Ze las de krant, ondertussen Bartjan stukjes brood voerend. 'Moetje horen wat hier staat. "De synoniemenlijst van het tekstverwerkingsprogramma WordPerfect..." Dat hebben wij toch ook?'
'Ja, de vijf punt één versie, geloof ik, of vijf punt nul.'
'Daar komt weer een autootje aan. Doe de garage maar open. Even kijken... "WordPerfect biedt de godvruchtige gebruiker weinig aanlokkelijke alternatieven voor de naam Jezus. Wie de naam van de heiland van het christendom intikt, ziet slechts krachttermen op het beeldscherm verschijnen. De Bond tegen het Vloeken heeft ontdekt dat de 'godsdienstige fijngevoeligheid' van de makers van WordPerfect acht punt nul ver te zoeken is als het over Jezus gaat..." Goed zo, doe de garage maar open, dan komt er nog een autootje aanrijden... brrrroemmm... brrroemmm. "De synoniemen zijn volgens het programma: christenzielen, allemachtig, deksels, goddomme, jeminee en sodeju..." Waarom eigenlijk niet potdorie of potverdriedubbel- tjesnogaantoe? Dat zei mijn moeder altijd.'
'Bij mij thuis was het "verdikkeme".'
Evelien las verder voor uit de krant. '"De bestrijders van godslasterlijk taalgebruik hebben bij het bedrijf Corel, dat WordPerfect op de markt brengt, geklaagd over de ernstige misser in de synoniemenlijst." Het is natuurlijk ook te gek: Jezus alleen maar als een krachtterm, als een vloek. "De Bond zegt maar liefst tweehonderd alternatieve namen voor Jezus te kennen, zoals
Zoon van God, Christus, Vredevorst en Immanuël. De bond heeft van Corel..." Nee, niet uitspugen. Je moetje broodje opeten, dan word je een grote, sterke jongen. "De Bond heeft van Corel de toezegging gekregen dat de synoniemenlijst in een binnenkort te verschijnen nieuwe versie van het programma wordt gewijzigd." Nou, dat is toch netjes van ze. Van zo'n Bond ook goed om erop te reageren. Ze zijn wel een beetje de kruideniers van het christendom, maar dit vind ik wel... ja...'
Bart stond op. 'Vanmiddag moet ik naar een vergadering van dering.'
'O, ik had erop gerekend dat jij wel even op Bartjan zou kunnen passen. Ik had toch afgesproken om bij Linda langs te gaan. Het is maandag, eigenlijk je enige echt vrije dag. Linda wil geloof ik graag dat ik 's met Nienke ga praten. Dan is het niet zo handig om Bartjan mee te nemen. Net zoals gister bij m'n moeder. Dat doe ik niet meer. Als Bartjan meegaat, dan moet jij ook mee. Kan een van ons tweeën zich tenminste met hem bemoeien.'
'Oké... dan ga ik wel niet naar de ring. Er staat, geloof ik, toch niks belangrijks op de agenda. Of wacht 's... Willem Altena is nog steeds ziek. Het zal wel over z'n vervanging gaan.' Hij trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'Ik bel wel op om te zeggen wat ik ervan denk, wanneer ik beschikbaar ben. Daar gaan m'n vrije zondagen.'
Evelien liet het laatste stukje brood in Bartjans mond verdwijnen, stond op en sloeg haar handen om Bart heen. 'Het hoort erbij.'
'Ja, het hoort erbij.' Er klonk wrevel door in zijn stem. Zo praatte hij nooit over zijn werk. Sloeg de vermoeidheid toe, het idee elke dag te moeten klaarstaan? Of het feit datje als dominee altijd vertrouwen moest hebben, positief moest zijn, mensen moest helpen en steunen? Laatst had ze er nog een stuk over gelezen in Predikant en samenleving. Het ging over dominees in een depressie. Een dominee vertelde heel open dat hij er niet meer tegen opgewassen was om zeven dagen in de week, in feite vierentwintig uur per dag altijd maar de rol te moeten spelen van degene die verlichting brengt en de zorgen wegneemt. Al dat opgelegde optimisme kon deprimerend werken. Zag ze daarvan nu de eerste tekenen bij Bart? Ze drukte hem nog sterker tegen zich aan, maar voelde een vreemde, onbekende weerstand in zijn lichaam.
'Is er iets?'vroeg ze.
'Nee, wat zou er moeten zijn?'
'Er móet niet iets zijn, maar er kan toch iets zijn?'
Hij kuste haar vluchtig op haar wang. 'Ik ga nog even naar mijn kamer, alvast wat lezen voor komende zondag.'
'Nog leuke dingen?' vroeg Josje. Ze liep met Tijmen naar zijn gedeukte, roestige, vuile bestelwagen. Hij was het weekend naar België geweest, naar een paar rommelmarkten in West-Vlaan- deren.
'Ik heb altijd goeie spullen, dat weet je. Leuke mannen hebben leuke dingen.'
'Wat zijn we weer grappig. Of ben je eerst bij Van Walsum geweest en breng je de restjes nu naar mij, de troep die je over hebt? Wil je die hier soms dumpen?'
Tijmen pakte haar rechterarm. 'Eerst een ander? Dat kan toch niet.' Hij keek haar met grote ogen aan. Ze wist dat het deels gespeeld en deels echt was. Ongeveer een maand geleden was hij aan het eind van de middag gekomen. Ze hadden toen wijn gedronken. Eén fles was niet genoeg. Nog een fles. Op een gegeven moment merkte ze dat ze op de bank in zijn armen lag, en dat hij bezig was haar bloesje open te knopen. Met een ander zou het misschien gênant geweest zijn, zo'n scène, maar niet met Tijmen.
'Jij bent toch de liefste en de mooiste,' zei hij. 'Ik kom altijd het eerst naar jou, ik doe toch alles om jouw liefde te winnen?'
Tijmen maakte de achterdeur van de bestelwagen open en trok een paar dozen naar voren. 'Twee serviezen, niet helemaal compleet, maar wel mooie stukken. Zit dicht tegen deco aan. Niet helemaal, maar mooi genoeg.'
'Laat maar 's zien.'
Ze bekeek de twee serviezen. 'Deze zijn beschadigd. Hoeveel?'
'Die tweehonderd en die andere tweehonderdvijftig.'
'En jij dacht dat ik dat ging betalen? Terwijl jij er misschien een paar honderd frank voor hebt neergelegd.'
Tijmen haalde een sigaret uit een pakje rode Bastos, gaf Josje er ook een. Ze stonden beiden te roken. Josje hield van dit moment, deze onzekerheid, dit wederzijds aftasten en proberen. Volgens haar kickte Tijmen er ook wel op.
'Ook in West-Vlaanderen zijn ze tegenwoordig niet achterlijk meer,' zei Tijmen ten slotte. 'Daar weten ze ook verdomd goed wat hun spullen waard zijn, dedjudedju nog aan toe. En ik heb ook kosten. Hoge kosten. Honderdvijfenzeventig en tweehonderdvijfentwintig, en geen cent minder. Dus samen vierhonderd. Dan mats ik je weer, dat moet je verdomd goed beseffen.'
'Ik heb medelijden met je. Zo raak je nog aan de bedelstaf. Maar hou er wel rekening mee dat ik nu niet kan betalen.' Uit een ooghoek zag ze dat Bart de straat in kwam fietsen.
'Ik weet het niet meer,' zei Linda, snikkend. 'Ik weet niet meer wat ik moet doen.'
'Waar is Nienke?'
'Boven, op haar kamer.'
'Is ze daar vaak?'
'Bijna altijd.' Linda snoot toeterend haar neus!
'En wat doet ze daar dan?'
'Niks. Ze ligt de meeste tijd alleen maar op bed. Soms leest ze wat, maar niet veel, geloof ik. Ze zegt dat het toch allemaal nergens voor dient, dat het nergens toe leidt. Dat het allemaal onzin is, druktemakerij op niks af. "We worden geboren, we leven en we gaan dood," zei ze. Ik vroeg wat ze daarmee bedoelde, maar ze zei: "Niks, gewoon niks." Dat is het met haar: gewoon niks.'
Ze zaten aan de woonkamertafel. Evelien legde een hand op die van Linda. 'Is ze al bij de dokter geweest, bij Veldkamp?'
Linda knikte. 'Zij is daar geweest. Hij is hier geweest. Ze moet eigenlijk in therapie, maar ze wil niet.' Linda begon weer te huilen. "t Is zo hopeloos, en ik kan er niks aan doen. Ik sta d'r ook helemaal alleen voor.'Herbert, Linda's man, had ongeveer een jaar geleden van de ene dag op de andere besloten dat hij eigenlijk homoseksueel was, en hij woonde nu samen met een vriend in Amsterdam. Bart had met hem gepraat, maar had geen poging meer gedaan om hem op andere gedachten te brengen.
is het begonnen sinds Herbert weg is?'
'Ik denk het.'
'En wat zegt ze d'r zelf over?'
'Niks. Ze wil hem ook niet meer zien. Vorige week was-ie hier nog, en toen heeft ze zich opgesloten op de wc, langer dan een uur, tot-ie weg was. Herbert moest naar de wc, maar hij kon niet, omdat zij d'r op zat.' Linda snoot opnieuw haar neus.
Evelien dronk van haar thee en at een speculaasje. 'Dus ze gaat niet meer naar school.'
'Nee, ze is ziek, tenminste officieel.'
in welke klas zit ze ook alweer? De derde of de vierde?'
'Drie havo, vorig jaar blijven zitten.'
'Zal ik nog 's met haar proberen te praten?' Evelien wist dat ze deze vraag moest stellen, maar tegelijk hoopte ze dat Linda haar aanbod zou afslaan.
'Graag,' zei Linda, en de gretigheid klonk door in haar stem.
'Ik weet niet of ik wat bereik. Je moet er niet te veel van verwachten.'
'Ze wil vast wel naar je luisteren. Naar mij luistert ze niet eens meer. Het is net of ik voor haar niet eens meer besta. Ik kan net zo goed tegen de muur praten. Zo erg is het al.'
'Zal ik dan meteen maar naar boven gaan?'
Ze liep achter Linda de trap op. Het huis zag er kraakhelder en brandschoon uit. Linda leek te zijn geboren met een stofdoek in haar ene en een spons in haar andere hand. Ze knikte naar de deur recht tegenover de trap.
Evelien klopte. Het bleef stil aan de andere kant.
Ze opende de deur op een kier. 'Ik ben het... Evelien, Evelien Kamphuis. Mag ik binnenkomen?'
Nienke antwoordde niet.
Evelien ging de kamer binnen.
3iNienke lag op bed, haar gezicht naar de muur gedraaid. Ook zo kon Evelien zien dat ze sprietmager was.
'Ik hoorde datje ziek was, en dat je moeder zich nogal ongerust maakt.'
Evelien ging op een stoel naast het bed zitten. Ze keek de kamer rond. Er hingen een paar posters van popsterren aan de muur, maar verder zag de ruimte er kaal en onpersoonlijk uit, alsof het een logeerkamer was.
'Je moeder maakt zich erg ongerust, en dat zou ik ook doen, als ik haarwas.'
Nienke schoot zo plotseling overeind dat Evelien schrok. 'Maar dat ben je niet!' zei Nienke met een hese fluisterstem.
Evelien wachtte even om haar adem terug te krijgen. 'Nee, dat ben ik niet, maar... maar ik ben toch benieuwd hoe het met je gaat. Dat mag toch wel, belangstelling voor andere mensen? Daar is toch niks mis mee?'
Nienke keek haar aan met holle, doordringende derde-wereldogen. 'Nee, dat mag niet. Het is geen belangstelling. Het is gewoon bemoeizucht. Nou, je bemoeit je maar met je eigen zaken.' Ze liet zich weer op bed vallen, met haar gezicht naar de muur,
'Is er iets op school gebeurd, misschien? Ben je daarom zo van slag?' vroeg Evelien na een paar minuten. Weer iets later: 'Is het de scheiding van je ouders? Daar kun je toch over praten. Natuurlijk is dat niet makkelijk voor je. Dat begrijp ik best. Er is iets stukgemaakt wat voor jou heel belangrijk was. Je hele wereldbeeld is kapotgemaakt, het beeld dat je had van jullie gezin...' Nienke zei niets. 'Is het iets met vriendinnen of zo? Heb je geen vriendinnen, val je misschien buiten de groep? Zoiets heb ik ook een tijdje gehad. Mijn ouders hebben me toen naar een andere school gestuurd, en daarna ging het plotseling een stuk beter. Of heeft het te maken met een vriendje? Is er misschien iets met een jongen? Heeft hij het uitgemaakt?'
Aan niets was te zien of Nienke haar woorden had opgevangen, verstaan en begrepen.
Josje maakte de deal met Tijmen snel rond. Ze kocht nog wat
stoelen, twee lampetkannen en enkele Mariabeeldjes. Die deden het tegenwoordig goed, ook hier, maar dan natuurlijk wel in het nieuwe dorp. Het Reve-effect. Ze was een keer bij mensen thuis geweest die een paar stukken hadden gekocht, uitgenodigd voor een borrel om een uur of vijf's middags. Het was een strak gedesigned interieur, maar met wel een Mariabeeldje op een kast van een of andere Italiaanse ontwerper en een Engeltjes- schilderij aan een verder smetteloze muur. Naast een moderne lage stoel stond een ouderwetse schemerlamp.
Bart was doorgefïetst, ogenschijnlijk zonder acht op haar te slaan. Ze wist bijna zeker dat hij terug zou komen.
'Drinken we nog wat?' vroeg Tijmen.
'Nee, ik heb het te druk. Ik moet nog allerlei dingen doen.'
'O... zo word ik dus weggestuurd. Jij hebt je spullen en ik kan oprotten. Mooi is dat! Soms een afspraak met een vriendje, met een minnaar? Zo'n geile boerenknecht uit het dorp?'
'Doe niet zo gek. Ik heb het echt druk.'
Tijmen stapte in zijn auto. 'Ik zie je.' Hij toeterde toen hij wegreed.
Het duurde een paar minuten. Toen verscheen Bart. 'Ik kan maar kort blijven. Bartjan is alleen thuis.'
Ze draaide het bordje om dat voor het raam hing, zodat de tekst GESLOTEN - CLOSED van de straat te lezen was, deed de deur op slot en sloeg toen haar armen om hem heen. Het leek vanzelfsprekend, terwijl het de eerste keer was. Hij voelde zo natuurlijk aan, alsof hij haar al jaren toebehoorde.
'Bartjan ligt in z'n bedje... hij slaapt. Evelien denkt dat ik thuis...'
Ze wilde niet horen wat hij nog meer te zeggen had over zijn huiselijk leven, en drukte haar mond tegen de zijne. Ook dat was nieuw en tegelijk bekend.
Na een minuut of vijf maakte hij zich los uit haar omhelzing. 'Waar zijn wc mee bezig?'
'Dat weet je wel.' Ze ging door het gangetje naar de woonkamer.
'Ik kan niet lang blijven.'
In de kamer draaide ze zich om en opende haar armen. Hij drukte zich tegen haar aan.
'Waarom kom je dan?' vroeg ze.
'Omdat ik niet anders kan.'
Ze voelde zijn handen over haar lichaam gaan. Ook bekend en vertrouwd, maar tegelijk huiveringwekkend nieuw. Ze rilde. Koud en gloeiend heet.
'Wat is er?' vroeg Bart.
'Het is te erg, het is te veel.' Ze trok zijn overhemd uit zijn broek en streelde met haar handen zijn rug, voelde elke kleine oneffenheid op zijn huid, krabde licht met haar nagels, en streelde hem dan weer.
Zijn mond tegen de hare, hun lippen die samenkwamen. Haar tong. Zijn tong. Wervelend door elkaar tot ze niet meer wist of het zijn tong was of de hare. Ze kreunde, wilde het tegenhouden, maar het lukte niet.
'We moeten,' fluisterde Bart, 'we moeten ermee ophouden zolang het nog kan.'
'Ja, zolang het nog kan. Maar het kan al niet meer, dat weet je wel.'
Ze voelde zijn handen op haar rug, onder haar trui. Hij maakte stuntelend haar beha los.
'Maar het moet. Dit kan niet gebeuren, dit mag niet gebeuren. Dit is niet...'
'Met lnterkrediet.'
'Met Aarnoutse, Pierre Aarnoutse. Ik wilde graag informatie over de... over de mogelijkheden voor een lening, voor geld. Ik heb snel geld nodig.'
'Wij kunnen op korte termijn krediet verschaffen op zeer gunstige voorwaarden. U bent in principe bij ons bedrijf aan het goede adres.' Rube liet zijn blik over zijn zolderetage gaan. Een computer en een printer, een rij ordners, een paar stapels met brochures, en het bureau waaraan hij zat. Verder natuurlijk een bed en een luie stoel, bedolven onder de kleren, en een klein ingebouwd keukentje. Niemand hoefde ook zijn 'bedrijf' te zien.
Eén keer had een cliënt erop gestaan om bij hem langs te gaan, een grote vis, een heel grote vis. Toen had hij voor één dag een kantoor met inventaris moeten huren. Hij had een naambord laten maken met een logo, en hij had een paar werkstudenten ingehuurd. De deal was verdomme niet eens doorgegaan. Sindsdien ging hij alleen nog maar bij de mensen thuis langs. Service! Wij staan volledig tot uw dienst! U hoeft zich geen moeite te getroosten. Ook u kunt geld lenen. Wij zijn de oplossing voor al uw financiële problemen!
'Enne... hoe hoog is de rente?' vroeg Aarnoutse. Aan zijn stem kon je horen dat hij met het zweet in zijn handen zat.
'Ons bedrijf kan u nu een aanbod doen dat ligt tussen de één en een kwart en anderhalf procent, maar dat is natuurlijk afhankelijk van de looptijd.'
'Per jaar?'
'Nee, natuurlijk niet. Per maand. Een en ander hangt ook af van de hoogte van het krediet, afspraken over aflossing en eventueel van een beschikbaar onderpand.'
'Onderpand?'
'Ja, iets wat we kunnen vorderen als u de rente niet op tijd betaalt of niet kunt aflossen. Een huis, een auto, wat dan ook. U moet begrijpen, wij nemen ook onze risico's, maar er zijn grenzen. We zijn geen charitatieve instelling.' Hij lachte even.
Geheel volgens zijn verwachting lachte Aarnoutse een zenuwachtig lachje mee.
'We hanteren een flexibel financieringssysteem,' ging hij door, 'echt maatwerk voor de cliënt. Wat dat betreft kunt u beter bij ons aankloppen dan bij een bank.' Hij had allang begrepen dat Aarnoutse niet iemand voor een bank was. Natuurlijk weer zo'n rampgeval dat zich financieel in de nesten had gewerkt en nu ten einde raad bij hem aanklopte. Te veel risico's voor een bank. 'Bovendien doen we geen navraag bij Bureau Kredietregistratie.'
Aarnoutse slaakte enkele diepe zuchten. Het leek of hij ademhalingsoefeningen deed. Onwillekeurig ademde Rube in zijn ritme mee. Rustgevend. Therapeutisch. Helend. Hij kende de termen, want hij had ooit zaken gedaan met iemand die een alternatieve psychotherapeutische praktijk wilde oprichten. Had het niet gered, maar hij was er zelf niet slechter van geworden, bepaald niet.
'Tsja,' zei Aarnoutse.
'Ik kan u onze brochure opsturen of ik kan even langskomen, dan nemen we de zaak meteen persoonlijk door. Alles uiteraard zonder enige verplichting. U zegt het maar. Ons devies is: wij zijn ervoor de klanten en de klanten zijn er niet voor ons. U kunt ook onze site op Internet bezoeken. Www punt interkrediet puntcom.'
'Nee, nee, geen Internet. Doet u maar een brochure. Daar staat alles in?'
'De belangrijkste standaardinformatie, maar natuurlijk niet toegespitst op uw persoonlijke situatie. De brochure dus maar?' Hij had het gevoel dat hij niet te veel moest pressen. 'Mag ik uw adres dan noteren?'
Evelien voelde zich machteloos en hopeloos. Ze had gefaald, gigantisch gefaald.
Op het pleintje voor de supermarkt kwam ze Braamhorst tegen, die een volle kar voor zich uit duwde, zijn zwijgende vrouw ernaast. Het bekende praatje was niet te vermijden.
'Het bulkgoed,' zei Braamhorst, op de overvolle kar wijzend. 'Een keer in de week, dan ga ik mee met de auto, hè, Greet?'
Greet Braamhorst zei niets. Ze knikte zelfs niet.
'Hoe is 't?' vroeg Braamhorst.
'Goed... prima. Een beetje druk, natuurlijk, maar het zou pas erg zijn als we niks te doen hadden.'
'Helemaal mee eens.'
'Nou, ik ga maar 's,' zei Evelien, 'even een paar boodschappen halen.'
'We kunnen niet leven van Gods woord alleen.'
Die opmerking van Braamhorst had Evelien ook al verschillende keren gehoord. 'Nee, de inwendige mens stelt ook z'n eisen,' zei ze.
'Zo is dat... Nou, tot ziens dan maar weer. Trouwens, met uw man ook alles goed? En met de kleine?'
Evelien zuchtte even. 'Ja hoor, uitstekend.'
'Nog een nieuw lid van de gemeente erbij?' vroeg Braamhorst, op zijn schreden terugkerend.
'Een nieuw lid? Ik weet niet. Hoezo?'
'Die vrouw uit dat antiekwinkeltje. Ze was gister ook in de kerk. Ze zat naast de weduwe Verlaat. Heb u dat niet gezien?'
Evelien schudde haar hoofd. Die Braamhorst hield werkelijk alles in de gaten. Niets ontsnapte aan zijn aandacht, nieuwsgierigheid en bemoeizucht. Van de situatie van Nienke van Tellingen was hij natuurlijk ook op de hoogte. Van Bart had ze gehoord hoe Braamhorst schande had gesproken over de handelswijze van haar vader. Hij bleek zelfs het een en ander te weten over eerdere bezoekjes aan gevaarlijke cafés in Amsterdam, 'cafés waaralleen mannen komen'.
'Nou, ik dacht, misschien iemand erbij,' ging Braamhorst door, 'dat kan de kerk wel gebruiken.'
'Ik weet nergens van,' zei Evelien.
'Dus zondagmiddag heeft ook niks opgeleverd?'
'Zondagmiddag?'
'Ja, gisteren. Toen ging dominee nog even bij haar langs, daar leek het tenminste op, in dat antiekwinkeltje van d'r.'
'Gistermiddag?'
'Ja, we liepen daar toevallig, een wandelingetje op de zondagmiddag, hè, Greet?'
Evelien realiseerde zich dat Braamhorst zich er absoluut niet voor leek te schamen dat hij op deze manier de gangen van andere mensen naging, en vervolgens weer doorvertelde wat hij had gezien of gehoord. Tegelijk dacht ze aan iets anders. Gistermiddag. Bart. Wat had hij ook alweer gezegd? Een stuk fietsen?
Braamhorst zei nog iets, maar de woorden drongen niet door de mist die nu in haar hoofd kwam opzetten. Even eruit... gewoon in m'n eentje... fietsen... twintig, vijfentwintig kilometer. Hij had nog iets verteld over de oude pastorie in Darshuizen, waar een meubelzaak in werd gevestigd.Ze keek om zich heen. Braamhorst en zijn vrouw waren bezig boodschappen in de achterbak van hun auto te laden. Vlug ging ze de winkel binnen. Bij de kassa bleek dat ze te weinig geld bij zich had, zodat ze enkele artikelen moest laten liggen. Snel reed ze naar huis.
Toen ze de achterdeur binnenkwam, hoorde ze Bartjan al gillend huilen, tussen het geblaf van Timmie door. Gek, dat Bart niet naar hem toe ging. Als hij op zijn werkkamer zat, moest hij hem toch goed kunnen horen. Ze rende met drie treden tegelijk de trap op naar boven. Bartjan lag te krijsen in zijn bedje. Ze tilde hem eruit en probeerde hem te sussen, terwijl ze naar Barts werkkamer liep.
'Stil maar, stil maar, jochie. Er is niks aan de hand. Mama is er nou toch.'
De kamer was leeg. Met de nasnikkende Bartjan in haar armen liep ze naar beneden. Daar was Bart ook niet. Waar was hij naar toe? Was er ergens een ongeluk gebeurd, iets ergs, waar hij plotseling naar toe was geroepen? Maar dan zou hij op z'n minst een briefje hebben geschreven.
Ze keek toe hoe hij haastig zijn kleren aantrok, en lachte even toen hij bijna viel met een been in een broekspijp. Er hoefde niets te worden gezegd. Alles was duidelijk. En onduidelijk tegelijk. Dat vooral.
Geen afscheid, geen beloftes, geen toekomst, alleen maar nu. Ze wist het.
Hij zei ook niets. Naast het bed staande keek hij nog even op haar neer, drukte een voorzichtige, tastende zoen op haar mond, liet opnieuw zijn blik over haar lichaam gaan alsof zijn ogen haar streelden.
Zwijgend verliet hij de kamer. Josje rilde. Ze trok het dekbed over zich heen, en haalde haar knieën omhoog tot haar kin zodat ze als een rolletje in bed lag. Ze wilde zijn lichaamsgeur vasthouden, het gevoel van zijn huid. Verder was er niets. Niets en niemand. Ze wilde met haar geest hier blijven, hier, in dit bed, en alles opnieuw voelen.
Maar ze zag hem op de fiets stappen, de Dorpsstraat uit, de Van Alkemadeweg in, dan rechtsaf de Burgemeester Koningstraat, om uit te komen op hoe heette die straat ook alweer? O ja, de Braklanderweg. Hij stapte af, ging waarschijnlijk het pad op naast zijn huis, zette de fiets tegen het huis. Of meteen in het schuurtje? Ze hadden vast een fietsenschuurtje.
Evelien zag hem aan komen fietsen. De neiging om de voordeur open te doen en hem tegemoet te lopen moest ze onderdrukken. Geen paniek. Er was niks ergs gebeurd. Hij had waarschijnlijk even een boodschap moeten doen of hij was gebeld of wat dan ook. En toen had hij natuurlijk gedacht dat Bartjan wel zou blijven slapen. Het was nu pas kwart voor vier. Dus dat kon best. Meestal sliep hij tot na vieren. Maar waarom had Bart niet even gewacht tot ze terug was?
Hij ging achterom en kwam via de keuken in huis. Ze bleef zitten, krampachtig en stijf.
Hij kwam de kamer binnen en keek verschrikt naar Bartjan, die in zijn kinderstoel aan een flesje zat te lurken. 'Hé, ben je d'r al uit?'
'Hij lag te huilen in bed,' zei Evelien. 'Toen ik thuiskwam, lag hij te huilen in bed.'