10

Toen Annie eindelijk het bureau verliet, aan de klauwen van de media ontsnapte en door Church Street naar The Black Horse liep, was het al bijna tien voor halfeen. Stiekem hoopte ze eigenlijk dat Eric al was vertrokken; dan hoefde ze hem niet zelf te dumpen. Het was natuurlijk gemakkelijker geweest om helemaal niet te komen opdagen, maar ze had de indruk dat Eric niet iemand was die het snel opgaf en een zetje nodig had.

Annie had zich opzettelijk heel eenvoudig gekleed en droeg een paar oude sportschoenen, een vormloze rok die tot op haar knieën viel en een zwarte coltrui met daaroverheen haar spijkerjack. Het was haar ook gelukt om van de make-up af te blijven. Dat had echter wel moeite gekost, meer dan ze had verwacht. Ze was niet ijdel, maar had het liefst een overweldigende entree gemaakt, zodat iedereen in de pub naar haar keek, om hem daarna te vertellen dat hij kon ophoepelen. Ze wilde echter niets doen waardoor hij zich aangemoedigd kon voelen.

Uiteindelijk bleek haar natuurlijke aantrekkingskracht dusdanig groot – maar misschien kwam dat doordat alle aanwezigen in de bar man waren – dat iedereen toch wel naar haar keek toen ze de kleine, drukke kroeg in kwam. Ook Eric. De moed zonk Annie in de schoenen, maar ze glimlachte flauwtjes en ging tegenover hem zitten. ‘Sorry dat ik zo laat ben,’ zei ze en ze streek haar haren naar achteren. ‘Een akkefietje op kantoor.’ Dat was gedeeltelijk waar. Het gesprek met hoofdinspecteur Brough had langer geduurd dan verwacht, vooral omdat het moeite had gekost hem ervan te overtuigen dat de informatie van Les Ferris belangrijk was. Uiteindelijk had ze hem zover gekregen dat hij ermee instemde dat ze een beperkte zoektocht instelde naar de Australiër en Sarah Bingham, terwijl Ferris probeerde de haarmonsters op te sporen als vergelijkingsmateriaal.

‘Dat geeft niet,’ zei Eric met een glimlach. ‘Ik ben blij dat je toch bent gekomen. Wat wil je drinken?’

‘Slimline-tonic, graag.’ Annie was vastbesloten om dit beschaafd en met een helder hoofd af te handelen tijdens de lunch.

‘Zeker weten?’ Eric had een pint Guinness voor zich staan die bijna leeg was.

‘Ja, dank je,’ zei Annie. ‘Een zware middag voor de boeg. Ik moet scherp blijven.’

‘Dan heb je zeker een veeleisende baan. Ik ben zo terug, dan kun je me er alles over vertellen.’

Eric liep naar de bar en Annie bekeek de menukaart. Ze verging van de honger. Vanwege de beperkte keuze werd het een vegetarische panini. De enige andere optie was een sandwich met ei en ui. Toen ze opkeek, kwam Eric alweer terug met de drankjes. Hij glimlachte naar haar. Zijn tanden waren recht en wit, zijn zwarte haar hing over één oog en hij had zich zo te zien niet meer geschoren sinds de laatste keer dat ze hem zag. Hij gaf haar het glas en ze proostten.

‘Weet je het al?’ vroeg hij.

‘Wat?’

‘Wat je neemt.’

‘Ja,’ zei Annie. ‘Het wordt een panini met champignons, mozzarella en gegrilde rode paprika. Zeg maar wat jij wilt hebben, dan zal ik het bestellen.’

Eric legde een hand op haar arm en stond op. ‘Nee. Ik sta erop. Ik heb jou uitgenodigd. Toevallig ben ik ook vegetariër, dus ik neem lekker hetzelfde.’ Hij glimlachte. ‘Is dat soms weer iets wat we gemeen hebben?’

Annie zei niets. Ze keek hem na toen hij weer wegliep en merkte op dat hij een fraai achterwerk had. Ze vroeg zich af wat ze volgens hem nog meer met elkaar gemeen hadden behalve dat ze allebei vegetariër waren. Ze sprak zichzelf in gedachten bestraffend toe vanwege haar onreine gedachte en probeerde zichzelf moed in te praten voor datgene wat ze hier kwam doen, ook al weifelde ze even over de reden ervoor. Ze had echter geen plaats in haar leven en carrière voor een jonge, marihuana rokende, muzikant-streep-haarstylist, hoe fraai zijn achterwerk en zijn glimlach ook waren.

‘Het is over een paar minuten klaar,’ zei Eric. Hij ging weer zitten en stak een sigaret op. Hij bood Annie er ook een aan, maar ze sloeg het aanbod af.

Annie nam een slokje tonic. ‘Die e-mail die je me gisteravond hebt gestuurd kon echt niet, hoor,’ zei ze.

‘Hè? Het spijt me. Ik vond het wel een goeie grap.’

‘Kijk, dat is dus precies het verschil tussen jou en mij. Ik vond het namelijk helemaal geen goede grap. Als iemand anders het had gezien…’

‘Wie had dat dan moeten zien? Ik heb die foto alleen maar aan jou gestuurd. Waarom zou je hem aan iemand anders laten zien?’

‘Daar gaat het niet om. Je snapt best wat ik bedoel. E-mails zijn niet bepaald privé.’

‘Sorry, hoor. Ik wist niet dat je bij MI5 werkte. Dan heb je zeker een formulier voor geheimhoudingsplicht ondertekend?’

‘Dat doe ik niet en dat heb ik ook niet.’

‘Wat doe je dan eigenlijk wel precies?’

‘Dat gaat je geen donder aan.’

‘Oei, je bent wel lichtgeraakt, zeg.’

‘Hou alsjeblieft op.’

‘Is het dan nu weer goed?’

‘Wat bedoel je?’

‘Jij en ik. We hebben net voor het eerst ruziegemaakt en nu is het weer goed, dus waarom spreken we niet snel wat af voor nog een paar van die fantastische nachten zoals laatst?’

‘Dat lijkt me geen goed plan, Eric,’ zei Annie.

Zijn gezicht betrok. ‘Waarom niet?’

‘Daar wilde ik het eigenlijk net met je over hebben. Over de reden dat ik hier ben.’ Ze zweeg even, maar dat was niet uit effectbejag. Haar keel was opeens kurkdroog en ze dronk nog wat tonic. Waarom zat die toch altijd in zulke kleine flesjes? Het serveerstertje kwam hun panini’s brengen. Eric tastte toe en keek haar intussen verwachtingsvol aan. ‘Ik weet niet zo goed hoe ik dit moet zeggen,’ ging Annie verder zonder haar eten aan te raken. ‘Je lijkt me best een aardige gozer en ik vond het zaterdagavond heerlijk, maar ik denk niet… Ik bedoel, ik denk gewoon niet dat het meer hoeft te zijn dan dat. Wat ik eigenlijk probeer te zeggen is dat ik niet wíl dat het meer wordt.’

‘Een eenmalig avontuurtje dus?’

‘Als je het zo wilt noemen.’

Eric legde zijn panini neer en schudde zijn hoofd. Uit het broodje bungelde een slijmerig reepje rode paprika met een zwartgeblakerd randje. ‘Dat wil ik niet. Dat wil ik helemaal niet. Ik doe niet aan eenmalige avontuurtjes.’

Wat moest ze hier nu op antwoorden, vroeg Annie zich af. Dat zij dat wel deed? ‘Moet je horen,’ ging ze verder, ‘ik maak er normaal gesproken ook geen gewoonte van. We hadden wat gedronken en hebben een hoop lol gehad, en dat heeft uiteindelijk geleid tot… nou ja, je weet wel… maar dat is het dan ook wel. Het was leuk. Laten we het daarbij houden. Ik hoop dat we vrienden kunnen blijven.’ Jezus, Annie, dacht ze bij zichzelf, wat klinkt dat ontzettend afgezaagd.

‘Vrienden?’ herhaalde hij. ‘Waarom zouden we vrienden blijven?’

‘Ook goed,’ zei Annie, die voelde dat ze rood aanliep. ‘Dan niet. Het was goed bedoeld.’

‘Nou, doe vooral geen moeite. Wat mankeert jou?’ Hij praatte nu zo hard dat een paar andere bezoekers hen aanstaarden.

‘Hoe bedoel je?’ Annie liet haar blik door de pub glijden en voelde een lichte paniek in zich opwellen. ‘En praat niet zo hard.’

‘Hoezo? Waarom mag ik niet zo hard praten? Je zou jezelf eens moeten zien! Je bent oud genoeg om mijn moeder te kunnen zijn. Je zou verdomme dankbaar moeten zijn dat ik je in die pub heb opgepikt en je een flinke beurt heb gegeven, maar in plaats daarvan probeer je het nu zo te draaien dat het net lijkt alsof jíj míj dumpt. Hoe verzin je het in godsnaam?’

Annie kon haar oren bijna niet geloven. Er zoemde iets in haar hoofd en haar adem stokte in haar keel. Ze zat daar maar met een open mond en een gloeiende huid, en was zich heel goed bewust van de stilte om hen heen en alle blikken die op haar waren gericht.

‘Misschien ben jij het vergeten,’ ging Eric verder, ‘maar ik niet. Jezus, je kon er geen genoeg van krijgen. Je smeekte echt om meer. Je zou je gevleid moeten voelen. Dat is toch juist wat oudere vrouwen willen: een jonge dekhengst die hun geeft wat ze…’

‘Smerige klootzak!’ Annie stond op en smeet de rest van haar tonic in zijn gezicht. Helaas zat er niet veel meer in het glas, waardoor het effect een beetje verloren ging, maar toen ze overeind schoot, bleef ze met haar bovenbenen achter de rand van de tafel haken, waardoor die omviel en Erics volle pint Guinness en zijn panini met slijmerige stukjes rode paprika in zijn schoot terechtkwamen. Ze holde zo snel ze kon Church Street in en beklom met tranen in haar ogen de 199 traptreden die naar St. Mary’s Church leidden. Pas toen ze de top had bereikt en op de vrijwel verlaten begraafplaats tegen een door weer en wind aangetaste grafsteen geleund stond om op adem te komen, begon ze te midden van krijsende zeemeeuwen, de gierende wind en het gebulder van de golven die op de rotsen onder haar kapotsloegen te snikken.

‘Als iemand met zo’n hoge rang als u zelf langskomt, is het vast belangrijk,’ zei Malcolm Austin, toen hij Banks en Winsome donderdag aan het eind van de dag in zijn kantoor verwelkomde. Winsome had voorgesteld om de docent naar het politiebureau te laten komen, maar het leek Banks een beter idee om hem in zijn eigen vertrouwde omgeving onder druk te zetten, omdat hij zich daar omringd wist door alles wat hij te verliezen had.

Banks keek even naar de propvolle boekenkasten. Soms stelde hij zich voor dat hij het niet erg zou hebben gevonden om geleerde te zijn en zijn leven door te brengen tussen boeken en leergierige, jonge studenten. Hij besefte echter dat hij de opwinding die een politieonderzoek met zich meebracht heel erg zou missen en dat jonge studenten niet per se zo leergierig of opwindend waren als hij misschien wel dacht. Het raam stond op een kier en Banks rook de koffie en het verse brood van het café op het binnenplein onder hen en hoorde in de verte het rumoer van pratende stemmen. Zijn gedachten waren de hele ochtend in beslag genomen door Lucy Payne en haar misdaden, Annies vreemde gedrag, het vertrouwelijke gesprekje met Winsome in The Queen’s Arms en de vraag hoe hij Annie hierover moest benaderen, maar nu moest hij zich concentreren op de taak die voor hem lag: de moordenaar van Hayley Daniels zien te vinden.

Austin verzocht hun te gaan zitten en vouwde zijn slungelige lijf met over elkaar geslagen benen in de bureaustoel achter zijn rommelige bureau. Hij droeg een trainingsbroek en een rood sweatshirt met daarop in grote letters het logo van een Amerikaans basketbalteam. Op het bureau voor hem stond een opengeklapte laptop, die hij dichtdeed toen hij ging zitten.

‘Wat kan ik voor u doen?’ vroeg hij.

‘Herinnert u zich ons vorige gesprek nog?’

‘Wie zou dat nu kunnen verge…’

‘Laat die flauwekul maar achterwege, meneer Austin,’ zei Banks. ‘U hebt agent Jackman toen verteld dat u geen verhouding had met Hayley Daniels. Inmiddels is er informatie boven tafel gekomen die erop wijst dat u hebt gelogen. Wat hebt u daarop te zeggen?’

‘Wat voor informatie? Ik vind dit een bijzonder kwalijke insinuatie.’

‘Is het waar dat u een affaire had met Hayley Daniels?’

Austin keek van Winsome naar Banks. Hij perste zijn lippen op elkaar, blies zijn wangen bol en liet de lucht langzaam ontsnappen. ‘Goed dan,’ zei hij toen. ‘Hayley en ik waren twee maanden bij elkaar. Het begon ongeveer een maand nadat mijn vrouw was vertrokken. Strikt genomen houdt dit dus in dat wat Hayley en ik met elkaar hadden geen affaire was.’

‘Puur een kwestie van woordkeus,’ zei Banks. ‘De docent die het met de studente doet – hoe wilt u het dan noemen?’

‘Zo was het helemaal niet,’ zei Austin. ‘Zoals u het zegt, klinkt het ontzettend bot. We waren verliefd.’

‘Sorry hoor, maar daar ga ik dus echt van over mijn nek.’

‘Inspecteur! De vrouw van wie ik hou is zojuist vermoord. U zou toch op z’n minst een béétje respect kunnen tonen.’

‘Hoe oud ben je, Malcolm?’

‘Eenenvijftig.’

‘Hayley Daniels was negentien.’

‘Jawel, maar ze…’

‘Als ik het goed heb, is dat dus een leeftijdsverschil van tweeëndertig jaar. In theorie ben je oud genoeg om haar opa te kunnen zijn.’

‘Ik zei net toch al dat we verliefd waren? Gelooft u nu echt dat liefde zich door zoiets platvloers als leeftijd laat beteugelen?’

‘Jezus, je klinkt zo langzamerhand als een pedofiel,’ zei Banks. ‘Als ik een pond kreeg voor elke keer dat ik naar dat argument heb moeten luisteren…’

Austin zag rood van woede. ‘Die opmerking pik ik niet. Waar trekt u dan de grens, inspecteur? Negentien? Twintig? Eenentwintig? U weet best dat u in juridisch opzicht geen poot hebt om op te staan. Bovendien wilde ik net zeggen dat Hayley veel ouder was dan haar leeftijdgenoten, heel volwassen.’

‘Emotioneel?’

‘Nou ja, dat óók…’

‘Vertel me dan maar eens hoeveel emotioneel volwassen jonge vrouwen op zaterdagavond schaars gekleed met een groep vrienden gaan stappen, zoveel drinken dat ze niet meer op hun benen kunnen staan en vervolgens wankelend een donker steegje in lopen om daar te gaan plassen?’ Banks voelde dat Winsome naar hem keek en besefte dat ze waarschijnlijk vond dat hij zich nu bijna net zo misdroeg als Templeton. Hij kreeg altijd een rood waas voor ogen van zelfingenomen kwallen zoals Austin die hun machtspositie misbruikten om hun lustgevoelens op jonge meisjes of jongens te kunnen botvieren, en ook de woede van het gesprek met Randall van de vorige avond zat nog in zijn lijf. Hij begreep echter wel dat hij moest inbinden, omdat Austin anders zou dichtslaan, dus gebaarde hij naar Winsome dat hij doorhad wat ze bedoelde, dat hij wist wat hij deed en dat hij zijn voet van het gaspedaal zou halen.

‘Wat meneer Banks zich volgens mij afvraagt,’ zei Winsome nu, ‘is in welke toestand Hayley op zaterdagavond bij u thuis zou hebben aangebeld. Misschien herinnert u zich nog dat u tijdens ons vorige gesprek aangaf dat u geen dronken, onvolwassen tiener in huis wilde hebben. Nu beweert u echter dat Hayley volwassen was voor haar leeftijd. Begrijpt u wat ons probleem is? We hebben te maken met tegenstrijdige verklaringen.’

‘Precies,’ zei Banks. ‘Zie je, Malcolm, uit alle verhalen die we hebben gehoord blijkt dat Hayley erg ver heen was. Ik vraag me dus af wat voor nut ze in die toestand voor jou kan hebben gehad.’

Austin staarde hem kwaad aan. ‘Misschien vindt u het moeilijk te bevatten, meneer Banks,’ zei hij, ‘maar bij liefde draait het niet altijd om “nut”, om pakken wat je pakken kunt van een ander. Als Hayley op zaterdagavond dronken bij me was gekomen, zou ik geen misbruik van haar hebben gemaakt. Ik hoefde haar echt niet dronken te voeren om met haar te kunnen vrijen. Ik zou haar wat koffie hebben gegeven en haar zo comfortabel mogelijk hebben neergelegd om haar roes uit te slapen.’

Banks dacht terug aan Annies dronken verleidingspoging van een paar dagen eerder. Was dat wat hij had moeten doen: haar neerleggen en het haar zo aangenaam mogelijk maken? ‘Bewonderenswaardig,’ zei hij. ‘Verwachtte je haar?’

Austin zweeg even en staarde naar zijn bureau. Toen zei hij: ‘Ze had gezegd dat ze misschien langs zou komen. Op zaterdag spraken we nooit echt iets af. Dat was háár avond.’

‘Waarom hebt u dan de vorige keer tegen agent Jackman gelogen?’

Austin keek met een schuldig gezicht naar Winsome. ‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Ik was bang dat u precies zo zou reageren als nu is gebeurd. Onze relatie laat zich niet gemakkelijk uitleggen. Mensen hebben er niet altijd evenveel begrip voor.’ Hij keek boos naar Banks.

‘Luister,’ zei Banks op zijn beste toon van wereldwijze mannen onder elkaar, ‘geen enkele man zal ontkennen dat een bevallige negentienjarige schoonheid als Hayley Daniels aantrekkelijk is, en iedereen zou begrijpen waarom je met haar naar bed wilde. Dat verliefde gedoe is iets moeilijker te doorgronden, dat geef ik eerlijk toe, maar oké, het komt voor. De mens zit wat dat betreft vreemd in elkaar. Het probleem is niet zozeer het leeftijdsverschil als wel dat jij docent bent en zij studente was. Hoe denkt het college van bestuur over dergelijke kwesties?’

Austin wendde zijn blik af. ‘Ze zijn uiteraard niet op de hoogte. Ik betwijfel of ze er welwillend tegenover staan. Ze hebben het niet zo op relaties tussen docenten en studenten.’

‘Je wilde dus niet dat ze het te weten zouden komen? Zou dat het einde van je carrière hebben ingeluid?’

‘Ja. Dat is één van de redenen dat ik niet helemaal eerlijk ben geweest. Ik heb heel lang heel hard gewerkt om te bereiken wat ik heb bereikt.’

‘Eén van de redenen?’

‘Tja, ik wilde natuurlijk liever ook niet bij een moordonderzoek betrokken raken.’

‘Toch ben je dat nu. Je zit er zelfs tot aan je nek in. Dacht je nu echt dat je met een dergelijke leugen zou wegkomen?’ Banks schudde zijn hoofd. ‘Ik kan er gewoon met mijn pet niet bij dat mensen blijkbaar denken dat we zo achterlijk zijn dat we zulke voor de hand liggende zaken wel over het hoofd zullen zien.’ Vanaf het binnenplein zweefde een vleugje marihuanarook naar binnen.

‘Ik denk helemaal niet dat jullie achterlijk zijn,’ zei Austin. ‘Ik had alleen niet het idee dat het zo voor de hand lag. We zijn heel voorzichtig geweest. We waren van plan het aan iedereen te vertellen zodra ze haar diploma had gehaald. Nu is het echter toch bekend geworden, dus wat wilt u precies weten? Ik heb niets te maken met Hayleys dood. Zoals ik u al heb verteld, hou ik van haar. Hield ik van haar.’

‘Was ze al eens eerder langsgekomen nadat ze op zaterdagavond was gaan stappen?’ vroeg Banks.

‘Ja. Als ik heel eerlijk ben, moet ik zeggen dat ik daar niet onverdeeld gelukkig mee was. Zoals u net al aangaf, liep ze er namelijk meestal vanwege de alcohol niet al te florissant bij. Het was echter háár avond en ze ging vaak uit met vrienden, dus als ze dan toch…’

‘Wat?’ zei Banks.

‘Nu ja, als ze dan toch ergens de nacht doorbracht, had ik liever dat ze dat bij mij deed.’

‘Vertrouwde je haar niet?’

‘Dat heb ik niet gezegd. Ze was gewoon erg jong. Kwetsbaar.’

‘Je was dus jaloers,’ zei Banks. ‘Dat lijkt me vrij logisch. Ik zou ook jaloers zijn als ik een beeldschone, jonge vriendin had. Gooi er een paar drankjes in, en voordat je het weet ligt ze met iemand van haar eigen leeftijd in bed.’ Banks voelde dat Winsome haar stekels weer opzette. Ze mocht dan een Templeton-fobie hebben, maar daarom kon ze nog wel wat minder opgefokt reageren, dacht hij bij zichzelf. Soms moest je gewoon een beetje hard aan de boom schudden om er een kokosnoot uit te krijgen. Austin was een ontwikkelde man en niet geheel vrij van arrogantie; zo iemand liet zich niet gemakkelijk verslaan met logica en beschaafde plaagstootjes.

‘Wanneer je zoals ik het geluk hebt de liefde van een jonge vrouw te winnen,’ zei Austin, ‘dan kom je al snel tot de ontdekking dat je niet te bezitterig mag zijn binnen je relatie.’

‘Wat dacht u toen ze niet kwam opdagen?’ vroeg Winsome.

‘Niets eigenlijk. Het was namelijk helemaal niet zeker dat ze zou komen.’

‘U maakte zich geen zorgen over haar?’

‘Nee.’

‘Haar ouders verwachtten haar niet thuis,’ merkte Banks nu op, ‘dus waar dacht je dan dat ze zou slapen?’

‘Bij een van haar vrienden, zou ik zeggen.’

‘Bij iemand anders? Je was toch zo jaloers? Ben je haar gaan zoeken?’

‘Zoals ik al zei, is het niet verstandig om je bezitterig te gedragen. Bovendien vertrouwde ik Hayley. Ja, ik zei net inderdaad wel dat ik liever had dat ze bij mij kwam slapen, maar als ze in de flat van een vriend bleef logeren, betekende dat heus niet meteen dat ze ook met hem naar bed ging.’ Zijn ogen werden vochtig. ‘Ergens,’ zei hij, ‘hoopte ik eigenlijk juist dat ze niet zou komen. Ik vond het altijd een beetje lastig wanneer ze er zo aan toe was, en ik was zaterdag erg moe.’

‘Ze was dus moeilijk in de hand te houden wanneer ze dronken was?’ zei Banks.

‘Soms wel.’

‘Hoe gedroeg ze zich dan?’

‘Onberekenbaar, onvoorspelbaar, luidruchtig.’

‘Als Hayley hierheen was gekomen, zou ze er dan voor één uur zijn geweest?’

‘Meestal wel, ja. Ze had trouwens een sleutel.’

‘Je bent wel heel goed van vertrouwen.’

‘Dat is nu liefde, inspecteur. Echt, u zou het ook eens moeten proberen.’

‘Waarom zouden we je geloven?’

‘Ik kan u even niet volgen.’

Banks wreef over het litteken naast zijn rechteroog. ‘Je hebt al eerder tegen ons gelogen, dus waarom zouden we je nu geloven?’

‘Omdat het de waarheid is.’

‘Jij hebt gemakkelijk praten, maar bekijk het eens met mijn ogen. Hayley komt dus enigszins beneveld bij jou thuis aan. Je bent haar dronkenmansstreken spuugzat en zegt haar recht voor z’n raap waar het op staat. Misschien plaagt ze je een beetje, maakt ze een grapje over je leeftijd of zoiets, en plotseling krijg je een rood waas voor je ogen. Ze wil niet, maar ze is dronken, en het zal jou een zorg zijn wat zij wil. Jij weet wat jij wilt. Dus drijf je je zin door. Ze verzet zich, maar daardoor wordt het alleen maar spannender. Na afloop schopt ze stennis, misschien dreigt ze zelfs wel het college van bestuur te vertellen wat je hebt gedaan. Dat kun je niet toestaan, dus wurg je haar. Dan zit je met het lichaam opgescheept. Het beste wat je zo snel kunt bedenken is haar in je kofferbak van je auto proppen en haar in de Maze achterlaten.’ Banks’ versie kwam niet helemaal overeen met de feiten, zoals het geweld waarmee de verkrachting had plaatsgevonden, het tijdsschema en de cctv -opnamen, maar dat wist Austin niet. ‘Hoe klinkt het tot dusver?’

‘U zou detectives moeten schrijven,’ zei Austin. ‘Met uw fantasie is het verbazingwekkend dat u uw tijd verdoet met politieagentje spelen.’

‘Je zou ervan opkijken hoe handig het in mijn vak is om een beetje fantasie te hebben,’ zei Banks. ‘Zit ik er heel ver naast?’

‘Verder kan bijna niet.’ Austin leunde achterover in zijn stoel. ‘Inspecteur, u zou ons allemaal een hoop ellende besparen als u gewoon geloofde dat ik Hayley niet heb vermoord. Hoe u verder ook over me denkt, ik hield echt van haar en als ik u kon helpen, dan deed ik dat.’ Hij keek naar Winsome. ‘Het spijt me dat ik tegen u heb gelogen, maar ik wilde mijn baan niet kwijtraken of mijn reputatie door het slijk gehaald zien worden vanwege dit alles. Dat is echt de enige reden.’

‘Hoe goed kende je Hayley?’ vroeg Banks.

‘Vrij goed, zou ik zeggen. Zoals ik al zei, waren we ongeveer twee maanden samen, maar ik kende haar al bijna een jaar. En voordat u het vraagt: nee, in de eerste tien maanden hadden we niets samen.’ Hij aarzelde. ‘Ik wil niet dat u de verkeerde indruk krijgt. Wát u ook hebt gehoord over Hayleys gedrag op zaterdagavond, het kwam allemaal voort uit… jeugdige baldadigheid. Meer was het echt niet. Ze moest af en toe even stoom afblazen. Iedereen kan u vertellen dat Hayley het merendeel van de tijd een intelligente, serieuze, rustige, hardwerkende, ambitieuze jonge vrouw was. Dat bedoelde ik toen ik het over haar volwassenheid had. Jongens van haar eigen leeftijd vond ze vaak oppervlakkig en door maar één ding geobsedeerd.’

‘Jij was dat niet?’

‘Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat ik door mijn relatie met Hayley in dat opzicht helemaal ben opgeleefd, maar u moet niet de fout maken te denken dat het alleen daarom draaide.’

‘Waar dan nog meer om?’

‘Samen lekker eten. Bij elkaar zijn. Praten. Wandelen. Hand in hand lopen. Ontbijten in bed. Concerten bezoeken. Naar klassieke muziek luisteren. Knuffelen. Een boek bespreken dat we allebei hadden gelezen. Eenvoudige dingen. Ik kon bijna niet wachten tot we er eerlijk voor konden uitkomen. De geheimzinnigheid was een kwelling. Ik zal haar meer missen dan u zich ooit kunt voorstellen.’

Banks was jaloers. Hij had al die dingen in geen jaren meer met iemand samen gedaan – misschien wel nooit – en al evenmin dergelijke gevoelens voor iemand gekoesterd. Zijn ex-vrouw Sandra en hij hadden zulke afwijkende smaken en interesses gehad dat hun levens eerder parallel aan elkaar hadden gelopen dan gelijk op. Toen de parallelle lijnen steeds verder uit elkaar kwamen te liggen, was het snel afgelopen. Zelfs met Annie waren er meer verschillen dan overeenkomsten geweest. Hij was echter niet van plan zich door sentimentaliteit of medeleven met Austin te laten beïnvloeden. ‘Je zei dat je ons wilde helpen,’ vervolgde hij. ‘Als jij haar niet hebt vermoord, heb je dan enig idee wie wel?’

‘Geen flauw idee. Het klinkt als een of andere maniak.’

‘De waarheid kon weleens dichter bij huis liggen,’ zei Winsome. ‘Had ze vijanden? Is er iemand in haar directe omgeving met wie er problemen waren?’

‘Stuart Kinsey misschien. Hij zat altijd achter haar aan.’

‘U hebt me juist verteld dat u dacht dat hij nooit iemand kwaad zou doen,’ zei Winsome.

‘Dat denk ik nog steeds,’ zei Austin, ‘maar u vroeg ernaar en ik kan niemand anders bedenken. Hayley was gewoon niet iemand die vijanden maakte.’

‘Tja, toch minstens één,’ merkte Banks op. Hij stond op. ‘Bedankt voor dit gesprek, Malcolm. Blijf wel in de buurt. Het kan zijn dat we je nog een keer willen spreken.’

Gevoelig en afgewezen in de liefde. Dat was een gevaarlijke combinatie, wist Banks. Een heel gevaarlijke combinatie. Stuart Kinsey had al toegegeven dat hij in de Maze was geweest en zijn verklaring luidde dat hij dat had gedaan om Hayley te bespioneren en er zo achter te komen met wie ze had afgesproken, waardoor hij zowel een motief als een gelegenheid had gehad. Hoe zat het met middelen? Het was hoog tijd om weer met meneer Kinsey te gaan praten.

De rit van Whitby naar Leeds nam, afhankelijk van het verkeer, minstens anderhalf uur in beslag en dit was al de tweede keer in twee dagen tijd dat Annie hem maakte. Ze voelde zich nog steeds murw van de lunch met Eric. Het had niet lang geduurd voordat hij zijn ware gezicht had laten zien. Nu maakte ze zich zorgen over andere foto’s die hij mogelijk nog op zijn gsm of computer had staan. Wat zou hij daarmee gaan doen? Ze op YouTube zetten? Hoe had ze toch, dronken of niet, zo verdomd stom kunnen doen? Ze klemde haar handen om het stuur en dacht knarsetandend terug aan wat hij had gezegd. Natuurlijk had hij uit wraak naar haar uitgehaald, maar school er misschien een kern van waarheid in? Was ze echt zo wanhopig geweest, zo gretig, zo dánkbaar?

Ze volgde Stanningley Road, nam vlak voor Bramley de afrit en reed naar The Hill. De Paynes hadden bijna boven aan de heuvel gewoond, vlak voor de spoorwegovergang, vanuit de richting waaruit zij nu kwam gezien aan de rechterkant, en Claire Toth en haar ouders woonden daar vrijwel recht tegenover in een rij oude, vrijstaande huizen met overwoekerde tuinen die aan de top van een steil stuk weg stonden. Annie was er zes jaar geleden voor het laatst geweest en toen had het er vol gestaan met politieafzettingen en had er overal afzetlint gehangen. Die waren nu natuurlijk allemaal weg en hetzelfde gold voor nummer 35: op die plek stonden nu twee nieuwe twee-onder-een-kapwoningen van rode baksteen. Tja, bedacht ze, niemand had natuurlijk willen wonen in Paynes’ Huis van Pijn, zoals de kranten het pand hadden gedoopt, of zelfs in het huis ernaast.

Annie nam gas terug en huiverde toen ze terugdacht aan die ene keer dat ze in de kelder was geweest: de obscene poster van een vrouw met wijd gespreide benen; de klamme, claustrofobische sfeer met de geur van bloed en urine; de occulte symbolen op de muren. Annie had nog geluk gehad, want het lichaam van Kimberley Myers was al weggehaald toen zij arriveerde, evenals de bebloede matras.

Annie kon zich goed voorstellen dat de geesten van de arme meisjes die er waren verkracht, gemarteld en begraven nog op het terrein rondwaarden. Lucy Payne, de vrouw in de rolstoel wier hals was doorgesneden, had daar een aandeel in gehad. Banks had veel en lang gesproken met Lucy, in eerste instantie als slachtoffer en later als mogelijke verdachte, en in tegenstelling tot wat hijzelf beweerde, had ze wel degelijk een bepaald effect op hem gehad, maar het was duidelijk dat hij ook nu nog net zomin begreep wat zich precies in die kelder had afgespeeld, of waarom, als de andere betrokkenen.

Annie parkeerde haar auto onder aan de trap voor Claires huis en vermande zich. Ze wist dat ze de gebeurtenissen van een paar avonden geleden van zich af moest zetten en met Banks moest gaan praten. Nuchter deze keer. Ze had zichzelf volledig voor schut gezet. Nou, en? Het was heus niet de eerste keer en het zou ook zeker niet de laatste zijn. Ze moest het uitleggen. Hij zou het wel begrijpen. God wist dat hij begrijpend genoeg was; hij zou haar er heus niet uitgooien. Zag ze echt zo op tegen een beetje gêne? Dat klonk helemaal niet als de vrouw die ze dacht te zijn. Was ze echter wel degene die ze dacht te zijn?

Ze beklom de trap en merkte tijdens het lopen op dat de schuin naar de stoep aflopende tuinen erger overwoekerd leken dan anders, zeker voor de tijd van het jaar. Een hoog hekwerk ongeveer halverwege ontnam van beneden al het zicht op het huis. Annie maakte de poort open en liep de laatste treden op.

De voordeur kon wel een lik verf gebruiken en het was duidelijk dat een hond of kat het houtwerk met zijn nagels had bewerkt. Het kleine gazon stond vol onkruid. Annie wist niet goed hoe ze Claire het best kon benaderen. Was het meisje een serieuze verdachte? Zo nee, hoe groot was dan de kans dat ze iets wist waaraan ze iets hadden? Ze had het idee dat ze hier alleen maar oude wonden zou openrijten. Ze haalde diep adem, balde haar vuist en klopte op de matglazen deur.

Na een tijdje werd de deur opengedaan door een vrouw in een blauw vest en een grijze broek.

‘Mevrouw Toth?’ vroeg Annie.

‘Dat klopt. U bent zeker inspecteur Cabbot? Komt u alstublieft binnen. Claire is nog niet thuis, maar kan elk moment komen.’

Annie ging naar binnen. De voorkamer had een hoog plafond en een erkerraam dat in westelijke richting over de daken van de huizen aan de overkant heen keek. In een hoek stond een televisie. Daily Cooks met de appetijtelijke Franse chef-kok Jean-Christophe Novelli was net begonnen. Annie durfde te wedden dat de Fransen nooit moeilijk deden over een avontuurtje. Mevrouw Toth maakte geen aanstalten om de televisie uit te zetten en toen Annie het haar vroeg, zette ze het geluid een klein beetje zachter, maar ze bleef tijdens hun gebabbel over koetjes en kalfjes vanuit een ooghoek het scherm in de gaten houden. Uiteindelijk bood ze aan om thee te zetten en Annie nam het aanbod graag aan. Toen ze alleen was in de grote, donkere woonkamer, ging Annie bij het raam staan om naar de schapenwolken te kijken die aan de horizon langs de blauwe lucht voorbijzeilden. Het was weer een prachtige lentedag. Ze dacht dat ze in de verte zelfs de omvangrijke gedaante van het Penninisch Gebergte zag liggen.

Toen mevrouw Toth terugkwam met een dienblad ging ook de voordeur open en dicht, en een jonge vrouw in een overjas van een supermarktketen kwam de kamer in lopen. Ze trok de jas onmiddellijk uit en gooide hem over een stoel. ‘Claire!’ zei haar moeder. ‘Ik heb je al duizend keer gevraagd om je jas meteen op te hangen.’

Claire schonk Annie een berustende blik en deed wat haar werd gezegd. Annie had haar nog niet eerder gezien en had dus ook niet geweten wat ze kon verwachten. Claire haalde een pakje Dunhill uit haar handtas en stak er een op met een Bic-aansteker. Haar grauwblonde haar was naar achteren gebonden en ze droeg een spijkerbroek met daarop een wit mannenoverhemd. Het was duidelijk te zien dat ze te dik was: de spijkerbroek zat strak om haar heen en het vlees puilde er bij haar heupen en middel overheen, en haar make-uploze huid was slecht: bleke hamsterwangen vol pukkels en tanden die geel zagen van de nicotine. Ze had in de verste verte niets weg van Mary’s tengere figuurtje dat Mel Danvers in Mapston Hall had gezien. Ze was ook te jong, maar zoals Banks al had opgemerkt, kon Mel er wat de leeftijd betreft best naast zitten. Wat betreft haar gedrag kwam Claire in elk geval ouwelijk over.

Zodra de sigaret brandde, schonk ze een glas wijn voor zichzelf in, maar ze bood Annie niets aan. Niet dat Annie dat wilde. Thee was prima.

Mevrouw Toth nam plaats in een leunstoel in een hoek en haar kopje tikte af en toe tegen het schoteltje wanneer ze een slokje nam. Op de achtergrond kabbelde Daily Cooks rustig verder.

‘Wat wilt u van me?’ vroeg Claire. ‘Mijn moeder zei dat u van de politie bent.’

‘Heb je het nieuws een beetje gevolgd?’ vroeg Annie.

‘Niet echt.’

‘Lucy Payne is onlangs vermoord.’

Claire zweeg even en het glas bleef halverwege haar lippen hangen. ‘Is ze… Ik dacht dat ze in een rolstoel zat.’

‘Dat was ook zo.’

Claire dronk wat wijn, nam een haal van haar sigaret en schokschouderde. ‘Tja, wat moet ik daar nu van zeggen? Dat ik het erg vind soms?’

‘Vind je het dan erg?’

‘Echt niet. Weet u wel wat dat mens heeft gedaan?’

‘Ja, dat weet ik,’ zei Annie.

‘Toch heeft de politie haar gewoon laten gaan.’

‘We hebben haar niet zomaar laten gaan, Claire,’ zei Annie in een poging het uit te leggen.

‘Wel waar. Ze beweerden dat er niet genoeg bewijsmateriaal was. Na alles wat zij had gedaan! Niet genoeg bewijsmateriaal! Dat is toch niet te geloven?’

‘Waar ze ook was, ze kon onmogelijk nog iemand kwaad doen,’ zei Annie. ‘Ze kon geen spier meer bewegen.’

‘Daar gaat het helemaal niet om.’

‘Waar gaat het dan wel om?’

‘Oog om oog. Ze hadden haar nooit mogen laten leven.’

‘De doodstraf is in Engeland geen optie meer.’

‘Hij is toch wel dood, hè?’

‘Terence Payne?’

Claires ogen stonden somber. ‘Ja, die.’

Annie knikte.

‘Waarom zij dan niet?’ Claire drukte haar halfopgerookte sigaret uit en nam nog een slok wijn. ‘Sorry,’ zei ze, ‘ik heb een lange dag gehad.’

‘Wat voor werk doe je?’

‘Claire is kassamedewerkster bij de supermarkt hier in de buurt,’ zei haar moeder. ‘Zo is het toch, liefje?’

‘Ja, mama.’ Claire staarde Annie uitdagend aan.

Wat moest ze hier nu op antwoorden? Ze kon moeilijk zeggen: ‘Goh, wat interessant.’ Het was een baan, een eerlijke baan, maar Annie vond het erg sneu voor haar. Volgens het dossier was Claire een intelligent, knap meisje van vijftien geweest met een mooie toekomst voor zich – eindexamen, universiteit, een fraaie carrière –, maar toen was er iets gebeurd wat alles grondig voor haar had verpest. Terence en Lucy Payne. Nu zat ze vast in een veel te laaggeschoold baantje en haatte ze haar lijf. Annie had dergelijke signalen al eerder bij anderen meegemaakt. Het zou haar niets verbazen als de lange mouwen van Claires shirt littekens van zelfverminking verborgen. Ze vroeg zich af of de jonge vrouw psychiatrische hulp kreeg, maar besefte dat het haar niets aanging. Ze was geen maatschappelijk werker en zat hier alleen maar om informatie te vergaren over een moord.

‘Kende je Lucy Payne?’

‘Ik ben haar weleens tegengekomen in de winkels en zo. Iedereen wist wie ze was. De vrouw van de leraar.’

‘Maar je had haar nooit gesproken?’

‘Nee. Alleen gegroet.’

‘Weet je waar ze naartoe is gegaan?’ vroeg Annie.

‘Het laatste wat ik over haar heb gehoord was dat de politie de zaak tegen haar niet rond kreeg en dat ze ook niet in staat was om terecht te staan, dus dat jullie haar lieten gaan.’

‘Zoals ik net al zei,’ merkte Annie op, ‘kon ze nooit meer iemand schade berokkenen. Ze zat in een verpleegtehuis waar ze mensen zoals zij verzorgen.’

‘Moordenaars?’

‘Mensen die volledig verlamd zijn.’

‘U bedoelt dat ze haar voerden en wasten, en haar televisie lieten kijken en zo?’

‘Ze verzorgden haar,’ zei Annie. ‘Ze kon letterlijk niets meer zelf. Claire, ik begrijp best dat je kwaad bent. Ik weet dat het net lijkt alsof…’

‘O, ja? Begrijpt u het echt?’ zei Claire. Ze pakte een nieuwe sigaret en stak hem op. ‘Dat betwijfel ik. Kijk eens goed naar me. Denkt u echt dat ik niet weet hoe lelijk en onaantrekkelijk ik ben? Ik heb bij een therapeut gelopen. Jarenlang, maar het heeft helemaal niets uitgehaald. Ik moet er nog steeds niet aan denken dat een jongen me zou aanraken.’ Ze lachte verbitterd. ‘Wat een giller, hè? Alsof er ook maar één jongen is die mij zou wíllen aanraken. Dat is allemaal de schuld van Lucy en Terence Payne.’ Ze keek Annie boos aan. ‘Nou, toe dan!’

‘Wat?’

‘Zeg dan dat ik er helemaal niet zo slecht uitzie. Zeg dan dat een beetje make-up en de juiste kleding wonderen kunnen doen. Net als al die anderen. Alsof ik die afgrijselijke stijlgoeroes Trinny en Susannah over de vloer zou willen hebben.’

Wat Annie betreft kon iedereen het wel zonder Trinny en Susannah stellen, maar dat was een heel ander onderwerp. De ene golf van woede na de andere kwam uit Claire gestroomd en Annie wist niet wat ze ermee aan moest. Eerlijk gezegd had ze haar handen al vol aan haar eigen frustraties.

‘Zelfs mijn vader kon er niet meer tegen,’ zei Claire vol afkeer met een blik op haar moeder. ‘Die had binnen de kortste keren het zinkende schip verlaten. Kims ouders zijn kort nadat jullie Lucy Payne hadden laten gaan ook verhuisd. Hun huis bleef echter jarenlang onverkoopbaar. Uiteindelijk hebben ze er vrijwel niets voor gekregen.’

Mevrouw Toth pakte een papieren zakdoekje en depte haar ogen, maar zei niets. Annie vond de sfeer van verdriet en verlies in de kamer steeds beklemmender worden. Het absurde was dat ze tot de ontdekking kwam dat ze in gedachten Eric voor zich zag en zin had om hem te wurgen. Het werd haar allemaal iets te veel. Haar borst voelde aan alsof er een loodzwaar gewicht op drukte en het kostte haar grote moeite om adem te blijven halen. Het was veel te warm in de kamer. Verman je, Annie, sprak ze zichzelf streng toe. Verman je, verdomme. Zelfbeheersing.

‘Je wist dus niet waar Lucy was?’ vroeg ze aan Claire.

‘Blijkbaar niet, hè, want anders had ik haar misschien zelf wel gewurgd.’

‘Waarom denk je dat ze is gewurgd?’

‘Zomaar. Geen idee. Hoezo? Is dat dan belangrijk?’

‘Nee, niet echt.’

‘Waar zat ze dan eigenlijk?’

‘Ik heb je net al verteld dat ze in een verpleegtehuis zat. Vlak bij Whitby.’

‘Een huis aan zee. Wat fijn. Ik ben sinds mijn jeugd niet meer aan zee geweest. Dan had ze zeker wel een mooi uitzicht?’

‘Ben je weleens in Whitby geweest?’

‘Nee. We gingen vroeger altijd naar Blackpool. Of Llandudno.’

‘Heb je een rijbewijs?’

‘Nooit gehaald. Waarom zou ik?’

‘Hoezo?’

‘Mijn werk is op loopafstand. Waar zou ik verder nog een auto voor nodig hebben?’

‘Och, ik weet het niet,’ zei Annie. ‘Om met vrienden en vriendinnen uit te gaan, bijvoorbeeld?’

‘Ik heb geen vrienden en vriendinnen.’

‘Er zal toch wel iemand zijn?’

‘Vroeger ging ik vaak bij Maggie langs, die verderop in de straat woonde, maar zij is ook weggegaan.’

‘Waar is ze heen?’

‘Terug naar Canada, vermoed ik. Ik weet het niet. Na alles wat er was gebeurd, was het ook wel logisch dat ze hier niet wilde blijven.’

‘Hebben jullie elkaar geschreven?’

‘Nee.’

‘Ze was toch een vriendin van je?’

‘Ze was een vriendin van háár.’

Daar had Annie geen antwoord op. ‘Weet je ook waar ze precies naartoe is gegaan in Canada?’

‘Dat moet u aan de Everetts vragen, Ruth en Charles. Het huis waarin ze woonde, was van hen en zij zijn met haar bevriend.’

‘Dank je,’ zei Annie. ‘Dat zal ik zeker doen.’

‘Ik ben nooit meer teruggegaan naar school, weet u,’ zei Claire.

‘Wat?’

‘Na… u weet wel… Kim. Ik kon het niet. Ik had natuurlijk gewoon examen kunnen doen en misschien wel naar de universiteit gekund, maar… op de een of andere manier was dat allemaal niet belangrijk meer.’

‘En nu?’

‘Nou ja, ik heb werk. Mama en ik redden ons wel, hè?’

Mevrouw Toth glimlachte.

Annie had verder geen vragen meer en kon de gedachte dat ze nog langer in die kamer zou moeten blijven niet verdragen. ‘Nou,’ zei ze tegen Claire, terwijl ze opstond en haar aktetas pakte, ‘als je nog iets bedenkt wat ons misschien kan helpen…’ Ze overhandigde haar een visitekaartje.

‘Helpen? Waarmee dan?’

‘Ik onderzoek de moord op Lucy Payne.’

Er verscheen een diepe rimpel op Claires voorhoofd. Ze scheurde het kaartje in kleine stukjes en gooide die op de vloer. ‘Ik pieker er niet over,’ zei ze, en ze sloeg haar armen over elkaar.

Het openluchtcafé onder Malcolm Austins raam was een uitstekende plek voor een tweede gesprek met Stuart Kinsey, vond Banks, en Winsome en hij namen plaats op krakkemikkige klapstoeltjes aan een wankel tafeltje in de schaduw van een uitbottende plataan. Aangezien ze hem in de bibliotheek van de hogeschool hadden gevonden, waar hij aan een werkstuk zat te werken, was het voor iedereen een korte wandeling. Het was nog wel iets te fris om lang buiten te kunnen zitten en Banks was blij dat hij zijn leren jack aanhad. Zo nu en dan ratelden de takken boven hen in de wind en rimpelde zijn koffie in het bekertje.

‘Wat wilt u nu weer van me?’ vroeg Kinsey. ‘Ik heb alles wat ik weet al verteld.’

‘Dat was anders niet echt veel,’ zei Winsome.

‘Dat kan ik toch ook niet helpen? Ik voel me al rot genoeg nu ik weet dat ik er zo dicht bij in de buurt was…’

‘Wat had je dan kunnen doen?’ vroeg Banks.

‘Ik… Ik weet het niet…’

‘Niets,’ zei Banks. Dat was waarschijnlijk niet helemaal waar. Als Kinsey zich inderdaad in Taylor’s Yard had bevonden toen de moordenaar Hayley aanviel, had hij hem daar wellicht bij kunnen storen; dan was de moordenaar er misschien vandoor gegaan en had hij haar levend achtergelaten. Wat had het echter voor zin hém dat te laten geloven? ‘Je had immers geen flauw idee wat er gaande was,’ zei hij, ‘en bovendien was het toch al gebeurd. Hou dus maar op met die zelfkastijding.’

Kinsey zei niets en staarde in zijn koffie.

‘Hoe graag mocht je Hayley eigenlijk echt?’ vroeg Banks.

Kinsey keek hem aan. Hij zag rood van kwaadheid. ‘Waarom vraagt u me dat? Denkt u nog steeds dat ik haar iets had kunnen aandoen?’

‘Rustig maar,’ zei Banks. ‘Dat zeg ik helemaal niet. Je hebt ons de vorige keer zelf verteld dat je een oogje op Hayley had, maar dat het gevoel niet wederzijds was.’

‘Dat klopt.’

‘Ik vraag me gewoon af hoe jij je daaronder voelde.’

‘Hoe ik me daaronder voelde? Hoe denkt u dat ik me eronder voelde? Hoe zou u zich eronder voelen wanneer iemand naar wie je zo heftig verlangt dat je er niet van kunt slapen niet eens erkent dat je bestaat?’

‘Zo erg kan het toch niet zijn geweest?’ zei Banks. ‘Je trok met Hayley op, je zag haar regelmatig, je ging met haar naar de film en noem maar op.’

‘Jawel, maar dan was meestal de hele groep erbij. Het kwam zelden voor dat we samen waren, alleen zij en ik.’

‘Jullie spraken elkaar vaak. Je hebt zelf gezegd dat je haar zelfs een keer hebt gekust.’

Kinsey wierp Banks een vernietigende blik toe. Banks vermoedde dat hij die ook wel had verdiend. Gesprekken en een paar vriendschappelijke zoenen zetten geen zoden aan de dijk wanneer je met een stijve rondliep die zoveel huid opeiste dat je je ogen niet eens meer dicht kon doen.

‘Stuart, jij bent de enige van wie we weten dat hij op het juiste tijdstip op de plaats delict aanwezig was,’ zei Winsome zo kalm en zakelijk mogelijk. ‘Bovendien heb je ook een motief: je onbeantwoorde verliefdheid op Hayley. We willen antwoorden hebben.’

‘Middelen, motief en gelegenheid. Wat verrekte handig voor jullie. Hoe vaak moet ik jullie nog vertellen dat ik het niet heb gedaan? Ondanks al mijn frustraties gaf ik echt om Hayley, en ik zou echt nooit iemand kunnen vermoorden. Ik ben verdomme een pacifist. Een dichter.’

‘Het is nergens voor nodig om te vloeken,’ zei Winsome.

Hij keek haar schuldbewust aan. ‘Sorry. Dat was onbeschoft van me. Het is alleen zo verschrikkelijk oneerlijk. Ik ben een vriendin verloren, en het enige wat jullie doen, is me voor misdadiger uitmaken.’

‘Wat is er die avond in de Maze gebeurd?’ vroeg Banks.

‘Dat heb ik jullie al verteld.’

‘Vertel het ons dan nog maar een keer. Nog wat koffie?’

‘Nee, bedankt. Ik ben al opgefokt genoeg.’

‘Ik lust anders nog wel een kopje,’ zei Banks. Winsome rolde met haar ogen en liep naar het kraampje.

‘Zeg nou eens eerlijk,’ zei Banks, en hij leunde naar voren. ‘Ben je echt nooit verder gekomen met Hayley dan een paar zoenen op de achterste rij in de bioscoop? Kom, je kunt het me best vertellen.’

Kinsey likte langs zijn lippen. Hij zag eruit alsof hij elk moment in tranen kon uitbarsten. Ten slotte knikte hij. ‘Eén keertje maar,’ zei hij. ‘Daarom doet het ook zo ontzettend veel pijn.’

‘Ben je met haar naar bed geweest?’

‘Nee. Grote god, nee. Dat niet. We hebben alleen wat… nou ja… wat zitten zoenen en rotzooien. Daarna deed ze opeens alsof ze me niet meer wilde kennen.’

‘Daar zou iedere man kwaad om worden,’ zei Banks, die zag dat Winsome terugkwam met de koffie. ‘Dat ze bij je is en je haar hebt mogen proeven, maar dat ze vervolgens voorgoed van je wordt afgenomen. En dat je er dan achter komt dat iemand anders haar wél krijgt.’

‘Ik was niet kwaad. Hooguit teleurgesteld. Ze had me niets beloofd of zo. We hadden wat gedronken. Het voelde heel… goed… en toen was het net alsof er niets was gebeurd. Wat haar betreft dan. Nu zal het er natuurlijk ook nooit meer van komen.’

Winsome zette een kop koffie voor Banks neer en ging met de andere in haar hand weer zitten. ‘Laten we nog eens teruggaan naar die zaterdagavond in de Maze,’ zei Banks. ‘Misschien ben je wel iets vergeten. Ik weet dat het moeilijk is, maar probeer het voor je te zien.’

‘Ik zal mijn best doen,’ zei Kinsey.

Banks nam een slokje van de warme, slappe koffie en blies er even in. ‘Jullie gingen rond tien voor halfeen allemaal naar de Bar None. Klopt dat?’

‘Ja,’ zei Kinsey. ‘De muziek was echt vreselijk, een of ander soort industrial hiphop sub-electronic disco… weet ik veel. Het geluid stond ook erg hard. Ik voelde me… We hadden allemaal gedronken en het was er bloedheet. Ik moest aan Hayley denken. Ik had graag gewild dat ze met ons was meegekomen en was jaloers omdat ze ertussenuit was geknepen om naar een of andere kerel te gaan die meer mazzel had dan ik.’

‘Je was dus van streek?’ vroeg Winsome.

‘Zoiets, ja. Niet echt. Ik bedoel, ik was niet boos of zo, eerder teleurgesteld. Ik moest pie… Ik moest ook naar de wc, dus liep ik naar de toiletten, helemaal achter in de nachtclub, en toen zag ik opeens een deur. Ik wist waar die op uitkwam. Ik was al eens eerder via die deur vertrokken toen…’

‘Ja?’ vroeg Banks.

Kinsey glimlachte moeizaam. ‘Toen ik nog geen achttien was en de politie langskwam.’

Banks glimlachte ook. ‘Op die manier.’ Hij dronk zelf al sinds zijn zestiende in pubs. ‘Vertel verder.’

‘Ik dacht dat ze nooit ver weg kon zijn. Het kan in de Maze nogal verwarrend zijn, dus ik ging ervan uit dat ze dicht bij het plein was gebleven, net uit het zicht, misschien wel om de eerste hoek. Ik weet niet wat ik precies dacht. Echt niet. Ik denk dat ik haar gewoon wilde volgen om te kijken waar ze naartoe ging en te zien met wie ze had afgesproken. Ik wilde haar in elk geval geen pijn doen of zo.’

‘Wat gebeurde er toen?’

‘Dat weet u al. Ik kon haar niet vinden. Voordat ik het wist, zat ik vrij diep in de Maze, en toen meende ik een stukje terug, dichter bij het plein, iets te horen. Ik liep ernaar toe, maar hoorde verder niets meer.’

‘Kun je het geluid nog een keer beschrijven?’

‘Het was een soort gedempte klap, alsof je met een kussen om je vuist tegen een deur of iets dergelijks slaat. Toen klonk er een soort schreeuw… Nee, geen schreeuw – dan had ik echt wel doorgehad dat er iets goed fout zat, maar een soort snik of kreet. Als ik eerlijk ben…’

‘Ja?’ zei Banks.

Kinsey keek een beetje schaapachtig van Winsome naar Banks. ‘Ik dacht dat het… u weet wel – misschien een stelletje was dat uit was op een vluggertje.’

‘Oké, Stuart,’ zei Banks. ‘Je doet het prima. Ga verder.’

‘Dat is het eigenlijk wel. Ik was bang. Ik ging ervandoor. Als daar mensen bezig waren, wilde ik hen niet storen. Kerels kunnen daar aardig agressief van worden – als ze worden gestoord wanneer ze, u weet wel… het doen.’

‘Heb je verder nog iets gehoord?’

‘Muziek.’

‘Muziek? Daar heb je het nog niet eerder over gehad.’

Kinsey fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik weet niet waarom niet. Misschien was ik het vergeten. Het kwam me bekend voor, een flard van een of ander rapnummer, maar ik kan er niet op komen – soms is het om gek van te worden, want je weet dat je het kent en het ligt op het puntje van je tong, maar je kunt er toch niet op komen. Goed, ik hoorde het maar heel even en toen was het weer weg, alsof het… Het was maar een kort stukje, alsof er een deur open- en weer dichtging, of een auto die voorbijreed… zoiets misschien…’

‘Alsof het wat?’ zei Banks. ‘Probeer het je te herinneren. Het kan belangrijk zijn.’

‘Nou, het begon en stopte bijna meteen weer, heel kort, snapt u, als een auto die langsreed.’

‘Kun je je er verder nog iets over herinneren?’

‘Nee,’zei Kinsey.

‘Wat deed je toen?’

‘Ik ging terug naar de Bar None. Ik ben via de overdekte winkelstraat gegaan die op Castle Road uitkomt – zo diep zat ik namelijk in de Maze, en het was de dichtstbijzijnde uitgang. Ik moest via de hoofdingang de nachtclub weer in, want de achterdeur krijg je van buitenaf alleen maar open als je hem met iets hebt klemgezet en dat had ik niet. Er zit zo’n handvat op dat je omlaag moet duwen, maar dat zit alleen aan de binnenkant. Ik had een stempel op mijn hand, dus ze lieten me zonder problemen weer binnen.’

‘Dat is alles?’

‘Ja. Het spijt me. Kan ik nu gaan? Ik moet dat werkstuk echt afmaken.’

Het had geen zin om hem langer aan de praat te houden, dacht Banks bij zichzelf. ‘Probeer je te herinneren wat voor muziek het was,’ zei hij. ‘Misschien hebben we er iets aan. Hier heb je mijn kaartje.’

Kinsey pakte het aan en vertrok.

‘Denkt u echt dat die muziek belangrijk is, inspecteur?’ vroeg Winsome.

‘Ik zou het je echt niet kunnen zeggen,’ antwoordde Banks. ‘Op de cctv -opname kwam er inderdaad een auto voorbij en Stuart zei dat hij dacht dat de muziek misschien uit een voorbijrijdende auto afkomstig was. Het tijdstip klopt echter niet helemaal en we weten vrij zeker dat de mensen in die auto van een jubileumetentje kwamen en op weg waren naar huis. Bovendien zijn ze in de vijftig, dus ik betwijfel of ze rapmuziek hadden opstaan. Toch is het een nieuw stukje informatie. Wie weet waar het naartoe leidt?’

‘Wat denk u ervan?’ vroeg Winsome. ‘Van het geheel? Waar staan we met het onderzoek?’

‘Ik denk dat we verrekte snel door onze verdachten heen raken,’ zei Banks. ‘Eerst Joseph Randall, toen Malcolm Austin en nu Stuart Kinsey.’

‘U gelooft dat hij het niet heeft gedaan?’

‘Daar twijfel ik sterk aan. O, het is best mogelijk dat hij liegt, hoor. Dat geldt voor iedereen. Hayley Daniels was er zeer bedreven in om jonge mannen in bleke, kwijlende bewonderaars te veranderen. Over la belle dame sans merci gesproken. We moeten Austins alibi natuurlijk nog controleren en navragen of iemand hem heeft gezien, zoals Joseph Randalls buurman hém heeft gezien. Maar ik geloof Kinsey wel. Hij lijkt me niet het type dat iemand om wie hij geeft verkracht en vermoordt, en vervolgens weer vrolijk verder feest met zijn vrienden alsof er niets is gebeurd. Hij is iemand die snel wordt beïnvloed door dingen, hoe onbeduidend ook. Geef hem een kus en hij zal de hele avond trillend met zijn vingers tegen zijn lippen gedrukt blijven zitten mijmeren.’

‘Nou, liever niet, inspecteur!’

Banks grinnikte. ‘Het is maar bij wijze van spreken, Winsome. Stuart Kinsey is een gevoelige knul, een romanticus. Een dichter, zegt hij zelf. Hij kan niet veinzen en waarschijnlijk ook niet doen alsof. Wat je ziet is ongeveer ook wat je krijgt. Als hem iets belangrijks overkomt of als hij iets belangrijks doet, zou iedereen dat te horen krijgen. Als hij Hayley had vermoord, was hij waarschijnlijk regelrecht naar het politiebureau gekomen om het te bekennen.’

‘Misschien wel,’ zei Winsome. ‘Wat doen we nu?’

‘Ik heb geen flauw idee,’ zei Banks. ‘Laten we het voor vandaag maar voor gezien houden.’

‘Hoe zit het met inspecteur Cabbot?’

‘Maak je geen zorgen,’ zei Banks met een wee gevoel in zijn maag. ‘Ik ga wel met inspecteur Cabbot praten.’

Annie was blij dat ze na haar bezoek aan Claire Toth had besloten naar haar eigen huis in Harkside te rijden in plaats van terug te gaan naar Whitby. Het hield weliswaar in dat ze de volgende ochtend vroeg op pad moest, maar dat vond ze niet erg, zeker niet als ze niet te veel dronk. Na de rampzalige lunchafspraak met Eric en het gesprek dat ze die middag met Claire had gehad, voelde ze zich volkomen gesloopt. Misschien verdreven de gemakken van haar eigen huis dat gevoel. Een glas wijn, een boek, een warm bad, heel veel bubbels en Heat Magazine .

Toen ze onderweg was naar huis, had Les Ferris haar op haar mobieltje gebeld om haar te vertellen dat hij de haarmonsters op het spoor was en ze vermoedelijk nog voor het weekend in handen zou hebben, dus dat was in elk geval goed nieuws.

Het werd al donker, dus trok Annie de gordijnen dicht en deed ze een paar kleine schemerlampen aan, die een mooie, warme gloed door de kamer verspreidden. Ze had niet echt trek, maar at toch een restje koude pasta en schonk een stevig glas wijn voor zichzelf in uit de drieliterdoos met Tesco’s Soave. Banks mocht dan na het erven van de wijnkelder van zijn broer een wijnsnob zijn geworden, maar dat ging voor Annie niet op. Zij kon echt niet zeggen of een wijn een uitgesproken leerachtig bouquet had of zoiets. Het enige wat zij wist was of ze iets lekker vond of niet; ook proefde ze het nog wel wanneer een fles wijn misschien bedorven was, en verder wist ze dat wijn die uit een doos kwam meestal niet bedorven was.

Ze pakte het tweede deel van Hilary Spurlings biografie van Matisse, maar kon zich niet op de tekst concentreren, omdat ze voortdurend aan Claire zat te denken en aan de gebeurtenissen die haar leven zo dramatisch hadden veranderd. Ze kon er natuurlijk nog steeds overheen komen; het was nog niet te laat, als ze maar de juiste hulp kreeg, maar zou ze ooit echt volledig herstellen van dergelijke schade? Toen Annie de blik weer voor zich zag die Claire haar had toegeworpen toen ze zei dat ze op zoek was naar de moordenaar van Lucy Payne had ze het liefst het bijltje erbij neergegooid. Wat had het ook voor zin? Was er ook maar iemand die wilde dat de moordenaar van het beruchte ‘duivelsgebroed’ verantwoording aflegde voor deze daad? Was er ook maar iemand die Lucy Payne ooit kon vergeven? Had Maggie Forrest haar vergeven? Was ze verdergegaan met haar leven?

Annie herinnerde zich een documentaire die ze ooit had gezien over lord Longfords pogingen om Myra Hindley vrij te krijgen. Het was niet gemakkelijk geweest om ernaar te kijken. De Moors-moorden hadden lang voor haar tijd plaatsgevonden, maar ze had er net als iedere andere politieagent veel over gehoord, ook over de geluidsopnamen die Brady en Hindley hadden gemaakt. Het geloof vroeg je om anderen te vergeven, stelde dat iedereen vergeving verdiende en beschouwde de mogelijkheid van verlossing als heilig, maar afgezien van lord Longford zou het niet meevallen om iemand te vinden die christelijk genoeg was om Myra Hindley haar misdaden te vergeven, ook al had men haar als vrouw minder verantwoordelijk geacht voor de moorden dan Brady. Hetzelfde gold voor Lucy Payne, hoewel de omstandigheden er in haar geval toe hadden geleid dat ze aan de klauwen van gerechtigheid was ontkomen en in haar eigen lichaam gevangen werd gehouden.

Tommy Naylor en de andere leden van het team waren de hele dag bezig geweest in West-Yorkshire met het ondervragen van familieleden van de slachtoffers van de Paynes, en Ginger was op zoek geweest naar aanknopingspunten in de kwestie rond Kirsten Farrow. Annie had Naylor via haar gsm gesproken en de indruk gekregen dat zij zich die avond allemaal net zo depressief voelden als Annie zelf, misschien zelfs nog wel meer. Hoe kon je na blootstelling aan zoveel opgehoopt verdriet en woede over vermeend onrecht in vredesnaam scherp en geconcentreerd het jou opgedragen werk voortzetten?

Annie wilde net in bad gaan toen er op de deur werd geklopt. Haar hart bonsde in haar keel. De eerste gedachte die door haar heen ging was dat Eric erachter was gekomen waar ze woonde en ze wilde hem nu echt niet spreken. Even overwoog ze om gewoon niet te reageren en net te doen alsof ze niet thuis was. De onbekende bezoeker klopte nogmaals. Annie waagde de gok, sloop naar het raam en gluurde door de gordijnen naar buiten. Ze kon het vanuit die hoek in het slechte licht niet echt goed zien, maar ze zag wel dat het niet Eric was. Toen viel haar oog op de Porsche die iets verderop in de straat stond geparkeerd. Banks. Shit, die wilde ze na de gênante vertoning van een paar avonden geleden ook niet spreken. Hij zou het echter niet zo gemakkelijk opgeven. Hij hield vol en klopte weer op de deur. Ze had de televisie aanstaan met het geluid uit en waarschijnlijk kon hij het schijnsel van het beeldscherm zien.

Annie deed de deur open, deed een stapje opzij en liet hem binnen. Hij had een fles wijn in cadeauverpakking bij zich. Een zoenoffer? Waarvoor? Als íémand een olijftak diende aan te bieden, was het Annie wel. Typisch zo’n diplomatieke geste van Banks, die daarmee de vijand al ontwapende voordat er ook maar één woord was gezegd. Nu ja, dat was misschien niet eerlijk van haar.

‘Hoe wist je dat ik hier was?’ vroeg ze.

‘Puur geluk, eigenlijk,’ zei Banks. ‘Phil Hartnell vertelde me dat je vandaag in Leeds was geweest om met Claire Toth te praten, en ik dacht dat je dan misschien wel had besloten om naar huis te komen in plaats van terug te gaan naar Whitby.’

‘Dat zal dan ongetwijfeld de reden zijn dat jij senior inspecteur bent en ik maar junior inspecteur.’

‘Heel scherp opgemerkt, mijn beste Watson.’

‘Je had natuurlijk van tevoren even kunnen bellen.’

‘Dan had je alleen maar gezegd dat ik vooral niet moest komen.’

Annie speelde met een pluk haar. Hij had gelijk. ‘Tja, nu je er toch bent, mag je wel even gaan zitten.’

Banks gaf haar de fles. ‘Ik neem aan dat je hier wel een glas van lust?’ vroeg ze.

‘Ja, heel graag, alsjeblieft.’

Annie liep naar de keuken om een kurkentrekker te halen. De wijn was een Vacqueyras die ze al eens eerder met Banks had gedronken en lekker vond. Niets bijzonders, maar gewoon lekker. Een heel bescheiden gebaar dus. Ze schonk een glas voor hem in, vulde haar eigen bij met de goedkope Soave, liep terug naar de woonkamer en ging in de leunstoel zitten. Haar woonkamer leek opeens veel te klein voor hen beiden. ‘Muziek?’ vroeg ze, meer als afleiding dan omdat ze iets specifieks wilde horen.

‘Prima.’

‘Kies jij maar iets uit.’

Banks hurkte neer bij haar kleine cd-verzameling en haalde Alice Coltranes Journey in Satchidananda tevoorschijn. Annie bewonderde zijn keuze. De muziek paste bij haar stemming en de dwarrelende harpklanken met de lome, melodieuze bas wisten haar altijd te kalmeren wanneer ze onrustig was. Ze herinnerde zich dat John Coltrane had opgestaan toen ze laatst bij Banks thuis was langsgegaan, maar ze vond hem veel lastiger in het gehoor liggen dan zijn vrouw, met uitzondering van de ene cd die ze van hem had, The Gentle Side .

‘Hoe was het gesprek met Claire Toth?’ vroeg Banks toen hij weer was gaan zitten.

‘Vreselijk en niet echt zinvol,’ zei Annie. ‘Ik geloof niet dat ze er iets mee te maken heeft. Ze is wel… Nou ja, ze is erg boos, maar ik weet niet of ze het nog wel in zich heeft om wraak te nemen. Wat haar vriendin is overkomen, heeft ook haar leven heel erg beïnvloed.’

‘Neemt ze het zichzelf nog steeds kwalijk?’

‘Zo erg zelfs dat ze er bewust zo onaantrekkelijk mogelijk bij loopt, en haar intellect en potentieel opzettelijk verkwanselt. Haar vader is ervandoor gegaan, wat waarschijnlijk ook niet echt heeft geholpen, en haar moeder leeft in een waas van Prozac.’

‘Hoe zit het met de familieleden van de slachtoffers?’

‘Nog niets. Blijkbaar vinden ze dat het rechtssysteem hen in de steek heeft gelaten, maar God gelukkig niet, en ze zijn blij dat ze dood is. Nu kunnen ze “het hoofdstuk afsluiten”.’

‘Die uitdrukking wordt tegenwoordig maar door iedereen te pas en te onpas gebruikt,’ zei Banks.

‘Tja, je kunt het hun moeilijk kwalijk nemen,’ zei Annie.

‘Jullie zijn dus geen steek opgeschoten?’

‘Dat heb ik niet gezegd. Voordat ik hiernaartoe reed, heb ik ook Charles Everett heel even gesproken. Hij zegt dat hij niet weet wat er van Maggie Forrest terecht is gekomen, maar als ze in het land blijkt te zijn, geldt ze wat mij betreft echt als hoofdverdachte. Lucy Payne heeft vriendschap met haar gesloten, haar gebruikt en haar bedrogen, dus misschien ziet Maggie wraak wel als een manier om haar eigen leven weer op de rails te krijgen of het verleden goed te maken.’

‘Zou kunnen,’ zei Banks. ‘Enig idee waar ze is?’

‘Nog niet. Ginger neemt morgen contact op met haar uitgevers. Er is wel iets anders.’ Annie vatte de theorie van Les Ferris kort samen en Banks hechtte er zo te zien veel meer geloof aan dan ze had verwacht. Natuurlijk had hij in zijn carrière al diverse misdaden opgelost die meer dan één decennium omspanden, dus misschien was hij daarom wel minder cynisch over dergelijke verbanden dan een heleboel anderen. ‘Ginger heeft ook Keith McLaren, de Australiër, gevonden,’ ging Annie verder. ‘Hij is terug in Sydney en werkt daar voor een advocatenkantoor. Zo te horen is hij volledig hersteld, dus misschien heeft hij ook bepaalde delen van zijn geheugen weer teruggekregen. Hij wordt uiteraard niet als verdachte beschouwd, maar misschien kan hij een paar vragen voor ons beantwoorden.’

‘Ga je hem daar opzoeken?’

‘Ben je gek! Nee, het is de bedoeling dat hij me dit weekend belt.’

‘En dat meisje, die Kirsten Farrow?’

‘Ginger is ook naar haar op zoek geweest. Tot dusver niets gevonden. Het is raar, want het lijkt wel alsof ze van de aardbodem is verdwenen. We hebben bijna alles geprobeerd wat we konden bedenken, maar vanaf 1992 bestaat Kirsten Farrow gewoon niet meer. Haar vader is al tien jaar dood en haar moeder zit in een verzorgingstehuis – alzheimer –, dus aan haar hebben we niet veel. We proberen nu die oude studievriendin te vinden bij wie ze in Leeds logeerde ten tijde van haar verdwijning, Sarah Bingham. Ginger heeft ontdekt dat ze rechten is gaan studeren, dus we zijn wel iets opgeschoten, maar het gaat allemaal wel ontzettend traag en moeizaam.’

‘Dat is het lastige van ons werk,’ beaamde Banks. ‘Afwachten, zoeken, controleren, nogmaals controleren. Is het al eens bij je opgekomen dat Kirsten misschien in het buitenland woont?’

‘Tja, als dat zo is, is zij dus niet degene die we zoeken. Les Ferris heeft me ook beloofd dat hij me haarmonsters zou bezorgen van de moorden uit 1988, dus kunnen we Kirstens haar vergelijken met de haren die op de deken van Lucy Payne zijn gevonden. Dat zou ons in elk geval moeten kunnen vertellen of die bizarre theorie ook maar enigszins op de werkelijkheid is gestoeld.’

‘De resultaten van haarvergelijkingen zijn natuurlijk vaak verre van nauwkeurig,’ merkte Banks op, ‘maar in dit geval zou ik zeggen dat het voldoende moet zijn om ermee aan de slag te kunnen. Hoe ga je het verder aanpakken?’

‘We gaan gewoon door met zoeken. Kirsten. Maggie. Sarah Bingham. In elk geval nog even, totdat we hen met zekerheid aan de lijst kunnen toevoegen of wegstrepen. Veel meer kunnen we momenteel toch niet doen. Maar goed,’ zei Annie, die na een slok wijn en een arpeggio van de harp een rilling over haar rug voelde trekken, ‘je bent vast niet helemaal hiernaartoe gekomen om daarover te praten, of wel?’

‘Niet echt,’ zei Banks.

‘Voordat je iets zegt,’ zei Annie en ze sloeg haar ogen neer, ‘wil ik graag mijn excuses aanbieden voor laatst. Ik weet niet wat… Ik had wat gedronken met Winsome en bij jou thuis nog een paar glazen, en om de een of andere reden is het me allemaal naar het hoofd gestegen. Misschien wel omdat ik moe was. Ik had niet achter het stuur mogen kruipen – ik had echt veel te veel gedronken. Het was onvergeeflijk van me dat je door mijn toedoen in die positie bent beland. Het spijt me.’

Banks zweeg en Annies hart bonkte in haar keel. ‘Dat is eigenlijk ook niet de reden dat ik hier ben,’ zei hij ten slotte, ‘hoewel het er wel iets mee te maken heeft.’

‘Dat begrijp ik niet. Waarom dan wel?’

‘Jij en ik zijn al heel lang uit elkaar,’ zei Banks, ‘dus ik zal niet ontkennen dat het een enorme schok was toen jij… Nou ja… die kant van wat we samen hebben blijft natuurlijk altijd lastig. Ik ben altijd naar je blijven verlangen, zie je, en toen je je zo gedroeg… Tja… je had gelijk, er is inderdaad niet zoveel gaande in mijn leven dat ik het me kan veroorloven om zo’n mooi aanbod af te slaan. Alleen voelde het niet goed. Het zou niet juist zijn geweest. Ik dacht dat we in elk geval vrienden waren, hoe moeilijk dat soms ook is, en dat je het me zou vertellen als je ergens mee zat.’

‘Zoals?’

‘Nou ja, je komt niet elke avond dronken bij me om me te bespringen. Er moet dus iets aan de hand zijn.’

‘Waarom zou er iets aan de hand moeten zijn?’ zei Annie. ‘Ik heb je al gezegd dat ik dronken was en erg moe. De werkdruk. Het spijt me. Het is nergens voor nodig om het erger te maken dan het is.’

‘Je hebt een paar vreemde dingen gezegd.’

‘Wat dan?’ Annie schoof haar stoel naar achteren. ‘Sorry, dat kan ik me niet herinneren.’ Ze wist heel goed wat ze tegen Banks had gezegd – ze was niet zo dronken geweest als op die rampzalige avond met Eric –, maar ze vertikte het om dat tegen hem te zeggen.

‘Het ging over jonge knullen.’

Annie sloeg een hand voor haar mond. ‘Nee toch?’

‘Ja, echt waar.’

‘Wat vreselijk van me. Ik had niet zo uit de school mogen klappen.’

‘Wat bedoel je?’

‘Nog een glaasje?’

‘Doe maar niet. Ik moet nog rijden.’

‘Ik neem er denk ik nog wel een.’

‘Het is jouw huis.’

Annie liep snel naar de keuken om haar glas bij te vullen. Dat gaf haar meteen even de gelegenheid om na te denken en haar hartslag tot bedaren te laten komen. Het laatste wat ze wilde was dat Banks zich weer als een ridder op het witte paard met haar privéleven ging bemoeien. Die hele situatie met Eric kon ze best zelf afhandelen. Ze had echt niemand nodig die hem voor haar in elkaar sloeg of afschrikte.

Ze ging weer zitten en zei: ‘Wat ik op die avond heb gezegd, was gewoon… Hoor eens, als je het echt weten wilt: ik had net ruzie gehad met mijn vriend en ik…’

‘Ik dacht dat je met Winsome uit eten was geweest?’

‘Daarvóór. Ik was boos en van streek, dat is alles. Ik heb een paar dingen gezegd die ik nooit had mogen zeggen. Daar heb ik nu spijt van.’

Banks nam een slok wijn en Annie zag aan de diepe rimpel op zijn voorhoofd dat hij nadacht. ‘Is dat die jonge knul over wie je het had?’ vroeg hij. ‘Jouw vriend?’

‘Ja. Hij is erg jong. Tweeëntwintig.’

‘Juist ja.’

‘We hadden gewoon ruzie gehad.’

‘Ik wist niet dat je weer iemand had.’

‘Het is ook nog niet zo lang.’

‘En dan hebben jullie nu al ruzie…’

‘Tja…’

‘Komt dat misschien door het leeftijdsverschil?’

Annie schoot overeind in haar stoel. ‘Over welk leeftijdsverschil heb je het nu, Alan? Dat tussen Eric en mij, of dat tussen jou en mij? Doe alsjeblieft niet zo hypocriet, zeg. Dat past niet bij je.’

‘Die zit,’ zei Banks. Hij zette zijn glas op de tafel. Er zat nog een flinke slok in en aan de zijkanten van het glas liepen dunne straaltjes naar omlaag, zag Annie. ‘Je zit niet in de problemen?’ vroeg hij.

‘Nee. Natuurlijk niet. Waarom denk je dat?’

‘Alles is dus in orde? Er is niemand die je lastigvalt? Je stalkt of bedreigt?’

‘Nee, natuurlijk niet. Doe niet zo raar. Het gaat prima met me. Alles is in orde. Dat ik nou toevallig één keer een stomme fout heb gemaakt, wil nog niet zeggen dat ik een grote broer nodig heb of iemand anders die op me past. Hartelijk bedankt, maar ik kan het heus wel allemaal zelf af. Inclusief mijn vriendjes.’

‘Goed.’ Banks stond op. ‘Dan ga ik maar eens. Ik heb morgen een drukke dag voor de boeg.’

Annie stond ook op en liep met hem mee naar de deur. Ze voelde zich erg mat. Waarom had ze tegen hem gelogen en hem zo om de tuin geleid? Waarom was ze zo wreed geweest? ‘Weet je zeker dat je niet nog even wilt blijven?’ vroeg ze. ‘Je kunt best nog een half glas nemen.’

‘Het lijkt me beter van niet,’ zei Banks. Hij deed de deur open. ‘Bovendien hebben we volgens mij alles wel gezegd wat er te zeggen valt. Pas goed op jezelf, Annie. Ik zie je binnenkort wel weer.’ Hij boog zich naar haar toe, gaf haar een kus op haar wang en vertrok.

Toen Annie zijn auto hoorde wegrijden, vroeg ze zich af waarom ze zich zo triest voelde, en het liefst had ze een potje gejankt. Hij was niet eens lang gebleven. Alice Coltrane klonk nog steeds vanaf de cd-speler, maar het rustgevende effect was verdwenen. Annie gooide de deur dicht en zei net zo lang ‘verdomme’ tegen zichzelf tot ze eindelijk ook echt huilde.