3
Toen Winsome haar auto die middag voor het Faversham Hotel parkeerde, vroeg ze zich af of ze wel het goede deed. Ze had Donna McCarthy verteld dat Geoff in een vergadering zat en niet aan de telefoon kon komen. In plaats van later nogmaals te proberen hem te pakken te krijgen, een berichtje achter te laten of te wachten tot hij terug was in Swainshead ging ze hem liever opzoeken om hem het nieuws zelf te brengen, zei ze. Donna was heel dankbaar geweest en bijzonder opgelucht dat iemand anders Geoff over zijn dochter zou vertellen. Winsome had onderweg naar Skipton zijn gsm en het nummer van zijn hotelkamer nog een paar keer geprobeerd, maar zonder succes.
Het hotel stond net buiten de stad, niet ver van de plek waar het woeste grove zandsteen van het heidelandschap van de Bröntes overging in de kalkstenen heuvels en dalen van het Dales National Park. Ze kende het gebied vrij goed – ze was verschillende keren met haar speleologieclub in de grotten in het gebied rond Malham geweest – maar het Faversham zei haar niets. Het zag eruit als een groot, oud herenhuis met een paar uitbouwen eraan vastgeplakt. Aan de achterkant liep een beekje en Winsome hoorde het over de stenen klateren toen ze naar de voordeur liep. Heel rustiek en romantisch, dacht ze bij zichzelf.
Bij de receptie liet ze haar pas zien en ze legde uit dat ze meneer Daniels dringend moest spreken. De receptioniste belde naar zijn kamer, maar er werd niet opgenomen. ‘Hij is zeker weg,’ zei ze.
‘Wat is zijn kamernummer?’
‘Dat mag ik niet…’
‘Dit is een politieaangelegenheid,’ zei Winsome. ‘Hij is zijn medicijnen vergeten en als hij die niet inneemt, zou hij kunnen overlijden. Een zwak hart.’ Ze moest snel improviseren, maar het woord ‘overlijden’ deed het ’m. Je hoefde Fawlty Towers niet te hebben gezien om te weten welke problemen een dood lichaam in een hotelkamer kon veroorzaken.
‘Lieve help,’ zei de receptioniste. ‘Hij neemt al de hele ochtend zijn telefoon niet op.’ Ze riep naar iemand in de kamer achter haar dat hij de receptie moest overnemen en vroeg Winsome met haar mee te lopen. Ze namen de lift naar de tweede verdieping en liepen door de gang, waar naast diverse deuren lege borden en kopjes stonden.
Bij nummer 212 stond een dienblad met een lege champagnefles in een koeler waarin het ijs allang was gesmolten – Veuve Clicquot, zag Winsome – en een paar borden met de achtergebleven doorzichtige roze omhulsels van diverse garnalen. Aan de deurknop hing een bordje met niet storen .
Winsome moest onmiddellijk terugdenken aan de tijd toen ze zelf in het Holiday Inn vlak bij Montego Bay werkte en de kamers van Amerikaanse en Europese toeristen schoonmaakte. Ze had het ongelooflijk gevonden hoe sommige kamers erbij lagen en welke spullen mensen daar schaamteloos achterlieten, zodat een ontvankelijk jong meisje dat elke zondag in haar beste jurk en mooiste hoed naar de kerk ging ze kon opruimen of weggooien. Winsome zou nooit vergeten hoe hard Beryl had gelachen toen ze de eerste keer een gebruikt condoom omhooghield en vroeg wat het was. Winsome was pas twaalf. Hoe had zij dat nu moeten weten? Soms waren er nog mensen in de kamer aanwezig geweest die bepaalde dingen deden, ook al hadden ze geen bordje aan hun deur gehangen. Eén keer zelfs twee mannen, de een donker, de ander blank. Winsome rilde bij de herinnering. Ze had niets tegen homo’s, maar in die tijd was ze erg jong en groen geweest, en wist ze niet eens dat dergelijke dingen voorkwamen.
Ze keek naar de receptioniste, die met de sleutelkaart in haar hand klaarstond, en knikte. Aarzelend stak de vrouw de kaart in het slot en toen het lichtje op groen sprong, duwde ze de deur open.
Winsome zag niet meteen wat ze voor zich had. Hoewel het al middag was, waren de gordijnen dicht; de lucht was muf en vol geuren die alleen na een lange, intieme nacht in een afgesloten ruimte vrijkomen. De receptioniste deed een stap naar achteren en Winsome knipte het licht aan. Er slaakte iemand een gil.
Op het bed lag een man met gespreide armen en benen, bij de enkels en polsen met zwarte zijden sjaaltjes vastgebonden aan het bedframe; om zijn nek droeg hij een dikke gouden ketting, maar verder had hij niets aan. De vrouw die in een jarretelgordel en zwarte kousen gehuld op zijn onderlijf zat, griste een deken naar zich toe en sloeg die om zich heen.
‘Wat heeft dat verdomme te betekenen?’ foeterde de man. ‘Wie zijn jullie in godsnaam?’
De receptioniste liep de gang weer in en mompelde: ‘Ik zal dit maar aan u overlaten.’
‘Politie.’ Winsome hield haar politiepas omhoog. Ze vond zichzelf niet preuts, maar het tafereel had haar zo geschokt dat ze niet naar Daniels wilde kijken die daar met zijn naakte slaphangende mannelijkheid lag. Ze was ook woedend. Geoff Daniels kon natuurlijk niet weten dat zijn dochter een afschuwelijke dood zou sterven terwijl hij seksspelletjes speelde met zijn maîtresse, maar ze nam zich heilig voor ervoor te zorgen dat hij zich heel schuldig zou voelen. Ze vroeg de vrouw hoe ze heette.
‘Martina,’ zei ze. ‘Martina Redfern.’ Ze was mager, had pruillippen en rood haar, en leek ongeveer van Hayley Daniels’ leeftijd, maar was waarschijnlijk eerder even oud als Donna McCarthy.
‘Goed, Martina,’ zei Winsome. ‘Ga zitten. Ik wil even met je praten.’
‘En ik dan?’ zei Daniels vanaf het bed. ‘Kan iemand me verdomme even losmaken, zodat ik kan opstaan?’
Martina wierp hem een bezorgde blik toe, maar Winsome negeerde hem en gebaarde naar een stoel. Ze wist dat ze Daniels het slechte nieuws moest vertellen, maar hoe vertel je een blote man die door zijn maîtresse aan het bed is vastgebonden in vredesnaam dat zijn dochter is vermoord? Ze had tijd nodig om de situatie te verwerken en het kon geen kwaad om tegelijkertijd een paar deukjes in zijn waardigheid te slaan. ‘Zou je me over jullie avond en nacht willen vertellen?’ zei ze tegen Martina.
‘Waarom?’ vroeg Martina. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Vertel me eerst maar over jullie avond en nacht.’
Martina ging in de leunstoel bij het raam zitten. ‘We hebben eerst in The Swan vlak bij Settle gegeten en zijn toen naar een nachtclub in Keighley gegaan. Daarna zijn we teruggegaan naar het hotel en daar zijn we al die tijd geweest.’
‘Welke nachtclub?’
‘Governor’s.’
‘Zullen ze zich jullie daar nog herinneren? Dat kunnen we namelijk navragen.’
‘De barman waarschijnlijk wel,’ zei ze, ‘en de taxichauffeur die ons heeft teruggebracht hiernaartoe ook. In The Swan zouden ze zich ons ook moeten herinneren. Het was er niet druk. Wat denkt u eigenlijk dat we hebben gedaan?’
Het ging Winsome vooral om de tijd ná middernacht, maar elk stukje alibi voor de vorige avond kon Martina en Daniels helpen. Het kostte minstens een uur om van Skipton naar Eastvale te rijden. ‘Hoe laat waren jullie hier terug?’ vroeg ze.
‘Tegen drieën.’
‘Geen wonder dat jullie wilden uitslapen,’ zei Winsome. ‘Het was allang bedtijd. Zijn jullie de hele tijd samen geweest?’
Daniels vloekte en ging wild tekeer op het bed. ‘Dat was nu precies de reden waarom we hier zijn,’ zei hij. ‘Dit is typisch een voorbeeld van de intimidatiepraktijken van de politie. Maak me onmiddellijk los, zwarte teringtrut.’
Winsome voelde dat ze rood werd van kwaadheid en schaamte, zoals altijd wanneer iemand haar op die manier beledigde. Ze wist zichzelf echter in bedwang te houden, zoals haar moeder haar dat had geleerd.
‘Mag ik me nu aankleden?’ vroeg Martina, en ze wees naar de badkamer.
Winsome knikte en keek weer naar de naakte man op het bed, de man die haar zojuist een zwarte trut had genoemd. Zijn dochter was de vorige avond verkracht en vermoord, en dat moest zij hem nu vertellen. Ze kon hem niet langer zo laten liggen en het blijven uitstellen, hoe graag ze dat ook had gedaan.
Bij cursussen leerde je slechts in beperkte mate hoe je moest omgaan met ongebruikelijke situaties, en van rollenspellen leerde je zelfs nog minder. Wanneer het er echt op aankwam, dacht Winsome bij zichzelf, had je niets aan boekenwijsheid, alleen aan je intuïtie. Ze wilde hem kwetsen, maar niet met datgene wat ze hem moest vertellen. De herinnering aan Hayley Daniels die als een gevallen hardloper op een stapel leer lag, deed haar adem stokken in haar keel. Winsome haalde diep adem. ‘Ik vind het heel erg dat ik u dit moet vertellen, meneer Daniels,’ zei ze, ‘maar ik ben bang dat het over uw dochter gaat.’
Daniels hield op met zijn geworstel. ‘Hayley? Wat is er met haar? Is haar iets overkomen? Heeft ze een ongeluk gehad?’
‘Zoiets,’ zei Winsome. ‘Ik vrees dat ze dood is. Het heeft er veel van weg dat ze is vermoord.’ Zo, het was eruit, het gevreesde woord dat alles zou veranderen. Haar woorden hingen als een loodzwaar gewicht in de kamer en leken alle lucht eruit weg te zuigen.
‘Vermoord?’ Daniels schudde zijn hoofd. ‘Maar… dat kan niet. Het moet iemand anders zijn.’
‘Het spijt me, meneer. Er bestaat geen enkele twijfel. Ze had haar rijbewijs bij zich en een adresboekje met haar naam erin.’
‘Is ze… Ik bedoel, heeft hij haar…’
‘Ik kan helaas verder niets zeggen, totdat we in Eastvale terug zijn,’ zei Winsome. ‘Daar wacht uw vrouw op u.’
Martina kwam net uit de badkamer en ving dit laatste op. Ze keek naar Winsome. ‘Mag ik hem nu losmaken?’ vroeg ze.
Winsome knikte. Nu ze Daniels eenmaal het nieuws over Hayley had verteld, vergat ze helemaal dat hij nog steeds naakt op het bed lag vastgebonden. Blijkbaar was hij het zelf ook vergeten. Opeens was het ook niet belangrijk meer om hem te vernederen. Ze was niet wreed, ze had alleen zijn arrogantie de kop willen indrukken en een alibi uit Martina willen loskrijgen, voordat ze tijd of een reden hadden gevonden om er een te verzinnen. Ze was in beide opzetten geslaagd, vond ze zelf, maar nu geneerde ze zich toch een beetje.
Terwijl Daniels zwijgend naar het plafond staarde, ging Martina aan de slag met de sjaaltjes. Toen hij eindelijk los was, ging hij rechtop zitten; hij sloeg een laken om zichzelf heen en begon te huilen. Martina ging mistroostig en met een rood gezicht naast hem zitten. Ze wilde hem aanraken, maar hij kromp in elkaar. Hij had krullend donker haar, een Kirk Douglas-kuiltje in zijn kin en bakkebaarden tot aan zijn kaaklijn. Misschien was hij wel het type man over wie blanke vrouwen graag moederden, dacht Winsome bij zichzelf, maar haar deed hij helemaal niets. Hij keek haar door zijn tranen heen als een boetvaardig schooljongetje aan. ‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Wat ik zo-even zei… dat was nergens voor nodig. Ik…’
‘Het spijt mij ook,’ zei Winsome, ‘maar u losmaken had niet mijn hoogste prioriteit. Ik moest eerst weten waarom u tegen uw vrouw had gelogen en waar u gisteravond was.’ Ze trok een stoel bij en ging zitten. ‘Ik probeer u al de hele ochtend te bereiken.’
Daniels stond op. Hij trok zijn onderbroek, pantalon en een overhemd aan, en begon sokken en ondergoed uit de laden in een weekendtas te gooien. ‘Ik moet gaan,’ zei hij. ‘Ik moet naar Donna toe.’
‘Donna?’ zei Martina. ‘En ik dan? Je zei dat je bij haar zou weggaan en van haar ging scheiden. We zouden gaan trouwen.’
‘Doe niet zo achterlijk. Heb je het dan niet gehoord? Ik moet naar haar toe.’
‘Geoff… hoe moet het dan verder met ons?’
‘Ik bel je wel,’ zei Daniels. ‘Ga naar huis. Ik bel je nog wel.’
‘Wanneer?’
‘Wanneer? Wanneer ik mijn dochter heb begraven, nou goed? En nu wegwezen, domme muts die je bent. Ik wil je even niet meer zien.’
Martina pakte snikkend haar tas en liep, zonder aanstalten te maken om haar toiletspullen uit de badkamer te halen of dingen die ze eventueel in de kast had gehangen te pakken, naar de deur. Winsome hield haar tegen. ‘Geef me eerst je naam, adres en telefoonnummer even,’ zei ze.
Martina keek woest naar Daniels. ‘Vraag dat maar aan hém!’ Ze wilde doorlopen.
Winsome hield voet bij stuk. ‘Ik wil het van jouzelf horen.’
Martina bleef staan en gaf Winsome de gevraagde informatie. Toen deed ze de kledingkast open en haalde ze er een driekwartjas van suède uit. ‘Zou ik nog bijna mijn verjaardagscadeau vergeten,’ zei ze tegen Daniels. Toen liep ze door de deur de gang in.
Daniels stond al klaar met zijn tas in de hand. ‘Zo,’ zei hij. ‘Waar wachten we nog op? We kunnen gaan.’
Winsome keek hem hoofdschuddend aan en ging hem voor naar de uitgang.
Het lichaam van Karen Drew was volgens de instructies van de lijkschouwer meegenomen, maar de mensen van de technische recherche waren nog steeds rond de rolstoel op de rand van het klif bezig toen Annie en Tommy Naylor terugkeerden van hun bezoek aan Mapston Hall.
De wind was een beetje gaan liggen en had een lichte, futloze motregen achtergelaten. De TR had een tent op het stukje grond opgezet om het tijdens haar werk te beschermen tegen de weersomstandigheden en verzamelde nu monsters, die ze in bewijszakjes opborgen. Het gebied eromheen was grondig uitgekamd, maar dat had niets nuttigs opgeleverd en noch aan de voet van het klif, noch elders was een wapen aangetroffen. Het was mogelijk dat het door het water was meegevoerd of misschien had Mary, als zij de moordenaar was, het wel meegenomen.
Op de een of andere manier was de geheimzinnige Mary in het grauwe ochtendlicht weggeglipt, bedacht Annie peinzend. Ze kon inmiddels overal zijn: anoniem in de mensenmassa’s in Londen, in een trein naar Edinburgh of Bristol. Was de moord vooraf beraamd? Als dat het geval was, dan had ze ongetwijfeld een vluchtroute uitgestippeld. Als het niet zo was, dan had ze puur instinctief gehandeld. Een onbekende wandelt echter niet zomaar een verpleegtehuis binnen om met een bepaalde patiënt te gaan wandelen en haar vervolgens de keel door te snijden. Ze had gezegd dat ze een vriendin was, en of dat nu waar was of niet, er móést een connectie zijn tussen die Mary en Karen Drew. Om ook maar enige hoop te behouden dat ze Mary zouden vinden, moesten ze eerst zo veel mogelijk zien te achterhalen over Karen en de mensen die zij voor haar ongeluk had gekend. Het was beter om nog niet al te veel met veronderstellingen te werken. Hoewel niets erop wees dat er een worsteling had plaatsgehad, was het ook mogelijk dat Mary niet de moordenaar was, maar eveneens een slachtoffer. Stel dat Karen was vermoord en Mary ontvoerd of gedood en in zee geworpen of ergens anders achtergelaten?
Annie verwenste de lakse beveiliging in het verpleegtehuis, maar als ze realistisch was, moest ze toegeven dat Grace Chaplin gelijk had. Tegen wat of wie moesten hun patiënten worden beschermd? Ze waren ongevaarlijk, niet in staat zich te bewegen en sommigen van hen konden niet eens praten. Waarom zou iemand in vredesnaam een van hen willen ombrengen? Daar moesten Annie en haar team achter zien te komen.
Annie zag dat brigadier Liam McCullough, de coördinator plaats delict, wegliep van de groep in witte pakken gehulde gedaanten en riep hem bij zich. Ze hadden elkaar al voordat ze gingen samenwerken een paar keer ontmoet, want Liam was een goede vriend van de cpd van de westelijke divisie, Stefan Nowak, waardoor hun werkrelatie iets ongedwongens had, had Annie gemerkt. De mensen van de TR konden zich soms irritant bezitterig gedragen bij een plaats delict, maar nu Liam de leiding had, maakte dat Annies werk iets gemakkelijker.
‘Bijna klaar,’ zei McCullough, die met een scheve grijns die een mond vol schots en scheef staande tanden blootlegde op haar af kwam lopen.
‘Iets bruikbaars gevonden?’
‘We kunnen nu nog niet zeggen of iets bruikbaar is of niet,’ zei McCullough.
‘We denken dat de dader een vrouw is,’ vertelde Annie hem. ‘Het slachtoffer is in elk geval door een vrouw bij Mapston Hall opgehaald, dus die theorie houden we voorlopig aan.’
‘Fijn dat u me dat vertelt. Het maakt nu niet veel uit, maar het is goed om in het achterhoofd te houden.’
‘Ik neem aan dat jullie geen voetafdrukken hebben gevonden?’
McCullough trok een gezicht. ‘In dit gras?’
‘Dat dacht ik al. Vingerafdrukken?’
‘Een hele verzameling op de rolstoel. Maakt u zich geen zorgen; we gaan hier net zo grondig te werk als bij de westelijke divisie.’
‘Daar twijfel ik geen moment aan,’ zei Annie. ‘Al sporen gevonden van een auto die in de omgeving geparkeerd heeft gestaan?’
‘We hebben helemaal niets gevonden.’
‘Goed,’ zei Annie. ‘Dat had ik ook niet verwacht. Dan zullen we een buurtonderzoek moeten houden.’ Ze liet haar blik over het sombere, door weer en wind geteisterde stuk kust glijden. ‘Ook al zullen er niet veel plaatsen zijn waar we terecht kunnen.’
‘We hebben op de deken van het slachtoffer een paar haren gevonden,’ zei McCullough. ‘Ongetwijfeld zijn sommige afkomstig van het personeel van het verpleegtehuis en misschien ook van andere patiënten, maar misschien zit er ook een van de moordenaar tussen.’
‘Degene die de verdachte in Mapston te woord heeft gestaan zei dat haar haren onder een hoed zaten verborgen.’
McCullough glimlachte. ‘Is het u weleens opgevallen dat je altijd overal haar tegenkomt?’
‘U zult wel gelijk hebben,’ zei Annie, die onderweg een korte zwarte haar op haar mouw had ontdekt – alsof ze iets nodig had om haar aan de vorige avond te herinneren. ‘Hoe zit het met de krassen op haar nek en in haar oren?’
McCullough trok een gezicht. ‘Zeemeeuwen,’ zei hij. ‘Godzijdank na het overlijden toegebracht. Daarom was er geen bloed.’
‘Ik neem aan dat ze hier in de rolstoel is gedood?’
‘Klopt. Ik heb daarover al met de arts gesproken. De lijkstijfheid komt overeen met wat je in zo’n geval zou verwachten en het bloed op het gras rondom de stoel bevestigt dat. Ze is vermoord op de plek waar ze zat. De analyse van de bloedspetters is nog niet afgerond – die wordt bemoeilijkt door het gras –, maar we hebben elke vierkante centimeter gefotografeerd en op video vastgelegd.’
‘Mooi. Ga zo door, Liam. Bedankt voor de informatie.’
McCullough deed alsof hij een hoed optilde. ‘Graag gedaan. Ik neem aan dat u de leiding over het onderzoek hebt?’
‘Officieel is hoofdinspecteur Brough de leidinggevende.’
‘We sturen dus alles naar u?’ McCullough glimlachte.
Annie glimlachte ook. ‘Dat is misschien wel het beste. Doe het wel discreet.’
‘Ik ben de discretie in hoogsteigen persoon. Dag, inspecteur.’
‘Tot ziens,’ zei Annie. Ze huiverde even toen er vanaf de zee een windvlaag om haar oren joeg en er een zeemeeuw boven haar hoofd voorbijzweefde. Ze liep naar de rand van het klif en ging er zo dichtbij staan als ze durfde op het verraderlijke, gladde gras om naar beneden te kijken. Het was inmiddels bijna vloed en de donderende golven hadden een duizelingwekkende aantrekkingskracht. Nu begreep ze wat mensen die werden gehypnotiseerd en verleid door de golvende, rondtollende beweging ertoe dreef in het kolkende water te springen. Met een licht gevoel van hoogtevrees wierp ze een blik op de lege rolstoel. Het zou heel gemakkelijk zijn geweest om het ding gewoon een klein stukje verder te duwen tot het op de rotsen smakte. Geen gedoe. Geen bloed. Waarom dan al die moeite doen en al die rotzooi trotseren door Karen Drews keel door te snijden?
Misschien wat het wel als een soort boodschap bedoeld, bedacht Annie met een wee gevoel in haar maag. Haar ervaring was dat moordenaars die een boodschap wilden afgeven in dat opzicht te vergelijken waren met saaie sukkels op een feestje: ze hielden pas hun mond wanneer ze hadden gezegd wat ze wilden zeggen.
Terwijl Joseph Randall in een verhoorkamer zat te wachten, genoot Banks in zijn kantoor van het eerste rustige moment van de dag sinds Templetons telefoontje van die ochtend. Hij had eraan gedacht zijn moeder te bellen, die hem bedankte voor zijn kaart, en hij was blij te horen dat bij zijn ouders thuis alles goed ging. Ze zouden in juni een cruise maken op de Middellandse Zee, had ze hem verteld – hun allereerste buitenlandse reis, afgezien van die keer toen zijn vader tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog in het leger zat. Ze vertrokken vanuit Southampton, dus ze hoefden niet te vliegen.
Banks had Anna Netrebko’s Russian Album opgezet en was nu onder het genot van een kop thee met een KitKat bezig een overzicht te maken van de opsporings- en verhoortaken die volgens hem zo snel mogelijk dienden te worden uitgevoerd in het onderzoek naar de moord op Hayley Daniels.
Winsome had haar vader, Geoff Daniels, verhoord en het personeel van het Faversham had zijn alibi bevestigd. Niemand had hem zijn kamer zien verlaten nadat hij enigszins verfomfaaid om een uur of drie in de ochtend met zijn vriendin Martina was teruggekomen. De barman en de portier van de nachtclub in Keighley herinnerden zich het stel ook, dat daar tussen middernacht en halfdrie de hele tijd was geweest. Ze hadden een grote hoeveelheid alcohol genuttigd, zei de barman, en op een bepaald moment stonden ze het bijna midden op de dansvloer te doen. De uitsmijter moest tussenbeide komen en hun verzoeken het een beetje beschaafd te houden. Het was uitgesloten dat een van hen – of beiden – naar Eastvale was gereden en Hayley had vermoord. Winsome had de taxichauffeur weliswaar nog niet gevonden, maar dat was slechts een kwestie van tijd.
Voor de vorm had Winsome ook Donna McCarthy’s alibi nagetrokken bij haar vriendin en buurvrouw Caroline Dexter. Ze hadden die avond inderdaad tot ver na middernacht met z’n tweetjes doorgebracht, pizza gegeten en naar Casino Royale gekeken.
Een team van agenten was al bezig alle cctv -opnamen te bekijken die ze hadden weten te bemachtigen, de forensisch experts waren nog altijd hard aan het werk in Taylor’s Yard en de meeste monsters die de technische dienst had verzameld lagen al klaar om te worden geanalyseerd. Uiteraard zou er pas op maandag iets mee worden gedaan en kwamen de resultaten op z’n vroegst pas dinsdag of nog later in de week binnen, afhankelijk van de tests en werkdruk van de betrokken laboratoria. Kwamen dna -uitslagen in het echt maar even snel terug als op televisie, dacht Banks bij zichzelf, dan zou zijn werk een stuk gemakkelijker zijn. Soms was het wachten nog het zwaarst.
Banks schoof zijn schrijfblok opzij. Hij zou alles later in de computer zetten. Hij keek uit het raam en ontdekte tot zijn stomme verbazing dat er sneeuwvlokken horizontaal op de wind voorbijraasden en het marktplein helemaal aan het oog onttrokken. Hij staarde er een tijdje naar en kon zijn ogen bijna niet geloven. Toen hield het op en brak de zon weer door. Het was inderdaad vreemd weer.
Hij tuurde naar de plattegrond van de Maze die hij had laten uitvergroten en op zijn kurken prikbord had gehangen. Er waren veel meer in- en uitgangen dan hij had beseft, en het gebied besloeg ook een veel groter oppervlak. Naast de plattegrond hing zijn Dalesman-kalender. De maand maart stond in keurige kolommen aangegeven onder een foto van een drukke marktdag in Settle. Hij had een controleafspraak met zowel zijn tandarts als zijn huisarts, gemaakt op een moment toen hij nog dacht dat het maar beter was beide onaangename zaken tegelijkertijd af te wikkelen. Nu begon hij toch te twijfelen. Misschien moest hij de tandarts maar tot volgende maand uitstellen. Of de huisarts.
De enige sociale afspraak die hij had staan was voor zaterdag: een etentje bij Harriet Weaver, zijn voormalige buurvrouw uit Eastvale. Informeel, had ze gezegd, tien of twaalf mensen, neem een flesje wijn mee, je vindt het vast leuk. Haar nicht Sophia uit Londen was in de buurt en zou misschien ook komen. Elke man werd verliefd op Sophia, had Harriet gezegd. Banks bedacht dat het in dat geval erg dom was van die mannen en had zich voorgenomen er niet aan mee te doen. Het was allemaal leuk en aardig dat schrijvers, kunstenaars of rocksterren van middelbare leeftijd verliefd werden op een jongere vrouw, maar voor een politieman met een emotionele bagage als de zijne zou het bijzonder onverantwoordelijk zijn.
Banks had een hekel aan dergelijke etentjes en had alleen toegezegd dat hij zou komen, omdat hij zich schuldig voelde: nadat Sandra en hij uit elkaar waren gegaan, had hij helemaal geen contact meer gehad met Harriet en haar man. Bovendien was het lief van haar om hem uit te nodigen. Goed, hij zou er dus naartoe gaan en dan zo snel als beleefdheid en fatsoen het toelieten weer vertrekken. Het moest niet al te moeilijk zijn om Winsome of iemand anders met een smoes naar zijn gsm te laten bellen. Op die manier hoefde hij tenminste geen verantwoording af te leggen over recente misdaadcijfers, of te verklaren waarom zoveel verkrachters en moordenaars vrijuit gingen – de gebruikelijke gespreksonderwerpen op feestjes zodra mensen horen dat je bij de politie werkt. Eén vrouw had zelfs eens het lef gehad Banks te vragen of hij haar man niet kon laten schaduwen, omdat ze vermoedde dat hij een verhouding had met een makelaar uit de buurt. Toen Banks haar had geantwoord dat hij geen Sam Spade of Philip Marlowe was, was de vrouw al haar belangstelling voor hem verloren en had ze in plaats daarvan naar de gastheer gelonkt.
Banks stond op. Tijd om een babbeltje te gaan maken met Joseph Randall, die het niet bijster leuk bleek te vinden dat hij die middag had moeten meekomen naar het hoofdbureau van politie van de westelijke divisie en in het gezelschap van een zwijgzame agent te zijn die weigerde hem ook maar iets te vertellen in een verhoorkamer had zitten broeden. Het enige doel van het oponthoud was om Randall zenuwachtig en boos te maken. In die gemoedstoestand zou hij zich wellicht eerder verspreken. Hij had zijn Ativan bij zich, voor het geval dat, en de agent was gewaarschuwd op signalen te letten die duidden op een paniekaanval, dus in dat opzicht had Banks zich niet druk gemaakt.
De verhoorkamer was klein, met slechts één hoog, betralied raam, een kaal peertje achter een roestig roostertje, een aan de vloer vastgeklonken metalen tafel, drie klapstoelen en opnameapparatuur. Het verhoor zou op video worden opgenomen en terwijl Banks alles klaarzette, ging agent Doug Wilson tegenover de ontstemde Randall zitten, die onmiddellijk naar zijn advocaat vroeg.
‘U bent niet gearresteerd, meneer Randall, en u bent evenmin in staat van beschuldiging gesteld,’ legde Banks uit, terwijl hij plaatsnam. ‘U bent hier alleen maar om ons met het onderzoek te helpen.’
‘Dus ik hóéf niet met jullie te praten?’
Banks boog zich naar voren en legde zijn onderarmen op de tafel. ‘Meneer Randall,’ zei hij, ‘we zijn toch allebei weldenkende mensen, hoop ik. Dit is een ernstige aangelegenheid. Er is een jong meisje verkracht en vermoord. In uw pand. Ik zou toch denken dat u net zo graag wilt dat dit tot op de bodem wordt uitgezocht als ik.’
‘Natuurlijk wil ik dat,’ zei Randall. ‘Ik snap alleen niet waarom u het op mij hebt voorzien.’
‘We hebben het helemaal niet op u voorzien.’ Banks keek naar Wilson. Een goede gelegenheid om die knul ook een kans te geven. ‘Agent Wilson, waarom vertelt u meneer Randall niet wat de barjuffrouw van The Duck and Drake u heeft verteld?’
Wilson schoof nerveus wat papieren heen en weer, speelde met zijn bril en liet zijn tong langs zijn lippen glijden. Banks vond dat hij er net uitzag als een schooljongetje dat voor de klas uit zijn hoofd een stuk uit het Latijn moest vertalen. De blazer die hij droeg versterkte die indruk. ‘Klopt het dat u gisteravond om een uur of zeven in The Duck and Drake was?’ vroeg hij.
‘Ja, ik heb daar inderdaad wat gedronken nadat ik de winkel had gesloten,’ zei Randall. ‘Bij mijn weten is dat niet verboden.’
‘Dat is het ook niet, meneer,’ zei Wilson. ‘Waar het om gaat, is dat het slachtoffer, Hayley Daniels, rond dezelfde tijd ook in die pub was.’
‘Ik zou haar niet hebben herkend. Hoe kon dat ook? Ik kende haar immers niet.’
‘Nu zou u haar zeker wel herkennen, meneer,’ ging Wilson verder, ‘nu u haar in de opslagruimte hebt gezien? Nu zou u toch wel weten hoe ze eruitzag en wat ze droeg?’
Randall krabde op zijn hoofd. ‘Nee, eigenlijk nog steeds niet, als ik eerlijk ben. Er zijn rond dat tijdstip op zaterdag altijd vrij veel jongelui in The Duck and Drake. Ik zat de krant te lezen. In de opslagruimte is alles in één groot waas aan me voorbijgegaan.’
‘Is dat uw stamkroeg, The Duck and Drake?’
‘Nee. Ik heb eigenlijk geen stamkroeg. Ik bedenk altijd tegen sluitingstijd van de winkel of ik zin heb om ergens iets te gaan drinken. Dat doe ik trouwens niet zo vaak. Meestal ga ik gewoon naar huis. Daar is de drank goedkoper.’
‘Waar was u vannacht tussen middernacht en twee uur in de ochtend?’ vroeg Wilson.
‘Thuis.’
‘Kan iemand daarvoor instaan?’
‘Ik woon alleen.’
‘Hoe laat bent u naar bed gegaan?’
‘Rond kwart voor een, direct nadat ik de kat buiten had gezet.’
‘Heeft iemand u toen gezien?’
‘Dat kan ik u niet zeggen. Het was stil op straat. Ik heb niemand gezien.’
‘Wat hebt u daarvoor gedaan?’
‘Toen ik uit de pub wegging, heb ik op weg naar huis fish-and-chips gehaald en verder heb ik televisiegekeken.’
‘Waar hebt u die fish-and-chips gehaald?’
‘Bij de frietkraam op de hoek. Moet u eens horen, dit is…’
‘Nog even over The Duck and Drake,’ hield Wilson vol.
Randall sloeg zijn armen over elkaar en rechtte met samengeperste lippen zijn schouders.
‘U hebt inmiddels wat meer tijd gehad om erover na te denken,’ vervolgde Wilson. ‘Herinnert u zich nu wel dat u Hayley Daniels in de pub hebt gezien?’
‘Het zou kunnen.’
‘Ja of nee?’
‘Als ze daar was, zal ik haar wel hebben gezien. Ik herinner me haar alleen niet specifiek. Ik was niet echt geïnteresseerd.’
‘Ach, hou toch op,’ zei Banks. ‘Zo’n mooi meisje als zij. Een eenzaam, oud, vies mannetje als u. U hebt naar haar zitten kijken. Waarom geeft u het niet gewoon toe? U wilt ons natuurlijk laten denken dat u haar nooit eerder had gezien, omdat u haar vanaf het begin op het oog had. Heb ik gelijk of niet?’
Randall staarde hem woedend aan en keek toen weer naar Wilson, zijn bondgenoot. Soms, bedacht Banks, was het spelletje van vriendelijke agent versus gemene agent echt heel eenvoudig. Ze hadden niet eens afgesproken dat ze het zo zouden aanpakken; het was tijdens het verhoor vanzelf zo gelopen. Ondanks alle cursussen die hij had gevolgd en alle boeken over verhoortechnieken die hij had gelezen, had Banks gemerkt dat een spontane aanpak vaak het best werkte. Begin met een algemene, vage opzet en ga verder op je gevoel af. De vragen die het meest opleverden, waren vaak de vragen die ter plekke bij je opkwamen en niet die welke je van tevoren had bedacht. Wanneer je met z’n tweeën een verhoor afnam, ontstond er trouwens altijd een volkomen nieuwe dynamiek. Soms werkte het; soms ook niet en maakte je jezelf belachelijk. Hij had de jonge Wilson echter helemaal niet hoeven vertellen wat hij van hem verwachtte, en dat was goed.
‘Ze was daar samen met een groep mensen van haar eigen leeftijd; ze stonden te lachen en te praten en te drinken aan de bar. Zo was het toch?’ ging Wilson verder.
‘Ja.’
‘Hebt u gezien of iemand haar heeft aangeraakt? Misschien had ze een vriendje dat haar schouder heeft aangeraakt en zijn hand daar even liet liggen, misschien stonden ze wel hand in hand of hebben ze stiekem staan zoenen – dat soort dingen.’
‘Dat heb ik allemaal niet gezien.’ Randall wierp Banks een boze blik toe. ‘Zoals ik al de hele tijd probeer uit te leggen, was ik daar ook niet echt mee bezig.’
‘Wie ging er als eerste weg?’
‘Die jongelui. Het ene moment waren ze er nog, schreeuwerig en helemaal vol van zichzelf, en het volgende waren ze verdwenen en was het weer heerlijk rustig.’
‘Vol van zichzelf?’ vroeg Banks. ‘Wat bedoelt u daar precies mee?’
Randall schoof heen en weer op zijn stoel. ‘U weet best wat ik daarmee bedoel. Ze gedroegen zich zelfvoldaan, schepten op en lachten om hun eigen grapjes – dat soort dingen.’
‘U moet niets van jongelui hebben?’
‘Ik moet niets van opgeschoten tuig hebben.’
‘Vond u hen opgeschoten tuig?’
‘Nou, ik zou ze niet tegen me willen hebben. Ik weet hoe het er hier in de weekends aan toegaat wanneer ze komen comazuipen. Het is al zo erg dat een fatsoenlijke burger op zaterdagavond niet eens meer ergens rustig iets kan drinken. Soms vraag ik me af waarvoor we eigenlijk politie hebben. Ik vind de ochtend erna altijd braaksel en troep voor mijn winkel.’
‘Vanochtend was het wel even iets anders,’ zei Banks.
‘Ziet u,’ kwam Wilson zo rustig tussenbeide dat Banks hem erom bewonderde, ‘de barjuffrouw van The Duck and Drake herinnert zich heel duidelijk dat u naar Hayley Daniels zat te loeren.’
Ze had het woord ‘loeren’ niet gebruikt, wist Banks, maar het getuigde van vindingrijkheid bij de nieuwe agent. Het woord kwam veel harder aan dan ‘kijken naar’ of zelfs ‘gluren’.
‘Dat is helemaal niet waar!’ sputterde Randall tegen. ‘Ik heb u net al verteld dat ik heel rustig met een drankje voor me de krant heb zitten lezen.’
‘U hebt Hayley Daniels dus helemaal niet gezien?’
Randall antwoordde niet direct. ‘Ik wist niet wie ze was,’ zei hij ten slotte, ‘maar het was onmogelijk om haar niet te zien.’
‘O?’ zei Wilson. ‘Hoe kwam dat dan, meneer?’
‘Tja, om te beginnen de manier waarop ze was gekleed. Als een goedkope hoer. Die blote benen en buik. Als u het mij vraagt, vragen meisjes die zich zo kleden om moeilijkheden. Je zou zelfs kunnen stellen dat het hun verdiende loon is als er iets met hen gebeurt.’
‘Is dat ook de reden waarom u loog toen we vroegen of u naar haar had zitten gluren?’ vroeg Banks. ‘Omdat u bang was dat het verdacht zou zijn dat u ook haar lichaam had gevonden als u dat toegaf? Was u soms degene die haar “haar verdiende loon” hebt gegeven?’
‘Dat is een bijzonder onbeschaamde vraag, waarop ik zeker geen antwoord ga geven,’ zei Randall met een rood aangelopen gezicht. ‘Ik heb er schoon genoeg van. Ik ga nu weg.’
‘Weet u zeker dat u Hayley Daniels niet de rest van de avond bent gevolgd en haar op de een of andere manier naar uw opslagruimte hebt gelokt, zodat u uw gang met haar kon gaan?’ vroeg Wilson met een onschuldige, bezorgde uitdrukking op zijn jonge gezicht. ‘Misschien was het niet uw bedoeling haar te doden, maar liep het uit de hand. Als u het ons nu vertelt, spreekt dat alleen maar in uw voordeel.’
Randall was al half opgestaan, maar zakte na een ‘Ook gij, Brutus’-blik terug op zijn stoel. ‘Wat ik u heb verteld, is de waarheid,’ zei hij. ‘Ze was met een groep vrienden en vriendinnen in de pub. Dat was de eerste én de laatste keer dat ik haar heb gezien. Ik heb niet speciaal op haar gelet, maar nu u erover begint, geef ik toe dat ze inderdaad opviel tussen de anderen, hoewel niet op een manier die mijn goedkeuring kan wegdragen. Ik heb dit niet meteen verteld omdat ik weet hoe jullie van de politie denken. Dat is alles wat ik erover te zeggen heb.’ Hij keek kwaad naar Banks. ‘Nu ga ik écht weg.’
‘Ga uw gang,’ zei Banks. Hij wachtte tot Randall bij de deur was en zei toen: ‘Ik zou het bijzonder waarderen als we uw vingerafdrukken en een dna -monster konden krijgen. Puur om u als verdachte te kunnen wegstrepen, begrijpt u? Laat ons maar weten wanneer het uitkomt. Agent Wilson zorgt wel voor de akkoordverklaring ter ondertekening.’
Randall smeet de deur met een harde klap achter zich dicht.