13
Banks reed rond een uur of een in de ochtend met een vreselijk déjà-vugevoel het plein weer op en kwam tot de ontdekking dat zich al een flinke mensenmenigte achter de politieafzetting had verzameld. De meeste toeschouwers waren na sluitingstijd dronken de pubs uit gewaggeld en hadden de bedrijvigheid bij de ingang van de Maze opgemerkt. Een enkeling gedroeg zich agressief en de geüniformeerde politie had er de grootste moeite mee hen in bedwang te houden. Toen Banks de brigadier van het politiebureau ontdekte, droeg hij hem op om versterkingen op te roepen. Het was niet zeker of ze hen ook echt nodig zouden hebben – dronkaards verloren meestal vrij snel alle belangstelling –, maar beter mee verlegen dan om verlegen. Banks ging nog steeds gebukt onder een sterk gevoel van onbehagen en droeg de agenten op deze keer álle uitgangen van de Maze af te zetten.
‘Ja, maar inspecteur,’ sputterde een van de agenten tegen, ‘aan de andere kant staan vier cottages. Er wonen daar mensen.’
‘Daar maken we ons straks wel druk over,’ zei Banks. ‘Iemand moet hen in elk geval zo snel mogelijk ondervragen. Voorlopig wil ik dat het hele gebied wordt verzegeld. Niemand komt erin of eruit zonder dat ik ervanaf weet. Begrepen?’
‘Ja, inspecteur.’ De agent stoof weg.
Banks roffelde op de deur van The Fountain.
‘Hij is al naar huis, inspecteur,’ zei Winsome, die net uit Taylor’s Yard kwam aanlopen en nu onder het afzetlint van de politie door kroop. ‘De tent zit potdicht.’
Banks kreunde. ‘Deed de rest dat ook maar.’ Hij zag af en toe een flits van een camera – hoogstwaarschijnlijk de pers – en een paar mensen hielden hun gsm hoog boven hun hoofd om foto’s te nemen of zelfs video-opnames te maken, zoals je ook vaak bij popconcerten meemaakte. Een walgelijke trend, maar het leverde soms ook resultaten op; af en toe legde iemand iets vast wat niet door cctv -camera’s of politiefotografen werd opgemerkt – een verdachte die tussen de nieuwsgierige toeschouwers stond, bijvoorbeeld – en dat kon tot een vlotte oplossing leiden.
‘Wat is er eigenlijk allemaal aan de hand?’ vroeg Banks. ‘Ik heb bijna geen woord verstaan van wat je aan de telefoon zei. Wie is het slachtoffer? Is ze dood?’
‘Nee, inspecteur,’ zei Winsome. ‘Deze heeft het overleefd – als we tenminste aannemen dat zij het beoogde slachtoffer was. Maar er is wel een dode gevallen. Ik heb het lichaam nog niet gezien. Het is donker en ik wilde niets verstoren tot u hier was. Het wachten is op de technische recherche, maar dokter Burns is er al wel.’
‘Mooi zo. Dat is meer dan voldoende.’
Banks dook achter Winsome aan onder het lint door en volgde haar de Maze in, deze keer verder dan de week ervoor; ze liepen Taylor’s Yard helemaal uit, sloegen diverse hoeken om, passeerden kleine, met keitjes geplaveide pleintjes en kwamen door steegjes die zo smal waren dat ze zich bijna zijwaarts moesten voortbewegen. Hij zag voortdurend lichtbundels in het duister heen en weer zwaaien, en hoorde in de verte het gekraak van politieradio’s. Het was een doolhof en Banks bedacht te laat dat ze wel een kluwen touw hadden mogen meenemen. Hij herinnerde zich dat hij iets dergelijks ook over Annies cottage in Harkside had gezegd toen hij daar voor het eerst kwam eten – en ook voor het eerst met haar naar bed was gegaan: dat die in het hart van een doolhof verstopt lag en dat hij in zijn eentje nooit de weg terug zou kunnen vinden. Het was in elk geval een mooie manier geweest om voor te stellen dat het misschien maar beter was als hij bleef slapen.
Er was weinig licht in de Maze en het was soms moeilijk te zien waar ze precies naartoe gingen, maar Banks vertrouwde volledig op Winsome. Zo te zien wist ze er ook zonder touw uitstekend de weg.
‘Waar is Kev Templeton?’ vroeg hij haar.
‘Geen idee, inspecteur. Ik kreeg hem niet te pakken. Misschien zit hij in een nachtclub of zoiets.’
Ze bereikten een steegje dat uitkwam op een pleintje, en aan het eind ervan zag Banks licht en hoorde hij stemmen en radio’s. Toen ze dichterbij kwamen, ontdekte hij dat iemand er al booglampen had opgesteld; de plek was helder verlicht, alsof het Kerstmis was. Iedereen zag er bleek en verslagen uit. Banks herkende Jim Hatchley en Doug Wilson, die bij een van de muren rondhingen, en enkele agenten in uniform die druk in hun opschrijfboekjes stonden te schrijven. Peter Darby maakte foto’s en videobanden van de plaats delict, hoewel je natuurlijk eigenlijk niet meer van videobanden kon spreken, omdat tegenwoordig vrijwel alles digitaal werd opgeslagen, bedacht Banks. Iedereen keek op toen Banks het pleintje op liep, maar wendde ook snel zijn blik weer af, en er viel een doodse stilte. Zijn hart bonsde in zijn keel. Er was iets aan de hand en hij kon zich maar beter schrap zetten.
Dokter Burns boog zich over het lichaam, dat met het gezicht naar beneden op de grond lag in een enorme plas donker bloed die zich van het hoofd tot aan de muur had verspreid. Dokter Burns, die er bijna net zo wit en geschrokken uitzag als de anderen, stond op om Banks en Winsome te begroeten. ‘Ik wil het lichaam niet aanraken of verplaatsen zolang de TR er nog niet is,’ zei hij. Vanaf de plek waar Banks stond, zag hij al dat het geen vrouwenlichaam was.
‘Mogen we wel even kijken?’ vroeg hij.
‘Natuurlijk,’ zei dokter Burns. ‘Maar doe voorzichtig.’
Banks knielde neer. De flagstones waren hard en koud. Banks pakte de zaklamp aan die een van de agenten in uniform hem aanreikte, boog zich voorover en richtte de lichtstraal zo goed mogelijk op het gezicht. Toen hij het jonge, bloedeloze profiel zag, viel hij achterover en bleef hij tegen de muur hangen alsof iemand hem had geduwd.
Winsome hurkte naast hem neer. ‘Allemachtig, inspecteur,’ zei ze. ‘Het is Kev. Het is Kev Templeton. Wat deed die verdomme nou hier?’
Het enige wat Banks dacht was dat hij Winsome nog niet eerder had horen vloeken.
Een van de geüniformeerde agenten was erop uitgestuurd om ergens een pot verse, warme koffie te halen, al moest hij er een van de caféhouders aan het marktplein voor uit zijn bed bellen, en de anderen slenterden aangeslagen de vergaderkamer in het hoofdbureau van politie van de westelijke divisie binnen, dat zich op nog geen halve kilometer van de plek bevond waar het lichaam van hun collega lag en de werkzaamheden van cpd Stefan Nowak en de mensen van de TR onderging.
Toen Nowak en zijn team in de Maze arriveerden, maakten ze iedereen duidelijk dat ze de plek voor zichzelf wilden hebben en dat het veel te druk was op het kleine plein. Voor de meeste aanwezige agenten was het een opluchting dat ze mochten vertrekken, en tevens was het een teken dat het onderzoek nu serieus zou beginnen. Iedereen was verbijsterd over de moord op Templeton, en hoewel niemand het al helemaal leek te kunnen bevatten, diende hun verwarring zo snel mogelijk te worden omgezet in daadkracht.
Dokter Burns en Peter Darby bleven bij de technische recherche, maar de anderen, onder wie Banks, Hatchley en Winsome, keerden terug naar het bureau. Hoofdinspecteur Gervaise was uit haar bed gebeld en had snel een zwarte spijkerbroek en een jack met een bontkraag aangetrokken. Nu was ze druk bezig het whiteboard op te zetten, terwijl de anderen intussen met pen en papier plaatsnamen aan de lange, glanzend gepoetste tafel. Omdat het bureau zo dichtbij was, hoefden ze geen mobiele politiepost bij de plaats delict neer te zetten, maar er moest wel een speciale recherchecommandokamer worden ingericht met extra telefoonaansluitingen, computers en burgerpersoneel. Voorlopig zouden ze vanwege ruimtegebrek, maar ook omdat beide moorden op dezelfde plek hadden plaatsgevonden, vanuit de recherchecommandokamer van de zaak-Hayley Daniels opereren.
De gebruikelijke taken moesten worden verdeeld – officemanager, administratief coördinator, coördinator getuigenverklaringen, operationeel coördinator enzovoort. Banks was al aangewezen als leidinggevende en Gervaise zou als ‘verbindingspersoon voor de media fungeren’, zoals ze het zelf noemde. Ze benadrukte dat ze voortdurend op de hoogte wilde worden gehouden van de laatste ontwikkelingen. Het ging nu om een van hun eigen mensen, dus het sprak vanzelf dat er geen concessies werden gedaan en dat er genadeloos zou worden opgetreden. Ze moesten er echter eerst achter zien te komen wat Templeton precies was overkomen en waarom.
Toen de koffie arriveerde, werd die in plastic bekertjes geschonken. Melk en suiker werden doorgegeven, evenals een pakje oude wafeltjes die iemand ergens in een la had opgedoken. Banks ging bij Gervaise aan het hoofd van de tafel zitten en ze gaf als eerste het woord aan agent Kerrigan, degene die op die avond toevallig de dienst openbare ordehandhaving had gehad en als eerste ter plekke was geweest. ‘Hoe is het precies gegaan?’ vroeg Banks. ‘Neem er de tijd voor, jongen, stapje voor stapje.’
De jonge agent zag eruit alsof hij had overgegeven, wat waarschijnlijk ook het geval was. Hij had tenminste wel de tegenwoordigheid van geest gehad om dat niet op de plaats delict zelf te doen. Hij haalde diep adem en stak van wal: ‘Ik stond naast het busje en probeerde te bedenken of ik…’ Hij wierp schichtig een blik op Gervaise.
‘Toe maar, kerel,’ zei ze. ‘Op dit moment kan het me echt niet schelen of je stond te roken of je liet pijpen. Ga verder.’
De agent bloosde en iedereen was van zijn stuk gebracht, zelfs Banks. Hij had hoofdinspecteur Gervaise nog nooit zulke taal horen uitslaan, net zomin als hij Winsome al eens eerder had horen vloeken, maar hij had inmiddels kunnen weten dat ze verrassend uit de hoek kon komen. Het was blijkbaar een avond waarop een heleboel dingen voor het eerst gebeurden.
‘J-jawel, hoofdinspecteur,’ zei Kerrigan. ‘Nou, er was dus een opstootje bij The Trumpeter’s en we vroegen ons af of we die lui rustig hun gang moesten laten gaan tot ze er zelf genoeg van kregen, of dat we tussenbeide moesten komen en het risico lopen dat we de boel op scherp zetten. Om kort te gaan: we besloten dus het op zijn beloop te laten. Precies op dat moment – ik heb op mijn horloge gekeken, hoofdinspecteur, en het was drie minuten voor twaalf – kwam er een jongedame de Maze uit rennen; ze zat onder het bloed en gilde als een mager speenvarken.’
‘Wat deed je toen?’ vroeg Gervaise.
‘Tja, ik dacht natuurlijk meteen dat ze was aangevallen, vanwege vorige week en zo, dus rende ik naar haar toe. Lichamelijk mankeerde ze zo te zien niets, maar zoals ik zal zei, zat ze onder het bloed, en ze was lijkbleek en trilde als een espenblad.’
‘Bespaar ons de clichés, agent Kerrigan, en hou het kort,’ zei Gervaise.
‘Sorry, hoofdinspecteur. Ik vroeg haar wat er aan de hand was, maar ze wees alleen maar in de richting waaruit ze was gekomen. Ik vroeg haar om me erheen te brengen en toen verstijfde ze. Ze schudde doodsbang haar hoofd. Ze zei dat ze nooit meer de Maze in zou gaan. Ik vroeg wat ze had gezien, maar dat kon ze me ook niet vertellen, en evenmin waar het was geweest. Het duurde even voordat ik haar ervan had overtuigd dat ze bij mij veilig was. Ze klampte zich aan me vast als… als een…’ Hij keek opzij naar Gervaise. ‘Ze klampte zich aan me vast en bracht me naar… Nou ja, dat weet u.’
‘Vertel het maar in je eigen woorden,’ zei Banks. ‘Kalm aan, Kerrigan. Neem er de tijd voor.’
‘Ja, inspecteur.’ Kerrigan haalde diep adem. ‘We kwamen aan op de plek waar het lichaam lag. Ik wist natuurlijk niet wie het was. Dat kon je niet zien, want het gezicht lag helemaal plat tegen de tegels aan gedrukt. Overal zat bloed.’
‘Zijn het meisje en jij dicht bij het lichaam in de buurt geweest?’ vroeg Banks.
‘Nee, inspecteur. Alleen in het begin even, om te kijken of hij nog leefde.’
‘Heeft een van jullie tweeën iets aangeraakt?’
‘Nee, inspecteur. Ik wist dat ik afstand moest houden en zij weigerde dichterbij te komen. Ze was bang en bleef bij de muur staan.’
‘Heel goed,’ zei Banks. ‘Ga verder.’
‘Tja, dat was het wel zo’n beetje, inspecteur. Mijn collega’s uit het busje arriveerden vlak na ons en toen ik hen achter me het plein op hoorde lopen, zei ik meteen dat ze niet verder mochten komen, maar zich moesten omdraaien, naar het bureau moesten teruggaan en iedereen moesten bellen die ze konden bedenken. Misschien had ik niet zo paniekerig mogen reageren, maar…’
‘Je hebt het goed gedaan,’ zei Gervaise. ‘Ben jij bij het lichaam gebleven toen zij weer weggingen?’
‘Ja, hoofdinspecteur.’
‘En het meisje?’
‘Zij bleef ook. Ze zakte min of meer langs de muur omlaag en bleef daar met haar handen voor haar ogen geslagen zitten. Ik vroeg haar hoe ze heette en waar ze woonde. Chelsea Pilton. Rare naam, dacht ik nog. Dat klinkt toch net als een halte van de ondergrondse? Bizar om je kind te vernoemen naar een broodje of een bloemenshow, als u het mij vraagt,’ ging hij verder, ‘maar dat schijnt tegenwoordig in de mode te zijn.’
‘Dankjewel voor die wijze woorden,’ mompelde Gervaise, die haar ogen had gesloten en de knokkel van haar rechtermiddelvinger tegen haar voorhoofd gedrukt hield.
‘Misschien is ze wel naar het voetbalteam vernoemd,’ opperde Banks.
Gervaise staarde hem vernietigend aan.
‘Ze woont in de wijk East Side,’ vervolgde agent Kerrigan.
‘Waar is ze nu?’ vroeg Gervaise.
‘Ik heb haar met agent Carruthers naar het ziekenhuis gestuurd, hoofdinspecteur. Het meisje was in alle staten. Het had volgens mij weinig zin om haar hier te houden, zo dicht bij…’
‘Goed gedaan,’ zei Banks. ‘Ze zullen daar wel weten wat ze moeten doen. Ik neem aan dat agent Carruthers opdracht heeft om bij haar te blijven totdat iemand van ons er is?’
‘Ja, inspecteur. Natuurlijk, inspecteur.’
‘Mooi. Haar ouders?’
‘Carruthers heeft hen op de hoogte gesteld, inspecteur. Die zullen nu wel in het ziekenhuis zijn.’
‘Hoe oud is ze?’
‘Negentien, inspecteur.’
‘Prima werk.’ Banks riep vanuit de gang een agent bij zich. ‘Ga naar het ziekenhuis,’ zei hij, ‘en zorg ervoor dat Chelsea Pilton onmiddellijk naar het opvangcentrum voor slachtoffers van zedendelicten wordt gebracht. Begrepen? Chelsea Pilton. Daar weten ze wel wat ze met haar moeten doen. Vraag naar Shirley Wong.’ Het nieuwe opvangcentrum, dat het enige was in de westelijke divisie, bevond zich naast het ziekenhuis en werd door velen beschouwd als een treurig signaal dat de tijden veranderden. ‘Kijk ook of ze de ouders nog even bij haar uit de buurt kunnen houden. Het meisje is negentien, dus ze hoeven niet aanwezig te zijn bij een verhoor of onderzoek, en ik zie dan ook graag dat we dat voorkomen. Hun aanwezigheid kan ertoe leiden dat ze dichtslaat. Ik zal later afzonderlijk met hen praten.’
‘Ja, inspecteur.’ De agent vertrok.
‘Ze wordt toch niet als verdachte gezien, inspecteur?’ vroeg Kerrigan.
‘Op dit moment,’ zei Banks, ‘ben zelfs jij een verdachte.’ Hij glimlachte. ‘We zijn verplicht een bepaalde procedure te doorlopen. Dat zou jij toch moeten weten, agent Kerrigan.’
Kerrigan slikte moeizaam. ‘Jawel, inspecteur.’
‘Je vertelde net dat ze onder het bloed zat,’ zei Banks.
‘Klopt. Het leek wel alsof het op haar gezicht en borst was gespetterd. Gek genoeg leken het in het gedempte licht net sproeten.’
Kerrigan gluurde zenuwachtig naar Gervaise, die met haar ogen rolde en mompelde: ‘God bewaar ons. We hebben een poëtische agent in onze gelederen.’
‘Zei ze ook waar het vandaan kwam?’ vroeg Banks.
‘Nee, inspecteur. Ik ging er gewoon van uit… nou ja, dat ze ernaast had gestaan toen het gebeurde.’
‘Heb je het haar gevraagd?’
‘Ja, inspecteur, maar ze gaf geen antwoord.’
‘Heb je iets of iemand gezien of gehoord in de Maze toen jij daar was?’ vervolgde Banks.
‘Helemaal niets, inspecteur.’
‘Geen muziek of iets dergelijks?’
‘Nee, inspecteur. Alleen wat gekrakeel op het marktplein. Zingende dronkenlappen, auto’s die werden gestart, brekend glas: de gebruikelijke dingen.’
Er werd nieuwe koffie gebracht, een flinke ketel deze keer, wat erop duidde dat het een lange nacht zou worden, en twee agenten zetten alles klaar op het uiteinde van de tafel. Iemand had blijkbaar toegang gekregen tot de kantine van het bureau. Ze hadden een grote stapel plastic bekertjes meegebracht, verse melk, een pak suiker en een pakje Fig Newtons-vijgenkoekjes. Iedereen pakte zelf wat hij wilde. Het was echte kantinekoffie, slap en bitter, maar het hielp wel. Banks merkte dat zijn hand licht trilde toen hij het bekertje naar zijn mond bracht. Vertraagde shock. Hij kon nog altijd moeilijk accepteren dat Kevin Templeton dood was, ook al had hij het met eigen ogen gezien. Het was allemaal ontzettend onlogisch. Hij at een vijgenkoekje. Misschien hielp de suiker. ‘Heeft Chelsea je ook maar iets verteld over wat ze had gezien?’ vroeg hij.
‘Nee, inspecteur,’ zei Kerrigan. ‘Ze was
volkomen verdoofd. Ze kon van schrik bijna geen woord uitbrengen.
Het zal wel even duren voordat ze
’s avonds weer rustig slaapt, vermoed ik.’
Anders ik wel, dacht Banks bij zichzelf, maar hij zei het niet hardop. ‘Goed,’ zei hij. ‘Je hebt het er uitstekend van afgebracht, Kerrigan. Blijf voorlopig op het bureau. Misschien hebben we je straks nog nodig.’
‘Uiteraard, inspecteur. Dankuwel, inspecteur.’
Agent Kerrigan verliet de ruimte en het bleef een tijdje stil. Ten slotte zei Gervaise: ‘Kent iemand Templetons ouders? Ik heb begrepen dat ze in Salford wonen.’
‘Dat klopt,’ zei Banks. ‘Ik heb hen een paar jaar geleden een keer ontmoet, toen ze bij hem op bezoek waren in Eastvale. Aardige mensen. Maar ik had de indruk dat hij niet echt goed met ze kon opschieten. Hij zei nooit veel over ze. Iemand moet hen op de hoogte stellen.’
‘Dat regel ik wel,’ zei Gervaise. ‘Ik weet dat brigadier Templeton niet bepaald populair was binnen het korps,’ ging ze verder, ‘maar ik ga ervan uit dat niemand zich daardoor zal laten weerhouden zijn werk goed te doen.’ Ze keek nadrukkelijk naar Winsome, die niet reageerde. Banks had bijna durven zweren dat Winsome bleek werd, als dat tenminste had gekund. ‘Goed,’ zei Gervaise. ‘Als dat duidelijk is, kunnen we aan de slag. Heeft iemand een voorstel?’
‘Tja,’ zei Banks, ‘we zullen ons allereerst moeten afvragen wat Kev rond middernacht eigenlijk in de Maze deed.’
‘U wilt toch hoop ik niet suggereren dat hij van plan was Chelsea Pilton te verkrachten en te vermoorden?’ zei Gervaise.
‘Integendeel,’ antwoordde Banks, ‘maar we zouden onze plicht verzaken als we die mogelijkheid niet erkenden.’
‘Zijn er afgezien van deze onaangename gedachte nog andere theorieën die u ons wilt voorleggen?’ vroeg Gervaise.
‘Als we aannemen dat Kev niet de Maze-moordenaar was,’ zei Banks, ‘dan denk ik dat de kans vrij groot is dat hij daar rondliep in de hoop hem te betrappen. Weet u nog dat hij er tijdens de laatste vergadering van overtuigd was dat het om een seriemoordenaar ging die binnenkort opnieuw zou toeslaan in hetzelfde gebied?’
‘Ik heb dat hele idee als belachelijk afgedaan,’ zei Gervaise. ‘Ja, daar hoeft u me echt niet aan te herinneren.’
‘Dat is ook niet mijn bedoeling, hoofdinspecteur,’ zei Banks. ‘U had gelijk. Er was niets wat de kosten van uitgebreide surveillance in de Maze rechtvaardigde. Ik heb het idee dat Templeton die taak daarom zelf maar op zich heeft genomen.’
‘Als ik het me goed herinner, was dokter Wallace het met hem eens,’ merkte Gervaise op.
‘Het is niet mijn bedoeling aan de orde te stellen wie gelijk had en wie niet,’ zei Banks. ‘Ik probeer alleen maar vast te stellen waarom Templeton daar was.’
Gervaise knikte kortaf. ‘Ga verder.’
‘Ik vermoed dat hij er vrijdagavond laat misschien ook is geweest,’ vervolgde Banks. ‘Ik weet nog dat hij er gisteren een beetje pips en moe uitzag, en erg sloom was. Ik dacht dat hij naar een nachtclub was geweest en met een kater was opgestaan, dus ik heb hem nog uitgekafferd. Hij sprak het niet tegen.’ Banks besefte dat zijn laatste woorden tegen Templeton erg hard waren geweest – iets in de trant van volwassen worden en je professioneel gedragen – en hij wist nu ook dat ze onterecht waren geweest. Aan de andere kant: hoe professioneel was het om in je eentje ongewapend op een plek rond te wandelen waar een moord was gepleegd? Toch voelde hij zich daar niet echt beter door.
Hij wist dat Templeton de meeste mensen tegen zich in het harnas had gejaagd – vooral succesvolle vrouwen als Winsome en Annie, of de ouders van onhandelbare pubers. Ongetwijfeld hadden persoonlijke kwesties daarbij een rol gespeeld. Hij kon ook een enorm racistische, seksistische hufter zijn en was iemand die meedogenloos over de tere gevoelens van een ander heen walste wanneer hij dacht dat dat hem iets zou opleveren. Soms moest dat tot op zekere hoogte ook wel, wist Banks – hij had het zelf ook bij Malcolm Austin gedaan –, maar Templeton deed het niet alleen wanneer het echt noodzakelijk was: hij vond het gewoon leuk. Banks had zelf een paar keer gezien dat getuigen door zijn toedoen in tranen uitbarstten of woedend werden, en Winsome en Annie hadden het ook regelmatig meegemaakt.
Hij was echter ook intelligent, ijverig en ambitieus, en Banks durfde niet te zeggen of hij in de loop der jaren volwassener zou zijn geworden. Die kans kreeg hij nu niet meer. Hij was weg, het hoekje om, en dat klopte verdomme gewoon niet. Zelfs Winsome leek van slag, zag Banks toen hij snel een blik in haar richting wierp. Hij moest met haar praten. Misschien ging ze nu wel gebukt onder een loodzwaar schuldgevoel vanwege haar gevoelens jegens Templeton, en dat zou het onderzoek niet ten goede komen. Hij herinnerde zich dat Templetons gedrag bij de ouders van Hayley Daniels een van de onderwerpen was geweest die Annie en zij tijdens hun etentje hadden besproken. Winsome had Banks niet precies verteld wat zich tussen hen had afgespeeld, maar hij had wel door dat er een grens was overschreden en een brug was verbrand. Wellicht vrat dat nu aan haar, terwijl ze zich juist goed moest kunnen concentreren en helder moest nadenken.
‘Wat ik me ook zit af te vragen,’ zei Banks, ‘is of hij misschien iets wist.’
‘Hoe bedoelt u?’ vroeg Gervaise.
‘Misschien had hij een theorie of bezat hij bepaalde informatie, iets wat hij niet met het team wilde delen.’
‘Dat is inderdaad wel iets voor Templeton,’ zei Gervaise. ‘U bedoelt dat hij mogelijk meer wist dan wij – dat hij bijvoorbeeld wist wie het had gedaan en dat het opnieuw zou gebeuren, en dat hij uit was op de eer?’
‘Iets in die geest,’ zei Banks. ‘We zullen uitgebreid moeten nagaan wat hij sinds het begin van de zaak-Hayley Daniels allemaal heeft gedaan.’
‘We komen nu al mensen tekort,’ zei Gervaise. ‘Eerst Hayley Daniels en nu dit. Ik zal kijken of we hulp kunnen krijgen.’
‘Weet u heel zeker dat het niet om een en dezelfde zaak gaat?’ vroeg Banks.
‘Momenteel weten we niet genoeg om dat met zekerheid te kunnen zeggen,’ zei Gervaise. ‘Laten we in elk geval wachten tot de forensische dienst iets voor ons heeft en we het meisje hebben gesproken. Daarna komen we weer bij elkaar.’
‘Ik ga direct naar haar toe,’ zei Banks. ‘Er is trouwens nog iets.’
‘Wat dan?’
‘Kevs keel was doorgesneden. Dat is duidelijk te zien. Dat is dezelfde manier waarop ook Lucy Payne is vermoord.’
‘Verdomme nog aan toe,’ zei Gervaise. ‘Weer een complicatie die we er niet bij kunnen hebben. Oké, jullie kunnen er maar beter voor zorgen dat we antwoorden krijgen.’ Ze keek het team grimmig aan. ‘Ik wil dat iedereen de straat op gaat, als het moet de hele nacht. Bel overal aan. Controleer de cctv -opnamen. Maak desnoods de hele stad maar wakker. Het kan me niet schelen. Er móét iets zijn. Kevin Templeton mag dan een vervelende klootzak zijn geweest, maar laten we niet vergeten dat die klootzak wel bij óns hoorde en dat we het aan hem verplicht zijn om ons uiterste best te doen.’ Ze klapte in haar handen. ‘Aan de slag!’
Voordat Banks naar het ziekenhuis ging om met Chelsea Pilton te praten, ging hij eerst nogmaals bij de plaats delict langs. Het was ongeveer halfdrie in de ochtend en het marktplein was vrijwel verlaten, op de politiewagens en het busje van de technische recherche na; de agent die de ingang bewaakte noteerde Banks’ naam en liet hem toen door. Een of andere bijdehante donder had gele tekens op de stoep en de flagstones gekalkt om de weg aan te geven. Geen kluwen touw dus, maar zeker niet slecht, en het was een stuk gemakkelijker om de weg door de Maze te vinden.
De technische recherche had een groot doek gespannen over het pleintje waar Templetons lichaam was gevonden en de plek werd nu van alle kanten helder verlicht. Agenten doorkruisten met felle zaklampen de steegjes en verbindingsstraatjes, op zoek naar mogelijke aanknopingspunten. De grond rondom het lichaam zelf was al nauwkeurig uitgekamd en Stefan Nowak, de coördinator plaats delict, gaf aan dat Banks het overdekte gedeelte op mocht komen.
‘Alan,’ zei hij. ‘Wat vreselijk.’
‘Zeg dat wel,’ zei Banks. ‘Zeg dat wel. Heb je al iets gevonden?’
‘Het is nog te vroeg om al veel te kunnen zeggen. Wat we tot dusver uit analyse van de bloedspetters hebben kunnen opmaken is dat hij van achteren is aangevallen. Hij heeft niet geweten wat hem overkwam.’
‘Wist hij wel dat hij zou sterven?’
‘Een paar seconden lang, ja, maar er zijn geen boodschappen in bloed geschreven, als je dat soms denkt.’
‘Ik hóópte het natuurlijk wel. De inhoud van zijn zakken?’
Nowak pakte een plastic zak. Banks trof er Templetons portemonnee in aan, kauwgum, sleutels, een Zwitsers legermes, zijn politiepas, een balpen en een dun opschrijfboekje. ‘Mag ik?’ vroeg hij, wijzend op het opschrijfboekje. Nowak gaf hem een paar plastic handschoenen en reikte het hem aan. De tekst was moeilijk te lezen, waarschijnlijk omdat hij zo haastig was neergekrabbeld, maar zo te zien had Templeton voornamelijk korte aantekeningen gemaakt, vergelijkbaar met de snelle schetsen van een kunstenaar. De naam van de moordenaar had hij echter nergens genoteerd. Sinds de avond ervoor, toen hij blijkbaar ook zonder succes door de Maze had gezworven, zoals Banks al had vermoed, was er niets meer bij geschreven. Hij zou het opschrijfboekje op een later tijdstip grondig bestuderen om te kijken of de theorie dat Templeton zijn eigen intuïtie had gevolgd klopte, maar voorlopig gaf hij het terug aan Nowak. ‘Bedankt. Is dokter Burns al klaar?’
‘Hij staat daar.’
Banks had de arts, die in donkerblauwe of zwarte kleding was gehuld en in een andere hoek van het plein in zijn opschrijfboekje stond te schrijven, nog niet opgemerkt. Hij liep naar hem toe.
‘Inspecteur Banks. Wat kan ik voor je doen?’
‘Ik hoopte eigenlijk dat u me al het een en ander kon vertellen.’
‘Ik kan je eigenlijk bijna niets vertellen,’ zei dokter Burns vermoeid. ‘Je zult moeten wachten tot dokter Wallace hem op haar snijtafel heeft liggen.’
‘Een paar basisgegevens misschien? Zijn keel is toch doorgesneden?’
Burns zuchtte diep. ‘Daar heeft het veel van weg, ja.’
‘Van achteren?’
‘Het type wond komt zeker overeen met de analyse die brigadier Nowak heeft gemaakt van de bloedspetters.’
‘Links- of rechtshandig?’
‘Dat is op dit moment onmogelijk te zeggen. Maar je zult moeten wachten tot er sectie wordt verricht, en zelfs dan wordt het misschien niet eens duidelijk.’
Banks kreunde. ‘Het wapen?’
‘Een bijzonder scherp lemmet. Een scheermes of scalpel, of zoiets. In elk geval geen gewoon mes. Voor zover ik na oppervlakkig onderzoek heb kunnen zien, is het een gladde, diepe snede. Waarschijnlijk is hij doodgebloed. Het lemmet is door de halsslagader en halsader gegaan, en heeft zijn luchtpijp doorgesneden. De arme donder had geen schijn van kans.’
‘Hoe denkt u dat het is gebeurd?’
‘Dat weet ik net zomin als jij. Ik heb begrepen dat er een getuige is?’
‘Ja,’ zei Banks. ‘Een meisje. Ze heeft het zien gebeuren. Ik ga zo naar haar toe om met haar te praten.’
‘Laten we hopen dat zij je meer kan vertellen. Misschien achtervolgde hij haar wel.’
‘Waarom? Om haar te waarschuwen? Te beschermen?’
‘Of om haar aan te vallen.’
Was Kev Templeton de Maze-moordenaar? Banks wilde er niet aan, ook al was hij zelf de eerste geweest die deze mogelijkheid had geopperd. ‘Dat geloof ik niet,’ zei hij.
‘Ik probeer gewoon alle opties open te houden,’ zei dokter Burns.
‘Ik weet het,’ zei Banks. ‘Dat proberen we allemaal. Ik vraag me wel af wat de moordenaar dacht dat Kev aan het doen was.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ach, laat maar. Ik zat aan iets anders te denken.’ Annies zaak hield hem in gedachten weer bezig. Lucy Payne in haar rolstoel, haar keel doorgesneden met een scherp lemmet als van een scheermes of scalpel, eenzelfde soort wapen als dat waarmee Templeton was gedood.
‘Ik weet zeker dat dokter Wallace in dit geval zo snel mogelijk met de lijkschouwing zal willen beginnen,’ merkte dokter Burns op. ‘Zij zou meer vragen moeten kunnen beantwoorden.’
‘Goed,’ zei Banks. ‘Dankuwel. Dan ga ik nu maar naar het ziekenhuis om met de getuige te praten.’ Hij vertrok. In gedachten bleef Lucy Payne hem bezighouden en hij besloot dat hij, zodra het tijdstip het toestond, Annie in Whitby zou bellen om te kijken of ze elkaar ergens konden ontmoeten om alles te bespreken.
Annie had die nacht niet goed geslapen, of eigenlijk helemaal niet, dus Banks had haar best direct kunnen bellen, want ze was toch wakker genoeg om een gesprek te kunnen voeren. Een geluid had haar gewekt uit een vervelende droom en ze was roerloos blijven liggen, haar oren gespitst, totdat ze ervan overtuigd was dat het alleen maar het gekraak van het oude huis was geweest en verder niets. Wie dacht ze dan dat het was? Eric die wraak kwam nemen? Phil Keane die was teruggekeerd? De man die haar had verkracht? Ze mocht haar leven niet door angst laten domineren. Hoe ze ook haar best deed, ze kon zich haar droom niet meer voor de geest halen.
Omdat ze toch niet meer kon slapen, stond ze op om water op te zetten. Haar mond was droog en ze besefte dat ze de avond ervoor in haar eentje bijna een hele fles sauvignon blanc had weggewerkt. Het begon zo langzamerhand een gewoonte te worden, en beslist geen goede.
Ze tuurde door de gordijnen over de pannendaken naar de haven, waar de maan een matte glans op het wateroppervlak legde. Ze vroeg zich af of ze de nacht beter in Harkside had kunnen doorbrengen, maar ze was graag dicht bij zee. Het deed haar denken aan haar jeugd in St. Ives, aan de lange wandelingen langs de kliffen met haar vader die voortdurend bleef stilstaan om een schets te maken van een roestig boerenwerktuig of een bijzonder adembenemende rotsformatie, zodat zij zichzelf maar moest zien te vermaken. In die tijd had ze geleerd haar eigen wereld te scheppen, een plek waar ze naartoe kon gaan en zich kon verstoppen wanneer de echte wereld haar even te veel werd. Ze kon zich maar één wandeling met haar moeder herinneren, die was overleden toen Annie zes was. Ze hadden worstelend tegen de wind en de regen in gelopen; haar moeder had de hele tijd haar hand vastgehouden en haar verhalen verteld over de plekken die ze ooit zouden bezoeken: San Francisco, Marrakech, Angkor Wat. Zoals zoveel dingen in haar leven, zou ook dat nooit meer gebeuren.
Het water kookte en Annie goot het over het zakje jasmijnthee in haar mok. Toen de thee klaar was, viste ze het zakje er met een lepel uit en deed ze er suiker bij. Ze ging met haar handen om de mok geslagen zitten en terwijl ze het geurige aroma opsnoof, staarde ze naar de zee, waar het maanlicht op het golvende water glinsterde en de vorm en de zilvergrijze tint van de wolken scherper tegen de blauwzwarte hemel deed afsteken.
Terwijl ze daar zo naar het donker zat te staren, voelde Annie een vreemde band met de jonge vrouw die achttien jaar eerder naar Whitby was gekomen. Was het Kirsten Farrow? Had zij al die jaren terug ook zo naar hetzelfde uitzicht staan turen, terwijl ze intussen een moord beraamde? Annie wilde haar daden absoluut niet vergoelijken, maar ze voelde wel een bepaalde empathie met haar beschadigde psyche. Ze wist niet wat de jonge vrouw had gevoeld, maar als ze inderdaad de dingen had gedaan die ze volgens Annie had gedaan, en als ze inderdaad Kirsten Farrow was, dan kwam dat doordat het voor haar de enige manier was geweest om uit te halen naar de man die haar had veroordeeld tot een soort levende dood. Sommige schade kon je over de grens van normale regels en ideeën over ethiek en moraliteit heen duwen – ‘Voorbij dit punt leven monsters’, zoals vroeger wel op oude zeemanskaarten stond geschreven. De jonge vrouw bevond zich nu in dat schemergebied; Annie had slechts aan de rand van die wereld gestaan en in de afgrond gestaard. Dat was echter genoeg.
Annie had het overweldigende gevoel dat ze op een belangrijk kruispunt in haar leven stond, maar wist niet welke kant ze op kon: de bordjes waren onleesbaar of blanco. Ze durfde zichzelf niet toe te staan een intieme relatie aan te gaan met een man. Het gevolg daarvan was dat ze alle behoedzaamheid had laten varen, zich volledig aan alcohol had overgegeven en met een jonge knul naar huis was gegaan. Ze moest de demonen die haar in hun macht hadden verjagen, een nieuw toekomstperspectief ontwikkelen en misschien zelfs plannen maken. Misschien had ze daarbij wel hulp van buitenaf nodig, ook al kromp ze bij de gedachte alleen al inwendig in elkaar en sidderde ze van angst. Misschien kon ze dan de bordjes lezen. Wat ze ook deed, ze moest in elk geval de vicieuze cirkel van dwaasheid en zelfbedrog waarin ze terecht was gekomen zien te doorbreken.
Verder was Banks er natuurlijk ook nog; het leek wel alsof Banks er altijd was. Waarom had ze hem zo lang op een armlengte afstand gehouden? Waarom had ze de afgelopen week hun vriendschap zo enorm misbruikt, zich in een dronken vlaag van verstandsverbijstering op hem geworpen en toen hij geprobeerd had haar te helpen tegen hem gelogen dat ze ruzie had met haar vriendje? Omdat hij er nu eenmaal gewoon was? Omdat ze… Het had geen zin. Hoe ze ook piekerde, Annie kon zich niet meer herinneren wat hen uit elkaar had gedreven. Was het echt iets onoverkomelijks geweest? Was het hun werk? Of was dat alleen een excuus geweest? Ze wist dat ze bang was geweest voor de plotselinge intensiteit van haar gevoelens voor hem, voor hun intimiteit, en dat dát één reden was geweest dat ze een afstand tussen hen had geschapen; daarnaast was het ook de genegenheid die hij nog altijd voelde voor zijn ex-vrouw en gezin. Dat lag toen erg gevoelig. Ze nam een slokje warme jasmijnthee en staarde naar de horizon. Ze dacht terug aan het lichaam van Lucy Payne zoals ze daar aan de rand van het klif had gezeten. Diezelfde horizon was waarschijnlijk het laatste geweest wat zij had gezien.
Annie besefte dat ze meer van Banks wilde. God, wist ze maar wat en hoe ze het moest aanpakken om het te krijgen zonder anderen te kwetsen… Ze kon niet loslaten, dát had ze nu wel door, niet met beide handen, zelfs niet met één. Bovendien was er veel veranderd sinds ze uit elkaar waren gegaan. Blijkbaar had hij de meeste van zijn huwelijksproblemen van zich af gezet nu hij eenmaal had geaccepteerd dat Sandra was hertrouwd en onlangs opnieuw moeder was geworden, en misschien was zijzelf bijna zover dat ze de kracht van haar gevoelens onder ogen durfde te zien; misschien was ze nu zelfs wel toe aan intimiteit. Wanneer ze alles logisch beredeneerde, moest ze bij zichzelf toegeven dat ze nog steeds naar hem verlangde. Niet alleen als vriend, maar ook als geliefde, als kameraad… als… Jezus, wat een teringzooi.
Ze moest de onderlinge verhouding weer een professioneel karakter zien te geven en nogmaals met Banks gaan praten over de zaak-Kirsten Farrow en de voorgeschiedenis, helemaal nu ze Sarah Bingham had gesproken. Als Kirsten Farrow van de aardbodem was verdwenen, was het heel goed mogelijk dat ze in Whitby was opgedoken om Eastcote, de man die haar haar toekomst had ontnomen, te vermoorden. Sarah Bingham had indertijd in elk geval gelogen over Kirstens verblijfplaats en die informatie had haar alibi tot nul gereduceerd.
Annie dronk haar thee op en zag toen dat het zachtjes regende. Misschien zou het getik van de druppels op het raam haar helpen om weer in slaap te vallen, net als het vroeger, toen ze nog een kind was, na haar moeders dood ook had gedaan, maar op de een of andere manier betwijfelde ze dat toch.
Het nieuwe opvangcentrum voor slachtoffers van zedendelicten, de trots van het ziekenhuis van Eastvale, was in alle opzichten zo ontworpen dat de patiënten zich er op hun gemak zouden voelen. De verlichting was gedempt – geen tl-buizen of kale peertjes aan het plafond – en de kleuren waren rustgevend: groen- en blauwtinten met een enkele zweem oranje om warmte op te roepen. Op een lage glazen tafel stond een grote vaas met tulpen, en aan de muren hingen zeegezichten en landschappen. De leunstoelen waren comfortabel en Banks wist dat zelfs de onderzoekstafels in de aangrenzende kamer zo ontspannend mogelijk waren; daar waren de kleuren trouwens ook gedempt. Alles was erop afgestemd om de tweede beproeving van een patiënt op één avond zo pijnloos mogelijk te laten verlopen.
Banks en Winsome stonden voor de deur met dokter Shirley Wong, die Banks daar al verschillende keren had gesproken en met wie hij zelfs een paar keer iets was gaan drinken, hoewel puur en alleen als collega’s. Dokter Wong was een toegewijde, zachtaardige vrouw en uitstekend geschikt voor haar werk. Ze zorgde er ook voor dat ze contact bleef houden met iedereen die door haar deur binnenkwam en had een geheugen voor details waar Banks haar om benijdde. Ze was een tengere vrouw van eind veertig met kort haar en een zilverkleurige bril. Banks werd altijd weer verrast door haar Noord-Engelse accent, maar ze was in Durham geboren en getogen. Hij stelde haar voor aan Winsome en ze schudden elkaar de hand.
‘Wat een vreselijk triest nieuws van uw vriend,’ zei dokter Wong. ‘Brigadier Templeton was het toch? Ik geloof niet dat ik hem kende.’
‘Hij was niet direct een vriend,’ zei Banks, ‘eerder een collega, maar evengoed bedankt.’ Hij wees naar de kamer. ‘Hoe gaat het met haar?’
Dokter Wong trok haar wenkbrauwen op. ‘Lichamelijk? Prima. Voor zover ik heb kunnen zien, is ze niet gewond en wijst niets op aanranding of seksueel misbruik. Ik vermoed echter dat u dat al wist. Dat brengt me dan ook tot de vraag…’
‘Waarom is ze hier?’
‘Ja.’
Banks vertelde haar over de chaotische situatie in de Maze en het minder geschikte alternatief om Chelsea mee te nemen naar het bureau en haar daar een papieren overall te geven, zodat ze haar kleren in plastic zakken konden opslaan, waarbij ze ongetwijfeld op de vingers zouden worden gekeken door haar opgewonden ouders, en dat allemaal bij fel tl-licht.
‘Dan hebt u heel verstandig gehandeld,’ zei dokter Wong. ‘Haar ouders zitten trouwens in de wachtkamer voor familieleden, mocht u hen nog willen spreken.’
‘U verraadt ons dus niet aan de directie vanwege het verspillen van ziekenhuiskapitaal?’
‘Dat lijkt me niet. Niet deze keer. Op voorwaarde dat er een passende donatie aan het fonds voor slachtofferhulp wordt gedaan, natuurlijk, en ik een single malt naar eigen keuze ontvang. Nee, even serieus: lichamelijk is ze helemaal in orde, maar ze heeft een verschrikkelijke schok te verwerken gekregen. Dat heeft heel ontnuchterend gewerkt, kan ik wel zeggen. Ik heb haar een licht kalmerend middel gegeven – niet iets waardoor ze het bewustzijn heeft verloren of wat een slechte combinatie vormt met de alcohol die ze overduidelijk had geconsumeerd – dus ze zou vrij helder moeten zijn, als u nu met haar wilt praten.’
‘Dat wil ik zeker.’
Dokter Wong duwde de deur met haar schouder open. ‘Kom maar mee.’
Ze stelde Banks en Winsome voor aan Chelsea. Banks nam plaats in een diepe leunstoel tegenover het meisje. Winsome ging in een hoekje zitten en haalde onopvallend haar opschrijfboekje tevoorschijn. Op de achtergrond klonk zachte muziek. Banks herkende het stuk niet, maar het was ongetwijfeld gekozen om een maximum aan ontspanning en kalmte op te roepen. Ze hadden net zo goed Eno’s ambient music kunnen gebruiken, dacht hij bij zichzelf, Music for Airports bijvoorbeeld, of Thursday Afternoon . Die zouden allebei ook uitstekend hebben gewerkt.
Chelsea had een blauwe ziekenhuisnachtpon aan en haar lange haar was in een paardenstaart gebonden, waardoor ze er eerder uitzag als een verlegen meisje dan als een jonge vrouw. Haar ogen waren roodomrand, maar stonden helder en scherp. Ze had mooie botten, zag Banks: hoge jukbeenderen en een krachtige kaak, met een bleke huid vol sproeten. Ze had haar voeten onder zich opgetrokken en haar handen lagen op de armleuningen van haar stoel.
‘Koffie?’ vroeg dokter Wong.
Chelsea sloeg het aanbod af, maar Banks en Winsome accepteerden het. ‘Jullie begrijpen natuurlijk wel dat ik die niet zelf voor jullie ga halen,’ zei dokter Wong. ‘Ik ga me niet tot zoiets verlagen.’
‘Het kan me niet schelen wie hem haalt,’ zei Banks, ‘als hij maar zwart en sterk is.’
Dokter Wong glimlachte. ‘Zolang het maar duidelijk is.’ Toen verliet ze de ruimte.
Banks keek glimlachend naar Chelsea, die hem een beetje wantrouwig aanstaarde. ‘Dokters!’ zei hij schouderophalend.
Ze knikte en er trok een vluchtig glimlachje over haar lippen.
‘Ik begrijp dat dit moeilijk voor je is,’ ging Banks verder, ‘maar ik wil graag dat je me in je eigen woorden en tempo vertelt wat er vanavond precies is gebeurd in de Maze. Mijn collega Winsome zal alles opschrijven. Begin maar met waarom je daar eigenlijk was.’
Chelsea wierp een blik op Winsome en keek toen naar de vloer. ‘Het was ontzettend stom van me,’ zei ze. ‘Een uitdaging. Mickey Johnston had me uitgedaagd. Vijf minuten maar. Ik dacht niet… Nou ja… De kranten zeiden allemaal dat het een ex-vriendje was geweest. Mijn moeder had nog zo gezegd dat ik voorzichtig moest zijn, maar ik geloofde gewoon niet dat ik gevaar liep.’
Banks sloeg de naam in zijn achterhoofd op. Mickey Johnston zou het binnenkort zwaar te verduren krijgen. ‘Oké,’ zei hij, ‘maar het zal toch wel een beetje eng zijn geweest?’ Er kwam een verpleegster binnen met een dienblad met daarop twee bekertjes koffie; ze zette het naast de tulpen op de tafel. De koffie was afkomstig uit het apparaat in de gang. Dat zag Banks al voordat hij een slok had genomen aan de plastic bekertjes. Er zat zowel melk als suiker in. Hij liet het zijne staan, maar Winsome nam het hare mee naar haar zitplaats.
‘Ik schrok van mijn eigen schaduw en van elk geluidje dat ik hoorde,’ zei Chelsea. ‘Ik kon niet wachten tot ik er weer uit mocht.’
‘Wist je er de weg?’
‘Ja. Ik heb er vroeger, toen ik klein was, heel vaak gespeeld.’
‘Vertel me maar wat er is gebeurd.’
Chelsea zweeg even. ‘De vijf minuten waren bijna voorbij en toen hoorde ik… Nou ja, ik geloof eigenlijk niet dat ik nou direct iets hoorde. Het was eerder een gevoel, ziet u, alsof er iets kriebelends in je hoofd rondkruipt. We hebben op school een keer een luizenplaag gehad en toen kwam de luizenzuster. Ik had er geen last van, maar mijn beste vriendin Siobhan wel, en zij heeft me verteld hoe het was.’
‘Ik snap wat je bedoelt,’ zei Banks. De luizenzuster was ook meer dan eens bij hem op school langs geweest en hij had niet altijd evenveel geluk gehad als Chelsea. ‘Ga verder.’
‘Tja, dat is het gevoel dat ik eerst had. Toen dacht ik dat ik iets hoorde.’
‘Wat was het precies voor geluid?’
Ze schokschouderde. ‘Dat weet ik niet meer. Het was achter me. Alsof daar iemand was. Een jack dat langs een muur schuurde misschien. Zoiets.’
‘Hoorde je ook muziek?’
‘Nee.’
‘Voetstappen?’
‘Nee, wel een ruisend geluid, zoals een spijkerbroek of panty maakt tijdens het lopen.’
‘Goed,’ zei Banks. ‘Wat deed je toen?’
‘Ik wilde wegrennen, maar iets zei me dat ik rustig moest blijven en me moest omdraaien, dus dat deed ik, en toen… toen…’ Ze drukte een tot een vuist gebalde hand tegen haar mond.
‘Het geeft niet, Chelsea,’ zei Banks. ‘Haal maar een paar keer diep adem. Zo, ja. We hebben geen haast. Neem rustig de tijd.’
‘Toen zag ik hem.’
‘Hoe ver was hij bij je vandaan?’
‘Dat kan ik niet precies zeggen. Een meter, misschien twee. Ik weet nog dat ik dacht dat ik best weg kon komen als ik me meteen omdraaide en wegrende.’
‘Waarom deed je dat dan niet?’
‘Ik moest eerst mijn schoenen uit zien te krijgen en toen ik zover was… toen was hij niet meer de enige die er was. We stonden allebei als aan de grond genageld. Ik kon me niet verroeren. Het is moeilijk uit te leggen. Toen hij doorkreeg dat ik hem had gezien, bleef hij staan en hij zag er… Hoe moet ik het zeggen? Hij had geen masker op of zo. Het was donker, maar daar waren mijn ogen al aan gewend. Ik weet dat het vreemd klinkt, maar hij was erg knap om te zien en zijn gezicht, u weet wel, de uitdrukking op zijn gezicht, was ongerust, alsof hij zich zorgen over me maakte en helemaal niet alsof hij me wilde…’
‘Zei hij ook iets?’
‘Nee. Hij… Hij deed net zijn mond open toen…’
‘Toe maar. Vertel het me maar,’ zei Banks. ‘Wat gebeurde er toen?’
Ze klemde haar armen stevig om haar knieën. ‘Het ging heel snel, en tegelijkertijd leek het wel slow motion. Een waas. Ik zag iets achter hem bewegen, een tweede gedaante.’
‘Heb je het gezicht van die gedaante ook gezien?’
‘Nee.’
‘Had die persoon een masker op?’
‘Nee. Misschien een soort sjaal over de mond, zoals je ook wel doet als je van de tandarts terugkomt en het koud is. Ik had de indruk dat het grootste deel van het gezicht bedekt was. Het is raar, want ik weet nog dat ik toen dacht dat het… u weet wel… een soort wreker was, een superheld uit een stripverhaal.’
‘Was deze gedaante groter of kleiner dan de eerste man?’
‘Kleiner.’
‘Veel kleiner?’
‘Een centimeter of vijftien, twintig.’
Templeton was 1 meter 73, dus dan moest de aanvaller 1 meter 55 of 60 zijn geweest, berekende Banks. ‘Wat gebeurde er toen?’
‘Zoals ik net al zei, gebeurde het in een soort waas. Die tweede figuur stak een arm uit, zoals je ook wel een arm om iemands nek legt als je aan het spelen of stoeien bent, en haalde toen een hand langs de hals van die ander, alsof…’ Ze maakte een gebaar langs haar eigen hals. ‘Heel zacht eigenlijk, alsof de tweede de eerste kietelde.’
‘Heb je ook een lemmet gezien?’
‘Er glinsterde iets, maar ik heb niet gezien wat het was.’
‘Het gaat heel goed, Chelsea,’ zei Banks. ‘We zijn bijna klaar.’
‘Mag ik straks naar huis?’
‘Ja,’ zei Banks. ‘Je ouders zitten verderop in de gang op je te wachten.’
Chelsea vertrok haar gezicht.
‘Is dat een probleem?’
‘Nee-ee-ee. Niet echt. Nou ja, mijn moeder is wel oké, maar mijn vader…’
‘Wat is er met je vader?’
‘O, die zit altijd tegen me te zeiken: over mijn kleding, over hoe ik praat, over mijn kauwgum, over de muziek waar ik naar luister.’
Banks glimlachte. ‘Dat deed de mijne ook altijd. Nog steeds, trouwens.’
‘Echt?’
‘Echt.’
‘Het is heel gek,’ ging ze verder. ‘Ik denk altijd dat ik hen niet echt mag en dat ze echt waardeloos zijn en zo, maar als er dan zoiets gebeurt…’ Er biggelde een traan over haar wang.
‘Ik begrijp het,’ zei Banks. ‘Maak je geen zorgen. Je mag zo naar hen toe. Straks lig je weer veilig en warm in je eigen bed.’
Chelsea veegde met de rug van haar hand over haar wang. ‘Ik stond gewoon helemaal verstijfd op die plek. Ik snapte niet wat er gebeurde. Degene die me was gevolgd, bleef opeens staan en keek heel verbaasd. Ik geloof niet dat hij doorhad wat hem overkwam. Ik in elk geval niet. Ik voelde iets warms op mijn gezicht sproeien en volgens mij heb ik gegild. Het ging allemaal heel snel en leek volkomen vanzelfsprekend.’
‘Wat deed hij toen?’
‘Hij zakte op zijn knieën. Ik hoorde iets kraken. Ik weet nog dat ik dacht dat het wel pijn zou doen, maar hij schreeuwde niet eens. Hij keek alleen maar verbaasd. Hij voelde met zijn hand aan zijn hals, haalde hem weer weg om ernaar te kijken, en toen viel hij voorover op zijn gezicht. Het was afschuwelijk. Ik stond daar maar en wist niet wat ik moest doen. Ik voelde dat… spúl op me, warm en plakkerig spul, als regendruppels, zeg maar, en ik had niet meteen in de gaten dat het bloed was. Het is dom van me, maar ik dacht eigenlijk dat hij had geniest of zo, en ik dacht: heel fijn, nou word ik natuurlijk verkouden en kan ik niet werken. Als ik er niet ben, krijg ik niet betaald, begrijpt u.’
‘Heb je de aanvaller goed gezien?’
‘Nee. Zoals ik net al zei, was ze kleiner dan hij, dus het grootste deel van de tijd stond hij in de weg, vóór haar, zodat ik haar niet goed kon zien, en daarna, nadat hij was gevallen, verdween ze in de schaduwen en zag ik haar helemaal niet meer.’
‘Je zegt: “zij.”’
‘Echt?’
‘Ja.’
Chelsea fronste haar wenkbrauwen. ‘Tja, ik weet het ook niet. Die indruk heb ik dan zeker gehad. Misschien wel omdat ze zo klein was. Maar ik durf het niet met zekerheid te zeggen.’
‘Kan het ook een man zijn geweest?’
‘Ik vermoed van wel. Alleen had ik het idee dat het een vrouw was. Ik weet niet goed waarom en ik durf er natuurlijk geen eed op te doen.’
‘Heb je haar gezicht gezien?’
‘Nee. Ze had een muts op. Dat weet ik nog wel. Een soort baret of zo. Ik denk dat ik dacht dat het een vrouw was door de manier waarop ze zich bewoog. Ik weet het alleen niet zeker. Misschien zag ik het wel verkeerd.’
‘Misschien,’ zei Banks, met een blik op Winsome, die aangaf dat ze alles had opgeschreven. ‘Het zou dus een vrouw kunnen zijn geweest?’
Chelsea dacht even na en zei toen: ‘Ja. Ja, ik denk het wel.’
‘Wat had ze aan?’
‘Een spijkerbroek en een zwart jack. Het leek wel leer.’
‘Zou je haar leeftijd kunnen schatten?’
‘Ik heb haar niet goed gezien. Sorry. Niet echt oud, vermoed ik – nou ja, ze bewoog zich vrij snel, ziet u.’
‘Wat gebeurde er toen?’ vroeg Banks.
‘Ik denk dat ik weer gilde, en toen ben ik naar de markt gerend, naar The Fountain. Ik wist dat ik daar de grootste kans had om een politieagent te vinden en als daar niemand was, dan was het bureau direct aan de overkant. Nou ja, dat weet u natuurlijk ook wel.’
‘Slim van je,’ zei Banks.
Chelsea rilde. ‘Ik kan het nog steeds niet geloven. Wat is er nou precies gebeurd, meneer Banks? Wat heb ik gezien?’
‘Ik weet het niet,’ zei Banks. ‘Het enige wat ik weet is dat je nu veilig bent.’ Hij keek even naar Winsome, die Chelseas hand vastpakte.
‘Kom,’ zei ze. ‘Ik zal je naar je ouders brengen. Dan mag je met hen mee naar huis.’
‘En mijn kleren dan?’
‘Die moeten we nog even hier houden voor wat tests,’ zei Banks. ‘Het bloed kan nuttig zijn voor onze forensisch experts. We zullen kijken of dokter Wong misschien iets voor je heeft om aan te trekken.’
Op weg naar buiten keek Chelsea Banks aan. ‘Die man,’ zei ze, ‘wilde die me vermoorden?’
‘Nee,’ zei Banks. ‘Volgens mij was hij daar om je te beschermen.’
Toen Chelsea en Winsome waren vertrokken, bleef Banks nog een hele tijd in de kamer zitten om na te denken over wat hij had gehoord. Hij besefte dat het nu belangrijker was dan ooit dat hij contact opnam met Annie Cabbot. Misschien weer een vrouwelijke moordenaar. Een vlijmscherp lemmet. Een doorgesneden keel. Banks geloofde niet in dergelijke toevalligheden, en hij wist dat Annie daar ook zo over dacht.