Tuut-tuuuut-tuut-tuuuut.' Bartjan reed met een politie-autootje over het kleed. Die enkele keren dat hij een auto met een sirene had gezien, had dat een diepe indruk op hem gemaakt. 'Tuut- tuuuut-tuut-tuuuut. '
Toen hij uitgespeeld was met z'n autootjes, stortte Evelien de krat met blokken uit en ging bij hem op de grond zitten. Bart zat nu boven te werken aan zijn preek. Tien minuten geleden had ze hem nog koffie gebracht. Aan de stapels boeken, tijdschriften en losse papieren op zijn bureau kon ze zien dat het moeizaam ging. 'Lukt het niet?' had ze gevraagd. Hij had zijn hoofd geschud. Ze had een hand op zijn schouder gelegd, hun eerste aanraking sinds woensdagnacht. Hij had zijn hand op de hare gedrukt.
'Gaan we een garage bouwen voor de auto's?'
Onrustig bladerde hij in boeken, keek in de krant, op zoek naar een actueel thema, dat hij kon verbinden met de tekst uit het Evangelie. Zinloos geweld? Individualisering? Rijk versus arm? Jongeren tegenover ouderen?
Hij pakte opnieuw De Eerste Dag en las een paar passages. 'Dat de dankzegging een aanzienlijk gewicht heeft, kan geen twijfel lijden, maar deze mag niet beperkt blijven tot een verbale zaak... Hoezeer het ook waar is dat in het geloof het verstand ingeschakeld en niet uitgeschakeld moet worden, de Rede kan ook voor nieuwe misverstanden zorgen. Zij kan ertoe leiden dat het geloof vervluchtigt tot steeds ijlere abstracties.' De inhoud drong nauwelijks tot hem door. In andere fragmenten zag hij alleen maar woorden als zonde, lichaam, eerlijkheid, vertrouwen. Hij legde het tijdschrift opzij. Gisteravond had hij nog gebeld met Peter en Ferdinand, collega's uit de ring. Misschien dat zij wat ideeën hadden. Ze ondersteunden elkaar vaker in de voorbereiding van de preek. Ferdinand had enthousiast geklonken, maar achteraf realiseerde Bart zich dat hij niet eens meer wist waarover.
'Gemeente, ik weet het ook niet meer,' tikte hij, en hij maakte het scherm meteen weer leeg. Kon hij daar misschien mee beginnen? Met het beeld van een leeg computerscherm? Mensen die achter een toetsenbord zaten en zo hun eigen leven invulden? Maar dan wel binnen een programma. De Bijbel als het programma, God als de Grote Programmeur? Misschien iets met internet, een digitale ontmoeting, de uitwisseling van teksten, de relaties tussen verschillende levens? Maar mensen als Braamhorst en de weduwe Verlaat zouden er niets van begrijpen. En misschien sloeg de vergelijking ook nergens op en was het de zoveelste wanhopige poging om het woord van God te verbinden aan een actueel thema. Marcus achter de computer, Lucas die een website opent, Johannes met een muisarm. Bart schoot in de lach.
Opnieuw richtte hij zijn blik op het schema van Den Duik dat hij achter de monitor op het prikbord had bevestigd, naast allerlei familiefoto's: 'i. Wat beleef ik aan het horen van de Schrift? 2. Welke vragen heb ik bij de tekst? 3. Wat wil de tekst zeggen? 4. Wat leer ik zelf? 5. Wat wil ik delen met anderen? 6. Hoe wil ik het brengen?' Wat wilde hij delen? Wat viel er te delen? Naast het schema hing een foto van Evelien en Bartjan in het speeltuintje naast de school. Bartjan zat op een wipkip. Hij keek een beetje zorgelijk, terwijl Evelien breeduit lachte.
Bart stond op en liep heen en weer in de kleine ruimte. Evelien zat beneden. Waarschijnlijk speelde ze met Bartjan. Hun zoon. Hij hoorde nu zijn klaterende, juichende stemmetje. Het geluid kartelde in zijn oren, rafelde in zijn hoofd. Het was zo mooi en vertederend om ze samen te zien spelen, Evelien ook op de grond liggend of zittend. Dat was zijn leven, hun leven. Maar het beeld van de op de grond liggende Evelien vervaagde en Josje nam haar plaats in. Bartjan was ook verdwenen. Josje wenkte hem. Hij ging naar haar toe. Hij moest wel.
Een leeg scherm. Hij kon het vullen. Naar eigen believen. Was dat wel zo? Voor de zoveelste keer bladerde hij in de bijbel. Hoe vaak hadden zijn vingers dat papier niet geraakt? Het was de bijbel die hij gekregen had van zijn ouders toen hij ging studeren. Theologie! Zelfwaren ze kleine middenstanders geweest. Godvruchtige middenstanders, dat was de juiste omschrijving. Niet echt orthodox, maar behoorlijk traditioneel in de leer. Twee weken geleden waren Evelien, Bartjan en hij nog op bezoek geweest, helemaal in Grijpskerke, bijna drie uur rijden. Hun wereld zou compleet instorten als hij bij Evelien en Bartjan weg zou gaan. Natuurlijk wisten ze van echtscheidingen en van buitenechtelijke verhoudingen - hoewel ze die term vermoedelijk niet kenden - maar dat waren vreemde verschijnselen, die niet thuis hoorden in hun eigen leven of dat van hun kinderen. Het was een andere, duistere wereld, een wereld waar in ieder geval Gods zegen niet op rustte.Josje keek op de klok. Negen uur vijfentwintig. Over vijfendertig minuten begon de dienst. Het was openbaar, iedereen was welkom, dus waarom zij niet? En ze wilde Bart zien, ze wilde hem horen. Zijn vrouw zou het niet op prijs stellen, maar daar hoefde ze zich niets van aan te trekken. Toch bleef ze in bed liggen. Wat zou hij nu doen? Liep hij al in die toga of trok hij die op het laatste moment aan? Was hij zenuwachtig voor de preek? Ging hij samen met zijn vrouw naar de kerk of kwam zij later? Welke rituelen hield hij erop na? Halftien. Ze ging op haar andere zij liggen. Als in een film van Greenaway of een andere moderne regisseur die niet vies was van extreme, enigszins perverse scènes, zag ze zich in de kerk zitten. Naakt. N iemand leek het op te merken. Alle mensen hadden donkere, zwarte kleren aan en keken ernstig. Bunuel, ja, een film van Bunuel, hoewel het dan natuur- lijk een katholieke dienst zou moeten zijn. Dus een hervormde Bunuel, als dat kon, tenminste. Ze legde haar handen op haar borsten. In de kerk deed ze dat ook. Br rolden orgelklanken door de ruimte. Er werd gezongen, plechtig en slepend, maar ook een beetje vals. Ze probeerde mee te zingen, maar er kwamen geen klanken uit haar mond. Bart daalde van de kansel en liep naar haar toe. Hij had alleen maar oog voor haar. Bijna vijf over halftien. Rube zat op de voorste rij. Hij draaide zich om en keek naar haar, keek naar hen. Hij droeg nu wel een stropdas waar slangen op stonden, cobra's of pythons. Ze ging op haar rug liggen. Kom, Bart, kom in me. Ze lachte. Haar lach klonk hol in de kerk. Het orgelspel stopte. Als ze nog wilde gaan, moest ze nu uit bed. Het was immers geen bioscoop waar je na de reclame vlak voor de hoofdfilm nog binnen kon komen. Hoewel... Negen uur achtendertig. Die reclame was misschien geen gek idee. Sponsors voor de kerk.
'Maar de oproep van Jezus staat niet los van wie Hij Zeifis en wat Hij heeft gedaan! En Hij Zelf, Jezus, is de Koning. Hij is het evangelie, is de mens, die anders heeft geleefd. Die het Koninkrijk Gods nabij heeft gebracht. Hij is de Voorganger, die de mensen tot het uiterste liefhad. Die op een andere weg dan de weg van geweld en haat en vergelding is voorgegaan...'
Evelien proefde de woorden. Geen haat en vergelding. Ze moesten samen verder. Jochem had haar hetzelfde voorgehouden. Volgens hem zat Bart er ook verschrikkelijk mee. 'Hij zit in de knoop,' had Jochem gezegd, 'en jij moet hem helpen die knoop te ontwarren. Als je wilt dat hij voor jou kiest - en dat wil je toch? - dan moetje hem daarvoor de kans geven. Hoe kan hij voor jou kiezen als jij één en al wrok bent, haat en woede?' Ze had ook weer gepraat met Bart, aanvankelijk gewoon, over alledaagse dingen, over de volle vuilnisbak, over het aanharken van de tuin, over nieuwe kleren voor Bartjan.
'Er kan worden geleefd op een manier waardoor het leven opbloeit en geweldsspiralen worden doorbroken. We kunnen het, wij allemaal, als we ons ervoor willen inzetten en het woord van
Jezus willen volgen, Zijn voorbeeld willen volgen. In het huidige jargon zouden we misschien kunnen zeggen: als we Jezus zien als een rolmodel, zonder dat we overigens ooit de pretentie kunnen hebben die rol te vervullen...'
Gisteravond hadden ze het nog gehad over dat rolmodel. Of dat een goed begrip was. Of ging het alleen om Jezus als inspiratiebron?
'... zodat de vrede een kans krijgt, en mensen die op een of andere manier gevangen zitten, worden bevrijd. Hoe de toehoorders van Jezus het evangelie toen ook gehoord mogen hebben, de strekkingervan is duidelijk. Stel er vertrouwen in en doe mee, dat is de strekking.'
Uit een ooghoek zag Evelien dat er nog iemand de kerk binnenkwam. Nee, dat kon niet. Dat ze dat durfde! Nu. Hier.
'En het is niet eenvoudig om een antwoord te vinden op de vragen die hier liggen. Maar het is ook niet goed om het hoofd in de schoot te leggen en te denken: het zal onze tijd wel duren, God zal wel zien, aan Hem kunnen we het wel overlaten, wevertrouwen Hem wel... Hij sleept ons er wel doorheen... Nee...'
Evelien pakte de leuning van de stoel voor haar krampachtig beet. Ze sloot haar ogen, opende ze weer, en zag hoe de vrouw ging zitten, zelfs haar richting uit keek. Knipoogde ze? Evelien ademde moeizaam in en uit.
'Maar de mensen willen... Ik bedoel... het beste wat ze willen, en waar ze zich op moeten bezinnen...' Bart schraapte zijn keel en veegde met zijn hand langs zijn voorhoofd. 'En die mensen, dus ook wij, wij allemaal die hier voor deze dienst zijn verenigd, en die allemaal kinderen van God zijn, en... en als er... en ze moeten zich gewonnen geven aan de liefde... Ik...eh, ze moeten zich gewonnen geven aan Gods liefde om de zee van chaos en de zee van ellende die de wereld soms is te weerstaan, en om mensen te helpen die dreigen kopje onder te gaan in die zee, om hun een reddingsboei toe te werpen.'
Evelien kreeg het benauwd. Gewonnen geven aan de liefde, ja, natuurlijk. Alle zuurstof leek te worden weggezogen uit het kerkgebouw. Vreemd dat anderen er geen last van hadden. Ze hoorde Bart hakkelen en haperen, maar verstond niet wat hij zei. Wankelend kwam ze overeind.
Bart zat met Bartjan een boterham te eten. Evelien lag boven op bed. Het was een enorme consternatie geweest, Evelien die onderuitging terwijl hij met zijn preek bezig was. Paniek, door elkaar lopende mensen, geroep. Aanvankelijk had hij geen stap kunnen verzetten. Het duurde even voor hij met trillende knieën van de kansel kwam. Ze lag nog op de stenen kerkvloer. Er druppelde bloed langs haar intens witte voorhoofd. Verder zag ze eruit alsof ze sliep. Een ring mensen stond om haar heen, en aan de buitenkant van die ring Josje. Hij ging naast haar staan en fluisterde haar toe dat ze weg moest gaan. Ze legde een hand op zijn arm. Toen Evelien weer was bijgekomen, las hij angst in haar ogen, en hij zou die angst niet weg kunnen nemen. Hij had haar ondersteund naar de Aanbouw. Charlotte was bij haar gebleven en had haar later naar huis gebracht. Ze lag nu boven in bed. Wilde niet eten.
De telefoon ging.
'Zelf een hapje nemen, Bartjan.' Hij pakte de hoorn. 'Met Kamphuis.'
'Met mij. Kun je praten?'
'Nee.'
'Is ze daar?'
'Nee. Ze ligt boven in bed.'
'Ik wil je, ik verlang naar je.'
'Niet doen, Josje, zeg dat niet. Het doet pijn. Het is verkeerd. Het gaat tegen alles in wat...'
'Maar de kerk predikt toch liefde? Daar gaat het toch om? Jij zei het: mensen moeten zich gewonnen geven aan de liefde.'
'Niet die van ons, die is verkeerd.' Hij zag hoe Bartjan meikuit zijn tuitbekertje over de broodblokjes goot. 'En trouwens, dat was een vergissing. Het ging om Gods liefde. Ik raakte de draad kwijt omdat jij binnenkwam. Maar ik moet nu ophangen.''Niet doen, niet ophangen. Anders kom ik langs. Ik moet je spreken. Ik wil je stem horen.' 'Oké.'
Bartjan sloeg met zijn vuistje op de doorweekte stukjes brood.
'Hoe is het met... met Evelien?'
'Goed, denk ik, naar omstandigheden redelijk.'
ik moest je zien, daarom kwam ik in de kerk. Alsjeblieft, niet boos op me zijn.' Haar stem klonk weifelend.
'Dat ben ik ook niet.'
Bartjan drukte nu twee vlakke handen in zijn bordje.
'Zie ik je nog vandaag? Kun je bij me langskomen?'
'Nee, dat kan niet.'
'Wil je niet?'
'Natuurlijk wel... Eh, ik bedoel wel en niet.'
Josje deed of ze het laatste niet had gehoord. 'Als je wilt, dan kan het, dat weet je best.'
In de kerk was ze gebleven tot het eind van de dienst. Ze had zich aangesloten bij de mensen die hem de hand schudden. 'Bedankt,' had ze gezegd, net als veel anderen. 'Vervelend voor je vrouw.' Hij had haar niet aan durven kijken en had alleen 'Prettige zondag' gemompeld. Uiteraard was hij niet naar de Aanbouw gegaan om koffie te drinken met gemeenteleden. Toen hij thuiskwam, lag Evelien in bed. Charlotte zat met Bartjan in de woonkamer met zijn houten treintje te spelen, waarmee ze kleine blokjes van de ene kant van de kamer naar de andere vervoerden.
'Kom je bij me, Bart?'
Dit was onmogelijk. Haar stem raakte hem overal. Hij kon de opwinding al voelen en probeerde aan iets anders te denken. Evelien, Bartjan, teksten uit de Bijbel die hij zo vaak geciteerd had. 'De vermaningen der tucht zijn een weg ten leven, om u te bewaren voor de slechte vrouw, voor de gladde tong der onbekende...' De slechte vrouwe... Zij, Josje. 'Begeer haar schoonheid niet in uw hart. Laat zij u niet vangen met haar wimpers.' Haar wimpers, haar ogen, haar gezicht, haarlichaam.
'Hallo, ben je daar nog?'
Evelien was een jaar of tien. Ze had vlechten in haar haar, met een rode strik. Het was doodstil op de straat waardoor ze liep. Die was geplaveid met kinderkopjes, die soms ook daadwerkelijk leken op hoofden van kinderen. Ze probeerde naast die net echte hoofdjes te stappen. Tielerink kwam door de deur van een vervallen huisje naar buiten. 'Het is niet erg,' zei hij. 'Ze voelen het niet meer.' Hij stampte een paar keer op een hoofdje. 'Ziet u wel, ze zijn het gewend.' Ze liep verder door de verlaten straat tot ze het hoofdje van Bartjan zag. 'Mama!' Ze probeerde zijn hoofd los te wrikken. Bart stond naast haar. 'Je moet me helpen,' zei ze. 'Natuurlijk.' En samen trokken ze het hoofdje tussen de andere keien vandaan. Ze keken naar elkaar. 'Waarom huil je?' vroeg Bart. ik huil niet,' zei ze. In haar hand hield ze een grote ronde steen. Jochem kwam langs meteen kruiwagen. 'Die kunnen we mooi gebruiken vooreen rotspartij in de tuin. Misschien maak ik ook een vijver en een fontein.' Toen stonden ze bij het boerderijtje van Tielerink waar Bart bezig was een groot gat te graven. Ze vroeg wat hij aan het doen was. 'Dat weet je best. Hou je maar niet van de domme.'
Zwetend en met wild kloppend hart werd ze wakker. Het was halfdrie. Ze luisterde scherp, maar hoorde geen geluid. Was Bart thuis? Had hij Bartjan in zijn buggy gezet en waren ze een wandeling aan het maken? Ze sloeg het dekbed terug, maar bleef doodstil liggen tot ze begon te klappertanden.
Ze hield zich stevig vast aan beide trapleuningen. In het halletje schoven de muren naar haar toe. 'Bart!' piepte ze, maar er kwam geen reactie. Ze ging op de stoel zitten die naast de kapstok stond, sloot haar ogen en ademde diep in en uit. 'Bart!'
Hij was bij haar. Bartjan had hij meegenomen. Ze hadden hem snoep gegeven, misschien wel voor de tv neergezet. Nu lagen ze in bed.
Ze stond op en liep wankelend naar de kamer. Niemand. Timmie lag in zijn mand. Hij keek haar aan alsof hij het niet helemaal vertrouwde. Op de tafel lag een briefje. 'Lieve Evelien, Ik ben met Bartjan een stukje gaan fietsen. Liefs, Bart.' Liefs, Bart... Liefs, Bart. Woorden, alleen maar woorden die niets meer te betekenen hadden. Het had een voorgedrukt kaartje kunnen zijn. Ze was in de kerk verschenen, trots, openlijk, bijna uitdagend, en dat kon maar op één ding duiden.
Opnieuw ordende ze de rekeningen. Bijna zevenduizend gulden, Interkrediet uiteraard niet meegeteld. Waar zou ze nu nog geld vandaan kunnen halen? Wie gaf haar krediet? Bart misschien, maar die had natuurlijk geen cent te makken. Zo arm als een kerkrat. Ze glimlachte. Kerken hadden wel geld. Wie beheerde dat? Wie ging daarover? Of was dat ook armoe troef?
Ze haalde het bedrijfsplan erbij en rekende alles na. De plannen waren prachtig geweest. De uitkering van de levensverzekering was een mooie start. Dankjewel, Anton, voor eeuwig bedankt. De één z'n dood... Nou ja, veel brood verdiende ze er nog niet mee. Ze zou een paar flinke klappers moeten maken. De investeringen in de voorraad waren groter geweest dan ze aanvankelijk had gedacht. Ze pakte de laatste brief van Interkrediet erbij. Gerechtelijke stappen... maatregelen... incassobureau- extra kosten.
Haar sigaretten waren op. Nerveus trommelend en tikkend liet ze haar vingers over de tafel gaan. Ze toetste Barts nummer in.
'Met Evelien Kamphuis.'
Josje legde de hoorn neer en trok haar jas aan. Het was stil in het dorp. Bij de snackbar stonden een paar jongeren over hun blitse scooters geleund. Aan de andere kant van de straat liepen twee meisjes. De jongens floten. De meisjes giechelden een beetje. Een van de twee keek om, maar de jongens letten er al niet meer op.
In de snackbar stond een man die een smulrol, een berenhap, twee frikadellen met alles erop en eraan en een patatje oorlog bestelde. Plotseling dacht ze aan een jongen vroeger bij haar op school die een broodje hamburger met veel ketchup 'een broodje ongesteld' had genoemd. Toen ze in de eindexamenklas zaten, was hij omgekomen bij een ongeluk. De bus waarin hij met zijn voetbalclub naar Duitsland was gereisd voor een toernooi of zoiets was ergens in het EifFelgebergte geslipt en van de weg geraakt. Zou hij erg gebloed hebben? Met de hele klas waren ze naar de begrafenis geweest.
Toen ze met haar sigaretten buiten stond, zag ze in de verte Bart aan komen fietsen met zijn zoontje voorop. Ze wachtte tot hij op zo'n tien meter afstand was genaderd en stapte toen de weg op, haar armen zijwaarts geheven, het pakje sigaretten in haar rechterhand. Met zijn voorwiel bijna tegen haar been kwam hij tot stilstand.