6
‘Fijn om je weer eens te zien, Alan,’ zei Annie die dinsdag aan het begin van de middag in The Horse and Hounds, een piepkleine, rustige pub in een zijstraatje van het plein waar je tenminste een fatsoenlijke salade kon eten met een pint erbij zonder dat hoofdinspecteur Catherine Gervaise erachter kwam. Het was een raamloze bar waar een rookverbod gold, vol glanzend donker hout en chic rood katoenfluweel met oude jachttaferelen aan de muur – het was wettelijk nog wel toegestaan om taferelen uit de vossenjacht af te beelden – die de indruk wekte dat er nooit iemand zat. Je moest naar de grote bar lopen om iets te drinken te halen, maar afgezien daarvan was het een ideale plek voor een privégesprek.
Annie dronk bitter lemon light; ze had sinds zaterdagavond geen druppel alcohol meer aangeraakt. Banks had al een flink deel van zijn pint Tetleys Cask op en hij genoot er zo overduidelijk van dat Annie hem erom benijdde. Nou ja, hield ze zichzelf voor, je hebt geen eed afgelegd of gezworen dat je nooit meer zou drinken. Het was gewoon een kleine adempauze om zichzelf onder controle te krijgen, de situatie te analyseren en misschien wat af te vallen. Morgen nam ze misschien ook een pint. Of vanavond na het werk een glas wijn. Gelukkig trok de hamburger waar Banks kennelijk ook van genoot haar totaal niet.
‘Waaraan heb ik dit genoegen te danken?’ vroeg Banks nadat ze een paar minuten nieuwtjes hadden uitgewisseld over wederzijdse vrienden en kennissen in de oostelijke divisie.
‘Ik weet dat je het druk hebt met die Maze-zaak,’ zei Annie. ‘Ik heb er het een en ander over gehoord. Arm kind. Heb je al verdachten op het oog?’
‘Een paar. We zitten te wachten op de uitslag van de forensische en toxicologische tests,’ zei Banks. ‘Er zijn ook een paar mensen met wie we nog niet hebben gesproken. Volgens Kev Templeton hebben we met een heuse seriemoordenaar te maken. Misschien zit er wel iets in. Hoewel er tot dusver pas één dodelijk slachtoffer is gevallen, heeft het alle kenmerken van een gewelddadig zedendelict, en mensen die zoiets doen, stoppen meestal niet na één keer.’
‘Kevin Templeton is een stomme klootzak,’ zei Annie.
‘Dat kan wel zijn, maar als hij wil, kan hij echt een goede agent zijn.’
Annie snoof ongelovig. ‘Hoe dan ook,’ zei ze, ‘ik heb zo’n vermoeden dat je wel zult willen weten wat er bij Whitby is gebeurd.’
‘O?’ zei Banks. ‘Ik ben benieuwd. Ik heb iets opgevangen over een vrouw in een rolstoel die vermoord is.’
‘Ja,’ zei Annie. ‘Ze heette Karen Drew.’
‘Zegt me niets.’
‘Dat kan wel kloppen,’ zei Annie. ‘Het was niet haar echte naam.’
‘O.’
‘Nee. Julia Ford heeft me gisteren haar echte naam verteld.’
Banks bleef stil zitten en legde de hamburger die halverwege zijn mond hing terug op zijn bord. ‘Julia Ford. Dat is lang geleden.’
‘Klinkt het je al iets bekender in de oren?’
‘Jawel, maar het is geen prettig geluid. Julia Ford. Een vrouw in een rolstoel. Dat klinkt niet goed.’
‘Het was Lucy Payne.’
‘Shit,’ zei Banks. ‘Ik neem aan dat de media nog niet op de hoogte zijn?’
‘Nee, maar die komen er snel genoeg achter. Hoofdinspecteur Brough probeert ze de pas af te snijden. Hij heeft voor vanmiddag een persconferentie belegd.’
‘Ik hoop niet dat je van me verwacht dat ik medelijden met haar heb,’ zei Banks.
‘Ik heb altijd gedacht dat je een gecompliceerde band met haar had,’ zei Annie. ‘Dat is ook de reden waarom ik naar je toe ben gekomen.’
‘Een gecompliceerde band? Met “het duivelsgebroed”? Ze heeft een geweldig nummer van The Grateful Dead voorgoed voor me verpest, maar dat is het enige. Wanneer ik dat nu hoor, zie ik meteen haar gezicht en die lichamen in de kelder weer voor me.’
‘Alan. Ik ben het maar, weet je nog? Annie. Ik ben Jim Hatchley niet. Je hoeft je bij mij niet groot te houden.’
Banks nam een teug bier. Annie probeerde te doorgronden wat hij dacht. Dat was haar nog nooit gelukt. Hij dacht dat hij zo doorzichtig was als glas, maar in feite was hij zo troebel als een pint ongefilterd bier.
‘Ze was een gecompliceerde vrouw,’ zei Banks, ‘maar ze was ook een moordenaar.’
‘Een jonge, knappe moordenaar,’ voegde Annie eraan toe.
‘Dat ook,’ beaamde Banks. ‘Wil je soms zeggen dat het mijn beoordelingsvermogen had aangetast?’
‘Ik heb nog nooit meegemaakt dat de schoonheid van een vrouw het beoordelingsvermogen van een man níét aantastte. Je hoeft echt niet helemaal terug te gaan tot de tijd van Helena van Troje om dat te begrijpen.’
‘Ik heb het niet voor haar opgenomen, hoor, vergeet dat niet,’ zei Banks. ‘Wat mij betreft was ze net zo schuldig als haar man, en ik wilde haar er echt voor oppakken.’
‘Ja, dat weet ik, maar je begréép haar ook, hè?’
‘Helemaal niet.’ Banks zweeg even. ‘Dat wilde ik misschien wel, misschien heb ik het zelfs geprobeerd, maar dat had niets met haar schoonheid te maken. Tijdens onze gesprekken zat ze trouwens meestal helemaal in verband gewikkeld. Als je onder de oppervlakte keek, zag je daar een inktzwarte duisternis. Oké, ik geef toe dat ze een gecompliceerde, interessante moordenaar was. Zulke mensen zijn we allebei wel vaker tegengekomen.’
‘Je hebt gelijk,’ zei Annie. Ze dacht aan Phil Keane, die nog niet zo heel lang geleden een enorme ravage had aangericht in het leven van Banks en haarzelf, iets waar Annie nog altijd niet helemaal overheen was, als je op haar huidige gedrag moest afgaan. Keane, een uiterst charmante psychopaat, had Annie gebruikt om op de hoogte te blijven van het onderzoek naar een misdaad die hij zelf had begaan, en toen ze op het punt stonden hem op te pakken, had hij Banks bijna vermoord.
‘Lucy Payne had echter een zeer ongewone, zware jeugd gehad,’ ging Banks verder. ‘Ik wil echt niet zeggen dat het alles wat ze heeft gedaan goedpraat of zelfs maar verklaart, maar kun je je ook maar enigszins voorstellen hoe het moet zijn geweest om dag in dag uit, jaar in jaar uit in een kooi opgesloten te zitten en door familieleden seksueel te worden misbruikt?’
‘De misbruikte die zelf de misbruiker wordt?’
‘Ik weet dat het een cliché is, maar is dat niet heel vaak het geval? Ach, nou ja, je bent hier niet om mijn theorieën over Lucy Payne aan te horen. Op een bepaalde manier was de dood waarschijnlijk een zegen voor haar.’ Hij hief zijn glas op in een bijna proostend gebaar en nam een slok.
‘Dat is waar,’ zei Annie. ‘Ik zat te denken dat ik in díé zaak zal moeten duiken als ik ook maar enigszins de kans wil krijgen om déze zaak tot een goed einde te brengen.’
‘Waarom zou je dat willen?’
‘Dat zit nu eenmaal in mijn aard,’ zei Annie. ‘Ik kan niet eens geloven dat je me die vraag durft te stellen.’
‘Jij dacht net als ik dat ze schuldig was.’
‘Dat weet ik wel,’ zei Annie. ‘Wat maakt dat nu uit? Daardoor heb ik me misschien alleen nog maar fanatieker voorgenomen om haar moord op te lossen.’
‘Om te bewijzen dat je je eigen vooroordelen opzij kunt zetten?’
‘Wat is daar mis mee? Ik heb het misschien nooit gezegd, maar ik was blij toen ze vanaf de nek verlamd bleek te zijn. Met de dood was ze er veel te gemakkelijk van afgekomen. Op die manier leed ze veel meer, en een deel van me vond dat terecht, omdat ze al die arme meisjes zo had laten lijden. Noem het maar karma.’
‘En verder?’
‘Een ander deel van mezelf wierp me voor de voeten dat dit flauwekul was waarmee ik het voor mezelf probeerde te rechtvaardigen. Wat ze ook had gedaan en wat ze ook was, Lucy Payne was en bleef een mens. Als maatschappij dulden we het executeren van mensen niet meer, maar iemand heeft het recht in eigen hand genomen en Lucy Paynes keel doorgesneden terwijl ze daar zat, niet in staat zichzelf te verdedigen. Dat druist in tegen alles waarin ik geloof. Wat ze ook heeft gedaan, niemand heeft het recht om Lucy Paynes leven te beëindigen.’
‘Wat dan wel? Hadden ze haar dan gewoon als een soort levende dode moeten laten voortleven? Iemand heeft haar juist een dienst bewezen.’
‘Het was geen euthanasie.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Ik heb nog nooit iemand ontmoet die vond dat ze ook maar het minste beetje medeleven verdiende. Behalve jij dan.’
‘Tja, ik heb haar niet vermoord,’ zei Banks.
‘Nu hou je je van den domme.’
Banks streek over het litteken naast zijn rechteroog. ‘Sorry. Het was niet mijn bedoeling om zo sarcastisch te doen. Ik wil alleen maar zeggen dat je echt heel zeker moet weten dat je die doos van Pandora weer wilt openen. Je weet wie de voornaamste verdachten dan zullen zijn.’
‘Natuurlijk weet ik dat,’ zei Annie. ‘De ouders, gezinnen en vrienden van de meisjes die door de Paynes zijn verkracht, mishandeld en gedood. De buurvrouw, Maggie Forrest, die door Lucy in de luren werd gelegd en vervolgens verraden. Misschien zelfs wel een van de politieagenten die aan de zaak hebben meegewerkt. Een vriend of familielid van Janet Taylor, ook een slachtoffer van de hele kwestie. Wanneer je er goed over nadenkt, zijn er heel veel mensen die haar dood willen hebben, inclusief mensen wie het puur om de aandacht is te doen. Zie je de bekentenissen die zullen binnenstromen al voor je?’
‘Waarom wil je je er dan weer in verdiepen?’
‘Omdat ik er niet onderuit kom. Het is de enige plek waar ik naar terug kan en alleen door daarnaar terug te keren kom ik waar ik wil zijn.’
‘Dat klinkt me iets te mystiek, net het geluid van één hand die klapt.’
‘Ach, je hebt vaak genoeg naar Pink Floyd geluisterd. Je zou onderhand toch moeten weten hoe dat klinkt. Alan, de reden dat ik hier ben, wat ik je wilde vragen: kan ik op jou rekenen?’
Banks slaakte een zucht, nam een hap van zijn hamburger en spoelde die weg met Tetley. Toen keek hij Annie aan met de meest argeloze blik die ze ooit van hem had gezien. ‘Ja, natuurlijk kun je op me rekenen,’ zei hij zacht. ‘Dat wist je vanaf het begin al. Ik zal kijken of ik voor morgenochtend een afspraak voor ons kan regelen met Phil Hartnell en Ken Blackstone in Leeds.’
Annie gooide een frietje naar zijn hoofd. ‘Waarom heb je het me dan zo verdomd lastig gemaakt?’
Banks glimlachte. ‘Je zou het niet anders hebben gewild. Trouwens, nu je hier toch bent, kun je me mooi vertellen wat er tegenwoordig allemaal voor interessante dingen in jouw leven gebeuren.’
‘Wat een giller,’ zei Annie; ze wendde zich af en wikkelde een lok haar om haar vingers.
Winsome had het nooit prettig gevonden om met Templeton samen te werken. Dat was niet omdat hij het eerder tot brigadier had geschopt dan zij, hoewel het wel stak, maar omdat ze het niet eens was met zijn werkwijze, zijn harteloze minachting voor de gevoelens van anderen en de manier waarop hij steeds naar haar zat te lonken. Als ze al een vriend zocht, wat overigens niet zo was, dan was Templeton wel de laatste die daarvoor in aanmerking kwam. Omdat ze toch tot samenwerking waren gedwongen, probeerde ze haar gevoelens te onderdrukken en liet ze hem doorratelen over nachtclubs en dj’s die haar niets zeiden, of een seksuele bedrevenheid suggereren waarvoor ze totaal geen belangstelling had, terwijl hij stiekem af en toe naar haar bovenbenen en borsten gluurde. Ze wist dat ze een goede kans maakte als ze hem aangaf wegens seksuele intimidatie, maar dat soort dingen kreeg je vaak dubbel en dwars terug, vooral als je een vrouw was. Je klikte nooit bij de baas; je handelde alles zelf af.
Winsome had wel tegen Banks gezegd dat ze vond dat hij een enorm risico nam door Templeton op de ouders van Hayley Daniels af te sturen. Banks had geantwoord dat hij zich daarvan bewust was, maar dat ze gewoon niet voldoende mensen tot hun beschikking hadden en dat het wellicht een andere invalshoek zou opleveren. Hij voegde er cryptisch aan toe dat Templetons typische weerzinwekkende aanpak soms juist voor een doorbraak kon zorgen. Winsome was nog steeds niet overtuigd: ze had de ellendeling in actie gezien op een manier die Banks onbekend was. Annie Cabbot zou het wel begrijpen, maar die was er niet.
Winsome hield stil voor het huis van de familie Daniels in Swainshead en voelde opnieuw de nieuwsgierige blikken van de oude mannen op de brug op zich gericht.
‘Wat mankeert hun?’ zei Templeton. ‘Ze doen net alsof ze nog nooit een zwarte vrouw hebben gezien.’
‘Dat hadden ze waarschijnlijk ook niet, totdat ik langskwam,’ zei Winsome.
De verslaggevers waren vertrokken en het huis oogde verlaten. Er waren pas twee dagen verstreken sinds het nieuws van Hayleys dood en toch zag het pand er al verwaarloosd uit. Winsome klopte op de deur en Geoff Daniels deed open. Hij wendde zijn blik gegeneerd af toen hij haar zag staan, wat ook wel logisch was, en deed een stap opzij om Templeton en haar binnen te laten. Donna McCarthy zat in een leunstoel in de woonkamer. Zo te zien had ze sinds zondag niet meer geslapen. Er hing een gespannen sfeer, vond Winsome, maar ze kon niet zeggen of Templeton dat ook doorhad. Als hij het al aanvoelde, dan zou hij het toch gewoon negeren en datgene doen waarvoor hij was gekomen, zo was haar ervaring.
‘Is er al nieuws?’ vroeg Donna. Haar man liet zich intussen in een andere leunstoel bij het raam zakken. Winsome en Templeton namen plaats op de bank en Winsome trok automatisch haar rok over haar knieën. Als ze vanochtend vroeg had geweten dat ze met Templeton op stap moest, had ze een broek aangetrokken. Nu droeg ze echter een nette rok met een krijtstreep en een bijpassend jasje. Ze zag dat hij verlekkerd naar Donna McCarthy keek en zijn kansen bij haar inschatte.
‘Misschien,’ zei Templeton. ‘We willen u nog een aantal dingen vragen.’
‘Wat dan?’ zei Donna.
‘U hebt agent Jackman verteld dat u niet wist of Hayley een vaste vriend had gehad, maar dat u wel dacht dat ze seksueel actief was. Klopt dat?’
Donna draaide haar trouwring om haar vinger. ‘Nou ja… Ik…’
‘Is dat zo, Donna?’ beet Daniels haar met een rood gezicht van kwaadheid toe. ‘Heb jij de politie verteld dat mijn dochter een del was?’
‘Dat heb ik nooit gezegd,’ zei Donna.
‘Dat moet u nodig zeggen,’ zei Templeton tegen Daniels. ‘U lag nota bene vastgebonden op een bed met een of andere jonge snol op uw jongeheer.’
‘Wat?’ vroeg Donna en ze keek naar haar man. ‘Waar heeft hij het over?’
‘Wilt u zeggen dat u dat niet wist?’ zei Templeton met een ongelovige grijns op zijn gezicht. ‘Heeft hij het u dan niet verteld?’
‘Ik vond niet dat het…’ zei Winsome.
‘Nee,’ ging Templeton verder en hij legde haar met een gebaar het zwijgen op. ‘Ze hoort het te weten.’
‘Wat hoor ik te weten?’ zei Donna. ‘Waar hebt u het over?’
‘Toen we uw man vonden, was hij helemaal niet bij een congres – nou ja, misschien een congres voor vieze mannetjes. Hij lag vastgebonden op een hotelbed terwijl een naakte jongedame met hem stoeide. Winsome heeft alles van heel dichtbij gezien, is het niet zo, mop?’
‘Vuile schoft!’ zei Daniels. ‘Dat zet ik u betaald.’
‘Is het waar, Geoff? Wie was ze? Die smerige trut van kantoor die haar benen niet bij elkaar kan houden?’
Winsome rolde met haar ogen. ‘Rustig nou, mensen,’ zei ze. ‘Het spijt me, meneer en mevrouw Daniels, maar u zult dit later met z’n tweeën moeten bespreken. Er zijn belangrijker zaken waarover we het met u moeten hebben. Niemand heeft overigens gesuggereerd dat uw dochter losbandig was, meneer Daniels.’
‘Ze was nog zo onschuldig,’ zei Daniels. ‘Zo ontzettend onschuldig. Een slachtoffer. Beseft u dat wel?’
Winsome knikte, maar ze zag dat Templeton zich alweer opmaakte voor de volgende aanval. Geen goed teken. ‘Uiteraard,’ zei Templeton. ‘Het spijt me vreselijk als ik de indruk heb gewekt dat uw overleden dochter de grootste sloerie van de stad was. Dat was beslist niet mijn bedoeling. Het punt is echter dat ons ter ore is gekomen dat ze wellicht in het geheim een vriendje had. We vroegen ons af of u ons daar iets over kunt vertellen.’
‘Een vriendje? Wie zei dat?’ zei Daniels.
‘Het doet er niet toe wie dat heeft gezegd,’ antwoordde Templeton. ‘Is het waar?’
‘Hoe moeten wij dat nou weten?’ zei Donna, die nog steeds razend van woede naar haar man staarde, ‘als het een geheim was?’
‘Gelooft u het?’ vroeg Templeton. ‘Waren er signalen, onverklaarbare afwezigheid, dagen waarop ze weigerde te vertellen waar ze naartoe ging of nachten waarin ze wegbleef?’
‘Ze bleef weleens bij vriendinnen van de hogeschool logeren, als ze een avondje ging stappen in Eastvale.’
‘Dat weet ik,’ zei Templeton. ‘Ze wilde dan niet rijden, omdat ze van plan was zich klem te zuipen. Weet u dat mensen vaak al hun beoordelingsvermogen overboord gooien wanneer ze bezopen zijn?’
‘Volgens mij dronk Hayley niet echt veel,’ zei Donna. ‘Ze wilde gewoon plezier hebben met haar vrienden.’
‘Ach, kom nou toch,’ zei Templeton. ‘Ze was op zaterdag zo bezopen dat ze in haar eentje de Maze in dook om te plassen. Ga me nu niet vertellen dat daar enig gezond verstand bij kwam kijken.’
Donna begon te snikken. Daniels vloog naar voren, greep Templeton bij de kraag van zijn jasje en schreeuwde: ‘Hoe durf je zo over onze dochter te praten, vuile, gevoelloze klootzak?’
‘Laat me los!’ zei Templeton. Hij duwde hem weg en trok zijn jasje recht.
Heel fijn, dacht Winsome bij zichzelf. Ze vond het stiekem jammer dat het Daniels niet was gelukt een flinke dreun uit te delen. Weer een verhoor van Templeton dat in de soep liep. Hoe was het toch in vredesnaam mogelijk dat zo’n zakkenwasser het in de moderne maatschappij tot brigadier had geschopt? Ze schoot hem te hulp. ‘Laten we allemaal rustig blijven. Brigadier Templeton pakt het misschien niet altijd even diplomatiek aan, maar hij heeft wel een paar serieuze vragen opgeroepen en uw antwoord kan ons mogelijk helpen Hayleys moordenaar op te sporen. Weet een van u beiden iets van een vriendje af?’
Ze schudden hun hoofd, Daniels met een nijdige blik op Templeton en Donna met een gezicht alsof ze de twee mannen elk moment kon vermoorden.
‘Tja, iemand moet er toch iets van afweten,’ zei Templeton. ‘Of hebt u haar gewoon haar gang laten gaan en lekker laten doen wat ze wilde?’
‘Ze was negentien, meneer Templeton,’ zei Donna. ‘Vertelt u me maar eens hoe je in vredesnaam een negentienjarige onder de duim houdt.’
‘Heeft ze zich nooit iets laten ontvallen?’ vroeg Winsome. ‘Is u nooit iets bijzonders opgevallen, als vrouwen onder elkaar?’
‘U geeft me het gevoel dat ík schuldig ben,’ zei Donna. Ze pakte een papieren zakdoekje. ‘U zegt dus dat ik beter had moeten opletten, omdat dit dan niet was gebeurd.’
‘Dat is niet zo,’ zei Winsome. ‘U moet uzelf geen verwijten maken. Er is maar één iemand verantwoordelijk voor wat Hayley is overkomen, en dat is de moordenaar.’
‘Had ik maar gewoon… ik weet niet… haar meer gesteund of zo…’
‘Wist u dat ze condooms in haar schoudertas had?’ vroeg Templeton.
‘Nee, dat wist ik niet,’ zei Donna. ‘Ik heb nooit in Hayleys tas gekeken.’
Daniels wierp Tempelton een blik vol walging toe.
‘Verbaast het u?’ vroeg Templeton.
‘Nee,’ zei Donna. ‘Ze wist dat ze voorzichtig moest zijn als ze iets ging doen. Dat zijn ze tegenwoordig allemaal.’
‘Als ze haar vriend geheim wilde houden,’ zei Winsome, ‘willen we graag weten wat daar de reden voor was. Misschien was het een oudere man. Misschien was hij wel getrouwd.’
‘Ook dat kan ik u niet vertellen,’ zei Donna.
Templeton richtte het woord tot Daniels. ‘U hebt zelf enige ervaring in dat opzicht, hè?’ zei hij. ‘Een nummertje maken met Martina Redfern terwijl Hayley werd vermoord. U houdt dus wel van jong? Misschien moeten we u gewoon wat steviger aan de tand voelen.’
Als hij had verwacht Daniels hiermee nog verder op stang te jagen, dacht Winsome bij zichzelf, dan kwam hij bedrogen uit. Daniels zat mat en triest voor hen. ‘Ik heb zo mijn gebreken,’ zei hij. ‘Heel veel zelfs. Ik kan alleen maar hopen dat Donna het kan opbrengen om me te vergeven. Mijn gebreken zullen u echter niet helpen de moordenaar van mijn dochter op te sporen. Als u hier alleen maar de boel een beetje komt opstoken, dan zou ik zeggen: maak dat u wegkomt en doe uw werk.’
‘Dat is precies wat we proberen te doen, meneer,’ zei Winsome, verrast omdat ze het nu voor Templeton opnam. Om het verhoor te redden, moest ze echter ook Templeton redden. Ze bezwoer dat ze zich nooit meer door iemand in een dergelijke situatie zou laten manoeuvreren, wat iedereen verder ook zei. ‘Heeft ze het bijvoorbeeld weleens gehad over de docenten van de hogeschool?’ vroeg ze.
‘Soms,’ zei Donna.
‘Iemand in het bijzonder?’
‘Austin,’ zei Daniels plotseling. ‘Malcolm Austin. Weet je nog, Donna, die man die afgelopen april dat reisje naar Parijs begeleidde?’
‘Ja,’ zei Donna. ‘Ze heeft het inderdaad een paar keer over hem gehad. Zijn vak was haar lievelingsvak. Ik geloof niet dat er… Ik bedoel…’
‘Hebt u hem ontmoet?’ vroeg Winsome.
‘Nee,’ zei Donna. ‘We hebben geen enkele van de docenten ooit ontmoet. Toen ze nog op middelbare school zat, spraken we haar leraren en leraressen natuurlijk regelmatig, maar zodra ze naar de hogeschool gaan… Nou ja, dan doe je dat niet meer.’
‘U weet dus niet hoe oud hij is en of hij getrouwd is?’
‘Sorry,’ zei Donna. ‘Daarmee kan ik u niet helpen. U vroeg of ze het weleens over iemand had, en hij was de enige.’
‘Romantische stad, Parijs,’ merkte Templeton op. Hij poetste zijn nagels op aan zijn bovenbeen, zoals cricketspelers de bal poetsen.
Winsome stond op. ‘Goed, in elk geval hartelijk bedankt,’ zei ze. ‘Het begin is er. We zullen met die meneer Austin gaan praten.’
Templeton bleef zitten en Winsome werd zenuwachtig van het gebrek aan beweging van zijn kant. Ze besefte opeens dat hij natuurlijk een hogere rang had dan zij en dat hij dus degene was die had moeten aangeven dat ze konden vertrekken, maar ze was er zo op gefocust geweest de schade te beperken dat ze daar niet aan had gedacht. Uiteindelijk kwam hij traag overeind. Hij schonk Daniels een lange, onderzoekende blik en zei: ‘We spreken u binnenkort weer.’ Toen haalde hij zijn visitekaartje tevoorschijn en hij overhandigde het nadrukkelijk aan Donna, die peinzend naar haar man staarde als een stierenvechter naar een stier. ‘Als u nog iets bedenkt, mevrouwtje,’ zei Templeton, ‘aarzelt u dan niet en bel me. Ik ben vierentwintig uur per dag bereikbaar.’
Toen ze buiten bij de auto stonden, greep hij Winsome vast bij haar arm. Hij boog zich zo dicht naar haar toe dat ze de geur van zijn spearmintkauwgom kon ruiken en zei: ‘Waag het niet om dat de volgende keer nog eens te doen.’
‘Er komt geen “volgende keer”,’ zei Winsome, verbaasd over haar eigen felheid. Ze rukte haar arm los en verbaasde zichzelf nog meer door te zeggen: ‘En blijf met die gore poten van u van me af, brigadier.’
Banks was blij dat hij die dinsdag op een fatsoenlijk tijdstip thuis was, hoewel hij nog steeds in beslag werd genomen door wat Annie hem over de moord op Lucy Payne had verteld. Hij had ’s middags Broughs persconferentie op het hoofdbureau van de oostelijke divisie bekeken, en nu domineerden Lucy Payne en de moorden op The Hill nummer 35, ‘Paynes Huis van Pijn’ zoals één krant het indertijd had genoemd, het nieuws opnieuw.
Banks stopte Maria Muldaurs Heart of Mine in de cd-speler. Terwijl hij door het raam staarde, probeerde hij te beslissen of hij de lam korma zou opwarmen of weer een kip Kiew van Marks & Spencer. Maria zong Dylans ‘Buckets of Rain’, maar het weer was juist aanzienlijk verbeterd. De zon ging onder. Stroken vermiljoen, magenta en karmozijn kleurden de hemel in het westen en wierpen licht op de snelstromende Gratly Beck, waardoor het water af en toe net donkere, rondkolkende olie leek. Volgend weekend moest de klok weer een uur vooruit worden gezet en zou het tot laat op de avond licht zijn.
Uiteindelijk maakte hij een sandwich met ham en kaas klaar en hij schonk een glas Peter Lehmann-shiraz in. De enorme geluidsinstallatie stond in de uitbouw, net als de televisie met plasmascherm, maar hij had luidsprekers geïnstalleerd in de keuken en ook in de kamer aan de voorkant, waar hij soms zat te lezen of aan de computer werkte. De bank was comfortabel, de tafellampen knus en het turfvuur kwam goed van pas op kille winteravonden. Op deze avond had hij er geen behoefte aan, maar hij besloot er toch zijn avondmaal te nuttigen en de aantekeningen door te nemen die hij van kantoor had meegebracht. Zowel Ken Blackstone als Phil Hartnell had ermee ingestemd de volgende ochtend in Leeds bij elkaar te komen. Annie sliep die avond in haar cottage in Harkside en hij zou haar de volgende ochtend om halftien oppikken. Voordat het zover was, moest hij zich echter eerst voorbereiden.
In feite was hij al goed bekend met het onderwerp. Hij hoefde het dossier niet eens te lezen om zich hun namen te herinneren: Kimberley Myers, vijftien, op een vrijdagavond niet thuisgekomen na een dansfeest van school; Kelly Diane Matthews, zeventien, vermist na een nieuwjaarsfeestje in Roundhay Park in Leeds; Samantha Jane Foster, achttien, op weg naar huis van een poëzievoordracht in een pub vlak bij de universiteit van Bradford verdwenen; Leanne Wray, zestien, spoorloos verdwenen tijdens een wandelingetje van tien minuten tussen een pub en haar ouderlijk huis in Eastvale en Melissa Horrocks, zeventien, niet thuisgekomen na een popconcert in Harrogate. Vijf jonge meisjes, stuk voor stuk ten prooi gevallen aan Terence Payne, die al snel de bijnaam de ‘Kameleon’ kreeg, en, zo werd over het algemeen aangenomen, ook van diens vrouw, die later als het beruchte ‘duivelsgebroed’ werd aangeduid.
Twee agenten die hun gebruikelijke ronde liepen, waren naar het huis van de Paynes in West-Leeds gestuurd, nadat een buurvrouw had gemeld dat er een ruzie plaatsvond. Daar hadden ze Lucy Payne bewusteloos in de gang aangetroffen, ogenschijnlijk het slachtoffer van een aanval door haar man. In de kelder had Terence Payne de agenten aangevallen met een machete en agent Dennis Morrisey om het leven gebracht. Morriseys partner, agent Janet Taylor, was erin geslaagd enkele rake klappen uit te delen met haar wapenstok en was pas opgehouden met slaan toen Terence Payne zich niet meer bewoog en niet langer een bedreiging vormde. Niet veel later was hij aan zijn verwondingen overleden.
Banks was naar de kelder gestuurd, waar de lokale politie het lichaam van Kimberley Myers vastgebonden, naakt en dood op een matras had gevonden, omringd door kaarsen; haar lichaam zat rond de borsten en schaamstreek onder de snijwonden. De andere meisjes waren in stukken gehakt en begraven in de aangrenzende ruimte aangetroffen, en sectie wees uit dat ze op dezelfde wijze waren gemarteld. Wat Banks afgezien van de stank nog het meest was bijgebleven, was de manier waarop hun tenen als kleine champignons door de aarde omhoogstaken. Soms werd hij geplaagd door nachtmerries over de tijd die hij in de kelder van The Hill nummer 35 had doorgebracht.
Hij dacht terug aan zijn gesprek met Annie van die middag en het drong tot hem door dat hij zich wel erg defensief had opgesteld. Zijn helderste herinnering aan Lucy Payne stamde van de eerste keer dat hij haar in het ziekenhuisbed had zien liggen en ze absoluut niet zo mooi was geweest als op sommige foto’s die de kranten hadden gehaald. De helft van haar gezicht ging schuil onder een laag verband; het lange, diepzwarte haar lag over het kussen onder haar hoofd uitgewaaierd en haar ene gezonde oog, dat hem met een verontrustende directheid had aangestaard, was net zo donker geweest als het haar.
Uiteraard ontkende ze betrokken te zijn geweest bij de misdaden van haar man of ervan af te hebben geweten. Wanneer Banks met haar sprak, had hij voortdurend het gevoel dat ze altijd één stap op hem voorliep, dat ze wist wat hij ging vragen, en haar antwoorden en de vereiste emoties als verdriet of spijt – nooit schuldgevoel – bij de hand had. Ze had zich afwisselend kwetsbaar en onbeschaamd gedragen, als slachtoffer, maar ook als iemand met een seksuele perversie. Toen haar verleden bekend werd, bleek dat vol onvoorstelbare gruwelen te zitten die hadden plaatsgevonden in een afgelegen huis aan de kust, waar de kinderen van twee gezinnen door hun ouders waren onderworpen aan ritueel seksueel misbruik totdat maatschappelijk werkers op een dag onder druk van geruchten over satanische riten hadden toegeslagen.
Banks stond op en schonk nog een glas wijn voor zichzelf in. Hij dronk eigenlijk veel te snel. Hij nam een slokje en dacht terug aan de mensen die hij tijdens het onderzoek naar de Kameleon was tegengekomen, van de ouders van de slachtoffers tot de buren en schoolvriendinnen van enkele van de meisjes. Verder was een van de leraren zelfs korte tijd verdachte geweest, een vriend van de Paynes die Geoffrey Brighouse heette. Het was een lange lijst, maar het gaf Annie en haar team in elk geval iets om zich in vast te bijten.
Nu hij zo aan de slachtoffers van de Paynes zat te denken, gleden Banks’ gedachten ook weer terug naar Hayley Daniels. Hij mocht zich bij het onderzoek niet laten afleiden door deze nieuwe zaak van Annie. Dat was hij Hayley verschuldigd. Met een beetje geluk zouden de resultaten van het lab al langzaam binnendruppelen wanneer hij de volgende dag uit Leeds terugkwam; ook zouden Wilson en Templeton dan de meeste vrienden moeten hebben gesproken met wie Hayley zaterdagavond was gaan stappen en hadden ze hopelijk eveneens het mogelijke vriendje, Malcolm Austin, gehoord.
Banks begreep dat hij een fout had gemaakt door Winsome en Templeton samen naar het gesprek met Daniels en McCarthy te sturen. Aan de ijzige sfeer die tussen hen hing toen ze op het bureau terugkeerden, kon hij merken dat het niet goed was verlopen. Ze zouden er geen van tweeën mee bij hem komen, dacht hij bij zichzelf, maar hij voelde wel aan dat er meer achter zat dan alleen Templetons overactieve libido.
Het probleem was echter dat Banks zeker wist dat hij het bij het juiste eind had gehad tijdens zijn gesprek met Annie: Templeton kon echt een goede agent zijn, en dat kwam soms juist door zijn bruuske gedrag en het feit dat hij alle fatsoensregels aan zijn laars lapte. Hij wist echter ook dat hij, wanneer hij er nog eens diep over nadacht of er in het team wel plek was voor iemand als Templeton, zeker nu Winsome zulke vorderingen boekte, tot de conclusie zou komen dat het antwoord daarop nee was. Overplaatsing was dus een uitstekend idee.
Banks probeerde Lucy Payne en Hayley Daniels uit zijn hoofd te zetten. Maria Muldaur had het eind van ‘You Ain’t Going Nowhere’ bereikt en hij stond op om een andere cd op te zetten. Hij koos Bill Evans’ Half Moon Bay -concert, waar hij graag bij zou zijn geweest. Evans stelde zijn basgitarist en drummer voor, en daarna werd het prachtige ‘Waltz for Debbie’ ingezet. Het was nog vroeg, maar Banks besloot de rest van de avond thuis naar de jazzverzameling te luisteren die hij langzaam maar zeker weer bijeen had vergaard en verder te lezen in Na de oorlog . Hij werd zo in beslag genomen door de Koude Oorlog en ‘What Are You Doing The Rest Of Your Life?’ dat het even duurde voordat het tot hem doordrong dat zijn glas alweer leeg was.
Het leek eeuwen geleden dat Annie voor het laatst in een restaurant in Eastvale was geweest, en ze was blij dat ze op Winsomes uitnodiging was ingegaan, ook al begreep ze dat de avond niet geheel vrij van werk zou zijn. Het Italiaanse restaurantje op de bovenverdieping van de winkels die tegen de achterkant van de kerk aan het marktplein waren gebouwd was bijzonder goed: verschillende vegetarische gerechten en goede, goedkope wijn. Ze genoot van haar pasta primavera en tweede glas chianti, hoewel ze zich een tikje schuldig voelde, omdat ze zich niet langer aan haar voornemen had gehouden; Winsome had cannelloni genomen en raakte inmiddels aardig op stoom met haar verbale aanval op Templeton.
‘Heb je tegen hem gezegd wat je ervan vond?’ vroeg Annie zodra ze daar de kans voor kreeg.
‘Jazeker.’
‘Wat zei hij toen?’
‘Niets. Geen woord. Hij schrok zich wild omdat ik schuttingtaal had gebruikt. Nou ja, ik schrok me zelf óók wild omdat ik schuttingtaal had gebruikt. Dat doe ik anders nooit.’ Ze sloeg een hand voor haar mond en lachte.
Annie lachte mee. ‘Maak je niet druk,’ zei ze. ‘Beledigingen glijden zo langs hem af. Morgen doet hij weer normaal – wat in zijn geval voor normaal moet doorgaan althans.’
‘Ik weet nog niet zo zeker of ik dat wel wil,’ zei Winsome. ‘Echt. Deze keer meen ik het. Een van ons zal weg moeten. Ik kan niet meer met hem samenwerken en toekijken hoe hij over de gevoelens van anderen heen walst. Ik weet niet of ik wel kan wachten tot hij wordt overgeplaatst.’
‘Moet je horen,’ zei Annie, ‘niemand heeft ooit beweerd dat het leven van een agent gemakkelijk zou zijn. Soms moet je vuil spel spelen en jezelf ertegen wapenen. Heb geduld en hou vol.’
‘Ik kan bijna niet geloven dat je dit doet,’ zei Winsome. ‘Je neemt het nota bene voor hem op.’
‘Ik neem het helemaal niet voor hem op,’ zei Annie. ‘Ik probeer alleen maar duidelijk te maken dat je harder moet worden als je in dit vak wilt overleven. Dat is het enige.’
‘Denk je dat ik niet sterk genoeg ben?’
‘Je moet een dikkere huid zien te krijgen.’
‘Weet je dan niet dat een zwarte huid dikker is dan een witte?’
‘Watte?’ zei Annie.
‘Je hebt me wel gehoord. Hoe denk je anders dat ik me tegen alle bedekte toespelingen en regelrechte beledigingen pantser? Mensen kijken op je neer of doen juist hun uiterste best om de indruk te wekken dat ze je huidskleur niet eens hebben opgemerkt en dat je precies hetzelfde bent als alle anderen, maar intussen praten ze tegen je alsof ze het tegen een klein kind hebben. Ik weet niet wat erger is. Heb je enig idee hoe het voelt wanneer iemand louter en alleen vanwege de kleur van je huid naar je staat te staren, of je beledigt alsof je een minderwaardig schepsel bent, een beest? Zoals de vader van Hayley Daniels of die oude mannen op de brug in Swainshead.’
‘Van de vader van Hayley Daniels weet ik het niet,’ zei Annie, ‘maar die oude mannen in Swainshead heb ik gezien en zij weten gewoon niet beter. Ik weet dat het geen excuus is, maar het is echt zo. Verder weet ik dan misschien wel niet hoe het voelt wanneer mensen naar je kijken vanwege de kleur van je huid, maar ik weet wel hoe het is om als minderwaardig schepsel te worden behandeld omdat ik een vrouw ben.’
‘Nou, het is twee keer zo erg!’ zei Winsome.
Annie keek haar aan en toen begonnen ze allebei zo hard te lachen dat een bejaard echtpaar dat naast hen zat de wenkbrauwen fronste. ‘Ach, wat kan het mij ook verdommen!’ zei Annie en ze hief haar glas op. ‘Een toost op ons verzet tegen die zakkenwassers.’
Ze klonken met hun glazen tegen elkaar. Annies gsm begon te rinkelen en ze haalde hem uit haar tas. ‘Ja?’
‘Annie? Met Eric.’
‘Eric. Wat moet je, verdomme?’
‘Dat is ook niet aardig.’
‘Ik heb je gezegd dat je me niet op mijn mobiele telefoon mocht bellen. Ik zit te eten met een collega.’
‘Man of vrouw?’
‘Dat gaat je geen bal aan.’
‘Oké. Oké. Sorry. Ik was gewoon nieuwsgierig. Zeg, ik zat net aan je te denken en toen dacht ik: waarom zouden we tot donderdag wachten? Vanavond heb je duidelijk al andere plannen, maar hoe zit het met morgen? Woensdag. Lunch?’
‘Morgen zit ik in Leeds,’ zei Annie, en ze vroeg zich af waarom ze dit in vredesnaam aan Eric vertelde. ‘Bovendien heb ik al gezegd dat ik donderdag niet kom.’
‘Dan wordt het dus donderdag,’ zei Eric. ‘Sorry dat ik je heb gestoord.’ Hij verbrak de verbinding.
Annie propte het mobieltje terug in haar tas.
‘Is er iets aan de hand?’ vroeg Winsome.
Annie knarsetandde, haalde diep adem en nam een slok wijn. Ze keek naar Winsome, woog de voors en tegens tegen elkaar af en zei toen: ‘Ja, ik ben bang van wel. Er is iets aan de hand met mij. Laten we nog een fles wijn bestellen, dan vertel ik je het hele onsmakelijke verhaal.’
De serveerster kwam de chianti brengen. Winsome had haar cannelloni op en leunde met haar ellebogen op de tafel. Annie schonk voor hen allebei een flink glas in.
‘Vooruit,’ zei Winsome. ‘Vertel op.’
‘Het heeft eigenlijk niets te betekenen,’ zei Annie, die zich geneerde en zich slecht op haar gemak voelde nu het moment van de waarheid was aangebroken.
‘Je klonk aan de telefoon anders aardig geïrriteerd. Wie was het?’
‘Wat het is… Nou ja, ik ben onlangs, om precies te zijn: afgelopen zaterdagavond, met een paar vriendinnen gaan stappen.’ Ze streek met een hand over haar haren en lachte. ‘Voor zover je in een gat als Whitby tenminste van stappen kunt spreken.’
‘Wat is er gebeurd?’
‘Tja, ik kwam een leuke vent tegen en… van het een kwam het ander. Ik had veel te veel gedronken, we hebben een paar jointjes gerookt, en om een lang verhaal kort te maken: de volgende ochtend werd ik in zijn bed wakker.’
‘Wát?’
‘Je hebt het goed verstaan. Ik kwam een leuke vent tegen en ben met hem naar huis gegaan.’
‘En dus ook met hem naar bed geweest?’
‘Ehm… ja.’
‘Was dat de eerste keer dat je hem tegenkwam?’
‘Ja. Winsome… wat is er?’
‘Niets.’ Winsome schudde haar hoofd. ‘Ga verder.’
Annie nam een flinke teug wijn. ‘Hij bleek iets jonger te zijn dan ik aanvankelijk had gedacht en…’
‘Hoe jong?’
Annie schokschouderde. ‘Weet ik niet precies. Twee-, drieëntwintig. Zoiets.’
Winsome sperde haar ogen wijd open. ‘Een jongen! Je hebt in een kroeg een jóngen opgepikt en bent met hem naar bed gegaan?’
‘Doe nou niet zo naïef. Zulke dingen gebeuren wel vaker, hoor.’
‘Niet bij mij.’
‘Tja, dan kom je duidelijk niet in de juiste kroegen.’
‘Dat bedoelde ik niet, en dat weet je best. Ik meen het serieus. Ik zou nóóit met iemand mee naar huis gaan die ik in een kroeg was tegengekomen, en ik zou al helemáál niet met iemand meegaan die zo jong was.’
‘Winsome, je bent zelf pas dertig!’
Winsomes ogen schoten vuur. ‘Dan nog zou ik nog steeds niet met een knul van tweeëntwintig naar bed gaan. Jij… Hoe kon je dat nou doen? Het is walgelijk. Je bent nota bene oud genoeg om zijn moeder te zijn.’
‘Winsome, wees alsjeblieft niet zo zwaar op de hand. Iedereen zit naar ons te kijken. Oké, als ik op mijn achttiende een baby had gekregen, zou ik inderdaad zijn moeder kunnen zijn. Dat is echter niet het geval, dus hou op met die oedipusonzin van je.’
‘Dat is niet wat ik bedoel.’
‘Ik wist niet dat je zo preuts was.’
‘Ik ben niet preuts. Je hoeft echt niet preuts te zijn om…’
‘Om wat? Wat bedoel je nou precies?’
‘Goede zeden. Dit kan gewoon echt niet.’
‘O, gaan we het nu over goede zeden hebben? Dit kan dus écht niet, zeg je?’ Annie dronk nog wat wijn. Ze voelde zich een beetje duizelig en was boos, en niet zo’n klein beetje ook. ‘Nou, ik zal je eens vertellen wat je met die zeden van je kunt doen, arrogante zedenpreker: stop ze maar lekker in je…’
‘Hou je mond!’
Annie zweeg. Iets in Winsomes stem weerhield
haar ervan verder te gaan.
De twee vrouwen zaten ongemakkelijk op hun stoel en keken elkaar
wantrouwend aan. ‘Ik dacht dat je mijn vriendin was,’ zei Annie ten
slotte.
‘Ik had niet verwacht dat je meteen met een oordeel over me zou
klaarstaan.’
‘Ik sta helemaal niet meteen met een oordeel klaar. Ik schrik me gewoon te pletter.’
‘Wat is er nu zo erg aan? Het ging me er ook helemaal niet om hoe oud hij was, of dat het een eenmalig avontuurtje was of die paar jointjes, of wat het verder ook mag zijn waardoor jij nu opeens zo chagrijnig doet.’
‘Je hoeft niet zo’n toon tegen me aan te slaan.’
Annie hief haar hand op. ‘Best. Ik begrijp dat dit niet werkt. Weer zo’n slecht idee van me. Laten we de rekening maar betalen en vertrekken.’
‘Je hebt je wijn nog niet op.’
Annie pakte haar glas en dronk het in één teug leeg. ‘De rest van de fles is voor jou,’ zei ze, en ze gooide een briefje van twintig pond op de tafel, ‘en hou het wisselgeld voor mijn part ook maar, verdomme.’
Om halftien hoorde Banks tot zijn verbazing het geluid van een auto die met gierende banden voor zijn cottage tot stilstand kwam. Hij verwachtte niemand. De enige die nog weleens onaangekondigd langskwam, was zijn zoon Brian, maar die was nu met zijn nieuwe band aan het repeteren in Londen. Nou ja, eigenlijk was het de oude band, de Blue Lamps, alleen was Brians partner, de tweede gitarist met wie hij de nummers had geschreven, vervangen. Hun sound was een beetje veranderd, maar te oordelen naar de paar demo’s die Brian hem had laten horen, was de nieuwe gitarist beter dan de vorige. Het schrijven van nieuwe nummers bleef een probleem, maar Banks was ervan overtuigd dat Brian het wel zou redden en de last uiteindelijk in zijn eentje kon dragen.
Toen er op de deur werd geklopt, had Banks zijn hand al op de deurknop. Hij deed open en tot zijn stomme verbazing zag hij Annie Cabbot staan.
‘Sorry dat ik zo laat nog op de stoep sta,’ zei ze. ‘Mag ik binnenkomen?’
Banks deed een stap naar achteren. ‘Natuurlijk. Is er iets aan de hand?’
‘Aan de hand? Nee hoor, waarom zou er iets aan de hand moeten zijn? Mag ik niet gewoon bij een oude vriend op bezoek komen wanneer ik daar zin in heb?’ Toen ze langs hem liep, struikelde ze bijna en hij pakte haar vast bij haar arm. Ze keek hem aan en schonk hem een scheve glimlach. Hij liet haar los.
‘Natuurlijk mag dat,’ zei Banks, die onthutst was over haar gedrag en van zijn stuk gebracht omdat zijn rustige avondje met boek, wijn en muziek zo ruw werd verstoord. Bill Evans had al een tijdje geleden plaatsgemaakt voor John Coltrane en de tenorsax die op de achtergrond improviseerde spreidde de welbekende deken van geluid over de kamer uit. Hij wist dat het even zou duren voordat hij zich op bezoek had ingesteld. ‘Wil je iets drinken?’ vroeg hij.
‘Heerlijk,’ zei Annie. Ze gooide haar jasje neer. Het kwam terecht op het computerscherm. ‘Ik lust wel hetzelfde als jij.’
Banks liep naar de keuken, schonk een glas voor haar in en goot het laatste restje uit de fles in zijn eigen glas. Annie stond tegen het deurkozijn geleund en hij overhandigde haar het glas. ‘Is dat alles wat er nog is?’ vroeg ze.
‘Ik heb nog een fles staan.’
‘Mooi.’
Ze stond duidelijk onvast op haar benen, zag Banks toen hij achter haar aan naar de woonkamer liep, waar ze zich in een leunstoel liet vallen.
‘Waarom ben je eigenlijk hier?’ vroeg hij.
Annie nam een slokje wijn. ‘Lekker,’ zei ze. ‘Wat zei je? O, niets. Zoals ik net al zei: een bezoekje aan een oude vriend. Ik heb met Winsome in Eastvale gegeten en ik dacht… je weet wel… Het is niet zo ver.’
‘Het is anders best een lange rit vanuit Eastvale.’
‘Je wil toch niet beweren dat ik te veel heb gedronken, hè?’
‘Nee. Ik…’
‘Dan is het goed.’ Annie hief haar glas op. ‘Proost.’
‘Proost,’ zei Banks. ‘Wat had Winsome allemaal te vertellen?’
‘Och, niets bijzonders. Saaie dingen. Die hufter van een Templeton.’
‘Ik heb gehoord dat het gesprek met Hayleys ouders niet zo goed is verlopen.’
‘Tja, dat zat er natuurlijk ook wel in. Waarom stuur je hen er dan ook in vredesnaam samen op uit? En waarom handhaaf je hem op het bureau?’
‘Annie, daar wil ik eigenlijk niet over praten…’
Annie zwaaide met haar hand door de lucht. ‘Nee. Dat weet ik. Natuurlijk niet. Ik trouwens ook niet. Daarom ben ik ook niet hier. Laten we die ellendige Templeton en Winsome maar gewoon vergeten, oké?’
‘Ik vind het prima.’
‘Zeg eens, Alan, hoe gaat het eigenlijk met jóú? Julia Ford vroeg nog naar je, weet je. Ze is best knap, op een advocaterige manier. Vind je ook niet?’
‘Ik heb nooit zo over haar nagedacht.’
‘Liegbeest. Wat is dat voor muziek?’
‘John Coltrane.’
‘Klinkt raar.’
Banks maakte aanstalten om op te staan. ‘Als je wilt, kan ik wel iets anders opzetten.’
‘Nee, nee. Blijf zitten. Ik zeg niet dat ik het niet mooi vind, alleen maar dat het raar klinkt. Af en toe mag raar best, vind ik. Eigenlijk vind ik het juist wel goed.’ Haar mond vertrok in een vreemd glimlachje en ze dronk haar glas leeg. ‘Oeps, zo te zien hebben we nog wat wijn nodig.’
‘Dat was snel,’ zei Banks. Hij liep naar de keuken om een nieuwe fles open te trekken en vroeg zich intussen af wat hij in vredesnaam met Annie aan moest. Hij mocht haar eigenlijk geen wijn meer geven; het was overduidelijk dat ze al genoeg had gehad. Maar als hij dat tegen haar zei, zou ze dat niet leuk vinden. In het ergste geval was er natuurlijk altijd de logeerkamer nog.
In de woonkamer had Annie het zich gemakkelijk gemaakt in de leunstoel en haar voeten onder zich opgetrokken. Ze droeg niet vaak een rok, maar die dag wel en de stof was kreukelend omhooggeschoven, waardoor de helft van haar bovenbenen zichtbaar was. Banks gaf haar het glas. Ze keek hem glimlachend aan. ‘Mis je me?’ vroeg ze.
‘We missen je allemaal,’ zei Banks. ‘Wanneer kom je terug?’
‘Nee, dat bedoel ik niet, suffie. Ik bedoel: mis jíj me?’
‘Ja, natuurlijk mis ik je,’ zei Banks.
‘“Ja, natuurlijk mis ik je,”’ herhaalde Annie. ‘Wat vind jij van oudere vrouwen met jongere knullen?’
‘Pardon?’
‘Je hebt me wel gehoord.’
‘Dat wel, maar ik begrijp niet wat je bedoelt.’
‘Oudere vrouwen met jonge knullen. Dat weet je toch wel? Jonge knullen zijn meestal geen goede minnaars, weet je.’
‘Nee, dat weet ik niet.’ Banks probeerde zich te herinneren hoe het was geweest toen hij een jonge knul was. Waarschijnlijk was hij inderdaad een vreselijk slechte minnaar geweest. Eerlijk gezegd was hij dat nu waarschijnlijk nóg. Anders was het hem heus wel gelukt om een vrouw te vinden en te houden. Over een onbereikbaar ideaal gesproken! Toch zou het fijn zijn als hij wat vaker de kans kreeg om te oefenen.
‘O, Alan,’ zei ze. ‘Wat moet ik toch met jou aan?’
Voordat hij goed en wel doorhad wat er gebeurde, zat ze naast hem op de bank. Hij voelde haar warme bovenbenen tegen de zijne en haar adem in zijn oor. Hij rook rode wijn en knoflook. Ze drukte haar borsten tegen zijn arm en probeerde hem op zijn mond te kussen, maar hij wendde zijn hoofd af. ‘Wat is er?’ vroeg ze.
‘Ik weet het niet,’ zei Banks. ‘Het voelt gewoon niet goed.’
‘Verlang je dan niet naar me?’
‘Je weet best dat ik naar je verlang. Ik verlang altijd naar je.’
Annie frunnikte onbeholpen aan de knopen van haar bloes. ‘Neem me dan,’ zei ze. Ze schoof snel ademend dichter naar hem toe. ‘Mannen lusten er toch altijd en overal pap van?’
Banks deinsde opnieuw achteruit. ‘Niet zo,’ zei hij.
‘Hoe bedoel je?’
‘Je hebt gedronken.’
‘Wat zou dat nou?’ Ze tastte weer naar de knopen. Hij zag de zwarte kanten rand van haar beha en de zachte zwelling van het vlees eronder. ‘Jij gaat toch niet ook preuts doen, hè?’
‘Luister nou eens,’ zei Banks, ‘het is niet…’
Annie legde een vinger tegen zijn lippen. ‘Sst.’
Hij trok zich los.
Ze keek hem niet-begrijpend aan. ‘Wat is er nou?’
‘Ik heb je al gezegd wat er is,’ zei hij. ‘Dit voelt gewoon niet goed. Ik geloof ook niet dat jij dit echt wilt. Ik weet niet wat er aan de hand is, maar er is wel wat.’
Annie schoof weg en probeerde haastig haar bloes weer dicht te knopen. Haar gezicht was knalrood en ze keek razend. ‘Hoezo voelt het niet goed?’ zei ze. ‘Wat mankeert er dan aan me? Ben ik te dik? Niet knap genoeg? Zijn mijn borsten niet stevig genoeg? Ben ik niet aantrekkelijk genoeg? Niet goed genoeg voor je?’
‘Dat is het allemaal niet,’ zei Banks. ‘Het is…’
‘Of ligt het aan jou? Ik begin namelijk wel mijn twijfels over je te krijgen, weet je,’ ging Annie verder. Ze stond half struikelend op en stak haar hand uit naar haar jasje en tas. ‘Ik heb echt zo mijn twijfels over mannen als jij. Ik bedoel, gaat het dan echt zo goed met dat ellendige rotleventje van je dat je je het kunt veroorloven om iemand als ik af te wijzen? Is dat het, Alan? Heb jij soms ergens een knap jong ding van tweeëntwintig verstopt? Is dat het? Ben ik te oud voor je?’
‘Ik heb net al gezegd dat het dat niet is. Ik…’
Het was echter al te laat. Banks hoorde haar zeggen: ‘Ach, je kunt mijn rug op, Alan. Of eigenlijk juist niet.’ Ze trok de deur wild achter zich dicht. Toen Alan buiten kwam, was ze al bezig de auto te starten. Hij wist dat ze dronken was en dat hij haar eigenlijk moest tegenhouden, maar hij had geen flauw idee hoe hij dat moest aanpakken, afgezien van haar achter het stuur vandaan te sleuren of zichzelf voor haar wielen te gooien. In de stemming waarin ze nu was, zou ze vermoedelijk gewoon over hem heen rijden. In plaats daarvan luisterde hij dus naar de knarsende versnellingen en keek hij haar na toen ze met een schrikbarend hoge snelheid in een regen van grind achteruitreed. Hij hoorde de versnellingsbak nogmaals gieren en toen verdween ze over het weggetje door Gratly.
Banks bleef met bonzend hart staan en vroeg zich af wat er in godsnaam aan de hand was. Toen hij weer naar binnen liep, zette Coltrane net ‘My Favour-ite Things’ in.