meer duren. Zou ze een nieuwe hypotheek kunnen nemen? Maar bij wie? De bank zou zeker naar haar financiële toestand informeren. Ze schoof de boeken en het rekenmachientje naar het andere eind van de tafel.

Zou Bart vanavond komen? Als die Evelien eenmaal sliep, dan was ze met geen kanon meer wakker te krijgen. Leve de zegeningen van de farmaceutische industrie. Hij zou makkelijk de deur uit kunnen glippen. Gister had ze gevraagd of hij een sleutel van haar huis wilde, maar dat aanbod had hij afgeslagen. Nee, nee, hij wilde niet meer, en hij kon niet meer, en het mocht niet meer. Maar één ding was niet te ontkennen. Ze hoorde bijna zijn voetstappen al op het pad, wist hoe hij even inhield, even weifelde, misschien overwoog om terug te gaan, terug naar zijn eigen veilige, betrouwbare huis, maar hoe hij dan toch aanbelde of tegen het raam tikte. Ze zou niet meteen naar de deur rennen. Langzaam kwam ze overeind, de belofte van zijn omhelzing al voelbaar. Naar de deur, in trage, maar zekere stappen. Opendoen. Zijn gezicht, tegelijk angstig en verlangend, zijn mond, klaar om haar naam te fluisteren en om te zeggen dat hij niet binnenkwam, maar weer wegging, zijn lichaam, afwerend en vurig van verlangen.

Halfelf. Hij zou thuis zijn of op een van die vergaderingen waar hij kort iets over gezegd had. De classis of de ring of de Kerkenraad. Ze begreep niet precies wat het was, maar zag steeds ernstige mannen in donkere pakken voor zich, die spraken over serieuze, belangrijke kerkelijke zaken. Voor de radio had ze laatst iets opgevangen over een discussie naar aanleiding van een nieuwe naam voor de Samen-op-weg-kerk of zoiets. Misschien dat Bart daar ook over mee moest praten, en misschien dat hij dan ondertussen aan haar dacht, aan haar lichaam, aan hun seks. Hij, in een vergadering tussen allemaal grijze mannen.

De bel ging. Josje bleef nog even zitten en kwam toen langzaam overeind. Door aan hem te denken, had ze hem naar zich toe gehaald. Hoe heette dat ook alweer? Was het niet iets transcendentaals? Zij had zijn geest in beweging gezet. De bel ging opnieuw.ik kom al,'zei ze.

Voor de deur stond een jonge vrouw, bijna nog een meisje. Ze had kort, hoogblond haar. Haar ogen zagen rood, alsof ze net had gehuild. Ze riep bij Josje een herinnering op die niet echt tot leven wilde komen.

'U bent Josje Smulders?'

'Ja, en jij?'

'Mag ik even binnenkomen?'

'Ik wil eerst graag weten wie je bent en wat je komt doen. Het is namelijk niet m'n gewoonte om 's avonds om... Hoe Iaat is het?... om twintig voor elf nog allerlei vreemde mensen binnen te laten.'

ik ben Daisy, Daisy Masselink. Ik heb...'

Josje hoorde niet meer wat ze verder zei. Daisy. Ze had haar ooit vluchtig gezien, op de begrafenis van Anton, een schim op de achtergrond met een doek om haar hoofd geslagen, een zwarte doek, en een zonnebril voor haar ogen. Waarom kwam ze nu hier?

'Het spijt me dat ik zo laat ben. Ik heb hier een hele tijd in de auto gezeten.' Ze maakte een gebaar in de richting van de dorpsstraat. ik durfde eigenlijk niet, maar...' Ze pakte een zakdoekje en depte haar ogen.

'Kom dan maar even binnen.'

Dit was haar dus, dit huilerige blondje. Die naam alleen al, dat Anton die uit zijn bek had kunnen krijgen! Josje ging haar voor. 'Ga zitten.'

'Dank u wel.' Ze haalde een paar keer haar neus op.

Josje zei niets. Daisy zei niets. Ze keek om zich heen.

Na een paar van stilte suizende minuten vroeg Daisy: 'U heeft hier een winkel?'

'Is dat een vraag?'

'Nee.' Hen zenuwachtig lachje. Weer gesnif. 'In antiek, zag ik.'

'Klopt.'

'Begonnen nadat Anton...'

'Ja, na het overlijden van Anton.' Josje pakte een sigaret. 'Jij ook?' 'Ik rook niet.'

'Houwen zo.' Ze stak de sigaret op en inhaleerde genietend.

'Toen had u...' Daisy maakte haar zin niet af.

'Toen had ik wat? Tijd? Zin? Ambitie?'

Daisy keek weer even schichtig om zich heen. 'Dat misschien ook, maar ik bedoel wat anders.'

Bart zou nu aan kunnen bellen. Wat moest ze dan met deze onwelkome bezoekster? 'Wat bedoel je dan?' vroeg ze.

'Geld.'

'Geld,' herhaalde Josje. Ze zou deze Daisy, dit blonde popje niks cadeau doen. 'Ia, geld, een klein beginkapitaal. Te klein eigenlijk, maargoed.'

'Van de levensverzekering,' zei Daisy met trillerige stem.

'Ja, als je partner komt te overlijden, en je hebt zo'n verzekering afgesloten, dan... ja, of je wilt of niet, dan keert de verzekering uit.'

Daisy knikte.

'Of had ik soms de helft aan jou moeten geven, omdat-ie eigenlijk ook een beetje jouw partner was? Kom je daarvoor? Is het je om het geld te doen? Ben je trouwens wel laat mee.'

'Nee, nee, dat bedoel ik niet.'

Josje drukte haar sigaret uiten stak een nieuwe op. Ze had zin om te drinken, maar er was geen wijn, jenever of bier meer in huis. Ze wist wat ze zou moeten zeggen: het interesseert me eigenlijk ook niet wat je wel bedoelt, ik had je niet binnen moeten laten, ik heb niets met je te maken. 'Wat bedoel je dan?' vroeg ze.

Daisy boog haar hoofd.

'Nou, wat bedoel je dan? Waar kom je voor?'

Daisy keek haar plotseling aan, met felle ogen. 'Hoe is-ie doodgegaan? Hoe is het gebeurd?'

Josje zuchtte. 'O god, krijgen we dat weer?'

'Hoe is het precies gebeurd?'

'Gevallen,' zei Josje. 'Naar beneden gestort. Ik waarschuwde hem nog. Doe nou voorzichtig, Anton, maar je kent Anton. Of je kende Anton, intiem, mag ik wel zeggen.'

'Er is een onderzoek geweest,' zei Daisy.

'Ja, dat doen ze altijd in dergelijke gevallen.' Gevallen, bedacht ze, dat was het correcte woord.

'Er waren verdenkingen.'

'Verdenkingen? Het was gewoon routineonderzoek.'

'Maar ze dachten dat u misschien...'

'Nou wordt-ie helemaal mooi.' Josje kwam overeind. 'Moven zou ik zeggen. Dacht je dat ik hier een beetje in m'n eigen huis wil worden beschuldigd door... door iemand die een paar keer met m'n overleden... met m'n verongelukte ex naar bed is geweest. Dat je met hem geneukt heb, geeft je nog niet het recht om...' Ze trok Daisy aan een arm uit de stoel, en verbaasde zich over het gewicht.'... Om mij hier een beetje vals te beschuldigen.'

'Ja, maar...'

Ze duwde Daisy voor zich uit. 'Weg! Oprotten! Ik wil je hier niet meer zien.'