9
‘Bedankt dat u de moeite hebt genomen om helemaal hierheen te komen,’ zei Les Ferris, de onderzoeker die had gemeld dat hij informatie had, toen Annie aan het eind van de middag in zijn kantoor stond. ‘De dag zit er bijna op en ik kom niet echt vaak buiten,’ ging hij verder, terwijl hij zijn gekreukte tweedjasje van de rugleuning van zijn stoel pakte, ‘dus als u het me toestaat, wil ik u graag op een biertje trakteren. Of een kop thee, natuurlijk, als u dat liever hebt.’
Annie dacht even na. Ze had haar goede voornemen de vorige avond al om zeep geholpen, met de nodige rampzalige gevolgen, maar ze voelde zich inmiddels iets beter en één glas kon echt geen kwaad. Bovendien was het in het kantoor een enorme bende en het rook er naar overrijpe bananen. ‘Prima,’ zei ze, ‘daar zeg ik geen nee tegen. Een biertje, graag.’
Les Ferris glimlachte en ontblootte een rij verkleurde, scheefstaande tanden. Hij was een kale, korte, dikke man met een rood gezicht, een witte snor en treurige ogen.
Het was een prachtige avond in Scarborough, iets wat je niet vaak tegenkwam voordat het vakantieseizoen aanbrak – tijdens datzelfde seizoen trouwens al evenmin – en de stadsbewoners genoten met volle teugen van dit buitenkansje. Stelletjes wandelden hand in hand over de boulevard, gezinnen kuierden met de kleintjes aan de hand of in de kinderwagen langs de waterrand en kinderen gooiden kiezels naar de golven. Eén ondernemende man rolde zelfs zijn broekspijpen op om het water te voelen, maar dat hield hij niet langer dan een paar seconden vol. Annie rook het zout en zeewier, en hoorde het gekrijs van de zeemeeuwen hoog boven haar. Het deed haar heel even aan het lichaam van Lucy Payne denken en ze rilde.
‘Koud?’ vroeg Les Ferris.
Annie glimlachte. ‘Nee, hoor,’ zei ze. ‘Er liep iemand over mijn graf.’
Voor hen torende het hoge klif van Scarborough Castle dreigend boven alles uit en Annie zag dat de golven tegen de zeemuur kapotsloegen en een regen van zilte druppels de lucht in slingerden. Ferris koos een knusse pub uit op een hoek vlak bij Marine Drive. Hij keek uit op de haven. Het was laagwater en op het natte zand lagen enkele witte, rode en groene vissersboten. Een man in een blauwe trui stond een scheepsromp te schilderen. De pub voerde het logo van Jennings, maar er werden daarnaast ook enkele andere biersoorten geschonken en Annie bestelde een pint Cock-a-Hoop. Ferris zette de drankjes op de bekraste tafel en haalde zijn sigaretten tevoorschijn. ‘Hebt u er bezwaar tegen?’ vroeg hij.
‘Helemaal niet,’ zei Annie. De ruimte rook toch al naar oude tabak en aan diverse tafels bij hen in de buurt zaten ook mensen te roken. ‘Geniet er maar van zolang het nog kan.’
‘Ik heb al minstens twintig keer geprobeerd te stoppen,’ zei Ferris, ‘maar op de een of andere manier lukt het me maar niet. Volgende maand word ik vijfenzestig, dus volgens mij kan ik me op dit punt maar beter met mijn lot verzoenen.’
Dat was niet wat Annie had bedoeld. Ze refereerde aan het rookverbod dat in juli zou ingaan. Het was echter niet belangrijk. ‘Vijfenzestig is niet oud,’ zei ze. ‘U kunt gemakkelijk de negentig halen. Als u tenminste stopt.’ Ze hief haar glas op. ‘Proost. Dat we allemaal de negentig maar mogen halen.’
‘Proost. Daar drink ik op.’ Ferris nam een diepe trek van zijn sigaret.
‘U zei dat u me iets te vertellen had,’ zei Annie.
‘Ja. Ik weet niet zeker of het wel relevant is, maar toen ik de ware identiteit van uw slachtoffer hoorde, kwam het me erg bekend voor.’
‘Dat verbaast me niets,’ zei Annie. ‘Lucy Payne was indertijd vrij berucht.’
‘Nee, dat is het niet. Het gaat me niet om Lucy Payne.’
‘Misschien kunt u maar beter bij het begin beginnen.’
‘Ja,’ zei Ferris. ‘Ja, misschien is dat het beste. Ziet u, ik ben niet altijd een onbeduidende onderzoeker geweest. Ik heb heel wat jaartjes bij de cid van Oost-Yorkshire gewerkt, zoals dat toen nog heette. Mijn topdagen mogen nu dan ver achter me liggen, maar destijds was ik een bijzonder energieke jonge agent.’
‘Dat geloof ik graag,’ zei Annie, die hoopte dat een beetje vleierij hem zou aansporen om wat op te schieten. Ze had geen plannen voor die avond en keek ernaar uit om rustig op haar kamer televisie te kijken.
‘We hadden hier aan de kust natuurlijk niet vaak met een moord te maken,’ ging hij verder, ‘wat waarschijnlijk ook de reden is dat ik eraan moest denken. Mensen zeggen weleens dat ik geobsedeerd ben. Om de een of andere reden heb ik het gewoon nooit kunnen loslaten. Misschien kwam dat wel doordat het net zo geheimzinnig eindigde als het was begonnen.’
‘Wat?’ vroeg Annie. ‘U maakt me wel nieuwsgierig.’
‘Het betreft een zaak waaraan ik in 1989 meewerkte. Ik was toen nog een onervaren jongeling van zevenenveertig. Ik was net brigadier geworden. In die tijd had je al die onzin van versnelde promotie en zo helemaal nog niet. Je moest er gewoon keihard voor werken.’
‘Zoiets heb ik weleens gehoord, ja,’ zei Annie.
‘Aye, nou ja, ik wil echt niet beweren dat er tegenwoordig geen goede mannen rondlopen, hoor. Of vrouwen,’ voegde hij er haastig aan toe.
‘Die zaak uit 1989,’ zei Annie, die wilde voorkomen dat hij nog meer blunders zou maken. ‘Waarom moest u daaraan denken toen u het nieuws over Lucy Payne hoorde?’
‘Dat wilde ik net vertellen.’ Ferris dronk zijn glas leeg. ‘Nog eentje?’
‘Niet voor mij. Ik moet nog rijden,’ zei Annie. ‘Wacht, ik haal er wel een voor u.’
‘Aye, vooruit dan maar,’ zei Ferris. ‘In het kader van vrouwenemancipatie en zo. Nog een pint Sneck Lifter graag.’
‘Sneck Lifter?’
‘Aye. Ik weet het, het is sterk spul, maar ik woon hier niet zo ver vandaan en hoef niet te rijden, zoals u.’
Annie liep naar de bar en bestelde een pint Sneck Lifter. De barjuffrouw glimlachte en tapte er een voor haar. Ze gebaarde met haar hoofd naar Ferris. ‘Die zal anders wel iets meer nodig hebben om zijn “sneck” omhoog te krijgen,’ zei ze.
Annie lachte. ‘Gelukkig hoef ik dat niet mee te maken,’ zei ze.
De barjuffrouw lachte ook, gaf Annie haar wisselgeld terug en zei: ‘Op je gezondheid, meid.’
Toen ze bij hun tafel terugkwam, bedankte Ferris haar voor het bier en hij staarde door het raam naar de zee. ‘Aye,’ zei hij. ‘September 1989. Een akelige kwestie was dat. Ik werkte toen in Whitby, net als u nu. Het was daar altijd heel rustig, hooguit een paar zakkenrollers in het hoogseizoen, af en toe een knokpartij in een pub, een enkele inbraak of ruzie in de huiselijke sfeer.’
‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg Annie hem.
‘Tja, dat is het ’m nu net,’ zei Ferris. Hij wreef over zijn kin. ‘Daar zijn we eigenlijk nooit echt achter gekomen. Het enige wat we hadden, waren vermoedens en gissingen. Uiteraard wel gebaseerd op de paar schamele feiten die we hadden. We deden ons best. Hoe dan ook, het is me al die jaren bijgebleven.’
Annie nam een slokje bier. Ze zag dat de schaduwen buiten steeds langer werden en bedacht dat het waarschijnlijk maar het beste was als ze zich gewoon ontspande en het hem op zijn eigen manier liet vertellen. ‘Dat neem ik zo van u aan,’ zei ze. ‘Waarom denkt u dat er een verband bestaat met de moord op Lucy Payne?’
‘Ik heb niet gezegd dat er een verband was. Het is alleen wel een heel raar toeval, en als u als agent inderdaad zo goed bent als u behoort te zijn, gelooft u net zomin als ik in toeval.’
‘Dat doe ik inderdaad niet,’ zei Annie. ‘Vertelt u verder.’
‘Zoals ik dus net al zei, krijgen we hier in de omgeving niet vaak met een moord te maken, en daardoor blijven de moorden die wel plaatsvinden je allemaal bij. In die tijd waren het er zelfs nog minder. Het begon allemaal met de verdwijning van een knul hier uit de stad, een meubelmaker die Jack Grimley heette, na een avondje in de pub The Lucky Fisherman. Een paar dagen later spoelde zijn lichaam aan op het strand bij Sandsend.’
‘Vermoord?’
‘Dat was moeilijk met zekerheid te zeggen,’ zei Ferris. ‘Het kon een hoofdwond zijn, zei de dokter, toegebracht met een glad, rond voorwerp, maar hij had een paar dagen in het water gelegen en was aardig hard tegen de rotsen gesmakt.’ Hij zweeg even. ‘De vissen hadden hem ook te grazen genomen.’
‘Zat er water in zijn longen?’
‘Nee. Dat was juist het gekke.’
Dat betekende dat hij niet was verdronken. ‘Hij was dus na zijn val eerst op de rotsen terechtgekomen?’
‘Dat was één theorie.’
‘Hoe luidde het oordeel van de patholoog?’
‘Dood door een ongeval. Inspecteur Cromer – Paddy Cromer, die de leiding had over het onderzoek – had daar geen vrede mee. Hij is inmiddels overleden, anders zou ik voorstellen zelf met hem te gaan praten. Hij was tot aan het eind toe net zo geobsedeerd als ik. Ik was brigadier onder hem.’
Annie had geen flauw idee waarom Ferris haar dit vertelde of in welk opzicht het relevant was voor de moord op Lucy Payne, maar er zat nog wat bier in haar glas en ze vond het geen enkel probleem om daar nog even mee in het licht van de ondergaande zon te blijven zitten. Jammer dat ze op het oosten uitkeken, dacht ze bij zichzelf, anders was het uitzicht pas echt spectaculair geweest. Nu deed de lichtblauwe tint haar denken aan het blauw van een stuk geblazen glas dat ze ooit, vele jaren geleden, als student op het Venetiaanse eiland Murano had gezien. ‘Waarom was inspecteur Cromer niet overtuigd?’ vroeg ze.
Ferris legde een vinger tegen de zijkant van zijn rode, beaderde neus. ‘Instinct,’ zei hij. ‘Net als intuïtie bij vrouwen, maar dan veel betrouwbaarder. Politie-instinct.’
‘Hij had dus een voorgevoel,’ zei Annie. ‘Ik snap het nog steeds niet.’
Ferris keek haar ontstemd aan en heel even vreesde ze dat ze de goede verstandhouding die ze met hem had opgebouwd had bedorven, maar toen grinnikte hij. ‘U bent ook niet op uw achterhoofd gevallen, hè? Goed, Paddy was dus niet tevreden. Ik ook niet. Ja, natuurlijk kon Jack Grimley best van het klif zijn gevallen. Dat gebeurt wel vaker. Volgens zijn vrienden had hij echter helemaal niet veel gedronken, en bovendien woonde hij de andere kant op. Het was totaal niet logisch dat hij daar langs de rand van het klif zou hebben gelopen. Trouwens, aan de voet ligt een strand, geen rotsen. Toen hoorden we opeens voor het eerst over die geheimzinnige vrouw.’
Annie spitste haar oren. ‘Welke geheimzinnige vrouw?’
‘Geduld, meisje, geduld. Een getuige dacht dat hij Jack vlak bij het standbeeld van Cook met een vrouw had zien praten. Het was echter al donker en hij gaf toe dat hij zich best kon hebben vergist. Goed, het was de enige informatie die we toen hadden en ook het enige aanknopingspunt dat hem met het klif verbond. Bovendien was hij daar dus samen met iemand.’
‘Had hij eerder op de avond gezegd dat hij met een vrouw had afgesproken?’ vroeg Annie.
Ferris schudde zijn hoofd. ‘In elk geval niet tegen zijn vrienden.’
‘Dat is niets voor een man,’ merkte Annie op. ‘Nou ja, hij kan er natuurlijk zijn redenen voor hebben gehad. Als hij met een vrouw had afgesproken, was ze misschien wel getrouwd. Mogelijk zelfs met een van zijn vrienden.’
‘Dat dachten wij dus ook, maar niemand meldde zich. We deden overal navraag, maar het leverde niets op. Goed,’ ging hij haastig verder, ‘als dat het enige was wat er was gebeurd, zou ik u niet helemaal hiernaartoe hebben laten komen. Hoewel het natuurlijk heel prettig is om iets te drinken met een mooie, jonge vrouw.’
Annie rolde met haar ogen en lachte. ‘Dat is zeer hoffelijk van u.’
‘Ik meen het,’ zei Ferris. ‘U bent echt een mooie vrouw.’
‘Het ging me eigenlijk meer om dat “jong”.’
‘Ach, het is immers maar hoe je het bekijkt.’
‘Dat is inderdaad zo,’ beaamde Annie, en er schoot een beeld van de naakte Eric door haar hoofd. ‘Er is dus nog meer?’
‘Zeker weten. Ik heb u al gezegd dat de dood van Jack Grimley nog maar de eerste was van een reeks bizarre incidenten in de maand september van dat jaar. Bizar genoeg om al die tijd in mijn hoofd te blijven rondspoken, alsof het gisteren is gebeurd. Het tweede incident vond een paar dagen later plaats: een jonge Australische knul, Keith McLaren, werd met een zware hoofdwond gevonden in het bos vlak bij Dalehouse, een stuk noordelijker aan de kust, vanaf Staithes landinwaarts.’
‘Ik ken het wel,’ zei Annie. ‘Een stille plek.’
‘Heel stil. Goed, die hoofdwond vertoonde opmerkelijk veel overeenkomsten met die van Jack Grimley. Ook deze was toegebracht met een glad, rond voorwerp. Het was even op het randje met de jonge McLaren, maar hij heeft het gered. Het probleem was alleen dat hij zich niet kon herinneren wat hem was overkomen. De artsen zeiden dat zijn geheugen na verloop van tijd stukje bij beetje kon terugkomen – het geheugenverlies werd niet veroorzaakt door een beschadiging aan de hersenen of iets dergelijks –, maar daar schoten we natuurlijk niets mee op. Het interessante was echter dat een paar mensen vertelden dat ze hem waarschijnlijk op de dag waarop het was gebeurd bij de haven in Staithes hadden zien lopen met een jonge vrouw met kort bruin haar, gekleed in een spijkerbroek, een grijs windjack en een geruit overhemd. Dat was veel beter dan de omschrijving die we hadden gekregen van de getuige die Jack Grimley met een vrouw bij het standbeeld van Cook had gezien, want toen was het donker, maar we konden met geen mogelijkheid bewijzen dat het dezelfde persoon was, laat staan dat we wisten wie ze was.’
‘Had iemand haar goed kunnen zien?’
‘Nee, dat was juist het probleem. De informatie die we hadden, leverde niet eens een goede tekening op.’
‘Enig idee hoe oud ze was?’
‘Jong, zeiden ze. In de twintig.’
‘Jullie gingen ervan uit dat het in beide gevallen dezelfde vrouw betrof?’
‘Zou u dat niet hebben gedaan?’
‘Waarschijnlijk wel, gezien het oordeel van de patholoog over de verwondingen. Wat is er met McLaren gebeurd?’
‘Die is hersteld en teruggegaan naar Australië.’
‘Hebt u zijn adres voor me?’
‘God mag weten waar hij nu zit. Hij kwam uit Sydney. Als ik het me goed herinner, was hij van plan om advocaat te worden; ik weet niet of u daar iets aan hebt?’
‘Misschien,’ zei Annie. Ze maakte een aantekening. ‘Die geheimzinnige vrouw duikt dus op in de verhalen rond twee verschillende gevallen van zware mishandeling in de omgeving die verband met elkaar lijken te houden vanwege de overeenkomsten tussen de hoofdwonden, waarschijnlijk toegebracht met een glad, rond voorwerp, waarvan één met dodelijke afloop. Terwijl dit juist een streek is waar maar heel weinig gewelddadige incidenten voorkomen. Ik neem aan dat u nu een verband legt tussen deze vrouw en degene die zondagochtend bij Mapston Hall was om met Karen Drew – of Lucy Payne – te gaan wandelen?’
‘Dat klopt.’
‘Dit speelde echter achttien jaar geleden,’ zei Annie. ‘Wat kan dat nu in vredesnaam te maken hebben met wat er laatst is gebeurd?’
Ferris grijnsde en zwaaide met zijn lege glas. ‘Er is nog meer. Als u eerst even een nieuwe Sneck Lifter voor me haalt, vertel ik u straks de rest.’
‘Hallo, meneer Randall,’ zei Banks toen de agenten Joseph Randall in de verhoorkamer lieten. ‘Fijn om u weer te zien.’
‘Laat dat beleefde gedoe maar zitten,’ zei Randall. ‘Waarom hebt u in ’s hemelsnaam een politiewagen op me af gestuurd om me uit mijn huis weg te voeren? U had mijn buren geen duidelijker signaal kunnen geven, zelfs al had u het gewild.’
‘Wat voor signaal?’ vroeg Banks.
‘U weet verdomd goed wat ik bedoel.’
‘Tja, we willen natuurlijk niet dat u de afstand hiernaartoe te voet moet afleggen.’
‘Houdt u zich alstublieft niet van den domme. Ze wilden me niet eens vertellen waaróm ik hiernaartoe werd gebracht.’
‘Waarschijnlijk wisten ze dat niet eens,’ zei Banks. ‘Agenten van de laagste rang. Die krijgen alleen maar te horen wat ze echt moeten weten. We vertellen hun echt niet alles.’
Randall sloeg zijn armen over elkaar. ‘Deze keer heb ik mijn advocaat gebeld. Hij zal zich zo dadelijk bij me voegen.’
‘Uitstekend idee,’ zei Banks. ‘In dit stadium van een onderzoek willen we graag dat alles keurig volgens de regels verloopt.’
Randall liet zijn verontwaardigde houding even varen en keek Banks bezorgd aan. ‘Wat bedoelt u met “dit stadium”?’
‘Het eindspel,’ zei Banks. Hij schoof het stapeltje papieren dat voor hem lag nonchalant een stukje opzij. ‘De ervaring heeft ons geleerd dat het in de rechtszaal altijd het best voor ons uitpakt wanneer iedereen op de hoogte is van zijn of haar rechten, zodat die niet kunnen worden geschonden. We zullen dus rustig even wachten tot uw advocaat er is. Het is helaas niet een van de heilzaamste plekken.’ Banks keek om zich heen naar de afbladderende saaie groene verf, het hoge, getraliede raam en het kale peertje met een rooster vol vliegen ervoor. ‘Ach, nou ja… Een kopje thee misschien, nu we toch moeten wachten?’
Randall mopperde: ‘Nee, ik wil geen kopje thee, verdomme. Ik wil dit achter de rug hebben, zodat ik hier weg mag en naar huis kan.’
‘Vindt u het vervelend als ik er wel een neem?’
‘Wat u doet kan me niet schelen.’
Banks verzocht de agent die op wacht stond om thee en nog voordat die werd gebracht, stak Randalls advocaat met een verdwaasde uitdrukking op zijn gezicht zijn hoofd om de hoek van de deur. Zoals Banks al had verwacht, was hij geen criminele cliënten gewend. Dat gold voor de meeste advocaten in Eastvale. Deze man zag eruit alsof hij voor het eerst een verhoorruimte vanbinnen zag.
‘Komt u binnen,’ zei Banks. Hij kende de jonge man in het slecht zittende pak met verward haar en een enorme bril niet. ‘En u bent?’
De advocaat schudde Randalls hand en ging op de lege stoel zitten. ‘Crawford. Sebastian Crawford. Advocaat.’
‘Sebastian regelt al mijn zaken,’ zei Randall.
‘Mooi,’ zei Banks. ‘Ik zal mijn collega er even bij roepen, dan kunnen we beginnen.’ Als Sebastian Crawford al Randalls belangen behartigde, dacht Banks bij zichzelf, dan stelde hij als strafrechtadvocaat vermoedelijk niet veel voor. Met een beetje geluk zou hij het al snel niet meer kunnen bijbenen.
De thee werd gebracht. Toen ook brigadier Stefan Nowak arriveerde, namen ze allemaal plaats in de verhoorkamer. Banks zette de video- en bandrecorder aan, en somde datum, tijd en aanwezigen op. Hij zag dat Randall daar zenuwachtig van werd, maar Crawford volgde het hele proces gefascineerd.
‘Goed dan, meneer Randall,’ stak Banks van wal, ‘sinds ons vorige gesprek hebben er een paar interessante ontwikkelingen plaatsgevonden, maar voordat we het daarover gaan hebben, wil ik graag eerst even kort samenvatten wat u ons tijdens de vorige twee gesprekken hebt verteld om er zeker van te zijn dat het allemaal klopt.’
Randall keek naar Crawford, die knikte. ‘Dat kan volgens mij geen kwaad, Joseph,’ raadde hij hem aan. ‘Doe maar wat ze van je vragen.’
‘Als ik me niet vergis,’ zei Banks, ‘was u verbaasd toen bleek dat u elf minuten bij Hayley Daniels’ lichaam in de opslagplaats was geweest voordat u het kwam melden op het politiebureau. Klopt dat?’
‘U zei dat ik er elf minuten was geweest. Ik dacht dat het minder lang was. Volgens u had iemand me gezien, maar ik dacht dat ik om kwart over acht het gebouw was binnengegaan en niet om tien over acht, zoals uw getuige beweerde.’
‘Het was toch echt tien over acht,’ zei Banks. ‘Je moet niet vergeten, Joseph, dat de cctv -camera’s overdag ook draaien en ze staan op exact de goede tijd ingesteld. Elf minuten is best lang om bij een stoffelijk overschot te zijn. Tenzij er natuurlijk bepaalde dingen moesten worden geregeld.’
‘Meneer Banks!’ zei Crawford. ‘Wat wilt u precies suggereren?’
‘Nog niets,’ zei Banks, zonder zijn blik van Randall af te wenden. ‘Je hebt ook toegegeven dat je zaterdag aan het begin van de avond in The Duck and Drake was toen Hayley en haar vrienden daar waren, en dat je naar haar hebt zitten loeren toen ze bij de bar stond.’
Randall keek naar Crawford. ‘Dat is zíjn woordkeus, niet de mijne. Ik heb dat helemaal niet gezegd, Sebastian. Zie je nu wel? Zo doen ze dat: ze verdraaien wat je zegt en leggen je de woorden in de mond.’
‘Je hebt haar daar wel degelijk gezien,’ hield Banks vol. ‘In ons eerste gesprek heb je ook geprobeerd dat feit te verdoezelen, is het niet zo?’
‘Ik heb u verteld dat ik me niet kon herinneren of ik haar had gezien.’
‘Tja, ze heeft zich in elk geval niet verkleed,’ zei Banks. ‘Het enige wat er de volgende ochtend was veranderd aan haar uiterlijk was dat ze dood was. Maar als je wilt dat ik je geloof wanneer je zegt dat je ’s avonds om zeven uur een aantrekkelijk, jong meisje in een nietsverhullende outfit hebt gezien en de volgende ochtend even na achten weer, maar dat je toen niet besefte dat het hetzelfde meisje was, dan zal ik dat van je moeten aannemen.’
‘Het kwam door de schok,’ zei Randall. ‘In godsnaam, man, ze was dood. Misschien is dat voor u dagelijkse kost, maar ik ben het niet gewend om lijken tegen te komen in mijn panden.’
‘Laten we verdergaan met wat u op zaterdagavond hebt gedaan,’ zei Banks. ‘U hebt me verteld dat u tussen middernacht en twee uur in de ochtend thuis was, dat u om ongeveer kwart voor een de kat buiten hebt gezet en daarna naar bed bent gegaan. Blijft u daarbij?’
‘Ja, natuurlijk. Zo is het gegaan.’
‘Het is niet zo heel ver van jouw huis naar Taylor’s Yard, hè?’ zei Banks. ‘Hoewel het misschien logischer is om naar het parkeerterrein achter de Maze te rijden en daar door een van de ingangen waar geen cctv -camera hangt naar binnen te glippen.’
‘Waar hebt u het in vredesnaam over?’
‘Ja, meneer Banks, waar hebt u het eigenlijk over?’ deed Crawford een duit in het zakje. ‘Mijn cliënt heeft u al verteld wat hij op zaterdagavond heeft gedaan.’
‘Ik leg jullie slechts een alternatieve versie voor,’ zei Banks.
‘Hoe kon ik nu weten wanneer dat meisje precies de Maze in zou gaan?’ zei Randall.
Dat was een goede vraag, moest Banks toegeven, en hij had er geen antwoord op. Het impulsieve karakter van Hayleys op het allerlaatste moment genomen beslissing om in de Maze haar behoefte te gaan doen zat hem behoorlijk dwars. Het vormde een struikelblok. Hij hield zichzelf echter voor dat het de mogelijkheid dat iemand daar al had staan wachten tot de gelegenheid zich voordeed niet uitsloot, zoals Templeton ook had geopperd. ‘Jij kent de wijk goed,’ zei hij. ‘Het was voor jou een peulenschil om je daar te verstoppen en op een slachtoffer te wachten. Het was tenslotte alleen maar een kwestie van tijd tot er een of ander dronken jong meisje naar binnen zou wandelen en zou verdwalen. Misschien was je al eerder in The Fountain geweest en wist je dat het meisje achter de bar altijd die route nam om zo snel mogelijk bij het parkeerterrein te komen. Wat je misschien niet wist was dat ze die avond niet werkte. Het deed er ook niet toe. Uiteindelijk pakte alles immers goed uit? Ik durf te wedden dat je je geluk niet op kon toen je erachter kwam dat het dat meisje was naar wie je eerder op de avond in The Duck and Drake ook al had zitten kijken.’
‘Kom, kom, meneer Banks,’ zei Crawford met een zenuwachtig lachje. ‘Nu gaat uw fantasie toch een beetje met u op de loop, ben ik bang. Verwacht u nu echt dat wij deze… eh… toevallige samenloop van omstandigheden geloven?’
‘Zolang Joseph ons niet vertelt hoe het werkelijk is gegaan,’ zei Banks, ‘hebben we helaas geen andere keus.’
‘Ik heb u al verteld hoe het is gegaan,’ zei Randall. ‘Vanuit The Duck and Drake ben ik rechtstreeks naar huis gegaan. De rest van de avond heb ik televisie zitten kijken. Rond kwart voor een heb ik de kat buitengezet en ben ik naar bed gegaan. Einde verhaal.’
‘Ik zou je graag willen geloven,’ zei Banks, ‘maar ik ben bang dat wat je nu zegt niet strookt met het bewijsmateriaal.’
‘Wat voor bewijsmateriaal?’ vroeg Crawford. ‘Wilt u soms zeggen dat u bewijsmateriaal in uw bezit hebt dat uw beschuldigingen aan het adres van mijn cliënt staaft?’
Banks keek naar Stefan Nowak. ‘We hebben bewijsmateriaal dat dit inderdaad grotendeels bevestigt,’ zei hij. ‘Stefan?’
Nowak sloeg de map die voor hem lag open. ‘Volgens onafhankelijke analisten komt het dna uit het monster dat u vrijwillig hebt afgestaan overeen met het dna dat afkomstig is uit spermasporen die zijn aangetroffen op Hayley Daniels’ lichaam en op twee lappen leer daar vlakbij.’
‘Wat wilt u daarmee zeggen?’ zei Randall met een krijtwit gezicht, en zijn mond zakte open.
‘Dat de kans dat iemand anders die spermasporen op Hayley Daniels’ lichaam heeft achtergelaten ongeveer één op vijf miljard is,’ zei Banks. ‘Zo is het toch, brigadier Nowak?’
‘Zo ongeveer, ja,’ zei Nowak.
‘Dat is meer dan voldoende om elke rechtbank in het land te overtuigen,’ zei Banks. ‘Joseph Randall, ik arresteer je vanwege de moord op Hayley Daniels. Je hoeft niets te zeggen. Het kan echter ten nadele van je verdediging werken als je bij ondervraging iets onvermeld laat waarop je je later in de rechtbank beroept. Alles wat je zegt, kan als bewijs worden gebruikt.’ Banks stond op en deed de deur open. Twee forse agenten kwamen binnen. ‘Neem hem maar mee naar het cellenblok,’ zei Banks.
‘Dit kunt u me niet aandoen!’ zei Randall. ‘Sebastian, help me! Hou ze tegen. Dat monster heb ik onder dwang afgestaan.’
‘Je hebt er zelf voor getekend,’ zei Banks. ‘We hebben het formulier in ons bezit.’
‘Onder dwang. Sebastian! Hou ze tegen! Laat ze me dit alsjeblieft niet aandoen.’
Crawford vermeed de blik van zijn cliënt. ‘Ik kan op dit moment niets doen, Joseph,’ zei hij. ‘Ze staan volledig in hun recht. Geloof me, ik zal doen wat ik kan om je te helpen.’
‘Haal me hieruit!’ krijste Randall met een rood gezicht. De agenten sleurden hem de verhoorkamer uit en hij draaide zijn hoofd om naar Crawford. ‘Sebastian! Haal me hier onmiddellijk uit!’
Crawford kromp met een bleek gezicht in elkaar. Met een moeizaam lachje op zijn verder grimmige gezicht schoof hij langs Banks de gang in en liep hij achter zijn cliënt aan de trap af.
‘Zo, nu wordt het pas echt interessant,’ zei Ferris na een flinke teug Sneck Lifter. Hij wist er duidelijk wel raad mee, dacht Annie bij zichzelf. Ze keek op haar horloge. Zoals het er nu voor stond, kon ze Coronation Street wel vergeten vanavond, en The Bill waarschijnlijk ook, maar als Ferris’ verhaal inderdaad zo interessant was als hij zelf blijkbaar dacht, was het dat wellicht wel waard.
‘Ongeveer een week nadat we het lichaam van Jack Grimley hadden gevonden en die Australische knul gewond was geraakt, werd er weer een jongeman uit de omgeving, ene Greg Eastcote, door een collega als vermist opgegeven. Hij bleek al een paar dagen niet op zijn werk te zijn geweest. Hij bracht bestellingen rond voor een visgroothandel. We hebben hem nooit teruggevonden, geen enkel spoor zelfs.’
‘Waarom heb ik het gevoel dat er nog meer is?’ zei Annie. ‘Deze zaak begint akelig veel weg te krijgen van een lachpaleis.’ Ze had nog een bierlaagje van een centimeter of twee in haar glas, maar was vastbesloten geen nieuw glas te bestellen. Deze keer niet. Zelfbeheersing. Die moest ze zien terug te krijgen.
‘Dat is inderdaad wel zo,’ zei Ferris. ‘Goed, we gingen dus naar Eastcotes huis om te zien of we daar aanknopingspunten konden vinden over zijn verdwijning. Hij woonde er alleen. Ik was samen met Paddy Cromer. Niets wees erop dat er een verband bestond met de gebeurtenissen rond Grimley en McLaren, maar zoals ik al zei, waren zulke mysterieuze verdwijningen en gewelddadige aanvallen heel zeldzaam in deze streek. Zijn collega’s vertelden ons dat Eastcote tevreden was geweest met zijn werk en over het algemeen een ongecompliceerde, zorgeloze indruk had gemaakt, hoewel hij wellicht een beetje stil en weinig sociaal was. Een “vreemde eend”, zo omschreef een van hen hem. Eerlijk gezegd hadden we op dat moment geen flauw idee waar we in terechtgekomen waren.’
‘En nu?’
Ferris lachte. ‘Nu ben ik nog geen steek verder.’ Hij nam weer een slok bier en hervatte zijn verhaal. Het licht was gedempt en de pub liep vol met avondbezoekers. Annie voelde zich op een bepaalde manier buitengesloten van het gelach en de vrolijkheid van de anderen, alsof Ferris en zij stuurloos ronddreven op hun eigen eilandje van werkelijkheid, of onwerkelijkheid, afhankelijk van hoe je het bekeek. Ze kon niet uitleggen waarom het zo aanvoelde, maar ze begreep wel dat wat Ferris haar vertelde belangrijk was en dat het iets te maken had met de moord op Lucy Payne, ook al was Lucy in 1989 pas tien. ‘De vondst die we daar in dat huis deden, stelde ons voor een raadsel,’ zei Ferris. ‘Het was in vrijwel elk opzicht een heel normaal huis. Keurig opgeruimd, schoon, met de gebruikelijke boeken, televisie en video’s. Normaal.’
‘Maar?’
‘Dit heeft de media nooit gehaald,’ zei Ferris, ‘maar in een van de laden van het dressoir vonden we zeven haarlokken, elk vastgebonden met een roze lint.’ Annie voelde dat haar borst zich samentrok. Ferris moest hebben gemerkt dat er iets in haar was veranderd, want hij ging snel verder: ‘Nee, daar is inderdaad niets normaals aan.’
‘Hebben jullie… Ik bedoel…’
‘Iedereen wist dat er in het noorden een seriemoordenaar actief was en de algemeen heersende gedachte was dat we hem nu hadden gevonden, of op z’n minst hadden ontdekt wie hij was. Eastcote zelf hebben we nooit teruggevonden. Voor zover wij wisten had hij zes slachtoffers gemaakt, maar er werden nog meer meisjes vermist, er waren nog meer onverklaarbare verdwijningen en er was één meisje dat het had overleefd.’
Annie trok vragend een wenkbrauw op.
‘Kirsten Farrow. Iemand stoorde hem, waardoor hij zijn werk niet kon afmaken,’ vervolgde Ferris. ‘Ze was er heel lang heel erg slecht aan toe, maar ze heeft het overleefd.’
‘Hebt u met haar gesproken?’
‘Ja. Ze logeerde in die tijd bij een vriendin van haar in Leeds. Sarah Bingham. Kirsten was erg vaag, maar dat was ook wel te verwachten bij iemand die het zo zwaar te verduren had gehad als zij. Arme meid. Ze kon zich vrijwel niets meer herinneren van wat haar was overkomen. We hebben ook overleg gehad met de politiemensen die aan de zaak hadden meegewerkt, hoofdinspecteur Elswick en zijn brigadier, Dicky Heywood. De bestelroutes van Greg Eastcote vielen samen met de verdwijning van en moord op alle zes de meisjes, en met de aanval op Kirsten. Kirstens haar bleek overeen te komen met een van de haarlokken, dus we wisten dat hij een pluk van haar had genomen, ook al had ze het overleefd, en een andere lok bleek afkomstig te zijn van zijn laatste dodelijke slachtoffer. De anderen waren… Nou ja, ze waren al een hele tijd daarvoor begraven, maar we deden ons best. U weet hoe dat soms gaat met haar: sterk en duurzaam, maar het is bijna onmogelijk om aan te tonen van wie het afkomstig is, waardoor dergelijk bewijs zelden standhoudt in een rechtszaak, en bovendien stond dna -onderzoek nog in de kinderschoenen. Echt nog helemaal aan het begin. Niemand van ons had er al veel over gehoord en ik betwijfel of je toen dna uit een haarzakje kon afnemen, als dat er toen al was geweest. Het haar was echter met een scherpe schaar afgeknipt, dus dat was ook niet erg waarschijnlijk. Tot een rechtszaak is het niet gekomen.’
‘Waarom niet?’
‘Zoals ik al zei, hebben we Eastcote nooit teruggevonden. Een vrouw uit de buurt zei dat ze dacht dat ze twee mensen had zien worstelen op het pad langs het klif voorbij de abdij op de weg naar Robin Hood’s Bay, maar ze stond er vrij ver vandaan en meer kon ze ons niet vertellen. We hebben het gebied uitgekamd en ontdekten dat een van de palen van het hek uit de grond was getrokken. Het had er veel van weg dat er iemand naar beneden was gevallen. Ook zaten er bloed en draadjes op het prikkeldraad, maar we konden op geen enkele manier achterhalen van wie die afkomstig waren. We wisten uit zijn medische gegevens natuurlijk wel welke bloedgroep Eastcote had en die kwam er wel mee overeen, maar dat gold voor vierenveertig procent van de Engelse bevolking.’
‘Vonden er daarna nog moorden plaats?’
‘Daarna niet meer. Niet hier in de omgeving.’
‘Geloofden jullie dat hij van het klif is gevallen?’
‘We wisten het niet zeker, maar het leek logisch om aan te nemen dat zijn lichaam met het getij naar zee was gespoeld.’
‘Wat deden jullie toen?’
‘Wat konden we doen? We trokken een paar kleine aanwijzingen na en deden navraag bij een paar lokale bed & breakfasts. Eén vrouw herinnerde zich dat Keith McLaren in haar pension had gelogeerd en dat hij daar een gesprek had aangeknoopt met een jonge vrouw. Da’s vrij normaal, lijkt me, als je jong bent.’
‘Hebt u hem ernaar gevraagd?’
‘Ja, toen hij bijkwam uit zijn coma. Hij herinnerde zich inderdaad iets over een meisje. Blijkbaar waren ze een keer samen iets gaan drinken, maar dat was het enige.’
‘Haar naam?’
‘Wist hij niet meer. Wie weet, misschien herinnert hij zich inmiddels iets meer. Het is achttien jaar geleden.’
‘Is er nog een vervolg op het onderzoek geweest?’
Ferris schudde zijn hoofd. ‘De jaren verstreken en er kwam niets nieuws boven water. Tja, zo gaat dat nou eenmaal.’ Hij lachte. ‘Het is heel anders dan in boeken of op televisie, waar de politie nooit opgeeft en de man die het heeft gedaan uiteindelijk altijd bij de kladden grijpt.’
‘Of de vrouw.’
‘Aye. Kijk, u moet niet vergeten dat er officieel geen moord was gepleegd. Jack Grimley was bij een val om het leven gekomen en Greg Eastcote was gewoon verdwenen. De enige echte criminele daad was die tegen Keith McLaren, maar die kon zich geen moer meer herinneren en ging toen als de donder terug naar Australië. Excuses voor mijn taalgebruik.’ Ferris zweeg even. ‘Bovendien overheerste de gedachte dat als Greg Eastcote inderdaad een seriemoordenaar was – waar het veel van weg had – iemand ons juist een verrekt grote dienst had bewezen.’
‘Ik vermoed dat de familie van Jack Grimley of Keith McLaren daar anders over dacht.’
‘Aye, nou ja, ik heb ook niet gezegd dat het me lekker zat, maar zo gaan die dingen nu eenmaal.’
‘Dus u deed niets?’
‘Ik was aan handen en voeten gebonden.’
‘Dat is dus de situatie tot op heden?’
Ferris slaakte een zucht. ‘Inderdaad,’ zei hij.
Annie fronste haar wenkbrauwen. Het rumoer van lachende en pratende mensen golfde om hen heen. Achter de bar viel een glas kapot. ‘Toch begrijp ik het nog steeds niet,’ zei ze. ‘Het is een fascinerend verhaal, maar u beseft toch ook wel dat er naast uw eigen obsessie niets is wat een direct verband legt tussen die gebeurtenissen en de recente ontwikkelingen rond Lucy Payne? Het is achttien jaar geleden. Het idee alleen al is bespottelijk.’
‘Ja, natuurlijk. Dat besef ik ook wel. Maar als Eastcote inderdaad de seriemoordenaar was en een vrouw hem over dat klif heeft geduwd…’
‘En Kirsten Farrow het slachtoffer was dat het had overleefd…’
‘De onbekende vrouw die met zowel Grimley als McLaren was gezien. Precies.’
‘Hoe had ze dat dan moeten doen?’ vroeg Annie. ‘U zei net zelf dat ze niet kan hebben geweten wie de aanvaller was en dat ze ten tijde van die gebeurtenissen bij haar vriendin in Leeds was.’
Ferris haalde zijn schouders op. ‘Dat is wat ze ons zelf heeft verteld. Haar vriendin heeft het trouwens bevestigd. Een alibi is echter zo vervalst. Stel nu eens dat ze erachter was gekomen?’
‘Hebt u hier met iemand anders over gesproken?’
Ferris keek haar beledigd aan. ‘Wat denkt u wel van me?’
Annie wreef over haar voorhoofd. ‘Sorry,’ zei ze. ‘De media hijgen voortdurend in onze nek sinds ze hebben ontdekt dat de vermoorde vrouw op de rand van het klif Lucy Payne was.’
Ferris grinnikte. ‘Dat zal best. Hoe dan ook, van mij krijgen ze niets te horen.’
Annie haalde haar opschrijfboekje tevoorschijn. ‘Goed, ik zal hier en daar mijn licht eens opsteken,’ zei ze. ‘Geeft u me om te beginnen maar eens wat namen en adressen, voor zover die bij u bekend zijn. De Australiër en de vriendin van Kirsten. We zitten ontzettend krap wat mankracht betreft, maar misschien is het de moeite waard eens wat rond te neuzen.’ Ze hield abrupt haar mond, want er was een gedachte bij haar opgekomen die waarschijnlijk net zo waanzinnig was als ze klonk.
‘Wat is er?’ vroeg Ferris.
‘Die haarlokken waarover u me vertelde.’
‘Wat is daarmee?’
‘Zijn die bewaard?’
‘Ze zullen wel ergens bij de rest van het bewijsmateriaal liggen,’ zei Ferris.
‘Denkt u dat u ze voor me kunt opsporen?’
Ferris’ gezicht begon te stralen, alsof hij zojuist een nieuw doel in het leven had gekregen. ‘Is de paus katholiek?’ zei hij opgetogen. ‘Ik zie niet in waarom niet. Ik ben tenslotte onderzoeker.’
In The Queen’s Arms had de pubbaas twee lange tafels tegen elkaar geschoven en het bier vloeide rijkelijk; zelfs hoofdinspecteur Gervaise nam met een brede glimlach op haar gezicht deel aan het feestgedruis. Alleen Banks stond een beetje afzijdig tegen een raamkozijn geleund en dronk peinzend van zijn pint. Af en toe tuurde hij door de kleine raampjes naar de voorbijgangers in de steeds langer wordende schaduwen van Market Street met het gevoel dat er iets niet helemaal klopte en dat de feeststemming misschien iets te voorbarig was. De dna -vondst vormde echter oersterk bewijsmateriaal, een arrestatie was een arrestatie, en dat moest worden gevierd. De jukebox speelde iets van The Arctic Monkeys en iedereen was blij en tevreden.
‘Is er iets, inspecteur?’ vroeg Winsome, die plotseling naast hem opdook met een paars drankje in haar hand waarin een cocktailkers ronddreef. Banks wilde niet weten wat het voor goedje was. Ze stond een beetje onvast op haar benen, maar haar stem en ogen waren helder.
‘Nee, hoor,’ zei Banks. ‘Vermaak je je een beetje?’
‘Ach, gaat wel.’
‘Is er wat aan de hand?’
‘Nee,’ zei Winsome. ‘U leek in gedachten mijlenver weg. Ik vroeg me gewoon af…’
‘Wat?’
‘Laat maar.’
‘Vooruit, vertel op.’
‘Het gaat me helemaal niets aan.’
‘Wat bedoel je?’
Iemand stootte Winsome per ongeluk aan, maar ze slaagde erin haar drankje vast te houden zonder iets te morsen. De man verontschuldigde zich en liep verder. Hatchley probeerde boven de muziek uit een mop te vertellen en iedereen aan de tafel zat te wachten op de clou. Banks had hem al eens eerder gehoord. ‘Het is hier vanavond druk, hè?’ zei Winsome.
‘Je kunt niet iets ter sprake brengen en vervolgens halverwege afhaken,’ zei Banks. ‘Wat is er?’
‘Inspecteur Cabbot.’
‘Annie?’
‘Ik zei net al dat het me helemaal niets aangaat. Het is niet mijn bedoeling mijn mond voorbij te praten, maar ik weet dat u bevriend met haar bent.’
‘Dat dacht ik tot voor kort ook,’ zei Banks. Achter het raam liepen twee in slordig zittende schooluniformen gehulde schoolmeisjes voorbij, zo te zien op weg naar huis na een late repetitie met de schoolband, want de een had een viool bij zich en de ander een fluit.
Hatchley was aan de clou toe en de hele tafel brulde van het lachen.
‘Sorry?’
‘Vergeet maar dat ik dat heb gezegd. Wat is er met inspecteur Cabbot?’
‘Ik heb gisteravond met haar gegeten. Volgens mij zit ze ergens mee in haar maag.’
‘Met wat dan?’
‘Dat weet ik niet.’ Winsome ging zachtjes verder: ‘Ik denk dat het een vriendje is. Misschien stalkt of bedreigt hij haar wel.’
Annie had het inderdaad over jonge knullen gehad, maar waarom had ze hem dan niet verteld dat ze problemen had? Daar had ze blijkbaar niet de kans voor gekregen. ‘Ik zal wel met haar gaan praten,’ zei hij, hoewel hij zich afvroeg hoe hij dat na hun laatste ontmoeting en in de ijzige sfeer die nu tussen hen heerste moest aanpakken.
‘U vertelt haar toch niet dat ik iets heb gezegd, hè?’
‘Maak je geen zorgen,’ zei Banks. Hij zag dat de dagcoördinator van het bureau de pub in kwam, zoekend om zich heen keek en toen regelrecht op hem af liep. Hij kreunde. ‘Shit, Ernie, wat wil je van me?’ zei hij.
‘Het is altijd fijn om zo hartelijk te worden verwelkomd, inspecteur,’ zei Ernie.
‘Dat zal dan ook best vaak gebeuren, aangezien je altijd goed nieuws komt brengen.’
‘U zult het niet leuk vinden.’
‘Dat doe ik nooit, maar dat heeft je er nog nooit van weerhouden te vertellen waar het om gaat.’
‘Er heeft zich zojuist iemand op het bureau gemeld. Een buurman van Joseph Randall, de man die u hebt gearresteerd.’
‘Ja, en?’
‘Hij beweert dat Randall het niet kan hebben gedaan. Hij wil de man spreken die de leiding over het onderzoek heeft.’
‘De mán?’ Banks wierp een blik op hoofdinspecteur Gervaise, die blijkbaar in een onderonsje was verwikkeld met agent Wilson, en hij vroeg zich af of hij het feminisme voor deze ene keer eens in zijn voordeel kon laten werken, maar kwam al snel tot de conclusie dat dat niet het geval zou zijn. Waarom zou hij het voor hen verpesten? Als het belangrijk was, kregen ze het snel genoeg te horen. ‘Vooruit dan maar,’ zei hij en hij zette zich in beweging. ‘Na jou.’
Tijdens de rit over de A171 langs de grens van de North York Moors, waar het op dat tijdstip van de dag, direct na het vallen van de avond, heel rustig was, dacht Annie na over haar gesprek met Les Ferris. Ze zocht een radiostation op met levendige popmuziek om zichzelf wakker te houden, maar het geklets tussen de nummers door irriteerde haar zo dat ze de radio weer uitzette. Op het eerste gezicht had Ferris’ verhaal absurd geklonken: één moord, één geval van zware mishandeling en één onopgeloste verdwijning die achttien jaar geleden hadden plaatsgevonden, en een onbekende vrouw die in de nabijheid van twee van de drie plaatsen delict was gezien. Zoals hij zelf al zei, was er slechts één officiële criminele daad: de mishandeling van Keith McLaren.
Wat kon dit alles in vredesnaam te maken hebben met de gebeurtenissen van de vorige zondag? Het gekke was dat Annie juist aardig wat overeenkomsten kon ontdekken. Ten eerste de locatie. Er waren in de afgelopen achttien jaar geen andere moorden gepleegd in het klifgebied, dus waarom dan nu wel? Ten tweede de mogelijkheid dat het om een vrouwelijke moordenaar ging. Vrouwelijke moordenaars komen veel minder vaak voor dan mannelijke. Ten derde waren twee van de slachtoffers een seriemoordenaar, of werden ze door velen als zodanig beschouwd: Greg Eastcote en Lucy Payne. Ten vierde was de moordenaar van achttien jaar geleden nooit gepakt. En dát leidde weer tot de vijfde en laatste overeenkomst: als de moordenaar er achttien jaar geleden ook al was geweest, zou ze nu ongeveer veertig moeten zijn, en dat was nu precies het enige wat ze over de ongrijpbare Mary wisten. Volgens Mel Danvers was ze van die leeftijd. Het was niet veel, maar hoe langer Annie erover nadacht, des te meer ze ervan overtuigd raakte dat dit nader onderzoek verdiende.
Hoe zat het trouwens met Keith McLaren, de Australiër? Misschien had hij inmiddels zijn geheugen wel weer terug. Het was op dit moment echter puur een theorie, en dat zou het blijven totdat Les Ferris de haarmonsters had opgespoord; verder hing er heel veel van af of ze konden aantonen dat een van de haren op Lucy Paynes deken van Kirsten afkomstig was. Was het antwoord nee, dan was het een dood spoor; bij een ja konden ze ermee aan de slag.
Het was een prachtige, heldere avond, zag Annie toen ze over de weg naar Robin Hood’s Bay reed. Het avondrood gloeide nog na en in het westen stonden de heuvels scherp afgetekend tegen de donkere lagen rood en paars. In het oosten vertoonde de lucht boven de Noordzee de toverachtige, lichtgevende tint donkerblauw die je alleen op dat tijdstip van de avond tegenover een zonsondergang tegenkwam. In het noorden stond een zilverkleurige maan laag aan de hemel.
Al snel reed Annie weer tussen de verkeerslichten en straatlantaarns, en verdween het plezierige gevoel dat ze aan de plattelandsweg had beleefd. Ze vond op slechts enkele meters van haar tijdelijke onderkomen een parkeerplekje en ging naar binnen. Haar kamer was koel en donker, alsof hij veel langer had leeggestaan dan het geval was. Wat er misschien nog wel het fijnst aan was, dacht Annie bij zichzelf, was dat ze tussen de daken door nog net een stukje van de zee kon zien. Ze deed de lampen aan, hing haar jas op en liep naar het piepkleine keukentje. Ze had nog geen avondeten gehad en in tegenstelling tot de drie van Ferris slechts één pint gedronken, en nu had ze trek in een glas wijn en een bord met crackers en kaas.
Morgen had ze een drukke dag voor de boeg, bedacht ze; ze zette het bord en het glas naast zich neer op het bureau en deed haar laptop aan. Alle mensen uit de directe omgeving van de slachtoffers van de Paynes moesten worden ondervraagd, en nu had het verhaal van Les Ferris ook een nieuw aanknopingspunt opgeleverd.
Slechts één ding stond vast: aangezien ze nu al gebukt gingen onder een zware werklast, zouden ze echt overbelast raken als ze Ferris’ aanwijzingen ook nog eens moesten natrekken. Dat hield in dat Annie hoofdinspecteur Brough toestemming moest vragen om haar mensen te laten overwerken, zoals ze Ginger al had beloofd, en extra mensen in te zetten, en dat waren nu net twee dingen die geen enkele budgetbewuste leidinggevende graag toestond. Het zou niet gemakkelijk worden om Brough over te halen, maar dat was van later zorg. Bovendien had hij waarschijnlijk zijn handen wel vol aan de pers.
Een van Broughs pluspunten was dat hij nooit luisterde, zo had Annie in de korte tijd die ze nu bij de oostelijke divisie werkte geleerd. Hij was snel afgeleid en hield zich voornamelijk bezig met kwesties als de publieke opinie en zijn imago; hij was het type dat al halverwege het antwoord op de volgende vraag van de pers was voordat je was uitgesproken. Het gevolg daarvan was dat heel veel dingen die je hem toch echt had verteld hem ontgingen, en hij was snel geneigd om instemmend te knikken en akkoord te gaan, omdat hij zich dan zelf weer kon wijden aan zaken die hij interessanter vond.
De internetverbinding kwam traag tot stand. Het pension had geen breedband en Annie was afhankelijk van de telefoonverbinding en de ingebouwde modem van de computer. Voor e-mail was het echter voldoende en dat was het enige wat ze wilde. Die avond duurde het echter wel bijzonder lang om alles te downloaden. Ze vervloekte degene die haar blijkbaar een grote bijlage had gestuurd, vermoedelijk een of andere suffe grap of een vakantiekiekje. Toen zag ze Erics naam naast een paperclipje verschijnen en haar hart kromp in elkaar.
Hoe was hij aan haar e-mailadres gekomen? Er
begon haar iets te dagen: de BlackBerry. Eric had haar laten zien
hoe je foto’s kon versturen in een bijlage. Ze had hem er in de
nachtclub een gestuurd. Zo had hij natuurlijk haar
e-mailadres te pakken gekregen. Hoe kon ze nou zo onnadenkend zijn
geweest?
De overige e-mails waren allemaal spam: Viagra, borstvergrotingen, aanbiedingen van ‘echte’ Rolexen en verschillende reclameberichten.
Ze opende Erics berichtje. Het was in een cursief, blauw lettertype geschreven en was kort maar krachtig:
Lieve Annie,
Ik hoop dat je zaterdag net zo hebt genoten als ik. Je was geweldig!!! Ik kan bijna niet wachten om het nog een keer te doen (en nog veel meer ). In de tussentijd kijk ik heel erg uit naar onze lunch morgen, zodat ik je wat beter kan leren kennen. Ik weet niet eens waar je vandaan komt of wat je voor werk doet! Niet vergeten: morgenmiddag 12 uur in The Black Horse. Ik zal er zijn.
Liefs,
Eric
Annie opende het bijgevoegde jpeg -bestand en de moed zonk haar in de schoenen. Ze kon zich totaal niet meer herinneren dat ze daarvoor had geposeerd. Het was een wat onscherpe foto van Eric en haarzelf, ongetwijfeld met de timer gemaakt. Deze keer lag haar hoofd op zijn schouder en had hij zijn arm om haar heen geslagen. Haar haren zaten in de war en haar ogen stonden wazig. Dat zou allemaal heel onschuldig zijn geweest, zij het wel enigszins gênant, ware het niet dat het overduidelijk was dat Eric en zij poedelnaakt waren en ze tussen haar duim en wijsvinger een jointje vasthield. Bovendien lag ze nog breeduit te grijnzen ook.
‘Zo, Joseph,’ zei Banks, toen hij weer terug was in de verhoorruimte en de bandrecorder had aangezet. Op de achtergrond hing Sebastian Crawford nerveus op een stoel. ‘Blijkbaar was dat nog niet het hele verhaal.’
‘Ik weet niet waar u het over hebt,’ zei Randall.
‘Ik denk van wel,’ zei Banks. Hij boog zich naar voren. ‘Ik denk ook dat het in je eigen belang is om dat toe te geven.’
Randall likte langs zijn lippen en keek vragend naar Crawford. Die zei niets.
‘Ook goed,’ zei Banks. Hij leunde achterover in zijn stoel. ‘Dan zal ik het je even uitleggen. We hebben net een bezoekje gehad van een buurman van je, Roger Colegate, die ons heeft verteld dat hij je zaterdagnacht om halfeen de kat heeft zien buitenzetten. Hoewel we nog niet precies weten hoe laat Hayley Daniels is vermoord, weten we wél dat ze om tien voor halfeen de Maze in is gelopen en hoogstwaarschijnlijk rond vijf voor halfeen door de dader is aangevallen.’
‘Ha, ziet u nu wel?’ zei Randall met een triomfantelijke blik op Sebastian Crawford. ‘Dan kan ik het dus helemaal niet hebben gedaan.’
‘Het is vanaf jouw huis minstens een kwartier lopen naar het plein,’ ging Banks verder, ‘wanneer je tenminste in staat bent om in een rechte lijn te lopen.’
‘Wat wilt u daarmee zeggen?’ zei Randall.
‘Volgens je buurman was je ladderzat,’ zei Banks. ‘Eigenlijk ben je volgens meneer Colegate ’s avonds rond dat tijdstip vrijwel altijd ladderzat.’
‘Dat is een leugen,’ zei Randall. ‘Misschien had ik een of twee glaasjes op, maar dat is toch zeker niet bij de wet verboden?’
‘Absoluut niet,’ zei Banks. ‘Er bestaat geen wet die ladderzat worden verbiedt, vooropgesteld dat je geen problemen veroorzaakt, natuurlijk.’
‘Dus…’
‘Volgens meneer Colegate was je wat onvast ter been en brabbelde je iets onverstaanbaars toen hij je goedenavond wenste. Dat weet je niet eens meer, hè?’
‘Nee,’ zei Randall, ‘maar dat doet er toch ook niet toe? Híj herinnert het zich nog wel. Daar gaat het om. Zoals u net zelf al zei, bestaat er geen wet die het verbiedt om af en toe in je eigen huis een beetje dronken te worden. U kunt me niets maken. Ik kán die afschuwelijke daad niet hebben begaan. U zult me dus moeten laten gaan.’
Banks zweeg even. ‘Je hebt echter wel het lichaam gevonden.’
‘Dat wist u al. Ik was degene die het bij de politie heeft gemeld. Bovendien had ik een geldige reden om daar te zijn.’
‘Ja, we hebben contact gehad met de klant over wie je ons vertelde. Je had inderdaad een spoedopdracht voor een handtas. Dat doet nu echter niet ter zake.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Je bent elf minuten lang alleen geweest met het lichaam van Hayley Daniels.’
‘Nou en? Ze was al dood toen ik haar vond.’
‘Dat weet ik,’ zei Banks.
‘Luister, volgens mij moet u gewoon uw verontschuldigingen aanbieden, accepteren dat u fout zit, me laten gaan en er een streep onder zetten. Sebastian?’
Crawford schraapte zijn keel. ‘Eh… mijn cliënt heeft wel gelijk, inspecteur. U hebt tenslotte al toegegeven dat hij onmogelijk verantwoordelijk kan zijn voor de moord op Hayley Daniels, en dat is de reden dat u hem vasthoudt.’
‘Dat kunnen we anders zo aanpassen, hoor,’ zei Banks.
‘Hoezo?’ vroeg Randall.
‘We zitten nog altijd met een probleem,’ zei Banks tegen hem. ‘Onze forensisch experts hebben namelijk wel jóúw dna gevonden in de spermasporen op het slachtoffer. Onze coördinator plaats delict snapte eigenlijk niet waarom het sperma minder droog was dan het had moeten zijn als het daar een hele nacht had gezeten.’
Randall sloeg zijn armen over elkaar. ‘Ik heb u al gezegd dat ik u daar helaas niet mee kan helpen.’
‘O, maar volgens mij kun je dat juist wel,’ zei Banks. Hij boog zich weer naar voren en leunde met zijn handen op het bureau, zodat zijn gezicht slechts enkele tientallen centimeters van dat van Randall was verwijderd. ‘Zal ik je eens vertellen wat er volgens mij écht in die opslagruimte is gebeurd, Joseph?’
Randall liet zijn tong langs zijn lippen glijden. ‘Wat heeft het voor zin om daarop te antwoorden? U vertelt het me toch wel. Weer zo’n fantasie van u.’
‘Wellicht begon het inderdaad als een fantasie,’ zei Banks, ‘maar dan niet van mij. Volgens mij heb je ons de waarheid verteld, en meneer Colegate ook. Ik denk dat je Hayley Daniels op zaterdagavond na sluitingstijd van de winkels in The Duck and Drake hebt gezien en dat de aanblik je wel beviel. Misschien had je haar daar wel vaker gezien. Ze ging op zaterdagavond immers regelmatig in de stad stappen met haar vrienden van de hogeschool. Misschien maakte het je niet eens echt uit wie je zag, zolang ze maar jong en schaars gekleed was. Ik geloof dat je inderdaad naar huis bent gegaan, zoals je zei, en dat je daar televisie hebt gekeken of mogelijk een porno-dvd, en dat je jezelf klem hebt gezopen, waardoor je fantasieën werden aangewakkerd. Om halfeen, toen je de kat buitenzette en naar alle waarschijnlijkheid naar bed ging, kon je amper nog op je benen staan.’
‘Stel dat er ook maar iets waar is van wat u zegt,’ zei Randall, ‘dan is dat toch allemaal niet verboden?’
‘Ik zou graag willen geloven dat je naar de winkel bent teruggerend, Hayley Daniels de Maze in zag gaan en snel achter haar aan bent gegaan,’ ging Banks verder, ‘maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik dat niet echt realistisch vind. De timing klopt niet, en het zou wel heel toevallig zijn.’
‘Godzijdank! Mag ik dan nu gaan?’
‘Je hebt de volgende ochtend wel het lichaam gevonden,’ zei Banks.
‘En dat ook bij de politie gemeld.’
‘Er is in die elf minuten iets gebeurd, hè Joseph? Je werd door iets bevangen, een soort aandrang die je niet kon weerstaan.’
‘Ik weet echt niet waarover u het hebt.’
‘Dat weet je drommels goed.’
‘Inspecteur…’
‘Hou u alstublieft uw mond, meneer Crawford. De rechten van uw cliënt worden op geen enkele wijze geschonden.’ Banks keek weer naar Randall. ‘Dat is toch wat er is gebeurd, Joseph? Je ging zoals gewoonlijk je opslagruimte binnen om een paar geschikte lapjes uit te zoeken, deed het licht aan en zag haar daar op haar zij op een stapel restjes liggen alsof ze lag te slapen, net een klein kind dat in het bos is verdwaald en schuilt voor de storm. Ze zag er zo onschuldig en mooi uit zoals ze daar lag. Je kon het gewoon niet helpen. Ik durf te wedden dat je haar hebt aangeraakt, is het niet zo, Joseph? Dat je die kleine, stevige borsten hebt betast – die kleine, kóúde borsten. Vond je het opwindend dat zij daar dood lag en niet in staat was te antwoorden, iets te zeggen of te doen om je tegen te houden? Je kon de situatie volledig naar je hand zetten, waarschijnlijk voor het eerst in je leven. Er was niets wat zij ertegen kon doen. Dus raakte je haar huid aan en streelde je haar bovenbenen. Heb je haar ook gekust, Joseph? Heb je die dode lippen gekust? Ik denk van wel. Je kon de verleiding vast niet weerstaan. Je had haar immers helemaal in je macht.’
Randall liet zijn hoofd in zijn handen zakken. Crawford kwam naast hem staan. ‘Je hoeft niets te zeggen, Joseph,’ zei hij. ‘Dit is walgelijk.’
‘Dat is het zeker,’ zei Banks, ‘en hij heeft gelijk. Je hoeft inderdaad niets te zeggen. Ik weet het namelijk al, Joseph. Ik weet alles al. Ik weet hoe je je voelde toen je naast haar neerknielde en je gulp openritste. Je was hard, hè? Harder dan je ooit eerder was geweest. Met je ene hand voelde je tussen haar benen en met de andere raakte je jezelf aan, en toen gebeurde het gewoon. Misschien zelfs wel sneller dan je had verwacht. Toen moest je alles natuurlijk schoonmaken. Echt goed deed je dat niet. Daarom hebben we het ook gevonden. Je dacht dat je alles had weggehaald, maar je had haast en zag wat over het hoofd. Elf minuten, Joseph.’
Randall begon te snikken. Crawford sloeg onhandig een arm om zijn schouders. ‘Ik heb haar niet vermoord,’ riep Randall. ‘Ik heb haar geen pijn gedaan. Ik zou haar nooit pijn hebben gedaan.’ Hij keek met een betraand gezicht naar Banks. ‘U moet me geloven. Het spijt me. Het spijt me zo.’
Banks voelde zich misselijk. Hij schoof zijn stoel achteruit, stond op en deed de deur open. ‘Neem hem maar mee terug naar de cel,’ zei hij tegen de agent die op wacht stond. ‘Vraag de brigadier om de tenlastelegging te wijzigen in schennis van de eerbaarheid jegens een dood lichaam, of hoe ze het tegenwoordig ook noemen. Gaat u alstublieft met hem mee, meneer Crawford. Vlug een beetje. Ik wil hem niet meer zien. Nu!’
Crawford hielp Randall overeind en ze schuifelden naar buiten, regelrecht in de stevige greep van de wachtende agent. Toen hij alleen was achtergebleven in de kleine verhoorkamer waar het gebrom van de opnameapparatuur het enige geluid was wat de stilte verbrak, gooide Banks er een krachtterm uit en schopte hij zo hard tegen de enige stoel die niet aan de vloer was vastgeschroefd dat die door de lucht vloog en tegen de bandrecorder smakte. Toen was het stil.